NL8103518A

NL8103518A - Eindmengsel van droge mortel en toepassing ervan.

Info

Publication number: NL8103518A
Application number: NL8103518A
Authority: NL
Original assignee: Schoen Wilhelm Kg
Priority date: 1980-07-28
Filing date: 1981-07-24
Publication date: 1982-02-16
Also published as: FR2487330A1; AT379137B; ATA279781A; GB2083015A; IT1144420B; LU83510A1; DE3028559A1; GB2083015B; DK334981A; IT8168020A0; CH650759A5; BE889755A; FR2487330B1; DE3028559C2

Description

s i

Eindmengsel van droge mortel en toepassing ervan.

De uitvinding heeft betrekking op eindmengsels van droge mortel, die na het aanmaken met water een mortel vormen, die op willekeurige ondergronden en/of willekeurige bedekkingen elastische lagen vormen.

Om deze reden kan men van egaliseringsmassa's spreken, die in het bij-5 zonder bij sportplaatsbouwwerken, tennishallen, turnhallen, gymnastiekzalen, in sanatoria en verzorgingsinrichtingen en bij de scheepsbouw, alsmede bij de sanering van oude bouwwerken en vanzelfsprekend ook bij nieuwe bouwwerken van grote betekenis zijn.

Tot dusverre heeft men op vaste ondergronden estrikvloeren aange-10 bracht, die aan de eisen van het voorschrift DIN 18353 moeten voldoen. Cementestriklagen vereisen echter een lange droogtijd en moeten een op te brengen laagdikte van tenminste 25 mm hebben. De lange droogtijd van ongeveer 28 dagen tot een begroot restvochtgehalte van ongeveer 1,5 tot 1,8%, tot een bedekking met een bovenvloerbedekking, zoals kunststof-15 platen, bijvoorbeeld uit polyvinylchloride, rubber of tapijt, mogelijk is, en de grote op te brengen dikte zijn in het bijzonder bij sane-ringsbouwplannen uiterst nadelig, omdat de dagmaat aanzienlijk verkleind wordt.

Bovendien is het volgens de geldige leer en volgens de vaklitera-20 tuur voor de bewerking en verwerking van vloerbedekkingen (zie het commentaar, vierde druk 1979 bij ATV DIN 18365 "Bodenbelagarbeiten” van Tauterat, Rodewaldt en Rosenbaum, hoofdstuk 2.6 "Spachtel- und Aus-gleichsmassen") niet doelmatig, verende onderlaagconstructies (houten balkenconstructies) met daarop liggende parket- of plankenvloeren, met 25 plamuur- of egaliseringsmassa’s te bekleden, want tengevolge van de specifieke eigenschappen van het hout en de latere gedragswijze ervan na het leggen van vloerbedekkingen zijn vormveranderingen op het oppervlak van de vloerbedekking en daardoor scheurvorming, alsmede afmat-tingsverschijnselen binnen de plamuur- en egaliseringsmassalagen moge-30 lijk, wat in concave en convexe schotelvormingen merkbaar wordt.

Aan de onderhavige uitvinding lag derhalve het probleem ten grondslag, een egaliseringsmassa resp. eindmengsel voor droge mortel, die resp. dat na het aanmaken met water tot een mortel een egaliseringsmassa geeft, ter beschikking te stellen, die resp. dat bij alle gangbare 35 onderlaagconstructies toepassing kan vinden en een elasticiteit bezit, zodat zij op verende onderlaagconstructies kan worden aangebracht, zonder vormveranderingen te ondergaan. Voorts dient zij deze eigenschappen ook bij een dunnere opgebrachte dikte als tot dusver vereist 8103518 2 .

