NL8102693A - Inrichting voor het met af te koelen koelwater bevloeien van vulplaten. - Google Patents

Description

* 813132/Rey

Korte aanduiding: Inrichting voor het met af te koelen koelwater bevloeien van vuiplaten.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het met af te koelen koelwater bevloeien van vuiplaten, in het bijzonder in koeltorens, waarbij het koelwater op een niveau boven de vuiplaten in verdeelkanalen wordt gepompt, van waaruit het koel-5 water van boven op de vuiplaten komt, waarbij de verdeelkanalen bevloeiingskanalen omvatten die nabij elke vulplaat tenminste één uitlaatopening hebben om het koelwater op de betreffende vulplaat £ te brengen.

Bij het gebruik van dergelijke inrichtingen in koel-10 torens van de tegenwoordige grootte bedraagt de opvoerhoogte, waarover het af te koelen water op het niveau van de verdeelkanalen moet worden gepompt, meer dan 10 m. Tengevolge van de aanzienlijke hoeveelheid omhoog te pompen water is voor het overwinnen van deze opvoerhoogte een grote hoeveelheid energie nodig.

15 Bij de bekende inrichtingen is een afstand aanwezig tussen de uitlaatopeningen van de verdeelkanalen en de bovenkanten van de vuiplaten. Deze afstand, die bijdraagt tot het vergroten van de opvoerhoogte, wordt noodzakelijk geacht, om een gelijkmatige verdeling te verkrijgen van het uit de uitlaatopening van de ver-20 deelkanalen naar beneden over de gezamenlijke vulplaatoppervlakken stromende water.

Het is reeds bekend, (CH-PS-520309) de als tralieroos-ter uitgevoerde vulplaat naar boven te verlengen met een vertikale opvangplaat. Op deze vertikale opvangplaat is onder een scherpe 25 hoek een uitstroombuis van het daarboven aangebrachte verdeelkanaal gericht. Dankzij de opvangplaat kan hierbij in een dunne film een gelijkmatige verdeling van het water over de eigenlijke vulplaat worden verkregen. Ook in dit bekende geval is tevens een (door de opvangplaat gedeeltelijk overbrugde) afstand tussen de onderkant 30 van de verdeelkanalen en de bovenkant van de eigenlijke, door het tralierooster gevormde vulplaat onvermijdelijk.

Vervolgens is het bekend, koelwater uit van boven open bevloeiingskanalen via stuwdammen op de bovenste einddelen van de vuiplaten te leiden, om een gelijkmatige bevioeiing van de 81 0 2 6 93 V * r - 2 - vulplaten te waarborgen (DE-AS 2 402 181). Verder is een inrichting met buisvormige gesloten bevloeiingskanalen bekend, die aan hun onderkant zijn voorzien van spleten waarin de bovenste gedeelten van de vulplaten steken (DE-PS 461 944). Deze inrichting heeft in 5 de praktijk tengevolge van de moeilijke fabrikage en het ontbreken van de mogelijkheid tot het schoonmaken van de bevloeiingskanalen geen toepassing gevonden.

De uitvinding beoogt een inrichting van het hiervoor genoemde type te verschaffen, die met het vermijden van een afstand 10 tussen de onderste uiteinden van de verdeelkanalen en de bovenste uiteinden van de vulplaten, economisch is te vervaardigen en te monteren, waarbij een probleemloos bedrijf en een eenvoudige reini-gingsmogelijkheid van de bevloeiingskanalen moet zijn gewaarborgd.

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt, door-15 dat de bevloeiingskanalen doorlopend glad zijn uitgevoerd, de bevloeiingskanalen de bovenste einddelen van de vulplaten raken of hierdoor lopen, en elke vulplaat in het bovenste gedeelte is voorzien van een profilering om het koelwater gelijkmatig over het oppervlak te verdelen.

20 Het is bekend om vulplaten te voorzien van een profile ring voor het vergroten van het warmte-overdragend oppervlak (DE-AS 2250921).

De bevloeiingskanalen zijn doelmatig naar boven toe open uitgevoerd, hetgeen het schoonmaken hiervan bijzonder eenvou-25 dig maakt. Bij voorkeur lopen de bevloeiingskanalen door de bovenste gedeelten van de vulplaten, en wel doelmatig met in totaal twee bevloeiingskanalen door de hoekpunten van de vulplaten.

