NL8104051A - Verbeterde deegvorm-, verdeel en snijinrichting. - Google Patents

Description

-1-

Verbeterde deegvorm-, verdeel-'en snijinrichting.

De uitvinding heeft algemeen betrekking op het vormen, verdelen en snijden van deeg, en in het bijzonder op het verdelen en vormen van een ongelijkmatig gemodelleerde deeg-massa tot continue stroken van gelijkmatige doorsnede en het 5 vervolgens snijden van de stroken tot afzonderlijke deegelementen van een gelijkmatig en regelbaar gewicht met een minimum aan deegbeverking.

Om een indruk te geven van de achtergrond van de uitvinding wordt vermeld dat de onderhavige inrichting bedoeld 10 is om verenigbaar te zijn met de deegmodelleerinrichting die geopenbaard is in een tevens aanhangige Amerikaanse octrooiaanvrage voor een verbeterde sf eroidevormende deegmodêlleer-inriohting ten name van de onderhavige aanvrageralsmede andere deegmodelleertoestellen die op dit gebied welbekend zijn en 15 waarvan het in het ook ten name van de onderhavige aanvrager staande Amerikaanse octrooischrift 3.^33.182 voor een automatische toevoerafsnij- en modelstukken vormende machine geopenbaard* toestel een typerend voorbeeld is. Elk van deze toestellen vormt middelen voor het modelleren van rechthoekige deeghompen 20 tot gewenste modellen van een afgewerkt deegprodukt, in het bijzonder sferoiden en toroiden dat wil zeggen in hoofdzaak. bolvormige en in hoofdzaak ringvormige modellen.

Van primair belang bij het ontwerp van deegmodelleer-, verdeel- en snijtoestellen is het tot een minimum beperken van 25 het bewerken en slaan van het deeg. Zoals de tot dusver bekende toestellen aantonen wordt dit bewerken of slaan teweeggebracht door de druk- en schuifspanningen die aan het deeg verleend worden gedurende de modelleer-, verdeel- en snijprocessen. Deze 8104051 ·> * -2- krachten strekken tot het produceren van een overmatige ongelijkmatige plastische vervorming van het deeg boven hetgeen gewoenlijk nodig is om het deeg tot het gewenste model te vormen. Deze overmatige vervorming wekt wrijvingswarmte op, 5 die het vroegtijdig rijzen van het deeg veroorzaakt, hetgeen resulteert in een taaier afgewerkt produkt alsmede ongelijkmatigheid als gevolg van selectieve bewerking van verschillende gedeelten van het deegprodukt. Het is derhalve wenselijk om het bewerken of slaan van het deeg tot een minimum te beperken. 10 Bij de tot dusver op-dit gebied bekende toestellen worden ook deegmodelleer- en snijbeverkingen toegepast waarbij een ongelijkmatige deegmassa tussen paren drukrollen tot een gelijkmatige dikte samengedrukt en dan gesneden wordt tot in hoofdzaak rechthoekige hompen door een dwars bewegend afsnij-15 blad dat geen bewegingscomponent in de bewegingsrichting van het deeg heeft. Deze beweging van het snijblad leidt tot het tijdelijk ophopen van deeg achter het blad als het deeg verder toegevoerd wordt naar het blad. Zodoende ondergaat het deeg ongewenste samendrukkende vervorming door het blad. .

20 Deze toestellen hebben ook geen middelen voor het regelen van de invoer van het deeg die, tenzij deze geregeld wordt, overmatige vervorming in langsrichting van het deeg produceren kan.

Êen andere vroegere inrichting is geopenbaard in het 25 Amerikaanse octrooischrift 3.792.9^-0 voor een gemakkelijk gereinigde modelstukken vormende machine dat ook ten name van de onderhavige aanvrager staat. Dit octrooischrift verkondigt de toepassing van een cirkelrond mes op een vormrol met het oog op het verdelen van een brede deegstrookmassa in 30 smallere stroken voor het vervolgens snijden en modelleren. Deze inrichting vervult op geschikte wijze de verdeelfunctie met een minimum aan bewerking, maar is beperkt tot het verdelen van een gelijkmatige deeglading in twee of drie stroken daar volgende op het verdeelblad divergerende banen vereist zijn om 35 te voorkomen dat de verdeelde stroken zich weer aan elkaar 8104051 * -* -3- hechten. Meer dan drie divergerende banen zou tot onnodige bewerking van het deeg leiden daar de baan van elke strook sterker van de andere af buigen moet. Het zou derhalve wenselijk zijn om meer dan drie deegstroken te vormen, aangezien 5 dat een snellere produktiesnelheid van de deegelementen veroorloven zou.

Zodoende is het voornaamste oogmerk van de uitvinding om de deegbeverking in een deegvorm-, snij- en modelleer-inrichting tot een minimum te beperken.

10 Een ander oogmerk van de uitvinding is om een gelijk matig deegvolume te vormen onder het voorkomen van de opfcouv van deeg om samendrukking van het deeg tot een minimum te beperken.

Een verder oogmerk van de uitvinding is om een aantal 15 deegstroken van een gelijkmatige doorsnede te produceren met een deegverdeel- en modelleermiddel dat'de deegbeverking tot een minimum beperkt en dat uitzetbaar is om bijkomende stroken te produceren zonder een toename in deegbeverking.

Nog een ander oogmerk van de uitvinding is om deeg-20 stroken te snijden met een blad dat een bevegingscomponent in de bevegingsrichting van het deeg heeft om deegopbouv achter het blad te voorkomen en om de daardoor veroorzaakte vervorming te voorkomen.

Nog een verder oogmerk van de uitvinding is om deeg 25 toe te voeren aan een vorm-, verdeel- en snijinrichting zonder overmatige vervorming van het deeg in langsrichting.

Het is voorts een oogmerk van de uitvinding om een in hoofdzaak rechthoekige homp van het deegprodukt te produceren met een gelijkmatig en bepaald gevicht, volume en afmeting 30 die te gebruiken is door sferoidale of toroidale deegvorm-toestellen.

Nog een verder oogmerk van de uitvinding is om een deegvorm-, verdeel- en snijinrichting te verschaffen waarbij het volume en model van het resulterende rechthoekige deegprodukt 35 gemakkelijk instelbaar is.

