NL8101500A - Trilinrichting. - Google Patents

Description

-1- u* · SSi/wd/4

Trilinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een trilinrichting waarvan het trillende deel is uitgevoerd met een aantal twee aan twee met elkaar gekoppelde synchroon in tegengestelde richting roterend aangedreven ongebalanceerde assen, waarbij 5 de door de onbalansen opgewekte centrifugaalkrachten elkaar opheffen in de richting loodrecht op de trilrichting van het trillende deel en in de trilrichting gelijk zijn gericht en elkaar versterken. De bekende trilinrichtingen van deze soort die worden gebruikt om bijvoorbeeld een zeef aan te 10 drijven,bestaan bijvoorbeeld uit twee ongebalanceerde assen die in een waterdicht huis zijn geplaatst waarbij de assen in een vlak liggen loodrecht op de trilrichting. Door middel van samenwerkende tandwielen draaien de assen in tegengestelde richting. De onbalansen werken zodanig samen dat in de 15 trilrichting de krachten worden gesommeerd,terwijl in het vlak loodrecht op de trilrichting de krachten elkaar compenseren.

Er treden geen vrije momenten op. Het nadeel van een dergelijke constructie is dat de smering van de tandwielen en de1 legers moeilijkheden kan opleveren. Wanneer men gebruik maakt van 20 een spatsmering kunnen problemen optreden omdat de legers niet op dezelfde hoogte liggen zodat de hoger gelegen legers te weinig smeermiddel krijgen toegevoerd.

Wanneer men bij een dergelijke inrichting de smering wil verbeteren,kan men de assen in een zelfde horizontaal vlak 25 plaatsen. De trilrichting maakt dan een scherpe hoek met dit vlak door de assen. Het voordeel is dat men dan de beoogde betere smering krijgt. Hier staat echter het nadeel tegenover dat de door de onbalansen opgewekte momenten elkaar niet opheffen. Dit betekent dat de trilinrichting aan een daarmee 30 verbonden zeefoppervlak een elliptische beweging geeft.

In de praktijk is de tendens dat steeds grotere tril-oppervlakken worden toegepast. Dit betekent dat de trilopper-vlakken zwaarder worden en dat er grotere centrifugaalkrachten nodig zijn die door de ongebalanceerde assen moeten worden op-35 gewekt. Men kan bijvoorbeeld het aantal assen gaan verdubbelen waardoor men grotere krachten ter beschikking krijgt. Doordat men vier assen naast elkaar heeft liggen,is het beslist nodig 8101500 * t -2- dat deze in het horizontale vlak liggen, aangezien anders te grote moeilijkheden met de smering voor de hoger gelegen assen zouden ontstaan. Echter krijgt men hier een vergroting van het nadeel dat ook in het vorige geval optrad, namelijk 5 dat er grote vrije momenten overhlijven. Hierdoor krijgt men ook in dit geval een elliptische beweging van het trillende oppervlak.

De uitvinding beoogt nu een trilinrichting te verschaffen waarbij wel grote centrifugaalkrachten worden opgewekt,doch 10 waarbij men niet het nadeel heeft dat een elliptische trilling ontstaat.

Volgens de uitvinding is het trillende deel uitgerust met tenminste vier ongebalanceerde assen die paarsgewijs ter weerszijden van een gebalanceerde centrale as zijn gelegen en 15 met die as zijn gekoppeld, waarbij alle vijf assen in êen vlak zijn gelegen, een en ander zodanig dat twee aan de centrale as grenzende ongebalanceerde assen in de ene richting worden aangedreven en de ten opzichte van de centrale as aan de buitenzijde gelegen assen in de andere richting worden 20 aangedreven.

Dankzij de beschreven opstelling heffen de door de centrifugaalkrachten uitgeoefende momenten elkaar op. Men krijgt daardoor een volkomen rechtlijnige trilbeweging ondanks het feit dat men dus meerdere ongebalanceerde assen toepast en 25 zware triloppervlakken heeft aan te drijven.

De uitvinding zal nader worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de tekening.

In de tekening toont: fig. 1 schematisch een trilinrichting volgens de uit-30 vinding, fig. 2 een inrichting uit figuur 1 in een andere·stand, fig. 3 de inrichting in nog een andere stand, en fig. 4 de inrichting in weer een andere stand.

Ter weerszijden van een centrale as 1 liggen ongebalan-35 ceerde assen 2, 3, 4 en 5. De assen 2, 3, 4 en 5 zijn respectievelijk voorzien van onbalansen 6, 7, 8 en 9. Op de assen 1, 2, 3, 4 en 5 zijn respectievelijk tandwielen 10, 11, 12, 13 en 14 aangebracht. Deze tandwielen zijn met elkaar in ingrij-ping zodat de verschillende assen met dezelfde snelheid draaien, 81 01 500

< · ** A

-3- wanneer de centrale as 1 wordt aangedreven, De centrale as 1 is gebalanceerd,

De door de onbalansen uitgeoefende centrifugaalkrachten zijn aangegeven met P terwijl de op de inrichting werkende 5 resulterende kracht is aangegeven met R.

In figuur 1 zijn de centrifugaalkrachten alle gericht in de trilrichting en sommeren alle krachten zich tot de resultante R,

In de stand volgens figuur 2 zijn de krachten loodrecht 10 op de trilrichting gericht en is de resultante in de trilrichting 0. Dankzij het feit dat de van een onbalans voorziene assen 2 en 4 en 3 en 5 telkens paarsgewijs in dezelfde richting worden aangedreven leveren de krachten P voor de naast de as 1 gelegen assen 2 en 4 geen moment op. Hetzelfde geldt 15 voor de assen 3 en 5.

In figuur 3 is de resultante van de krachten tegengesteld gericht aan die in figuur 1. De kracht loopt hier weer volgens de trilrichting.

In de stand volgens figuur 4 is de resulterende kracht 20 weer 0 terwijl de door de krachten uitgeoefende momenten elkaar opheffen. Men krijgt hierdoor een volkomen rechtlijnige trilling. Door het toepassen van vier ongebalanceerde assen lean men zeer grote krachten opwekken en dankzij het feit dat de assen in een horizontaal vlak liggen heeft men geen proble-25 men met de smering van de verschillende assen.

81015 00

Claims (3)

1. Trilinrichting waarvan het trillende deel is uitgevoerd met een aantal twee aan twee met elkaar gekoppelde, synchroon in tegengestelde richting roterend aangedreven ongebalanceerde assen, waarbij de door de onbalansen opge- 5 wekte centrifugaalkrachten elkaar opheffen in de richting loodrecht op de trilinrichting van het trillende deel en in de trilrichting gelijk zijn gericht en elkaar versterken, met het kenmerk, dat het trillende deel is uitgerust met tenminste vier ongebalanceerde assen die paarsgewijs ter weers-10 zijden van een gebalanceerde centrale as zijn gelegen en met die as zijn gekoppeld, waarbij alle vijf assen in êên vlak zijn gelegen, een en ander zodanig dat twee aan de centrale as grenzende ongebalanceerde assen in de ene richting worden aangedreven en de ten opzichte van de centrale as aan 15 de buitenzijde gelegen assen in de andere richting worden aangedreven.

2. Trilinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de assen zijn gelegen in een horizontaal vlak.

3. Trilinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het ken-20 merk, dat de assen elk een tandwiel dragen en dat de tandwielen op naast elkaar gelegen assen met elkaar in ingrijping zijn. 8101 500