De bevloeiingskanalen kunnen zijn gevormd door opening-en uit de vulplaten te snijden en de bij het uitsnijden ontstane 30 lippen om te zetten, waarbij de lippen zodanige afmetingen hebben, dat deze de afstand tot de eerstvolgende vulplaat overbruggen. De gladwandige, van boven open, bij voorkeur U-vormige vorm van de bevloeiingskanalen maakt het schoonmaken hiervan bijzonder eenvoudig. Deze vormgeving kan doelmatig worden verkregen, doordat twee 35 zijlippen voor het vormen van de zijwanden en een onderste lip voor het vormen van een bodemwand zijn aangebracht voor het vervaardigen . van het zich steeds tussen twee vulplaten uitstrekkende kanaaldeel.

81 0 2 6 9 3 t t - 3 -

Deze methode voor het vormen van het bevloeiïngskanaal is bijzonder voordelig, wanneer de vulplaten zijn vervaardigd van kunststof en met elkaar zijn verbonden door de hieruit gevormde lippen aan de achterwand van de eerstvolgende vulplaat te lijmen. In beginsel kan 5 de beschreven konstruktie van het vloeixngskanaal echter ook worden verwezenlijkt bij uit blik vervaardigde platen.

Teneinde het uit de uitstroomopeningen van de bevloei-ingskanalen op de vulplaten stromende koelwater goed te verdelen, staat elke vulplaat tenminste met het bovenste gedeelte schuin ten TO opzichte van de vertikaal en is voorzien van een het water over de totale breedte verdelende profilering. Deze profilering kan in vooraanzicht zijn gevormd door W- of V-vormige golven. In het eenvoudigste geval wordt de profilering gevormd door rechtlijnige horizontale of schuin lopende bochtvormige indrukkingen.

15 Door d in eikaars verlengde gelegen openingen in de bovenste en de onderste gedeelten van de vulplaten kunnen bij voorkeur U-profielen van metaal of kunststof worden gestoken die enerzijds als montagehulp voor het aan elkaar voegen van de vulplaten en anderzijds dienen voor het op eenvoudiger wijze vormen van 20 dichte kanalen.

Wordt alleen natte koeling nagestreefd, dan zijn de vulplaten bij voorkeur vertikaal gericht, waarbij de uitlaat-openingen zodanig zijn aangebracht, dat zij telkens de voorkant van één vulplaat en de achterkant van de hieraan grenzende vulplaat 25 bevochtigen. Wordt daarentegen gemengde natte-droge koeling (hybridekoeling) gewenst, dan zijn de vulplaten onder de uitlaat-openingen tenminste met een bovenste gedeelte hellend aangebracht en worden zodoende slechts aan één kant via de uitlaatopeningen bevochtigd.

30 Alhoewel de vulplaten over hun totale hoogte ten op zichte van de vertikaal onder een scherpe hoek schuin kunnen staan, is bij voorkeur om redenen van inwendige stabiliteit, elke vulplaat slechts in het bovenste gedeelte hellend en loopt het onderste gedeelte vertikaal. Elke*vulplaat kan in het onderste gedeelte een 35 het water naar opzij gelegen afvoerkanalen leidende profilering hebben. Deze afvoerkanalen kunnen evenals de bevloeixngskanalen door de vulplaten lopen en eveneens zijn gevormd door openingen uit 81 0 2 6 9 3 - 4 - V w * I * de vuipiaten te snijden en de lippen om te zetten. Hierdoor wordt ook onder de vuipiaten opvoerhoogte gewonnen, terwijl in tegenstelling tot de gebruikelijke bevochtigingssystemen, waarbij het koelwater over een groot hoogteverschil naar beneden valt, het Water 5 direkt in het onderste gedeelte van de vuipiaten wordt opgevangen, zodat het hoogteverschil tussen de waterspiegels boven en onder minimaal kan worden gehouden.

De bevloeilngskanalen volgens de uitvinding lopen volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding doelmatig direkt 10 onder en dwars op de verdeelkanalen en worden hieruit gevoed via openingen op de kruispunten, terwijl de afvoerkanalen vertikaal onder de bevloeilngskanalen en direkt boven de dwars-verzamelkana-len lopen. Hierdoor wordt ook onder de vuipiaten een afstand vermeden en extra opvoerhoogte uitgespaard.

15 Bij een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding is het bovenste einddeel van elke vulplaat uitgevoerd als druppelafscheider. Hierdoor zijn de bij bekende inrichtingen gewoonlijk extra boven de vuipiaten aangebrachte druppelafscheiders overbodig.