Kort omschreven verschaft de onderhavige uitvinding in 8104051 -4- zijn brede opzet een inrichting die een continu aantal-, in hoofdzaak rechthoekige deegonderdelen van een gelijkmatig en regelbaar gewicht uit een continue en onregelmatige deeg-massa produceert. De uitvinding omvat afzonderlijke vorm-, 5 verdeel- en snijgedeelten. Het vormgedeelte omvat een aantal vertikaal hellende en horizontale rollen die de . onregelmatig gemodelleerde deegmassa vormen tot deze een uniforme breedte, hoogte en samenhang heeft. Na het door het vorm-gedeelte gaan, gaat het deeg naar het verdeelgedeelte , dat 10 een horizontaal aangebrachte, meerkanalige verdeeltrommel en een aantal drukrollen, die het deeg in een aantal stroken van gelijkmatige doorsnede verdelen, omvat. Samenwerkend met de vorm- en verdeelgedeelten is een tastmechanisme dat een constante en voorverkozen hoeveelheid deeg tussen de deegvorm-15 en deegverdeelgedeelten van de inrichting houdt om een gelijkmatige samendrukking van het deeg door het verdeelgedeelte te verzekeren. De taster verhoogt of verlaagt de draaisnelheid van de horizontale rollen in het vormgedeelte om de gewenste hoeveelheid deeg aan te houden.

20 Na het door de meerkanalige trommel gaan wordt het deeg gesneden door het snijgedeelte van de inrichting. Het snijgedeelte omvat een meerbladig stelsel dat het model heeft van en in te sluiten is met de kanalen van de meerkanalige trommel. De bladen worden met een constante snelheid op een 25 planetaire wijze aangedreven waarbij de enige beweging van de bladen ten opzichte van de deegstroken die door de meerkanalige trommel gaan naar binnen en naar buiten is. Zodoende worden de deegstroken verdeeld in een aantal in hoofdzaak rechthoekige deegelementen met een minimum aan bewerking of 30 slaan van het deeg. Het gewicht van de deegelementen wordt door de draaisnelheid van de meerkanalige trommel bepaald.

Volgens een ander aspect van de uitvinding kunnen de meerkanalige trommel en het snijstelsel met een verschillend aantal kanalen en bladen samengesteld worden al naar gelang 35 van de gewenste productiesnelheid van de deegelementen.

Volgens een verder aspect van de uitvinding wordt in het 8104051 -5- vormgedeelte van de inrichting gebruik gemaakt van ees paar * vertikaal aangebrachte rollen en een paar horizontaal aangebrachte rollen die een aantal omtreksgroeven hebben. De vertikale rollen vormen de ongelijkmatige continue deegmasga 5 tot deze een gelijkmatige breedte heeft. De meervoudig gegroefde horizontale rollen ontvangen het deeg van de vertikale rollen en stellen een gelijkmatige dikte voor het deeg in, waarbij de omtreksgroeven een kegeffect opwekken om een groter oppervlakcontact tussen de rol en het deeg in te 10 stellen dan met een gladde rol mogelijk zou zijn.

Yolgens nog een ander aspect van de uitvinding wordt bij de niéuwe inrichting volgens de uitvinding hoe dan ook geen gebruik gemaakt van de heen en veer beweging die de tot dusver op dit gebied bekende machines kenmerkt. Al de beweging 15 in de onderhavige inrichting is draaiend en gaat niet gepaard met enig metaal-op-metaal-contact. Zodoende is het vereiste onderhoud aan de machine zeer minimaal en kan het onderhoud zeer gemakkelijk uitgevoerd worden.

Andere oogmerken, aspecten en voordelen van de uit-20 vinding zullen uit de volgende beschrijving aan de hand van de tekeningen nader blijken.

Fig. 1 is een zijaanzicht van een deegvorm-, verdeel-en snijinrichting volgens de uitvinding; fig. 2 is een afbeelding van de inrichting van fig. 1 25 over het vlak II-II beschouwd; fig. 3 is een doorsnede over de inrichting van fig. 2 over het vlak III-III beschouwd; fig. h is een eindaanzicht van de inrichting van fig. 1 over het vlak IV-IV beschouwd; 30 fig. 5 is een detailafbeelding van de inrichting van fig. 1, waarin het vormen en verdelen van een deegmassa weergegeven is; fig. 6 is een andere detailafbeelding van de inrichting van fig. 1, waarin het snijden van verdeelddeeg in een aantal 35 deegelementen weergegeven is; fig.7 is een doorsnede over de inrichting van fig. b 8104051

Ψ. II

-6- over het vlak VIT-VII beschouwd; *· * fig. 8 is een afbeelding in perspectief van de deeg-elementen van fig. 7; fig. 9 is een doorsnede over de inrichting van fig. 8 5 over het vlak IX-IX beschouwd; fig. 10 is een zijaanzicht van de inrichting van fig. 9» in doorsnede over het vlak X-X beschouwd; fig. 11 is een op grotere schaal weergegeven en gedeeltelijk weggesneden bovenaanzicht van het drukrol-10 gedeelte van de inrichting van fig. 1; fig. 12 is een op grotere schaal weergegeven en gedeeltelijk weggesneden bovenaanzicht van het verdeelrol-gedeelte van de inrichting van fig. 1; fig. 13 is een doorsnede over een alternatieve uit-15 voering van een gedeelte van de inrichting van fig. 1 over het vlak IV-IV beschouwd; fig. 1¾ is een bovenaanzicht van een alternatieve uitvoering van een ander gedeelte van de inrichting van fig. 1; fig. 15 is een doorsnede over de inrichting van fig.

20 over het vlak XV-XV beschouwd; fig. 16 is een gedeeltelijk weggesneden afbeelding van een gedeelte van de inrichting van fig. 1 en 1U; en fig. 17 - 19 tonen bovenaanzichten van drie afwisselende uitvoeringen van de verdeel- en snijgedeelten van de onder-25 havige inrichting, welke uitvoeringen de produktie van recht hoekige of kubusvormige deegelementen met verschillende snelheden veroorloven.

Vervolgens wordt een gedetailleerde beschrijving van de nieuwe inrichting gegeven.

30 In fig. 1 - k wordt een inrichting volgens de uitvinding gezien voor het vormen, verdelen en snijden van een massa deeg tot een aantal kubusvormige of rechthoekige elementen van een bepaald gewicht, volume en afmeting. De inrichting omvat drie onderling afhankelijke gedeelten. Het eerste of 35 vormgedeelte 100 vormt een onregelmatige massa van een plas tisch vervormbare substantie, zoals deeg 50, tot een continue 8104051 "Τ'- plaat van gelijkmatige breedte en gelijkmatige hoogte% zoals algemeen met 51 en 52 in fig. 5 aangegeven is. Het tweede, of verdeelgedeelte 200 verdeelt de plaat 52 in een aantal stroken 53 van deeg met gelijkmatige doorsnedeafmeting. Het derde of 5 snijgedeelte 300 snijdt de deegstroken 53 in een aantal recht hoekige of kubusvormige elementen van gelijkmatig gewicht 5^» zoals ook in fig. 5 weergegeven is. Deze drie gedeelten 100, 200 en 300 van de inrichting vervullen hun respectieve vorm-, verdeel- en snij functies met een minimum aan bewerking of 10 slaan van het deeg.

