NL8101131A - Inrichting voor het bevestigen van gevelpanelen aan een achterliggende draagconstructie. - Google Patents

Description

N/30.162—Jb/hf

Inrichting voor het bevestigen van gevelpanelen aan een . achterliggende draagconstructie.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bevestigen van gevelpanelen aan een achterliggende draagconstructie, die een aantal steunprofielen omvat, waarvan de langsrichting loodrecht op die van de gevelpanelen 5 staat.

Volgens een bekende uitvoering van een dergelijke bevestigingsinrichting worden kikkerplaten met behulp van door de gevelpanelen gevoerde bouten onder aanzienlijke krachtuitoefening met hun ene uiteinde op een flens van een steun-10 profiel en met hun andere uiteinde op het achtervlak van het betreffende gevelpaneel gedrukt, teneinde een verbinding tot stand te brengen.

Aan deze wijze van bevestigen is evenwel het bezwaar verbonden, dat de kikkerplaten het achtervlak van de gevel-15 panelen kunnen vervormen, waarbij, tengevolge van verschillen in uitzetting, respectievelijk inkrimping tussen de gevelpanelen en de kikkerplaten, zelfs ernstige beschadigingen van het achtervlak van de gevelpanelen kunnen ontstaan. Tevens bestaat het gevaar, dat de kikkerplaten door de grote hierop 20 uitgeoefende krachten gaan uitbuigen, waardoor de bevestiging van de gevelplaten aan de draagconstructie ongunstig wordt beïnvloed. Voorts is het nadelig, dat praktisch geen nastelmogelijkheden voor de kikkerplaten bestaan, zodat de gaten in de gevelpanelen voor het doorlaten van de bouten met grote 25 nauwkeurigheid op de bouwplaats moeten worden geboord.

De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort zodanig uit te voeren, dat de genoemde bezwaren op doeltreffende wijze worden opgeheven en een betere bevestiging van de gevelpanelen aan de achterliggende draag-30 constructie wordt verkregen.

Hiertoe wordt deze inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door een verbindingsprofiel, dat althans ongeveer dezelfde lengte als de gevelpanelen bezit en dat is uitgevoerd met een voorwand en met twee hierachter gelegen, 35 op een afstand van elkaar verwijderde en van elkaar afgekeerde, in dwarsdoorsnede in hoofdzaak U-vormige wanddelen voor het 8101131 - 2 - a j opnemen van uitstekende voorste randdelen van naburige gevel-panelen onder vorming van een tussenliggende voeg tussen deze gevelpanelen; door een aantal korte bevestigingsprofielen, die in het verbindingsprofiel verschuifbaar zijn en die met 5 een gat zijn uitgevoerd; door een met een moer samenwerkende bout voor elk bevestigingsprofiel, die door het gat in het be-vestigingsprofiel voerbaar is en die voor het doorlopen van de voeg tussen de naburige gevelpanelen is gedimensioneerd; alsmede door een beugel voor elk van deze bouten, die een oog 10 voor het doorlaten van de bout bezit en die met een steun-profiel van de draagconstructie verbindbaar is.

Volgens de uitvinding komt de bevestigingsinrichting, welke zich door de voeg tussen naburige gevelpanelen uitstrekt, niet meer in aanraking met het achtervlak van de 15 gevelpanelen, zodat geen enkel gevaar voor het beschadigen van dit achtervlak meer bestaat.

Doordat de bevestigingsprofielen, tezamen met de bouten en de beugels tijdens de montage in een richting loodrecht op de langsrichting van de steunprofielen van de draag-20 constructie verschuifbaar zijn, kan steeds op zeer snelle en eenvoudige wijze een ingrijping tussen de beugels en deze steunprofielen tot stand worden gebracht.

De aansluiting tussen naburige panelen moet zodanig zijn, dat nöch vocht, noch waterdamp achterwaarts kan door-25 dringen.

In verband hiermede wordt een bij voorkeur toegepaste uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt door elastische afdichtprofielen uit rubber of dergelijk materiaal, die althans ongeveer dezelfde lengte als 30 de gevelpanelen bezitten en die tussen het verbindingsprofiel en de voorzijde van de naburige gevelpanelen klembaar zijn.

De uitvinding omvat voorts een verbindingsprofiel, een bevestigingsprofiel en een beugel, ingericht voor toepassing bij de inrichting volgens de uitvinding.