20 De inrichting volgens de uitvinding vormt een eenvoudig te vervaardigen, te monteren en te controleren geïntegreerd systeem van vuipiaten en bevloeilngskanalen, waarin tevens afvoerkanalen alsmede de druppelafscheider kunnen zijn opgenomen.

Bij alle uitvoeringsvormen van de uitvinding is de 25 konstruktie zo uitgevoerd dat een afstand tussen de onderkanten van de verdeelkanalen en de bovenkanten van de vuipiaten respektie-velijk een afstand tussen de bovenkanten van de verzamelkanalen en de onderkanten van de vuipiaten nagenoeg niet meer aanwezig is. Dit geldt in het bijzonder wanneer de bevloeilngskanalen en de afvoer-30 kanalen volgens de bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding door de vuipiaten zelf lopen. Evenwel is een gelijkmatige waterverdeling over de vuipiaten door het aanbrengen van zijdelingse opening in de bevloeilngskanalen en door de aangegeven profilering van het bovenste en onderste gedeelte van de vuipiaten 35 gewaarborgd. Door het verkleinen van de afstand kan de betreffende opvoerhoogte en het overeenkomstige energieverbruik van de pomp worden verminderd. Het vermijden van de onderste afstand tussen de 8102693 - 5 - vülplaten en de verzamelkanalen heeft vervolgens het belangrijke voordeel dat het gevoonlijk door af vallende druppels veroorzaakte spetterlawaai wordt vermeden. Dit is tengevolge van de hoge kosten van de in sommige gevallen vaak noodzakelijke maatregelen om het 5 lawaai tegen te gaan ook van groot economisch belang.

Tot slot heeft de inrichting volgens de uitvinding het belangrijke voordeel dat noch in het verdeelsysteem noch in het be-vloeilngssysteem of in het verzamelsysteem druppels ontstaan. De door de luchtstroom meegesleurde hoeveelheid water wordt zodoende 10 bij voorbaat gereduceerd. In de eerste plaafe ontstaan nergens door harde botsing zeer kleine druppeltjes, die reeds voor de gebruikelijke druppelafscheider geheel of gedeeltelijk kunnen verdampen.

De tot zeer kleine afmetingen gereduceerde resten, die de totale chemische of bacferiele verontreinigingen bevatten, kunnen de 15 druppelafscheider ongehinderd passeren. Met het oog op de milieuverontreiniging is dit zeer ongewenst.

De uitvinding wordt aan de hand van de schematische tekening die een aantal uitvoeringsvormen toont nader toegelicht.

Fig. 1 toont schematisch een gedeeltelijk doorgesneden 20 vooraanzicht van een inrichting met vülplaten, waarbij de bijbehorende bevloeiSngskanalen in dwars- en de deze kanalen voedende hoofdverdeelkanalen in langsdoorsnede zijn weergegeven.

Fig. 2 toont een bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 1.

25 Fig. 3 toont een vertikale doorsnede van een knooppunt, waar hoofdverdeelkanalen samenkomen.

Fig. 4 toont een horizontale doorsnede van het knooppunt volgens fig. 3.

Fig. 5 toont een perspektivisch aanzicht van een aan-30 tal vülplaten van een vulplatenpakket met dwars op de vülplaten door de hoekpunten lopende bevloeiüngs- en afvoerkanalen.

Fig. 6 toont op vergrote schaal een perspektivisch aanzicht van de vormgeving van een deel van een bevloeiingskanaal tussen twee aan elkaar grenzende vülplaten.

35 Fig. 7 toont een vertikale dwarsdoorsnede van twee achter elkaar aangebrachte vülplaten volgens de uitvinding.

Fig. 8 toont een bovenaanzicht van een andere 8102693 - 6 - t* uitvoeringsvorm van het onderste gedeelte van een vulplaat volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een bovenaanzicht van een rij in eikaars verlengde aangebrachte vulplaten 1. Elke vulplaat 1 behoort bij een 5 in fig* 2 in het totaal met het verwijzingscijfer 2 aangegeven pakket evenwijdig aan elkaar staande vulplaten 1. De vulplaten 1 zijn in de figuren 1 en 2 ter vereenvoudiging weergegeven als ver-tikale platen, alhoewel ze volgens de figuren 5-7 tenminste over een gedeelte een van de vertikaal afwijkende stand hebben.

