NL8101877A - Dakontluchtingsinrichting. - Google Patents

Description

VÖ~Ï8Ï5 -1-

Dakontluehtingsinriehting

De uitvinding heeft betrekking op dakontluchtingsinrichting, welke een ophouw bevat, die boven een schacht in het dak van het te beluchten gebouw aangebracht is, en bestaat uit een boven een gestel of sokkel in die schacht aangebracht, naar boven en naar onderen toe open huis, 5 alsmede uit een, die schacht naar boven toe af schermende, desgewenst uit de sluitstand te verwijderen afdekking.

Voor het beluchten van grote ruimten, bij voorbeeld door bedrijven gebruikte hallen, worden tegenwoordig dakontluchtingsinrichtingen en dergelijke toestellen vereist, welke enerzijds een natuurlijke, 10 tegen regel veilige beluchting mogelijk maken, doch anderzijds bij katastophes, bij voorbeeld bij brand, een zo groot mogelijk dwarsprofiel, bij voorkeur met maximaal mogelijke dwarsprofiel voor het af-voeren van rook- en brandgassen vrij geven. Bekende inrichtingen van de onderwerpelijke soort, bij voorbeeld zoals beschreven in het Duitse oc-15 trooischrift 1.276.880 of in het Duitse octrooischrift 2.018.9^9 zijn hetzij omslachtig van opbouw en werken ook niet steeds veilig en betrouwbaar, of geven bij het opnen van de inrichting het maximaal mogelijke openingsprofiel slechts ten dele vrij, bij voorbeeld doordat klepdelen tot in de stroming reiken of steundelen, regelgoten enz.

20 aanwezig zijn, zodat de stroming verstoord wordt en er verliezen optreden. Bij deze bekende inrichtingen is de verhouding tussen het aërodynamisch vrij oppervlak en het geometrisch vrije oppervlak in de open stand betrekkelijk ongunstig.

Doel van de uitvinding is nu, deze nadelen te ondervangen met 25 een inrichting van de onderwerpelijke soort, waarmee het mogelijk is, zo groot mogelijke openingsprofielen, bij voorkeur telkens het maximaal mogelijke dwarsprofiel vrij te'geven, waarbij, bij voorkeur, de verhouding tussen het aërodynamisch vrije oppervlak en het geometrisch vrije oppervlak zo veel mogelijk de waarde "1" benadert, en welke in-30 richting minder beweegbare delen bevat, dan de bekende, vergelijkbare inrichtingen, zodat kan worden volstaan een eenvoudigere besturing.

Qm dit doel te bereiken wordt volgens de uitvinding een inrichting van de in de aanhef vermelde soort voorgesteld, die wordt gekenmerkt 8101877 2- \ doordat de afdekking een, op een aan de laogsrichting van de schacht evenwijdige as draaibaar trommel bevat met een diameter, welke groter is, dan de breedte van het gestel, de sokkel of de schacht, resp. van de doortree-opening daarvan, welke trcmmel een cirkelcilindrische mantel 5 heeft met twee diametraal tegenoverelkaargelegen doorbrekingen, waarvan de breedte resp. lengte corresponderen met de breedte resp. de lengte van het doortreeprofiel van de schacht, resp. van de doortree-opening in het dak van de ruimte.

Bij voorkeur zijn de doorbrekingen over 180° ten opzichte van tO elkaar versprongen symmetrisch aangebracht aan de omtrek van de trcmmel, waarbij, bij voorkeur, die doorbrekingen telkens zijn toegevoegd aan een middelpuntshoek van 90° ten opzichte van de draaias van de trommel. Be trcmmel kan hierbij bij voorbeeld binnen het huis aangebracht zijn, waarbij ten minste in de sluitstand de beide, telkens een doorbreking T? van de trcmmel begrenzende langsranden met de bijbehorende, telkens een opening begrenzende langsranden van het huis ter afdichting samenwerken, doordat telkens aan ten minste een van twee samenwerkende langsranden een lipafdichting aangebracht is.

De volgens de uitvinding voorgestelde inrichting biedt het voor-20 deel, dat nog slechts een minimum aan beweegbare delen vereist is: de opbouw is zo eenvoudig mogelijk. Men kan nu volstaan met een aanzienlijk eenvoudiger besturing dan bij de bekende, vergelijkbare inrichtingen, terwijl desondanks veilige betrouwbare werking gewaarborgd is. Ook is verzekerd, dat het maximale openingsprofiel vrij gegeven 25 wordt, wanneer dit bij katostrophes nodig zou zijn.

Bijzonder voordelig is het, wanneer in het inwendige van de trommel een afdekklep concentrisch en coaxiaal ten opzichte van die tronmel draaibaar gelegerd is, waarvan de lengte correspondeert met de breedte van de doorbrekingen van de trcmmel, waarbij, bij voorkeur, 30 de afdekplaat in tegengestelde richting ten opzichte van de tronmel, bij voorkeur met dezelfde snelheid, met die trcmmel draaibaar is.