35 De uitvinding omvat verder een gevelpaneel, uitge voerd als een sandwichpaneel en bestaande uit een voorplaat, een achterplaat en een tussenliggende kunststofschuimlaag, ingericht om te worden bevestigd aan een achterliggende draagconstructie, die een aantal steunprofielen omvat, waarvan de 40 langsrichting loodrecht op die van de gevelpanelen staat, met 8101131 - 3 - behulp van de in het voorgaande beschreven inrichting.

Dit gevelpaneel wordt volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat twee tegenoverliggende randen van de voorplaat ten opzichte van de kunststofschuimlaag uitsteken.

5 Hiertoe kan achter de beide uitstekende randen van de voorplaat een verdieping in de kunststofschuimlaag zijn gevormd.

Verder kunnen met voordeel de uitstekende randen van de voorplaat de uiteinden van aan de voorzijde glad afge-10 werkte, achterwaarts versprongen randdelen vormen.

Hierdoor wordt bereikt, dat de elastische afdicht-profielen een beschermde ligging verkrijgen en de hierop uitgeoefende, de afdichtende werking bepalende drukkrachten, zeer nauwkeurig kunnen worden vastgesteld.

15 De uitvinding omvat ten slotte een werkwijze voor het bevestigen van gevelpanelen aan een achterliggende draagconstructie, die een aantal steunprofielen omvat, waarvan de langsrichting loodrecht op die van de gevelpanelen staat, onder toepassing van de in het voorgaande beschreven inrichting. 20 Deze werkwijze wordt volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt, dat een verbindingsprofiel met een aantal bevesti-gingsprofielen overeenkomende met het aantal steunprofielen van de draagconstructie, alsmede met de bijbehorende bouten en de beugels wordt samengebouwd en het verbindingsprofiel 25 daarna met een van zijn in hoofdzaak ü-vormige wanddelen wordt aangebracht op een uitstekend voorste randdeel van een gevelpaneel, dat met zijn achterzijde tegen de steunprofielen van de draagconstructie rust, waarbij de beugels met de steunprofielen van de draagconstructie in ingrijping worden 30 gebracht, waarna een volgend gevelpaneel met een uitstekend voorste randdeel in het andere in hoofdzaak U-vormige wand-deel van het genoemde verbindingsprofiel wordt gevoerd en met zijn achterzijde tegen de steunprofielen van de draagconstructie wordt geplaatst, terwijl vervolgens de moeren 35 van de bouten vanaf de achterzijde worden aangeschroefd.

Hierna kunnen de elastische afdichtprofielen tussen het verbindingsprofiel en de voorzijde van de naburige gevelpanelen worden geklemd.

Voorts kan een passende vulmassa in de voeg tussen 40 de naburige gevelpanelen worden aangebracht.

8101131 - 4 -

De uitvinding zal hierna worden toegelicht aan de hand van de tekening, die een uitvoeringsvoorbeeld van de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding weergeeft.

Fig. 1 is een horizontale doorsnede van gedeelten 5 van naburige gevelpanelen, welke met een bevestigingsinrichting volgens de uitvinding aan een achterliggende draagconstructie zijn bevestigd.

Fig. 2 geeft een gedeelte van fig. 1 op grotere * schaal weer.

10 Fig. 3 is een doorsnede volgens het vlak III - III

in fig. 1.

Fig. 4 is een doorsnede volgens het vlak IV - IV

in fig. 3.

Fig. 5-8 geven op zeer schematische wijze de op-15 volgende stappen voor het bevestigen van naburige gevelpanelen aan een achterliggende draagconstructie weer.

In fig. 1 is de bevestiging weergegeven van twee naburige opstaande gevelpanelen 1 aan een achterliggende draagconstructie, die in het algemeen uit een eenvoudig staal-20 skelet bestaat en die, in het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, een aantal horizontale steunprofielen 2 omvat.

Deze gevelpanelen 1 zijn in fig. 1 uitgevoerd als sandwichpanelen, die bestaan uit een voorplaat 3 en een ach-25 terplaat 4, waartussen een kunststofschuimlaag 5 is aangebracht.

De voorplaat 3 kan bijvoorbeeld bestaan uit glas-vezel-gewapend beton, afgewerkt met uitwasgrind, polyvinylchloride of dergelijke.