i té bezitten en snel te drogen. Volgens de uitvinding wordt dit probleem opgelost door middel van een eindmengsel voor droge mortel op basis van hydraulische bindmiddelen en zand in de gewichtsverhouding van 0,4 : 1 tot 1 : 0,6, dat gekenmerkt wordt door een gehalte aan - telkens be-5 trokken op 100 gewichtsdelen van het bindmiddel-zand-mengsel- a) tot 30 gewichtsdelen natuurlijke en/of synthetische elastomeren in poederachtige (meelachtige) vorm en/of in de vorm van snippers, draden en/of borstels met een gemiddelde diameter in het traject van 0,5 tot 3 mm en een gemiddelde lengte in het traject van 0,5 tot 3 cm, 10 b) 2 tot 8 gewichtsdelen van een opnieuw dispergeerbaar kunststof- poeder, c) 0,2 tot 0,7 gewichtsdeel van een neutraal of zuur lithiumzout van een alifatisch êên-, twee- of driewaardig hydroxycarbonzuur met 2 tot 6 koolstofatomen en 1 tot 5 hydroxylgroepen in het molecuul en/of 15 een mengsel van een dergelijk vrij hydrocarbonzuur en een lithiumzout in een - met betrekking tot het aantal carboxylgroepen van het hydroxycarbonzuur - ten hoogste stoëchiometrische hoeveelheid, d) 0 tot 0,2 gewichtsdeel van een alkalimetaalzout van een met sulfonzuurgroepen gemodificeerd melamine-formaldehyde-condensatiepro- 20 dukt, e) 0 tot 0,3 gewichtsdeel van een schuimremmingsmiddel, f) 0 tot 0,4 gewichtsdeel van een anionogeen en/of niet-ionogeen tenside, alsmede eventueel g) gebruikelijke toevoegsels.

25 Het eindmengsel van droge mortel volgens de uitvinding wordt ver volgens op de bouwplaats met een geschikte hoeveelheid water, bij voorkeur 100 tot 250 gewichtsdelen water op 1000 gewichtsdelen van het eindmengsel van droge mortel, tot een plastische mortel aangeroerd. De verkregen mortel wordt vervolgens op geschikte wijze, bijvoorbeeld met 30 een gladstrijker, een blad of een afstrijklat, tot een dikte van ongeveer 6 tot 15 mm, bij voorkeur 8 tot 12 mm en in het bijzonder bij voorkeur 10 mm, op de voorbereide ondergrond verdeeld.

Als ondergronden komen de gangbare ondergronden, zoals bevloeringen uit hout, parket, spaanplaten, uit platen van asbestcement, voorts 35 linoleum- of polyvinylchloride-vloerbedekkingen, staal, afgestreken vloeren, estriklagen, bij voorkeur volgens de voorschriften DIN 18353 en 18354, betononderlagen, droge vloerconstructies, alsmede andere cementachtige ondergronden en snel-estriks, ook met ingebrachte vloerverwarming van de gangbare systemen, in aanmerking. Van bijzondere be-40 tekenis zijn verende onderlaagconstructies, zoals houten balkvloeren, 8103518 3 met daarop liggende houten vloeren en parket.

De afgebonden mortel bezit op grond van een eindmengsel van droge mortel volgens de uitvinding een blijvend elastisch gedrag, in het bijzonder op verende ondergronden en bezit een gunstige elasticiteitsmodu-5 lus. De egaliseringsmassa kan in wezenlijk dunnere lagen als een es-triklaag worden aangebracht, zoals dit hiervoor aangegeven is. De ega-liseringsmassa's, die met de eindmengsels van droge mortel volgens de onderhavige uitvinding verkregen worden, drogen in zeer korte tijd, bijvoorbeeld 12 tot 24 uren, zodat vloerbedekkingen na deze tijd door 10 kleven kunnen worden aangebracht.

De basis van het eindmengsel van droge mortel volgens de uitvinding vormt een hydraulisch bindmiddel en zand in de gewichtsverhouding van 0,4 : 1 tot 1 : 0,6. Voorbeelden van hydraulische bindmiddelen zijn portlandcement, tras-portlandcement, trascement, ijzerportlandcement, 15 wit-cement, klei-aarde-smeltcement en gips. Portlandcement met een grote vroegtijdige sterkte, zogenaamd portland-snelcement (PZ 45) is van bijzonder voordeel. Bijzonder de voorkeur verdient een mengsel van portlandcement met grote vroegtijdige sterkte, klei-aarde-smeltcement en gips halfhydraat, zoals albast-0-modelgips, α-gips voor harde vormen 20 of mengsels daarvan, voorts estriksgips, stucadoorgips en dentaalgips, als hydraulisch bindmiddel.

Het zand, bij voorkeur kwartszand, dient een korrelgrootte van 0 tot 8 ma. (estrikzand), bij voorkeur van 0,12 tot 3 mm, te bezitten.

De gewichtsverhouding hydraulisch bindmiddel tot zand, die de 25 voorkeur verdient, bedraagt 0,8 : 1 tot 1 : 0,8 en in het bijzonder bij voorkeur 1:1.