Aan de afdekplaat en de trcmmel kan hierbij bij voorbeeld een gemeenschappelijke, bijbehorende aandrijving toegevoegd zijn, welke met die beide delen via drijfwerken zodanig verbonden is, dat deze in tegen-35 gestelde richting, doch telkens over dezelfde draaihoek bewegen.

Het gaat hier cm bijzonder doelmatige, in opbouw eenvoudige en qua werking betrouwbare uitvoeringsvoim.

8101 8 77 -3- 9 ·* Γ 1 - - - τ .

Ter verderen vereenvoudiging kan aan de aandrijvingen voor de af dekplaat en voor de tranmel een "bijbehorend, pneumatisch verstel-toestel toegevoegd zijn, waardoor naar keus het innemen van een middenstand en twee eindstanden mogelijk is, waarbij in geval van katastrophes, 5 wanneer de energietoevoer, van het te beluchten gebouw uit, onderbroken is, de passage d66r de schacht volledig geopend is. Aan de aandrijvingen voor de af dekplaat en voor de tranmel kan echter ook bij voorbeeld een bijbehorend, elektronisch versteltoestel toegevoegd zijn, dat het naar keus innemen van een middenstand en twee eindstanden mogelijk maakt, 10 waarbij in geval van katastrophes, wanneer de energietoevoer, van het te beluchten gebouw uit, onderbroken is, de passage döör de schacht volledig geopend is.

In de tekening zijn aansluitend bij wijze van voorbeeld voor de uitvinding enkele uitvoeringsvoorbeelden van inrichtingen volgens de 15 uitvinding weergegeven.

Fig. 1 is een schematisch zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 is een schematisch vööraanzicht, op kleinere schaal, van de inrichting volgens fig. 1, welke zich daarbij in de sluit stand be-20 vindt; fig. 3 toont de inrichting volgens fig. 2 in een normale, open stand; fig. ^ toont, op dezelfde wijze afgebeeld, de inrichting volgens fig. 2 in de volledig open stand bij katastrophes; en 25 fig. 5 is een schematisch vööraanzicht van een detail van een variant van de inrichting volgens fig. h.

Bij het in de tekening in de eerste plaats - in de fig. 1-4 -weergegeven uitvoeringsvoorbeeld gaat het cm een dakontluchtingsinrichting, welke een opbouw 1 bevat, die boven een schacht in het dak van het te 30 beluchten gebouw 2 aan gebracht is, en bestaat uit een boven een gestel of sokkel 3 in de schacht aangebracht, naar boven en naar beneden toe open huis i*, alsmede uit een die schacht naar boven toe afschermende afdekking 5, welke desgewenst uit de sluitstand kan worden verwijderd.

Volgens de uitvinding bevat de afdekking een tranmel 6, welke cm 35 een aan de langsrichting van de schacht evenwijdige as 7 draaibaar is en een diameter 8 heeft, die groter is dan de breedte 9 van de schacht.

Deze trammel bezit een cirkelcilindrische mantel (vergelijk de 81018 77 . .... — i fig. 2, 3 en U) en twee diametraal tegenoverelkaargelegen doorbrekingen 10, 11, waarvan de breedte, resp. lengte correspondeert met de breedte resp. lengte van bet doortreeprofiel van de schacht.: Deze doorbrekingen zijn, zoals speciaal blijkt uit de fig. 2-¾, over 180° 5 ten opzichte van elkaar versprongen symmetrisch ten opzichte van elkaar aan de ontrek van de trommel aangebracht en telkens aan een bijbehorende'middelpuntshoek α van 90° ten opzichte van de draaias 7 van ; de trommel toegevoegd. De tranmel bevindt zich binnen het huis 4, waarbij de beide telkens een doorbreking van de tranmel begrenzende langs-10 randen 12, 13 resp. 14, 15 met de bijbehorende, telkens een opening begrenzende langsranden T2a, resp. 13a, resp. lUa, resp. 15a van het huis ten minste in de sluitstand ter afdichting samenwerken, doordat telkens aan ten minste êén van twee samenwerkende langsranden een lipafdichting is aangebracht. Tussen de doorbrekingen bevindt zich 15 telkens een gesloten, bij een middelpuntshoek & van 90° ten opzichte van de draaias van de tranmel 7 behorend trommelsegment 16, 17, waarbij die segmenten zich in langsrichting van de doortree-opening van de schacht uitstrekken en waarvan het Ine, zoals bij het verwijzings-cijfer 8 in fig. 3 weergegeven, als regengoot is uitgevoerd.