10 Boven de gezamenlijke pakketten 2 van de vulplaten 1 loopt een dwarsverdeelkanaal 3, dat in fig. 1 in langsdoorsnede en in fig. 2 in bovenaanzicht is te zien. Dit dwarsverdeelkanaal loopt tussen twee hoofdverdeelkanalen 4. Onder alle vulplaatpakket-ten 2 en vertikaal onder het dwarsverdeelkanaal 3 loopt tussen twee 15 hoofdverzamelkanalen 6 een dwarsverzamelkanaal 5 voor het van de vulplaten afstromende water,

De dwarsverdeelkanalen 3 zijn met hun onderkant ter hoogte van de bovenkanten van de vulplaten 1 aangebracht en onder deze bovenkanten lopen dwars op de dwarsverdeelkanalen 3 en daarmee 20 op de vulplaten 1 staande en door de vulplaten lopende bevloeiïngs-kanalen 7, 8, waarbij de bevloeilngskanalen 7 door de in de figuren 1 en 2 linkerbovenhoek van de vulplaten 1 en de bevloeilngskanalen 8 door de rechterbovenhoek van de vulplaten 1 lopen. De bevloei-ingskanalen 7, 8 zijn in dwarsdoorsnede ü-vormig (fig. 1) van boven 25 open en hebben zijwaartse, naar de vulplaten tangentiaal naar binnen gerichte uitlaatopening 9 (zie fig. 1, 5, 6 en 7). De uit de openingen komende waterstralen stromen horizontaal en tangentiaal naar de vulplaten en verdelen zich over het oppervlak van de betreffende vulplaat (zie fig. 5 en 7), van de beide plaatranden af van 30 buiten naar binnen tengevolge van hun hierna nog te beschrijven plaatprofilering, die in het algemeen kunnen zijn gevormd door oneffenheden in het plaatoppervlak, en in het eenvoudigste geval bestaan uit horizontale of schuine rechtlijnige bochtvormige indruk-kingen.

35 De bevloeilngskanalen 7, 8 worden op de kruispunten 10 gevoed met water via openingen 11 in de bodem van het dwarsverdeelkanaal 3.

81 0 2 6 9 3 - 7 -

Door de linker benedenhoek en de réchter benedenhoek van de vulplaten 1 lopen afvoerkanalen 12, 13, die vertikaal gezien onder de bevloeiïngskanalen 7, 8 in dezelfde richting als deze lopen en op de kruispunten via (niet weergegeven) afvoeropeningen 5 zijn verbonden roet de dwarsverzamelkanalen 5.

Uit de figuren 3 en 4 is te ontlenen hoe een knooppunt waar een aantal hoofdverdeelkanalen 4 en hoofdverzamelkanalen 6 samenkomen is gevormd. In het midden van het knooppunt is een centrale stijgleiding 14 aangebracht, waarvan de hoofdverdeelkanalen 10 4, die in een horizontaal vlak liggen uitgaan. Rondom de stijgleiding 14 is een ringvormige verzamelleiding 15 aangebracht, waarin de onder de hoofdverdeelkanalen 4 aangebrachte hoofdverzamelkanalen 6 uitmonden.

De figuren 5-8 tonen afzonderlijke uitvoeringsvormen 15 van de vulplaten en de bevloeilngskanalen.

Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 5, die in dwarsdoorsnede met getrokken lijnen in fig. 7 is weergegeven, heeft elke vulplaat in dwarsdoorsnede gezien een geprofileerde vorm met een bovenste in hoofdzaak vertikaal gedeelte 16, een ongeveer ter hoog-20 te van de uitlaatopening 9 beginnend bovenste schuin gedeelte 17, een hierop van onderen aansluitend vertikaal gedeelte 18 en een onderste afvoergedeelte 19, dat weer schuin kan staan met een kleine scherpe hoek ten opzichte van de vertikaal of ook vertikaal kan lopen zoals in fig. 7 met twee streep-puntlijnen is aangegeven. 25 De in fig. 7 zichtbare horizontaal doorgaande bocht of overhang 16* dient als druppelafscheider. Door de lucht naar boven meegevoerde druppeltjes worden daar opgevangen, zodat zij eveneens van het vulplaatoppervlak naar beneden kunnen stromen.