De drie gedeelten zijn gemonteerd aan een gestel 10, dat verschillende samenhangende draagconstructies 2k omvat, die een stevig onderstel vormen, dat eerste en tweede gestel-zijwanden 21 en 22 en een vloer 23 draagt. Een aantal men-15 teringsmiddelen 30 zoals op dit gebied bekend zijn worden aangewend voor het monteren van de verschillende gedeelten van de inrichting aan het gestel 10.

De drie gedeelten van de machine zijn in detail als volgt: 20 1. Het vormgedeelte

Deeg 50 wordt toegevoerd aan het vormgedeelte door een transporteur 70. Dit deeg 50 wordt gevormd tot een.plaat 51 van gelijkmatige breedte door een paar vrij-draaiende vertikaal hellende rollen 111 en 112, die draaibaar gelegerd zijn aan het 25 gestel 10 met geschikte middelen 113 en 11U respectievelijk.

Na het door de vertikaal hellende rollen 111 en 112 gaan, gaat de plaat 51 van gelijkmatige breedte door een paar horizontale deeginvoerrollen 121 en 122, die de plaat 51 vormen tot deze een gelijkmatige dikte en samenhang heeft zoals bij 30 52 weergegeven is. De onderste en bovenste rollen 121 en 122 zijn aan assen 17^ en 123 verbonden. De assen 17^ en 123 zijn voorzien van ineengrijpende drijfwerkorganen 126. De onderste as 17^ is voorzien van een drijfwerk 172 dat aangedreven wordt door een motororgaan waardoor draaiing van de onderste as 17^ 35 tot draaiing van de bovenste as 123 leidt. Op deze wijze hebben de horizontale rollen 121 en 122 een gecoördineerde invoer- 8104051 * 'i -8- rolbeweging waardoor een deegmassa 50 met een minimum,aan bewerking getransporteerd en het deeg tot een plaat van uniforme breedte en hoogte 52 gevormd wordt. De horizontale rollen 121 en 122 zijn voorzien van groeven 1**9 die zich in 5 cmtrekszin daaromheen uitstrekken om de aangrijping door de rollen 121 en 122 van het deeg 50. te verbeteren.

De deegbewerking wordt tot een minimum beperkt bij de onderhavige uitvinding door het verminderen van de mate van samendrukking die door het deeg gedurende het vormproces 10 ondervonden wordt. In dit opzicht is een tastorgaan 130 aangebracht om een gelijkmatige hoeveelheid deeg tussen de horizontale róllen 121 en 122 en de verdeeltrommel 211 te houden. Door het aanhouden van deze gelijkmatige hoeveelheid deeg nabij de verdeeltrommel 211 wordt een gelijkmatige samen- 15 drukking van het deeg in de trommel verzekerd. Het tastorgaan 130 regelt de werksnelheid van de rollen 121 en 122 om de deegophoping tussen de horizontale rollen 121 en 122 en de verdeeltrommel te regelen.

Het tastorgaan 130 omvat een zwevende rol 1^0 die 20 draaibaar gemonteerd is aan een as 1U1 welke verbonden is aan armen Ik2 en 1-1*3 die zwenkbaar gemonteerd zijn aan het gestel van de inrichting. De as 1^1 heeft een in hoofdzaak vertikaal omhoog en omlaag gaande beweging ten opzichte van het gestel een . .

10, corresponderende met7radiaal naar buiten gerichte beweging 25 van de rol ll*0 ten opzichte van de verdeeltrommel 211 afgaande op deegophoping en -verspreiding. Een arm 131, die zwenkbaar verbonden is aan het gestel 10 door een zwenkorgaan 132 strekt zich over de rol 1^0 uit en stelt bij de draaiing een rolvolger 133 bij het zijdelingse middelpunt daarvan in.

30 Het vrije einde 135 van de hefboomarra 131 heeft een versterkte omhoog en omlaag gaande beweging ten opzichte van het gestel 10 afgaande op omhoog en omlaag gaande verplaatsing van de rolvolger 133 afgaande op ophoping en verspreiding van deeg voorbij de horizontale rollen 121 en 122. Om de werking van 35 het mechanisme te verhogen is de hefboomarm 131 voorzien van een tegenwicht 13^ aan het einde tegenovergesteld aan het vrije 8104051 » « -9- einde 135. Het tegenwicht 13¾ beperkt de omlaag gerichte krachten, die door de volger 133 op de tastrol ΐ4θ uitgeoefend worden, tot een minimum door een tegenmoment te produceren tegen het door de massa van de hefboomarm 131 en een arm 136, 5 waaraan deze verbonden is, opgewekte moment.

Het tastorgaan 130 verzekert een gelijkmatige ophoping van deeg nabij de verdeeltrommel 211 door de draaisnelheid van de horizontale rollen 121 en 122, die van een motororgaan ΐβθ overgebracht wordt, te regelen. De motor l60 drijft een as 162 10 aan, die een kettingwiel 171 draagt, dat via een ketting 172 gekoppeld is aan een kettingwiel 173, dat aan de bovenste horizontale rol 121 verbonden is. Het drijfwerkorgaan 126 brengt de draaibeweging van de onderste horizontale rol 121 op de bovenste rol 122 over.

15 Een potentiometer 166, die aan de vloer 23 van de inrichting gemonteerd is, heeft een as 161», die verbonden is aan de motor 160 door elektrische verbindingsorganen 163 zodanig dat draaiing van de as 16¾ van de potentiometer 166 een variatie produceert in de mate van elektrisch vermogen dat 20 aan de motor 160 toegevoerd wordt door de verbindingsorganen ΐβ3, hetgeen resulteert in een verandering in de motor-snelheid en zodoende van de snelheid van de rollen 121 en 122.

De potenticmeteras 16¾ is verbonden aan het tastorgaan 130 door een verbinding 146. De tasterverbinding 1¾6 omvat een arm 25 136 die zwenkbaar verbonden is aan het vrije einde 135 van de arm 131 door een verbindingszwenkorgaan 139, dat in een van een aantal gaten 139' te steken is om de snelheid van de invoerrollen 121 en 122 te regelen. Deze verbinding 1U6 heeft ook een lengteinstelorgaan 137 en een een geheel daarmee 30 vormende verbindingsarmheugel 138. De as 16¾ van de potentio meter 166 draagt een vast daaraan verbonden rondsel 165 dat in ingrijping is met de heugel 138. De verbindingsarmheugel 138 wordt in uitgericht verband gehouden met het rondsel 165 door verbindingsarmgeleidingen M en ¾2 die door het gestel-35 gedeelte ¾Q gedragen worden. De omhoog en omlaag gaande be weging van de arm 136 wordt zodoende door de heugel 138 en het 8104051 * * -10- rondsel 165 omgezet in een draaiing van de potentiometeras 16^ om de snelheid van de motor l6l te variëren.