De achterplaat 4 kan bijvoorbeeld zijn gevormd uit 30 glasvezel-gewapend beton, afgewerkt met polyvinylchloride, epoxyhars of dergelijke,

De tussenliggende kunststofschuimlaag 5 kan bestaan uit P.I.R.schuim (Polyisocyanuraatschuim) of dergelijke.

De gevelpanelen 1 strekken zich over de gehele hoog-35 te van het gebouw uit, zodat geen horizontale voegen ontstaan.

Zoals in de tekening zichtbaar is, steken de beide zijranden 6 van de voorplaat 3 van elk gevelpaneel 1 ten opzichte van de kunststofschuimlaag 5 uit, waartoe achter elk der beide uitstekende zijranden 6 van de voorplaat 3 een over 40 de gehele hoogte doorlopende opstaande verdieping 7 in de 8101131 « % - 5 - kunststofschuimlaag 5 is gevormd.

Voorts vormen de beide uistekende zijranden 6 van de voorplaat 3 van elk gevelpaneel 1 de uiteinden van aan de voorzijde glad afgewerkte, over de gehele hoogte achterwaarts 5 versprongen randdelen 8 van de voorplaat 3.

Voor het bevestigen van de gevelpanelen 1 wordt volgens de uitvinding in de eerste plaats gebruik gemaakt van een verbindingsprofiel 9, dat althans ongeveer dezelfde hoogte als de gevelpanelen 1 bezit.

10 Voorts omvat de bevestigingsinrichting volgens de uitvinding een aantal korte bevestigingsprofielen 10, die in het verbindingsprofiel 9 verschuifbaar kunnen worden opgenomen en die met een gat 11 zijn uitgevoerd. Door dit gat 11 kan een met een moer 12 samenwerkende bout 13 worden gevoerd, 15 die voor het doorlopen van de voeg 14 tussen de naburige gevelpanelen 1 is gedimensioneerd.

Op elke bout 13 kan een beugel 15 worden bevestigd, die een oog 16 voor het doorlaten van de bout 13 bezit en die met een horizontaal steunprofiel 2 van de draagconstructie 20 kan worden verbonden.

Verder zijn in het in de tekening weergegeven uitvoer ings voorbeeld elastische afdichtprofielen 17 uit rubber of dergelijk materiaal toegepast, die althans ongeveer dezelfde hoogte als de gevelpanelen 1 bezitten en die tussen 25 het verbindingsprofiel 9 en de voorzijde van de naburige gevelpanelen 1 kunnen worden geklemd.

Zoals uit de fig. 1 en 2 blijkt, is het verbindingsprofiel 9 uitgevoerd met een voorwand 18 en met twee hierachter gelegen, op een afstand van elkaar verwijderde en van elkaar 30 afgekeerde, in dwarsdoorsnede in hoofdzaak U-vormige wand-delen 19 voor het opnemen van de uitstekende opstaande zijranden 6 van de voorplaten 3 van de naburige gevelpanelen 1 onder vrijlating van de tussenliggende voeg 14 tussen deze gevelpanelen 1.

35 Op elk der U-vormige wanddelen 19 van het verbindings profiel 9 sluit enerzijds een voorste inloopwanddeel 20 en anderzijds een achterste inloopeindrand 21 aan, welke ten opzichte van elkaar divergeren.

De beide voorste inloopwanddelen 20 zijn elk door 40 middel van een zijdelings, evenwijdig aan de voorwand 18 ver- 8101131 - 6 - lopend, opsluitwanddeel 22 en de betreffende loodrecht hierop staande zijrand 23 op de voorwand 18 van het verbindingspro-fiel 9 aangesloten.

Elk opsluitwanddeel 22 dient in het in de tekening 5 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld als voorste opsluiting van het betreffende elastische afdichtprofiel 17 en bezit een ondersnijding 24 voor het vasthouden van het betreffende elastische afdichtprofiel 17. De achterste opsluiting van de elastische afdichtprofielen 17 wordt door de glad afgewerkte 10 voorzijde van de achterwaarts versprongen randdelen 8 van de voorplaat 3 van de gevelpanelen 1 gevormd.

Met deze elastische afdichtprofielen 17 wordt, ondanks eventuele werking van de gevelpanelen 1 onder invloed van vocht of temperatuurwisseling, het achterwaarts binnen-15 dringen van vocht, respectievelijk van waterdamp, op doeltreffende wijze verhinderd.