Het schuine bovenste gedeelte 17 is slechts dan zinvol, 30 wanneer het de bedoeling is dat de vulplaten slechts aan één kant worden bevochtigd, teneinde een systeem met gemengde natte en droge koeling (droge koeling aan de droge achterkant van de vulplaten) te verschaffen. Is het daarentegen de bedoeling dat de beide zijden worden bevochtigd, dat wil zeggen zuivere natte koeling, dan wordt 35 het gedeelte 17 doelmatig vertikaal gericht. De uit de gaten 19 tredende waterstralen bevochtigen dan telkens tegelijkertijd de voorkant van één vulplaat en de achterkant van de andere vulplaat, 8102693 * V -*··* ' - 8 - waarbij een doelmatige profilering dan de gelijkmatige waterverde-iing aan de beide kanten van de plaat waarborgt.

Eventueel kan bij een éénzijdige bevochtiging het onderste gedeelte 18 worden vervangen door een gedeelte 18' dat dezelfde 5 helling heeft als het bovenste gedeelte 17.

Oe op elkaar volgende vulplaten zijn door het naar achteren ombuigen van hun zijranden 20, 21 tegen elkaar geplaatst en eventueel met elkaar verbonden, bijvoorbeeld door middel van lijmen.

10 Elk kanaaldeel van de bevloeiingskanalen 7, 8 respek- tievelijk de afvoerkanalen 12, 13 tussen twee aan elkaar grenzende vulplaten is gevormd door het maken van openingen 22 en het vormen van lippen 23, 24 die de zijwanden van het kanaaldeel vormen en door onderste lippen 25, die de bodem van het betreffende kanaal- 15 deel vormen. Deze lippen zijn aan de achterkant van de eerstvolgende vulplaat rondom de opening 22 hiervan vastgelijmd of op andere wijze bevestigd, bijvoorbeeld gelast.

De lippen 23, 25 en 24, 25 bestaan bij het met behulp van warmte uit kunststofmateriaal vormen hiervan uit één stuk.

20 Naar boven toe is het deel van elk kanaal open, wat door het uitbuigen van slechts een smalle ter verstijving dienende vouw 2ó aan de bovenste rand van de opening 22 in fig. 6 is gede-morstreerd. De langwerpige bevloeiingskanalen 7, 8 volgens fig. 2 worden dus gevormd door het tegen elkaar plaatsen van de vulplaten 25 en het op de beschreven wijze verbinden hiervan. Een vereenvoudiging van de montage en tegelijkertijd een absolute afdichting van de bevloeiings- en afvoerkanalen wordt verkregen door U-profielen 28, waarop de vulplaten 1 voor het vormen van een pakket eenvoudig worden "opgeregen".

30 In het bovenste gedeelte zijn de vulplaten voorzien van W-vormige naar het midden van de vulplaten 1 en naar onderen toelopende, in profiel aangebrachte golven 27. De golven 27 veroorzaken een gelijkmatige verdeling van het uit de uitlaatopeningen 9 op de werkvlakken van de vulplaten stromende koelwater.

35 In de onderste gedeelten 18 resp. 18' kunnen de vulpla ten 1 zijn voorzien van golven 29, die echter omgekeerd met hun V-toppen naar boven naar het midden van de vulplaat 1 wijzend zijn 81 0 2 6 9 3 - 9 - aangebracht. De vrije uiteinden van de golven 29 eindigen boven de van boven open afvoerkanalen, zodat het water door de geleidende werking van de golven 29 praktisch volledig in de afvoerkanalen 12, 13 kan stromen. In plaats van de golven 29 zijn in de figuren 5 en 5 7 als alternatief horizontale remden 30 getekend, waarvan de vrije uiteinden echter eveneens boven de afvoerkanalen 12, 13 eindigen. De randen 30 kunnen ook schuin staan.

Met de beschreven uitvoeringsvorm van de vulplaten en met het hieruit vormen van de bevloeiingskanalen wordt bereikt dat 10 zonder de bevloeiingskanalen opeen aanzienlijke hoogte boven de bovenkanten van de vulplaten 1 aan te brengen een doelmatige gelijkmatige waterverdeling over de hoogte van de vulplaten wordt verkregen.