De gewenste mate van deegophoping, wanneer de inrichting in werkevenwicht is, wordt bepaald door het verbindings-5 zwenkorgaan 139 en door het lengteinstelorgaan 137· De mate van deegophoping bepaalt de mate van samendrukking die op het deeg uitgeoefend wordt wanneer het zich in de verdeeltrommel 211 bevindt. Het verbindingszwenkpunt 139 en het lengteinstelorgaan 137 regelen de deegophoping door het regelen van 10 de effectieve lengte van de arm 136. die op zijn beurt het bewegingsbereik van de tastrol 11*0 bepaalt wanneer deze met het deeg in contact is.

De lengte van de arm 136 wordt stapsgewijze veranderd afhangende van in welk van de gaten 139’ het vrije einde 135 15 van de hefboomarm 131 gestoken is. Op overeenkomstige wijze wordt de lengte van de arm 136 oneindig gevarieerd door de mate waarin het instelorgaan 137 in de heugel 13& geschroefd is. Zodoende verschaffen het verbindingszwenkorgaan 139 en het lengteinstelorgaan 137 respectievelijk een grove en een fijne 20 instelling van de lengte van de arm 136 en zodoende van het bewegingsbereik van de tastrol 1U0 als deze deeg volgt.

Het toelaatbare bewegingsbereik van de tastrol 1U0 bepaalt de mate waarin de snelheid van de motor 160 verhoogd of verlaagd kan worden en bepaalt zodoende hoeveel deeg 25 opgehoopt wordt onder de tastrol 1^0 voordat deze samengedrukt wordt in de verdeeltrommel 211. Door het te allen tijde verzekeren van ongeveer dezelfde hoeveelheid deeg onder de tastrol 1U0 zal het deeg gelijkmatig samengedrukt worden in de verdeeltrommel 211.

30 De werking van het tastorgaan 130 is zodoende als volgt. Een omhoog gaande verplaatsing van de tastrol 1M) afgaande op ophoping van deeg voorbij de horizontale rollen 121 en 122 leidt tot omhoog gaande beweging van de rolvolger 133 die een versterkte en in hoofdzaak omhoog gaande beweging 35 van het vrije einde 135 van de hefboomarm 131 door draaiing daarvan om het hefboomarmzwenkorgaan 132 produceert. Deze 8104051 -11- omhoog gaande beweging van bet vrije einde 135 produceert een omhoog gaande beweging van de tasterverbindingsarni 136 en verbindingsaraheugel 138. De verbindingsarmheugel 138 oefent een wisselwerking uit op het potentiometerrondsel 165 5 om de omhoog gaande beweging van de tasterverbindingsarni 136 in een draaibeweging van de potentiometeras 1óh om te zetten om de potentiometer te laten zorgen voor het verminderen van het elektrische vermogen dat toegevoerd wordt aan de motor 161 door de elektrische verbindingsorganen 163. Deze ver-10 mindering in vermogenstoevoer resulteert in een vermindering in de draaisnelheid van de motoras 162, waardoor de draaisnelheid van de horizontale rollen 121 en 122 verminderen, onder het zodoende voorkomen dat de ophoping toeneemt.

De eliminering van de deegopbouw zal uiteindelijk 15 resulteren in een omlaag gaande beweging van de invoertastrol ihQ, Dit zal de voorgaande volgorde omkeren om een toename in de draaisnelheid van de rollen 121 en 122 te produceren om de mate waarin deeg aan de verdeeltrommel 211 toegevoerd wordt te verhogen.

20 Fig. 13 toont een alternatieve uitvoering van een gedeelte van het tastorgaan 130. De alternatieve uitvoering omvat fotoelektrische organen 180 die een lichtbundelbron 181 aan een zijde van het gestel gemonteerd hebben, waarbij een lichtbundeltaster 182 aan een tegenovergestelde zijde van 25 het gestel gemonteerd is. Licht wordt door de bron 181 uitgezonden en naar verkiezing ingesloten door omhoog gaande beweging van de tastrol lbo afgaande op de opbouw van deeg voorbij de horizontale rollen 121 en 122. De lichtbundeltaster 182 staat in verbinding met de motor 161 zodanig dat de draai-30 snelheid van de motor 161 afgaande op de deegophoping varieert.

2. Het verdeeldeAeelte

Het tweede of verdeelgedeelte 200 van de inrichting scheidt de deegplaat 52, die een gelijkmatige breedte en hoogte heeft, in een aantal stroken 53 van gelijkmatige door-35 snede. Bij het in het bijzonder beschouwen van fig. 3 en b wordt gezien dat het verdeelgedeelte een cilindrische verdeel- 8104051 ψ '* -12- trommel 211 omvat, die eerste en tweede deegholten 22Θ en 230 heeft, welke zich in omtrekszin daaromheen uitstrekken. De verdeeltrommel 211 wordt gedragen door een as 21k die draaibaar gelegerd is aan het gestel.

5 De deegholten 220 en 230 worden elk gevormd door in hoofdzaak U-vormige trommelkanalen 221 en 231 in samenwerking met deeghouderplaten 201 en 202, zoals in fig. *+ weergegeven is. Deze platen zijn verwijderbaar om reiniging van de machine te veroorloven en vormen een begrenzende zijdelingse af-10 sluiting voor de deegplaat 52 gedurende de verdeling daarvan.

De kanalen 221 en 231 hebben zodoende cilindrische bodems 222 en 232, axiaal naar binnen gerichte zijwanden 223 en 233 respectievelijk, en axiaal naar buiten gerichte zijwanden 22b en 23^, die zich in omtrekszin uitstrekkende kanalen 15 vormen, welke een gelijkmatige en in hoofdzaak vierkante doorsnede hebben.

Samenwerkend met de verdeeltrommel 211 zijn een aantal horizontale drukrollen 151, 152 en 153. Deze rollen 151, 152 en 153 strekken zich zijdelings over het buitenoppervlak van 20 de verdeeltrommel 211 uit. Elk van de drukrollen 151, 152 en 153 zijn respectievelijk draaibaar gelegerd aan assen 15^, 155 en 156. De buitenste rollen 151 en 153 worden aangedreven door drijfwerkorganen 158 die in aangrijping zijn met een drijfwerk 2k1 op de trommelas 21U, terwijl de middelste rol 25 152 aangedreven wordt met een korte ketting 159 die in aan grijping is met een paar kettingwielen welke van de assen 155 en 156 uitgaan. Zoals in fig. 11 weergegeven is, omvatten de cilindrische deegaangrijpingsoppervlakken van elk van de drukrollen 151» 152 en 153 axiaal uitgerichte en zich 30 zijdelings uitstrekkende groeven 159 om aanpassing van het deeg aan het model van de deegholten 212 en 213 in de ver-deeltrommel 211 te bevorderen door het tot een minimum beperken van de oppervlakweerstand ten aanzien van het axiaal en zijdelings vloeien van het deeg.