Op telkens 100 gewichtsdelen van het bindmiddel-zandmengsel bevat het eindmengsel van droge mortel volgens de uitvinding de hiervoor genoemde componenten a) tot c), alsmede eventueel de componenten d) tot 30 f) in de aangegeven hoeveelheden.

De component a) bestaat uit natuurlijke en/of synthetische elastomeren in een hoeveelheid van 5 tot 30 gewichtsdelen, bij voorkeur 10 tot 20 gewichtsdelen.

De elastomeren zijn bij voorkeur in de vorm van poedervormige pro-35 dukten aanwezig, zoals zogenaamd gemalen rubber. Nog meer de voorkeur verdient een mengsel uit gemalen rubber en snippers, draden en/of borstels uit elastomeren.

De in de vorm van snippers, draden en/of borstels aanwezige elastomeren, die een gemiddelde diameter van 0,5 tot 3 mm en een gemiddelde 40 lengte (stapellengte) van 0,5 tot 3 cm bezitten, kunnen van natuurlijke 8103518 4 en/of synthetische oorsprong zijn. Als elastomeren komen in de eerste plaats natuurrubber, synthetische rubber, acrylonitrile-butadiëenrub-ber, acrylonitrile-butadiëen-styreenrubber, polymeren en copolymeren van alkenen zoals etheen, propeen, buteen, isobuteen, butadiëen, iso-5 preen en mengsels daarvan, eventueel met acryl- of methacrylzuuresters, voorts polyamiden en polyesters, zoals polyacrylonitrile-polyester-co-polymeren, in aanmerking. Deze stoffen dienen ter vorming van elastische bruggen bij de buig-trekbelasting.

De component b) is in een hoeveelheid van 2 tot 8, bij voorkeur 1 10 tot 4 gewiehtsdelen aanwezig. Het opnieuw dispergeerbare kunststofpoe-der dient voor het kneedbaar en elastisch maken. Bij voorkeur gaat het om een vinylacetaat-etheen-copolymeer met grote bestandhêid tegen ver-zeping en duurzaamheid in cementalkalische mengsels. Er kunnen ook andere opnieuw dispergeerbare copolymeren, die tegen alkali bestand zijn, 15 gebruikt worden.

Voor de component c), die in een hoeveelheid van 0,2 tot 0,7 ge-wichtsprocent, bij voorkeur 0,3 tot 0,5 gewichtsprocent aanwezig is, komen neutrale of zure lithiumzouten van alifatische een-, twee- of driewaardige hydroxycarbonzuren met 2 tot 6 koolstofatomen en 1 tot 5 20 hydroxylgroepen in het molecuul in aanmerking. Er kunnen ook mengsels van een lithiumzout en een hydroxycarbonzuur worden toegepast. In het laatste geval is het vereist, dat lithium niet in overmaat aanwezig is.

Voorbeelden van geschikte hydroxycarbonzuren zijn glycolzuur, 25 wijnsteenzuur, citroenzuur en gluconzuur. Voorbeelden van geschikte lithiumzouten zijn lithiumtartraat, di- en trilithiumcitraat, lithium-malaat en lithiumglycolaat. Als lithiumzouten voor de mengsels kunnen lithiumnitraat, lithiumsulfaat, lithiumhalogeniden, zoals lithiumchlo-ride, en in het bijzonder bij voorkeur lithiumcarbonaat genoemd worden. 30 Voorbeelden van de mengsels zijn 1 mol lithiumcarbonaat en 1 mol wijnsteenzuur of appelzuur of citroenzuur of 2 mol natriumgluconaat.

De lithiumzouten van de hydroxycarbonzuren of de'mengsels van een lithiumzout en een hydroxycarbonzuur dienen voor het regelen van de kleeftijd van de mortel en van de te bereiken versnelling van het af-35 binden.

De droge mortelmengsels volgens de uitvinding kunnen voorts in een hoeveelheid tot 0,2 gewichtsdeel, bij voorkeur van 0,05 tot 0,15 ge-wichtsdeel, een alkalimetaalzout van een met sulfonzuurgroepen gemodificeerd melamine-formaldehyde-condensatieprodukt in vaste vorm bevat-40 ten. De voorkeur verdienen de natriumzouten. Zij kunnen als middel voor 8103518 rr «è-ί 5 het vloeibaar maken werken.

Voorts kunnen de eindmengsels van droge mortel tot 0,3 gewichts-deel, bij voorkeur 0,05 tot 0,2 gewichtsdeel, van een schuimremmings-middel van bekende soort bevatten.