20 In het inwendige van de trommel bevindt zich een afdekklep 20, welke concentrisch en coaxiaal ten opzichte van de trommel aan de doorgaande draaias van de trommel draaibaar gelegerd is en waarvan de lengte £ correspondeert met de breedte van de doorbreking van de trommel en van de schacht. De afdekklep is hierbij zodanig barneten, dat bij normale ventilatie de betrokken opening tegen regen beveiligd afgescheimd wordt en er een doorstrcmingsprofiel van 90° aanwezig is, waarbij die klep zich uitstrekt over de lengte van de doortree-opening.

De afdekklep is in tegengestelde richting ten opzichte van de trommel 30 draaibaar, d.w.z. dat in het geval dat de tranmel volgens pijl-richting 21 roteert, de afdekklep volgens pijlrichting 22 en wel met dezelfde maar doch tegengestelde snelheid als de trommel draait.

Aan de afdekklep en. de trommel is een bijbehorende, gemeenschappelijke aandrijving toegevoegd, welke met de beide delen via drijf-35 werken zodanig verbonden is, dat deze delen in onderling tegengestelde richtingen, doch telkens om dezelfde draaihoek bewegen. Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 kan de afdekklep met de aandrijving voor ' de tranmel resp. met de aandrijfas 25 via een kegeltandwieldrijfwerk 26, 8101877 » * : . — - 27» 28 verbonden zijn, dat dan. de afdekklep dragende, bus 29 aaadrxjft, welke in de kopvand 30 van de trommel draaibaar gelegerd is. De aandrijfas 25 heeft aldus een spieverbinding met de trommel 6, en aan die as is de huls, bus 29 draaibaar gelegerd, welke met de aandrijfas 5 via het drijfwerk 26 , 27 , 28 is verbonden en waaraan de afdekklep zit.

Volgens de uitvindingsvorm overeenkomstig fig. 5 is de afdekklep met de aandrijving voor de trommel, resp. de aandrijfas daarvan, via een krukaandrijving 31» 32, 33, 34» 35, 36, 37 verbonden. Als geheel is de inrichting zodanig, dat de afdekklep in de sluitstamd horizontaal 10 en in de open stand bij katastrophes of brand verticaal georiënteerd is.

Aan. de aandrijvingen voor de afdekklep en voor de trommel is een bijbehorend, pneumatisch of elektronisch versteltoestel toegevoegd, dat hier niet nader is weergegeven en naar keus het innemen van een middenstand en twee eindstanden mogelijk maakt, waarbij in geval van 15 katastrophes, wanneer de energietoevoer, vanuit het te beluchten gebouw, onderbroken is, de passage door de schacht volledig geopend wordt.

Aan beide kopzijden bevat het huis telkens een regengoot 40 resp. 41.

Het drijfwerk bevindt zich aan ëên van de kopzijden van de 20 trommel (vergelijk fig. 1) en binnen het huis, waarbij de inrichting zodanig is, dat het toestel bij gesloten trommel beveiligd is tegen inbraak.

Aldus is een inrichting verkregen, welke in hoofdzaak uit drie delen bestaat, nl. het huis, de trommel en de afdekklep, welke op de 25 doorgaande aandrijfas van de trommel gedwongen in tegengestelde richting ten opzichte van de trommel beweegt.

Volgens fig. 2 is de inrichting gesloten, waarbij het onderste trommelsegment 16 het döórtreeprofiel door middel van geschikte afdichtingen afsluit, waarbij eventueel binnendringende regen via de 3Q goten 40, 41 afgeleid wordt, terwijl de afdekklep horizontaal staat.

Volgens fig. 3 is de passage door de inrichting 50% geopend voor, tegen regen beveiligde, ventilatie, waarbij de trommel en de afdekklep elk over 45° tegengestelde richting verplaatst zijn. De opening naar omlaag in de hal wordt door de af dekplaat 3 tegen regen beveiligd.

35 Eventueel toch binnendringende regen wordt via de regengoten 18, 40, 41 af gevoerd.

Volgens fig. 4 is de inrichting volledig geopend en zijn de 81018 7 7 m _ _ --- trommel 6 en de afdekklep 20 in tegengestelde richting over 90° verdraaid. De heide delen geven hier het volledige d66rstroomprofiel vrij.

8101877

Claims (11)

1. Dakontluchtingsinriehting, welke een opbouw bevat, die boven een schacht in het dak van het te beluchten gebouw aangebracht is en bestaat uit een boven een gestel of sokkel in de schacht aangebracht, naar boven en naar onderen toe open huis, alsmede uit een die schacht 5 naar boven toe afschezmende, desgewenst uit de sluitstand. te verwijderen afdekking, met het kenmerk, dat de afdekking een cm een aan de langs-richting van de schacht evenwijdige as draaibare trommel bevat met een diameter, welke groter is, dan de breedte van het gestel, sokkel of schacht, resp. van de doortree-opening daarvan, en welke trommel 10 een cirkelcilindrisch mantel heeft met twee diametraal tegenoverelkaar-gelegen doorbrekingen, waarvan de breedte resp. lengte correspondeert met de breedte resp. lengte van het doortreeprofiel van de schacht, resp. van de doortree-opening in het dak van de ruimte.