35 De axiaal naar binnen gerichte zijwanden 223 en 233 vormen een cirkelvormige snijrand 2^0, die de deegplaat 52 in 8104051 -13- twee stroken 53 verdeelt. Voorts werken de drukrollen 1§1, 152 en 153 met het trommelkanaal 221 en 231 samen om het deeg te vormen tot stroken 53 die een gelijkmatige doorsnede in hoofdzaak van het model van de deegholten 220 en 230 hebben.

5 Een tweede motororgaan 250 draait de verdeeltrommel 211 en de drukrollen 151, 152 en-153 met een bepaalde snelheid onafhankelijk van de draaisnelheid van het vormgedeelte 100.

Het tweede motororgaan omvat een motor 251 die een as 252 heeft welke een V-band 269 aandrijft die aan een aandrijfschijf 262 10 verbonden is, waarvan de snelheid met de hand ingesteld kan worden. De schijf drijft een snelheidverminderingsorgaan 261 aan, dat door een as 263 en kettingwiel 26h aan de aandri jf-ketting 267 verbonden is. De ketting 261 is verbonden aan een groot kettingwiel 265 dat eenkleiner kettingwiel 270 draagt, 15 dat door een andere aandrijfketting 272 verbonden is aan het drijfwerk 271 voor de verdeeltrommel 211. De kettingaandrijving 159 is ook gekoppeld aan deze, inrichting, waarbij de motor 260 de verdeeltrommel 211 en de drukrollen 151, 152 en 153 °P een gecoördineerde wijze met een constante snelheid draait ongeacht 20 de belastingweerstand om de verdeling van de plaat in een aantal stroken 53 te bewerkstelligen.

Het gewicht van de volgens de uitvinding geproduceerde deegelementen wordt door de draaisnelheid van de verdeeltrommel 211 bepaald. Om het gewicht van elk van de volgens de 25 uitvinding geproduceerde elementen te veranderen is het alleen nodig om de snelheid van de trommel 211 te veranderen. Dit wordt tot stand gebracht door het gebruik van een op een variabele snelheid berekende motor als het tweede motororgaan 250, of door het gebruik van de op een variabele steek berekende 30 schijven 261 en 262.

Bij een reeks alternatieve uitvoeringen, die in fig. 1¾ t/m 19 weergegeven zijn, is de verdeeltrommel 211 zijdelings uitgebreid door het gebruik van trommelkanaalsegmenten 280 om een verhoogd aantal stroken 53 te vormen. De trommelkanaalsegmenten 35 280 zijn elk voorzien van een boring 282 waardoor de segmenten 28G op de trommelas 21b ingesteld kunnen worden. De trommel- 8104051 f v -11»- iS.

kanaaleindsegmenten 285 en 286 worden gebruikt met de troramel-kanaalsegmenten 280 om axiale wanden voor de trommel 211 met de segmenten te vormen.

3. Het snijgedeelte 5 Het derde of snij gedeelte 300 snijdt de deegstroken 53, die door het verdeelgedeelte 200 geproduceerd worden, in rechthoekige of kubusvormige deeghompen 5*» met een aantal snijbladen 350 die op een planetaire wijze met constante snelheid aangedreven worden. "De bladen 350 worden in een richting in hoofd-10 zaak loodrecht op de bewegingsrichting van de deegstroken 53 bewogen om zodoende de langsbeweging van het blad ten opzichte van de stroken als deze daarmee gesneden worden tot een minimum te beperken. Zodoende wordt de deegbewerking tot een minimum beperkt gedurende de snijverrichting.

15 Bij de voorkeursuitvoering worden twee snijbladen 350 aangewend, die elk aan een bladstaaf 3*»0 gemonteerd zijn.

De snijbladstaven 3*»0 zijn elk draaibaar gemonteerd door planetaire armen 320 en 321 welke verbonden zijn aan een as 311 die draaibaar gelegerd is aan het gestel. Elk blad 350 20 heeft een in hoofdzaak U-vormige snijrand 351 afgekant tot een scherp mesvormig snijbladoppervlak. De snijrand 351 vertoont een specifieke vormgeving om samen te gaan met het doorsnede-model van de kanalen 216 en 217 zodat de snijbladen 350 naar verkiezing deegholten 212 en 213 insluiten kunnen om een deeg-25 strook 53 binnen de holten in een aantal hompen 5**· te snijden.

De bladen 350 zijn aan de armen 3*»0 gemonteerd met monteer-schroeven 35*» en schroefgaten 355 die de monteerschroeven 35*» opnemen. Een paar stelschroeven zijn ook in de bladstaaf 3*»Q aangebracht om de uitstekende lengte van het blad 350 in te 30 stellen om de opsluitspeling tussen elk blad 350 en de bijbehorende respectieve holte 212 of 213 te bepalen.

Planetaire aandrijforganen 330 houden de snijbladstaven 3*»0 en de snijbladen 350 in een constante hoekstand ten opzichte van het gestel 10. Zoals in fig. 9 en 10 weergegeven is, 35 worden de planetaire armen 320 en 321 gedragen door assen 3*»1 en 3*»2 die draaibaar gelegerd zijn op staaf a s legers 3*»*». De 8104051 -15- draaiing van de as 311 fcen opzichte van het gestel 10 l^idt tot een cirkelbeweging van de planetaire armen 320 en 321 om de rotatiehartlijn van de as 311.

Het planetaire mechanisme omvat voorts een kast 5 331 voor dit planetaire mechanisme, dat een planetaire tandwiel- aandrijving omsluit. De tandwielaandrijving omvat een tandwiel 3U6 aan het einde van elke as 3^-1 dat in ingrijping is met een vrijdraaiend tandwiel 332 dat aan de arm 320 verbonden is.

De vrijdraaiende tandwielen 332 zijn in ingrijping met een 10 tandwiel 318 dat aan een draagbuis 316 verbonden is, die met een perspassing aangebracht is op een draaileger 315 dat draaibaar gemonteerd is om de as 3Π. Het tandwiel 318, dat zoals in fig. 9 weergegeven is een geheel vormt met de buis 316, kan uit een afzonderlijk deel bestaan dat met een perspassing 15 en een pen aan de buis 316 bevestigd is om deze als een een geheel daarmee vormend stelsel te laten werken.