Als een alternatief voor de toepassing van de elastische afdichtprofielen 17 is het ook mogelijk, dat de betreffende ruimten tussen het verbindingsprofiel 9 en de voor-20 zijde van de naburige gevelpanelen 1 met een flexibele af-dichtmassa, bijvoorbeeld een kitmassa of een kunststofschuim-massa, worden volgespoten.

De korte bevestigingsprofielen 10, die in het verbindingsprofiel 9 verschuifbaar zijn, zijn in het in de te-25 kening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld omegaprofielen, die een middelste in dwarsdoorsnede ü-vormig wanddeel 25 omvatten, waarop aan weerszijden een haaks omgebogen zijdelings verlopende eindrand 26 aansluit. In het lijf 27 van het U-vormige wanddeel 25 is het gat 11 gevormd.

30 De eindranden 26 van de bevestigingsprofielen 10 komen tegen de voorste benen 28 van U-vormige wanddelen 19 van het verbindingsprofiel 9 te steunen, terwijl de afstand tussen de benen 29 van het U-vormige wanddeel 25 van het bevestigingsprofiel 10 iets kleiner is dan de afstand tussen 35 de lijven 30 van de U-vormige wanddelen 19 van het verbindingsprofiel 9.

Zoals uit de fig. 1 en 2 blijkt, verloopt het U-vormige wanddeel 25 van het bevestigingsprofiel 10 dan ook met minimale speling achterwaarts tussen de lijven 30 van de 40 U-vormige wanddelen 19 van het verbindingsprofiel 9.

8101131 - 7 - 2 i

De kop 31 van elke bout 13, die door het gat 11 in het lijf 27 van het bevestigingsprofiel 10 is gestoken, wordt, tegen verdraaiing geborgd, in het U-vormige wanddeel 25 van-het samenwerkende bevestigingsprofiel 10 opgenomen.

5 Elke beugel 15 bezit een sleuf 32, die over een op staande flens 33 van een steunprofiel 2 van de draagconstructie kan worden gehaakt. Voorts is elke beugel 15 uitgevoerd met een loodrecht op de sleuf 32 staande aanslagrand 34, die passend kan aangrijpen onder de opstaande flens 33 van het be-10 treffende steunprofiel 2 van de draagconstructie.

Elke beugel 15 is uit plaatmetaal gevormd, terwijl zijn oog 16 een langgerekte vorm bezit en de sleuf 32 aan ién zijde begrenst.

Aan de beschreven uitvoering van de beugel 15 is 15 het voordeel verbonden, dat deze tengevolge van de aanslagrand 34 zich nimmer van de opstaande flens 33 van het steunprofiel 2 van de draagconstructie kan loswerken.

Voorts ligt een groot gedeelte van deze beugel 15 in de voeg 14 tussen de naburige gevelpanelen 1, waardoor de 20 beugel 15 slechts over een geringe lengte achterwaarts .u-it-steekt.

In de fig. 5 t/m 8 is de wijze van montage van opvolgende gevelpanelen 1 toegelicht. Op een reeds aan de steun-profielen 2 van de draagcontructie bevestigd gevelpaneel 1 25 wordt een verbindingsprofiel 9 met behulp van het aan de betreffende zijde gelegen, in dwarsdoorsnede in hoofdzaak U-vormige, wanddeel 19 gemonteerd (fig. 5). Dit wordt vereenvoudigd door het inloopwanddeel 20 en de inloopeindrand 21. In het verbindingsprofiel 9 zijn reeds een, met het aantal steun-30 profielen 2 van de draagconstructie overeenkomend aantal korte bevestigingsprofielen 10 aangebracht, welke elk met een met een moer 12 samenwerkende bout 13 en met een beugel 15 zijn uitgevoerd, zoals zeer schematisch in fig. 5 is aangeduid.

Elke beugel 15 komt bij het aanbrengen van het ver-35 bindingsprofiel 9 reeds op het samenwerkende steunprofiel 2 van de draagconstructie te rusten, waarbij het bovenste gedeelte van de opstaande flens 33 van het betreffende steunprofiel 2 gedeeltelijk in de sleuf 32 van de beugel 15 wordt opgenomen en de aanslagrand 34 van de beugel 15 onder het onderste ge- 8101131 - 8 - deelte van de opstaande flens 33 komt te grijpen.