5 Voorts is de gelijktijdige toepassing van een anionogeen en/of niet-ionogeen tenside in een hoeveelheid tot 0,4 gewichtsprocent, bij voorkeur in een hoeveelheid van 0,05 tot 0,3 gewichtsprocent, in vele gevallen doelmatig. Voorbeelden zijn poedervormige, in water oplosbare epoxyethaan-additieprodukten aan rechte of vertakte alifatlsche alcoho-10 len met 10 tot 18 koolstofatomen, aan alkylfenolen of alkylcyclohexano-len, voorts alkalimetaalzouten, bij voorkeur natriumzouten, van gesul-fateerde alcoholen met 10 tot 18 koolstofatomen, dodecylbenzeensulfon-zuur of dialkylnaftaleensulfonzuren met isopropyl-, butyl- of bij voorkeur isobutylgroepen als alkylresten. De tensiden dienen tegen cement-15 alkali bestand te zijn. Zij dienen ter vergroting van het bevochti-gingsvermogen van de hydraulische bindmiddelen.

Onder de component g) worden in de eerste plaats conserveringsmiddelen, zoals het natriumzout van pentachloorfenol, gechloreerde fenolen en derivaten van nafteen en antraceen, voorts vloeibaar makende midde-20 len, zoals natrium-, kalium-, ammonium-, calcium- en magnesiumzouten van sulfietafvallogen met een laag gehalte reduceerbare suikers of ook de component d), voorts verdikkingsmiddelen, zoals in water oplosbare polyvinylalcoholen met gemiddelde viscositeit of natriumzouten van po-lyacrylzuuramiden, alsmede kleurpigmenten, zoals ijzer-, chroom- of 25 cadmiumoxiden of mengfasepigmenten verstaan.

Een ander onderwerp van de uitvinding vormt de toepassing van de eindmengsels van droge mortel na het aanmaken met water als elastische egaliseringsmassa’s voor vaste of buigzame (verende) onderlagen.

Bijzonder voordelig is de toepassing van dergelijke elastische 30 egaliseringsmassa’s onder vloerbedekkingen van sportplaatsgebouwen, tennishallen, tumhallen, gymnastiekzalen, sanatoria en verzorgingsin-richtingen en bij de scheepsbouw, alsmede bij de sanering van oude gebouwen met verende en/of starre onderlaagconstructies, waarbij de hoogte van de ruimte zoveel mogelijk wordt aangehouden.

35 Bij bepaalde onderlagen kan het doelmatig zijn, de egaliserings massa’s verwijderbaar te maken, zonder de oorspronkelijke onderlaag te beschadigen. Tot dit doel kan men voor het opbrengen van de egaliseringsmassa’s op de ondergond een schuimstofplaat van 3 tot 5 mm, bij voorkeur 4 mm dik, aan de oppervlakte ruw, polystyreen met fijne poriën 40 of andere geschikte scheidingselementen neerleggen en eventueel hechten

81 0 3 5 I S

*Λ- *ν 6 of spijkeren.

In enkele gevallen kan het bij de toepassing van grotere elasto-meerdeeltjes vereist zijn op de eg ali sering smas sa een gladde laag aan te brengen. Deze gladde laag bestaat uit dezelfde componenten als de 5 egaliseringsmassa, echter zonder elastomeren in de vorm van snippers, draden of borstels, kan echter poedervormige rubber bevatten alsmede eventueel een groter gehalte aan de component b), namelijk 4 tot 8 gewicht sprocent aan opnieuw dispergeerbaar kunststofpoeder. Deze gladde laag kan in een dikte van 1 tot 2 mm worden opgebracht.

10 De voorbeelden lichten de uitvinding toe.

Voorbeeld I.