De as 311 drijft de armen 320 en 321 door middel van spieën 31^ aan. De buis 316 is aan de inrichting gemonteerd door een klemcilinder 317 (fig. 2) die aan de zijwand 21 20 bevestigd is. Het tandwiel 318 wordt dan stationair gehouden als de planeetwielen daaromheen gedraaid worden afgaande op de draaiing van de as 311· De delen 315, 316 en 318 worden zodoende aan de zijwand 21 van het gestel vastgehouden om de planeetbeweging van de bladen te produceren als de as 311 draait. De 25 tandwielen 318, 332 en het tandwiel 3^6 hebben een 1:1-ratio om de snijbladstaven 3^0 in een constante hoekstand ten opzichte van het gestel 10 te houden gedurende de baanbeweging om de as 311. Zodoende worden door de snijbladen de deegstroken 350 met een beweging loodrecht op de bewegingsrichting van de stroken 30 gesneden om de deegbewerking tot een minimum te beperken.

Het snijgedeelte 300 omvat een derde orgaan 360 dat een motor 361 en in êën lijn daarmee aangebrachte reductieorganen voor het draaien van een as 362 en een vast daaraan verbonden kettingwiel 371 heeft. Een ketting 372 verbindt het kettingwiel 35 371 aan een ander kettingwiel 373 dat aan de planeetas 311 ver bonden is. De bladen 350 worden met een constante snelheid ge- 8104051 * Λ * ♦ -16- draaid die verkozen wordt door de instelling van de motor 361 om het gewenste aantal deegstukken per uur te produceren*. Zoals eerder besproken is, wordt het gewicht van elk stuk bepaald door de draaisnelheid van de verdeeltrommel, die de lengte-5 afmeting van elk van de resulterende deegelementen bewerkstelligt.

Bij de voorkeursuitvoering van het snijgedeelte 300 zijn twee snijbladen 350 aangebracht, een voor elke snijbladstaaf 3^0, waarbij de bladen 350 afwisselend de eerste en tweede holten 10 · 212 en 213 insluiten. Bij een alternatieve uitvoering van het snijgedeelte, dat in fig, 1^ en 15 weergegeven is, dragen vier snijbladstaven 3^0 elk twee snijbladen 350 zodanig dat draaiing van de eerste en tweede planeetarmen 320 en 321 tot het door de bladen 350 afwisselend insluiten van de eerste en derde holten 15 van de verdeeltrommel 211 en de tweede en vierde holten leidt.

Op deze wijze worden twee paar deegelementen geproduceerd bij elke draaiing van de armen 320 en 321.

Alternatieve uitvoeringen van het snijgedeelte 300 zijn voorts in fig. 17-19 weergegeven in samenhang met de 20 afwisselende uitvoeringen van het verdeelgedeelte 200. Deze uitvoeringen tonen verschillende andere inrichtingen van de snijbladstaaf 3^0, het snijblad 350 en de trommelsegmenten 280 om verschillende produktiesnelheden van de rechthoekige of kubusvormige deegelementen 5^ te verkrijgen. Bij beschouwing van 25 fig. 17 wordt gezien dat drie van de trommelsegmenten aangebracht zijn, in samenhang met twee bladstaven 3^0, op elk waarvan een blad 350 gemonteerd is. Bij deze uitvoering snijden de twee snijbladen 350 afwisselend de deegstroken die door de twee holten gaan welke door de drie trommelsegmenten gevormd 30 worden. Deze uitvoering is in staat tot produktiesnelheden in de orde van 150 tot 200 dozijn per uur. Bij- beschouwing van fig. 18 wordt gezien dat drie trommelsegmenten 280 en twee bladstaven 3^0 aangebracht zijn, met twee zijbladen 350 op elk van de staven 3^0 om verhoogde snelheden in de orde van 300 dozijn 35 per uur te bereiken. Bij beschouwing van fig. 19 wordt gezien dat vijf trommelsegmenten 280 aangebracht zijn in samenhang met 8104051 -17- twee bladstaven 3kQ, waarbij elke blaöstaaf 3k0 twee znijbladen 350 heeft om zelfs grotere snelheden in de orde van ÓOQ dozijn per uur te bereiken.

Bij het weer beschouwen van fig. 1 wordt gezien dat 5 deegverwijderingsorganen 380 aangebracht zijn in het snijgedeelte 300 en deze een deegverwijderingsrol 381 omvatten, die axiaal uitgerichte groeven 382 heeft. De deegverwijdringsrol 381 is, zoals in fig. 6 weergegeven is, vast verbonden aan een as 383 die draaibaar aangebracht is aan het gestel door legers 38k en 10 385. Een kettingwiel 387, dat aan de as 383 verbonden is, draagt een ketting 388, die in ingrijping is met een kettingwiel 386, dat aan de planeettandwielas 311 verbonden is, om zodoende voor draaiing van de deegverwijderingsrol 381 te zorgen als de planeetarmen 320 en 321 draaien.

15 De deegverwijderingsrol 381 is nabij de zich het meest vertikaal omlaag bevindende draaistand van elk snijblad 350 ingesteld zodat de rol 381 al de deegelementen 5k die zich aan het onderoppervlak van de bladen 350 hecht'verwijdert zoals in fig. 6 weergegeven is. De deegelementen 5k vallen zodoende 20 van de bladen 350 in een bepaald gebied en met een geregelde snelheid zodat zij naar een glijgoot 389 geleid worden voor toelevering aan een transport/onderzoekinrichting 390, zoals op dit gebied bekend is.

De transport/onderzoekinrichting 390 wordt aangedreven 25 met een snelheid evenredig aan de snelheid waarmee de deeg elementen 5k geproduceerd worden. Zoals in fig. 1 weergegeven is, omvat de lift 390 een as 391 die een kettingwiel 392 heeft dat een ketting 39k draagt, die in ingrijping is met een kettingwiel 393 op de planeetaandrijfas 311. Zodoende werkt de onder-30 zoekinrichting 390 met een snelheid evenredig aan de snelheid van het snijden van de deegstroken 53 in de deegelementen 5k.

Zoals in het voorgaande beschreven is zijn de vorm-,verdeel- en snijgedeelten 100, 200 en 300 gecombineerd om een continu proces voor het vormen, verdelen en modelleren van een onregelmatige 35 deegmassa 50 tot een aantal in hoofdzaak rechthoekige deeghompen 5k van een gelijkmatig en bepaald gewicht, volume en model te 8104051 V.

V V

-18- vormen met een minimum aan deegbewerking.