Door het aanbrengen van de afvoerkanalen 12, 13 in de 15 onderste hoekpunten van de vulplaten wordt tevens bereikt dat het verzcmelsysteem zonder afstand direkt op de onderkanten van de vulplaten kan aansluiten. De anders noodzakelijke vertikale afstand, die voor het versproeien van het koelwater en daarmee voor een gelijkmatig bevochtigen van de vuilplaatoppervlakken noodzake-20 lijk was, kan hier worden vermeden, hetgeen tevens gepaard gaat met een aanzienlijke besparing op de pompenergie. Deze besparing wordt door het vermijden van een afstand tussen de onderkanten van de vulplaten en het verzamelsysteem extra groot. De weergegeven vulplaten zijn bij voorkeur uit kunststof vervaardigd en aan elkaar 25 gelijmd. Zij kunnen echter ook uit blik zijn vervaardigd, waarbij ze dan aan elkaar worden gelast of gelijmd. De uitvoering en het doel van de lippen 23, 24, 25 is ook bij een uit blik vervaardigde uitvoeringsvorm gelijk aan die der getekende uitvoeringsvorm. Hier-bijworden echter vierkante openingen door diagonale sneden en door 30 het uitbuigen van driehoekige lippen gevormd. Een verbinding tussen aan elkaar grenzende vulplaten 1 van een pakket 2 kan door solderen of lassen geschieden. Andere bevestigingsmiddelen kunnen natuurlijk ook worden toegepast. Ook hierbij kunnen de groepen van vulplaten worden gevormd door "rijgen" op door de aangebrachte openingen 35 passende U-profielen.

8102693

Claims (10)

1. Inrichting voor het met af te koelen koelwater bevloeien van vulplaten, in het bijzonder in koeltorens, waarbij het koelwater op een niveau boven de vulplaten in verdeelkanalen wordt gepompt, van waaruit het koelwater van bovenaf op de vulplaten komt, 5 waarbij de verdeelkanalen vloeiïngskanalen omvatten die nabij elke vulplaat tenminste één uitstroomopening hebben om het koelwater op de betreffende vulplaat te brengen, met het kenmerk, dat de bevloeiïngskanalen (7, 8) doorlopend glad zijn uitgevoerd, de bevloeiïngskanalen (7, 8) raken aan het bovenste eindgedeelte 10 van de vulplaten of hierdoorheen lopen en elke vulplaat (1) in het bovenste gedeelte is voorzien van een profilering (27) om het koelwater gelijkmatig over het oppervlak te verdelen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bevloeiïngskanalen (7, 8) van boven open zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat in totaal twee bevloeiïngskanalen (7, 8) door de hoekpunten van de vulplaten lopen en dat de uitlaatopeningen (9) van de beide bevloeiïngskanalen (7, 8) horizontaal en tangentiaal op het oppervlak van de vulplaten naar de middelste gedeelten van 20 de vulplaten zijn gericht.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, m et het kenmerk, dat de vloeiïngskanalen (7, 8) zijn gevormd door het uitsnijden van openingen (22) en het uit de vulplaten vormen van lippen (23, 24, 25) waarbij de lippen zodanige afmetingen kunnen 25 hebben, dat zij de afstand tot de eerstvolgende vulplaat overbruggen

5. Inrichting colgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de vulplaten (1) zijn vervaardigd van kunststof en dat de gevormde lippen (23, 24, 25) aan de achterkant van de eerstvolgende vulplaat en aan elkaar zijn vastgelijmd·

6. Inrichting volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat elke vulplaat (I) met het bovenste gedeelte (17) schuin staat en met het onderste gedeelte (18) vertikaal loopt.

7. Inrichting volgens één der conclusies l-ó, met 35 het kenmerk, dat elke vulplaat in het onderste gedeelte 8102693 - 11 - is voorzien van een het water naar opzij gelegen afvoerkanalen (12, 13) leidende profilering (29).

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het ken· merk, dat ook de afvoerkanalen (12, 13) door de vulplaten (1) 5 lopen en zijn gevormd door het uitsnijden van openingen en het uit de vulplaten vormen van lippen.

9. Inrichting volgens één der conclusies 1-8, waarbij de vulplaten evenwijdig aan elkaar in pakketten zijn aangebracht, met het kenmerk, dat de vulplaten (1) van één pakket 10 op door de aangebrachte openingen (22) passende U-profielen (28) op en tegen elkaar zijn geschoven, waarbij de van boven open U-profielen de betreffende kanalen (7, 8; 12, 13) vormen.

10. Inrichting volgens één der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat het bovenste einddeel van elke vulplaat 15 (1) is uitgevoerd als druppelafscheider (16'). 81 0 2 6 9 3