Er werd een eindmengsel van droge mortel bereid uit 300 gewichtsdelen klei-aarde-smeltcement, 55 gewichtsdelen portland-snelcemnt, 15 100 gewichtsdelen gips-halfhydraat, 400 gewichtsdelen kwartszand met een korrelgrootte van 0,12 tot 2 mm, 100 gewichtsdelen elastomeren, bestaande uit 20 gewichtsprocent rubberpoeder, 20 48 gewichtsprocent rubbersnippers met een lengte van 1 cm een gemiddelde diameter van 0,75 mm en 32 gewichtsprocent rubbersnippers met een lengte van 2 cm en een gemiddelde diameter van 0,75 mm, 15 gewichtsdelen van een tegen alkali bestand, opnieuw dispergeerbaar 25 vinylacetaat-etheen-copolymeer, 5 gewichtsdelen van een mengsel van 1 mol lithiumcarbonaat en 1 mol wijnsteenzuur, 5 gewichtsdelen van een natriumzout van een met sulfonzuurgroepen gemodificeerd melamine-formaldehyde-condensatiepro-30 dukt, 10 gewichtsdelen van een calciumzout van een diisopropylnaftaleensul-fonzuur en 10 gewichtsdelen van het natriumzout van een dodecylsulfonzuur.

Het mengsel wordt met water tot een plastische mortel aangeroerd. 35 De mortel wordt in een dikte van 10 mm op een houten plankenvloer aangebracht. Na 2 uren wordt een afgevlakte strijklaag aangebracht, die dezelfde samenstelling bezit als het eindmengsel van droge mortel, echter met dien verstande, dat het mengsel slechts rubberpoeder (= 20 gewichtsdelen) daarvoor echter 50 gewichtsdelen opnieuw dispergeerbaar 40 vinylacetaat-etheen-copolymeer bevat. Na nog eens 45 minuten kan door 8103518

-'S

7 middel van een. dispersiekleefmiddel vloerbedekking worden aangebracht. Voorbeeld II.

Er wordt een eindmengsel van droge mortel zoals volgens voorbeeld I bereid, echter met dien verstande, dat als hydraulisch bindmiddel een 5 mengsel van 280 gewichtsdelen klei-aarde-smeltcement, 60 gewichtsdelen portland-snelcement (PZ 45) en 100 gewichtsdelen gips-halfhydraat, alsmede als component c) 5 gewichtsdelen trilithiumcitraat worden toegepast.

10 De uit dit eindmengsel van droge mortel na het aanmaken met water verkregen plastische mortel hardt in 12 uren.

Voorbeeld III.

Het begin van voorbeeld II wordt herhaald, echter met dien verstande, dat 5 gewichtsdelen van een mengsel van 1 mol lithiumcarbonaat 15 en 1 mol citroenzuur worden toegepast.

Voorbeeld IV.

Het begin van voorbeeld I wordt herhaald, echter met dien verstande, dat 6 gewichtsdelen van een mengsel van 1 mol lithiumcarbonaat en 2 mol natriumgluconaat worden toegepast.

20 Voorbeeld 5.

Het begin van voorbeeld II wordt herhaald, echter met dien verstande, dat 5 gewichtsdelen lithiumtartraat (met 1,5 mol kristalwater) worden toegepast.

Voorbeeld VI.

25 Het begin van voorbeeld II wordt herhaald, echter met dien verstande, dat 5 gewichtsdelen lithium-l-malaat (met 1 mol kristalwater) worden toegepast.

Voorbeeld VII.

Het begin van voorbeeld II wordt herhaald, echter met dien ver-30 stande, dat 4,5 gewichtsdelen van een mengsel van lithiumcarbonaat en 1 mol appelzuur worden toegepast.

Voorbeeld VIII.

Het begin van voorbeeld II wordt herhaald, echter met dien verstande, dat 4,5 gewichtsdelen van het lithiumzout van glycolzuur worden 35 toegepast.

Voorbeeld IX.

Het begin van voorbeeld I wordt herhaald, echter met dien verstande, dat 6,5 gewichtsdelen van het lithiumzout van glucolzuur worden toegepast.

81035:?

Claims

1. Eindmengsel van droge mortel op basis van hydraulische bindmiddelen en zand in de gewichtsverhouding van 0,4 : 1 tot 1 : 0,6, gekenmerkt door een gehalte aan - telkens betrokken op 100 gewichtsdelen van het bindmiddel-zand-mengsel- 5 a) 5 tot 30 gewichtsdelen natuurlijke en/of synthetische elastomeren in poederachtige (meelachtige) vorm en/of in de vorm van snippers, draden en/of borstels met een gemiddelde diameter in het traject van 0,5 tot 3 mm en een gemiddelde lengte in het traject van 0,5 tot 3 cm, 10 b) 2 tot 8 gewichtsdelen van een opnieuw dispergeérbaar kunststof- poeder, c) 0,2 tot 0,7 gewichtsdeel van een neutraal of zuur lithiumzout van een alifatisch éên-, twee- of driewaardig hydroxycarbonzuur met 2 tot 6 koolstofatomen en 1 tot 5 hydroxylgroepen in het molecuul en/of 15 een mengsel van een dergelijk vrij hydroxycarbonzuur en een lithiumzout in een - betrokken op het aantal carboxylgroepen van het hydroxycarbonzuur - ten hoogste stoëchiometrische hoeveelheid, d) 0 tot 0,2 gewichtsdeel van een alkalimetaalzout van een met sulfonzuurgroepen gemodificeerd melamine-formaldehyde-condensatiepro- 20 dukt, e) 0 tot 0,3 gewichtsdeel van een middel ter voorkoming van op-schuiming, f) 0 tot 0,4 gewichtsdeel van een anionogeen en/of niet-ionogeen tenside, alsmede eventueel 25 g) gebruikelijke toevoegsels.