Opgemerkt wordt dat zodoende in het voorgaande'een uitvoeringsvocrbeeld van een verbeterde deegvorm-, verdeel- en snijinrichting volgens de uitvinding alsmede verscheidene be-5 oogde alternatieve uitvoeringen beschreven zijn, maar het dient wel te worden verstaan dat de ter^zake deskundige verscheidene wijzigingen, aanpassingen en alternatieve uitvoeringen daarvan uitvoeren kan zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

8104051

Claims (17)

1. Inrichting voor het snel en continu modelleren van een onregelmatige deegmassa tot een aantal afzonderlijke deegelementen van regelbaar gewicht, bestaande uit vormorganen 5 voor het modelleren van een onregelmatige massa tot een continue deegplaat van gelijkmatige dikte en breedte, het verdelen van de trommelorganen voor het verdelen en samendrukken van de plaat in een aantal gelijkmatige deegstroken, elk van welke stroken in hoofdzaak vierkant in doorsnede is, tastorganen, 10 die met de vormorganen samenwerken, voor het regelen van de werksnelheid van de vormorganen ten opzichte van de verdeel-organen om de deegophoping tussen de vormorganen en de verdeel-organen te regelen, en snijorganen voor het continu verdelen van de stroken in een aantal afzonderlijke deegelementen van 15 in hoofdzaak vierkante doorsnede, waarbij de lengte van deze elementen bepaald wordt door de werksnelheid van de snijorganen ten opzichte van de snelheid van de verdeelorganen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de vormorganen bestaan uit vertikaal hellende leirolorganen 20 voor het modelleren van de onregelmatige massa tot deze een gelijkmatige breedte heeft, en horizontale leirol- en deeg-modelleerorganen voor het modelleren van de deegmassa van gelijkmatige breedte tot deze een gelijkmatig gewicht heeft, waarbij deze horizontale organen omtreksgroeforganen omvatten, 25 die de massa aangrijpen, voor het verhogen van de mate van oppervlakcontact tussen de horizontale organen en de massa om een verbeterde aangrijpwerking tussen de horizontale rolorganen en het deeg te verkrijgen.

3. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat 30 de verdeelorganen bestaan uit modelleer- en verdeelrolorganen, welke een aantal vierkante omtreksgroeven hebben, die in hoofdzaak vierkant in doorsnede zijn, en cirkelvormige snijranden tussen deze groeven hebben, voor het opnemen van de continue en gelijkmatige plaat van de vormorganen, en voor het verdelen 35 van de plaat in een aantal continue stroken van in hoofdzaak vierkante doorsnede en gelijkmatig gewicht, en drukrolorganen, 8104051 4 » -20- die aangrenzend aan en samenwerkend met de modelleer- fn ver-deelrolorganen aangebracht zijn, voor het samendrukken van de plaat in de groeven om de verdeling van de plaat in de continue stroken te bewerkstelligen. 5 k. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de inrichting voorts bestaat uit eerste motororganen voor het draaien van de vormorganen, en de tastorganen bestaan .uit tastrolorganen, die tegen de gelijkmatige plaat gedrukt worden, voor detectie van een toename in dikte van de plaat tussen de 10 vormorganen en de verdeelorganen voor de verdeling en samen-drukking van de plaat, en eerste snelheidregelorganen, die instelbaar verbonden zijn aan de tastrolorganen, voor het verminderen van de draaisnelheid van de vormorganen bij detectie door de tastrolorganen van de diktetoename, onder het zodoende 15 door de verdeelorganen laten verspreiden van deze toename.

5. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de snijorganen bestaan uit planetaire snijbladorganen voor het continu door de stroken snijden met een beweging in hoofdzaak loodrecht op de bewegingsrichting van de stroken, onder het zodoende 20 verdelen van de stroken in een continu aantal deegelementen, waarbij het gewicht van elk van deze elementen door de draaisnelheid van de verdeeltrommelorganen ten opzichte van de snelheid van de snijbladorganen bepaald wordt.

6. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat 25 de inrichting voorts bestaat uit deegverzamelorganen, die samenwerken met de snijorganen, voor het van de snijorganen verwijderen van de genoemde elementen, en voor het naar een gemeenschappelijk verzamelpunt leiden van deze elementen.

7. Inrichting volgens conclusie 2, gekenmerkt doordat 30 de inrichting voorts bestaat uit een vertikaal hellende deeg- opneemglijgoot· voor het ondersteunen van de onregelmatige deegmassa, waarbij de vormorganen voorts bestaan uit eerste motororganen voor het draaien van de horizontale rolorganen, de vertikaal hellende rolorganen bestaan uit een paar in 35 hoofdzaak cilindrische leirollen die vertikaal aangebracht zijn voor vrije rotatie nabij de glijgoot aan weerszijden van de 8104051 -21- # r' t s massa, waardoor de massa zijdelings samengedrukt wordt cm een gelijkmatige breedte te hebben als de massa t.ussen de rollen door gaat, de horizontale rol- en modelleerorganen bestaan -uit een paar in hoofdzaak cilindrische invoerrollen 5 die horizontaal aangebracht zijn boven en onder de massa nabij de leirollen en aangedreven worden door de eerste motororganen, de invoerrollen een aantal deegopneengroeven in omtrekszin hebben, de horizontale rol- en modelleerorganen de deegmassa van de glijgoot in de inrichting en voorbij de vertikaal 10 ' hellende rolorganen trekken, waarbij de groeven een kegverking op de massa uitoefenen om een geribde deegplaat van gelijk-> matige samenhang en gewicht te produceren met een minimum aan deegbeweriing. S. Inrichting volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat 15 de verdeelorganen voorts bestaan uit tweede motororganen voor het verlenen van een draaibeweging, waarbij de modelleer- en verdeelrolorganen bestaan uit een horizontaal aangebrachte, meervoudig gegroefde deegmodelleerroltrommel die in aangrijping : — is met de tweede motororganen, waarbij deze groeven in hoofd- 20 zaak vierkant in doorsnede zijn en cirkelvormige deegholten ! 9 vormen voor het opnemen en verdelen van de deegplaat met een 1 | minimum aan 3chuifspanning in een aantal continue stroken van in hoofdzaak vierkante doorsnede en gelijkmatig gewicht, en de drukrolorgasen bestaan uit een aantal horizontaal 25 aangebrachte en geribde cilindrische rollen die in aangrijping zijn met de tweede motororganen en de deegplaat van de vormorganen in de deegholten drijven, onder het daarbij samenwerken met de modelleerrol om de plaat van de vormorganen op te nemen en om de plaat te modelleren tot de stroken met een 30 minimum aan deegbewerking.