2. Dakontluchtingsinriehting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 15 dat de doorbrekingen 180° symmetrisch ten opzichte van elkaar versprongen aan de cmtrek van de tronmel aangebracht zijn en bij voorkeur elk aan een middelpuntshoek van 90° ten opzichte van de draaias van de trcmmel toegevoegd zijn.

3. Dakontluchtingsinriehting volgens conclusie 1 of 2, met het 20 kenmerk, dat de trommel binnen het huis - dat aan zijn beide kopzijden telkens een regengoot kan bevatten - opgenemen is, en hierbij, ten minste in de sluitstand, de beide telkens êên doorbreking van de trcmmel begrenzende langsranden met de bijbehorende, telkens een opening begrenzende langsranden van het huis ter afdichting samenwerken, doordat 25 telkens aan ten minste êên van twee samenwerkende'langsranden een lipafdichting is aangebracht.

4. Dakontluchtingsinriehting volgens ten minste êên der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zich tussen de doorbrekingen telkens een gesloten, bij een middelpuntshoek van 90° ten opzichte van de 30 draaias van de as behorend, trcornelsegment bevindt, welke segmenten zich in de langsrichting van de doortree-opening van de schacht uitstrekken en waarvan het êne in het bereik van de êne langsrand als regengoot is uitgevoerd.

5. Dakontluchtingsinriehting volgens ten minste êên der voorgaande 35 conclusies, met het kenmerk, dat in het inwendige van de trcmmel een 8101877 ^ ν' -* ! : ~ * ^ afdekklep concentrisch en coaxiaal, op doelmatige wijze aan de draaias van de trommel, draaibaar gelegerd is, waarvan de lengte correspondeert met de breedte van de doorbrekingen van de trommel en waarbij de draaias' van de tranmel en de afdekklep doorgaand kunnen zijn en 5 zich over de volle lengte van de doortree-opening kunnen uitstrekken.

6. Dakontluchtingsinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de afdekklep zodanig bemeten is, dat bij normale beluchting de ontstaande opening tegen regen beveiligd afgeschermd wordt en een door-stracmprofiel van 50% vrij gegeven wordt. TQ

7. Dakontluchtingsinrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de afdekklep bij voorkeur met dezelfde snelheid als de trommel, doch in tegengestelde richting met de trommel draaibaar is, waarbij, bij voorkeur, aan de afdekklep en de trommel een bijbehorende, gemeenschappelijke aandrijving is toegevoegd, welke met beide delen T5 via drijfwerken zodanig is verbonden, dat. deze in tegengestelde richting doch telkens over dezelfde draaihoek bewegen, waarbij de afdekklep met de aandrijving voor de tranmel, resp. de aandrijfas daarvan, bij voorbeeld via een kegeltandwieldrijfwerk of via een krukaandrijving, verbonden is.

8. Dakontluchtingsinrichting volgens ten minste êên der conclusies 5-7, met het kenmerk, dat de afdekklep in de sluitstand horizontaal, en in de open stand, bij katastrophes, verticaal verloopt.

9· Dakontluchtingsinrichting volgens ten minste êên der conclusies 5-8, met het kenmerk, dat aan de aandrijvingen voor de afdekklep 25 en voor de tranmel een bijbehorend, pneumatisch of elektronisch verstel-toestel toegevoegd is, dat het naar keus innemen van een middenstand en van twee eindstanden mogelijk maakt, waarbij in geval van katastrophes, wanneer de energietoevoer, vanuit het te beluchten gebouw, is onderbroken, de passage döor de schacht volledig geopend is.

10. Dakontluchtingsinrichting volgens ten minste êên der conclusies 5-9, met het kenmerk, dat aan de aandrijfas voor de, er door middel van een spie mee verbonden trommel, een huls, bus of mof draaibaar gelegerd is, welke bij voorbeeld met de aandrijfas voor trcmmel via een drijfwerk bij voorbeeld kegeltandwieldrijfwerk verbonden is en 35 waaraan de afdekklep zit.

11. Dakontluchtingsinrichting volgens ten minste êên der conclusies 7-10, met het kenmerk, dat het drijfwerk zich bevindt aan êên van 81 01 877 -9- de kopzijden van de trcramel en binnen het huis» waarbij de inrichting zodanig is» dat de inrichting bij gesloten tranmel tegen inbraak beveiligd is. 81 01877