2. Eindmengsel van droge mortel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de gewichtsverhouding hydraulisch bindmiddel tot zand 0,8 : 1 tot 1 : 0,8 bedraagt.

3. Eindmengsel van droge mortel volgens conclusie 2, met het ken- 30 merk, dat de gewichtsverhouding van hydraulisch bindmiddel tot zand in het traject van 1 : 1 ligt.

4. Eindmengsel van droge mortel volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door een gehalte aan een mengsel van klei-aar-de-smeltcement, portlandsnelcement met grote sterkte in verse toestand 35 en calciumsulfaat-halfhydraat als hydraulisch bindmidel.

5. Eindmengsel van droge mortel volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door een gehalte aan kwartszand met een korrel-groote van 0 tot 8 mm als zandcomponent. 8103518

6. Eindmengsel van droge mortel volgens conclusie 5, gekenmerkt door een gehalte aan kwarstzand met een korrelgrootte van 0,12 tot 2 mm als zandcomponent.

7. Eindmengsel van droge mortel volgens een van de voorgaande con-5 clusies, met het kenmerk, dat de component a) in een hoeveelheid van 10 tot 20 gewichtsdelen aanwezig is.

8. Eindmengsel van droge mortel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de component b) in een hoeveelheid van 1 tot 4 gewichtsdelen aanwezig is.

9. Eindmengsel van droge mortel volgens een van de voorgaande con clusies , met het kenmerk, dat de component c) in een hoeveelheid vein 0,3 tot 0,5 gewichtsdeel aanwezig is.

10. Eindmengsel van droge mortel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de component c) het di- of trilithium- 15 zout van citroenzuur is.

11. Eindmengsel van droge mortel volgens tenminste een van de conclusies 1 tot 9, met het kenmerk, dat de component c) het mono- of di-lithiumzout van wijnsteenzuur is.

12. Eindmengsel van droge mortel volgens tenminste een van de con- 20 clusies 1 tot 9, met het kenmerk, dat de component c) het lithiumzout van glycolzuur is.

13. Eindmengsel van droge mortel volgens tenminste een van de conclusies 1 tot 9, met het kenmerk, dat de component c) het lithiumzout van gluconzuur is.

14. Eindmengsel van droge mortel volgens tenminste een van de con clusies 1 tot 9, met het kenmerk, dat de component c) een mengsel van lithiumcarbonaat en een hydroxycarbonzuur is.

15. Eindmengsel van droge mortel volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de component d) in een hoeveelheid van 30 0,05 tot 0,15 gewichtsdeel aanwezig is.

16. Eindmengsel van droge mortel volgens tenminste een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de component e) in een hoeveelheid van 0,05 tot 0,2 gewichtsdeel aanwezig is.

17. Eindmengsel van droge mortel volgens tenminste een van de 35 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de component f) in een hoeveelheid van 0,05 tot 0,3 gewichtsdeel aanwezig is.

18. Toepassing van de eindmengsels van droge mortel volgens conclusies 1 tot 17 na het aanmaken met water als elastische egaliserings-massa's voor vaste en flexibele onderlagen.

19. Toepassing van de eindmengsels van droge mortel volgens con- 81 0 3 5 1 ö clusies 1 tot 17 na het aanmaken met water als elastische egaliserings-massa's onder vloerbedekkingen van sportplaatsgebouwen, tennishallen, turnhallen, gymnastiekzalen, sanatoria en verpleeginrichtingen, in nieuwbouw en bij scheepsbouw, alsmede bij de sanering van oude gebouwen 5 met verende en/of starre onderlaagconstructies. 8103513