9. Inrichting volgens conclusie h, gekenmerkt doordat de tastrolorganen bestaan uit een vrij draaiende rol die 1 horizontaal opgesteld is voor contact met de deegplaat tussen de vormorganen en de verdeelorganen, voor een boogheweging in 35 een vlak loodrecht op de deegplaat afgaande op ophoping van het deeg tussen de vormorganen en de verdeelorganen, en verbindings- 8104051 -22- armor ganen , die de vrij draaiende rol ondersteunen en d% rol met de snelheidregelorganen verbinden, voor het omzetten van de bccgbeweging in een rechtlijnige beweging om de -draaisnelheid van de vormorganen te regelen, en de motorsnelheid-5 regelorganen bestaan uit motorsnelheidpotentiometerorganen, die elektrisch verbonden zijn aan de eerste motororganen en mechanisch gekoppeld zijn aan de verbindingsarmorganen, voor het veranderen van de snelheid van de eerste motororganen in omgekeerd verband met de deegophoping, onder het zodoende 10' aanhouden van een in hoofdzaak gelijkmatige deegophoping nabij de verdeelorganen.

10. Inrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat de snijbladorganen bestaan uit derde motororganen voor het produceren van een draaibeweging, een aantal snijbladen, 15 draagstaaforganen voor het monteren van de bladen, planetaire aandrijforganen, die de draagstaven koppelen aan de derde motororganen, voor het bewegen van de bladen in een vertikale planeetbeweging voor opsluiting met de verdeelorganen loodrecht op de stroken, waarbij de stroken loodrecht gesneden worden 20 door de bladen met slechts een geringe trek op het deeg, onder het zodoende tot een minimum beperken van de bewerking van het deeg.

11. Inrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt doordat de verzamelorganen bestaan uit rolorganen, die nabij de snij- 25 organen aangebracht zijn, voor het van de snijorganen verwijderen van de genoemde elementen, en verzamelglijgootorganen, die nabij de rolorganen aangebracht zijn, voor het na de verwijdering naar een gemeenschappelijk verzamelpunt leiden van de elementen.

12. Inrichting volgens conclusie 9» gekenmerkt doordat de verbindingsarmorganen grove en fijne lengteinstelorganen omvatten voor het veranderen van de lengte van de armorganen om een bewegingsbereik van de tastrolorganen en zodoende een bereik van de snelheid van de eerste motororganen in te stellen 35 om een gelijkmatige ophoping van deeg nabij de verdeelorganen aan te houden. 8104051 -23-

13. Deegvorminrichting, met een invoerregelmeciianisme voor het modelleren van een continue onregelmatige deegmassa, die aan de inrichting wordt toegevoerd, tot een continue deegplaat van gelijkmatig gewicht en samenhang, bestaande uit 5 vrij draaiende vertikaal hellende leirolorganen, die aangebracht zijn voor aangrijping met de zijden van de massa, voor het opnemen van de deegmassa en voor het modelleren van de massa tot deze een gelijkmatige breedte heeft, en mechanisch gedraaide horizontale deegrolorganen, die een aantal deegopneem-10 groeven in omtrekszin en aangebracht boven en onder de massa hebben, voor het voorbij de vertikaal hellende leirolorganen trekken van de deegmassa en voor het samendrukken van de massa tot deze een gelijkmatig gewicht en dikte heeft, welke omtreks-groeven onder kegwerking de massa aangrijpen om een gelijk-15 matige samenhang van de massa te bewerkstelligen. 1U. Deegvorminrichting, met een deegverdeelorgaan voor het samendrukken van een continue deegplaat van gelijkmatige dikte en breedte tot een aantal continue stroken, elk van welke stroken in hoofdzaak vierkant in doorsnede is, be-20 staande uit meerkanalige draaiende trommelorganen, die een uitbreidbaar aantal deegopneemkanalen in omtrekszin hebben, welke in hoofdzaak vierkant in doorsnede zijn, welke kanalen in omtrekszin deegsnijrandorganen vormen voor het verdelen van de plaat in een aantal stroken, waarbij het aantal van deze 25 stroken bepaald wordt door het aantal van deze kanalen, en drukrolorganen, die aangebracht zijn hoven de kanalen, voor het in de kanalen drukken van de plaat om het aantal stroken te vormen, waarbij elk van deze stroken in hoofdzaak vierkant in doorsnede en gelijkmatig van gewicht is, en waarbij deze 30 stroken met een minimum aan deegbewerking gevormd worden.

15. Deegvorminrichting, met een snijorgaan voor het produceren van een aantal deegelementen uit een aantal continue deeggtroken die vierkante doorsneden hebben en naar de snij-organen draaien, bestaande uit tenminste een mesonderdeel 35 corresponderende met elk van de stroken, en planetaire aandrijf-organen voor het draaien van de mesonderdelen met een beweging 8104051 / -2k- loodrecht op de bewegingsrichting van de stroken, waarbij de stroken loodrecht gesneden worden in afzonderlijke deegelementen van in hoofdzaak vierkante doorsnede door de mesonderdelen met slechts een geringe trek op de stroken, onder het zodoende 5 tot een minimum beperken van de bewerking van het deeg, en waarbij het aantal van deze elementen bepaald wordt door het aantal van deze mesonderdelen met betrekking tot elk van de stroken, en het gewicht van deze elementen bepaald wordt door de draaisnelheid van de stroken ten opzichte van de draaisnelheid 10 van de planetaire aandrijforganen.

16. Werkwijze voor het vormen van een continu aantal deegelementen uit een onregelmatige deegmassa met een minimum aan bewerking en slaan van het deeg, bestaande uit het door vrij draaiende vertikale leionganen trekken van de massa om 15 de gelijkmatige breedte voor de massa in te stellen, het samendrukken van de massa van gelijkmatige breedte tussen mechanisch gedraaide en in omtrekszin gegroefde horizontale modelleer-organen om een continue plaat van gelijkmatig gewicht en gelijkmatige samenhang uit de massa van gelijkmatige breedte te 20 produceren, het samendrukken van de gelijkmatige plaat in een aantal deegopneemholten om een aantal continue deegstroken uit de gelijkmatige deegplaat te vormen, en het snijden van de stroken met een snijbeweging loodrecht op de bewegingsrichting van de stroken met planetair aangedreven mesorganen om het aantal 25 deegelementen te produceren met een minimum aan deegbewerking.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de werkwijze voorts bestaat uit het aftasten van de ophoping van het deeg voor de samendrukking van de deegplaat in een aantal deegopneemholten, en het veranderen van de draai-30 snelheid van de horizontale modelleerrolorganen om een in hoofdzaak gelijkmatige ophoping van deeg voor de samendrukkings-verrichting aan te houden.

18. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de werkwijze voorts bestaat uit het van de mesorganen ver- 35 wij deren van de genoemde elementen na het snijden van de stroken, en het naar een gemeenschappelijk verzamelpunt leiden van de 8104051 * v 4 -25- verwijderde elementen.

19. Werkvijze, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen.

20. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de 5 beschrijving en/of tekeningen. 8104051