Vervolgens wordt het volgende gevelpaneel 1 aangebracht/ dat op een gemetselde of betonnen opstand komt te rusten en dat in het, naar de betreffende zijde gerichte, U-vor- 5. mige wanddeel 19 van het verbindingsprofiel 9 wordt ingevoerd (fig. 6).

Hierna worden de moeren 12 op de bouten 13 aangedraaid, totdat het gevelpaneel 1 vlak tegen de steunprofielen 2 komt te rusten, waarna de bevestiging van het tweede gevel-10 paneel 1 is voltooid (fig (7).

Vervolgens wordt wederom op de beschreven wijze een reeds samengebouwde bevestigingsinrichting met het tweede •gevelpaneel 1 in ingrijping gebracht (fig. 8), waarna weer een volgend gevelpaneel 1 kan worden gemonteerd.

15 Op een hiertoe geschikt tijdstip kunnen de elasti sche afdichtprofielen 17 tussen de verbindingsprofielen 9 en de achterwaarts, versprongen randdelen 8 van de naburige gevel-panelen 1 worden gemonteerd.

De voegen 14 tussen de opvolgende gevelpanelen 1 20 kunnen uiteindelijk met een vulmassa worden volgestort.

De verticale krachten, welke door de gevelpanelen 1 ten gevolge van hun eigen gewicht worden uitgeoefend, worden door de gemetselde of betonnen opstand opgenomen.

De horizontale, binnenwaarts gerichte, op de gevel-25 panelen 1 uitgeoefende,krachten, bijvoorbeeld tengevolge van winddruk, worden door de steunprofielen 2 van de draagconstructie opgenomen.

Anderzijds worden de horizontale, buitenwaarts gerichte, op de gevelpanelen 1 uitgeoefende krachten, bijvoor-30 beeld tengevolge van windzuiging, door de voorplaten 3 van de gevelpanelen 1 via de verbindingsprofielen 9 op de bevesti-gingsprofielen 10 en vandaar via de bouten 13 en de beugels 15 op de steunprofielen 2 van de draagconstructie overgebracht. Hierbij wordt de tussenliggende kunststof-schuimlaag 5 nimmer 35 direct op trek belast.

Volgens de uitvinding wordt een bevestigingsinrichting verschaft, welke het belangrijke voordeel bezit, dat het achtervlak van de gevelpanelen 1 in het geheel niet wordt belast.

8101 131 - 9 -

Doordat het mogelijk is, de gehele bevestigingsin-richting voor de montage samen te bouwen, wordt het werken op de bouwplaats zeer vereenvoudigd en het maken van fouten tegengegaan .

5 De verticale uitzetting en. inkrimping van de gevel- panelen 1 onder invloed van temperatuur en vocht kan door de vering van de lange stelen van de bouten 13 op zeer doeltreffende wijze worden opgenomen.

Verder vindt een bijzonder goede afdichting tussen 10 de gevelpanelen 1 en de verbindingsprofielen 9 plaats met behulp van de elastische afdichtprofielen 17.

Deze afdichtprofielen 17 zijn na hun montage afgeschermd van rechtstreekse zonlichtinvloeden, hetgeen hun levensduur aanzienlijk verlengt. Indien deze elastische afdicht-15 profielen 17 evenwel moeten worden verwisseld, is dit op zeer eenvoudige wijze te verwezenlijken.

Hoewel in het, in de tekening weergegeven, uitvoe-ringsvoorbeeld de gevelpanelen 1 verticaal en de steunprofie-len 2 van de draagconstructie horizontaal verlopen, is het 20 uiteraard eveneens mogelijk horizontale gevelpanelen 1 toe te passen, in welk geval de steunprofielen 2 van de achterliggende draagconstructie verticaal verlopen.

De uitvinding is niet beperkt tot het in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, dat op verschillende 25 manieren binnen het kader der uitvinding kan worden gevarieerd.

Het is bijvoorbeeld mogelijk de bouten 13 omgekeerd te monteren, zodat de hiermede samenwerkende moeren door het U-vormige wanddeel 25 van het samenwerkende bevestigings-profiel 10 tegen verdraaiing geborgd worden opgenomen.

810 1 131

Claims (20)

1. Inrichting voor het bevestigen van gevelpanelen aan een achterliggende draagconstructie, die een aantal steunprofielen omvat, waarvan de langsrichting loodrecht op die van de gevelpanelen staat, gekenmerkt door een 5 verbindingsprofiel, dat althans ongeveer dezelfde lengte als de gevelpanelen bezit en dat is uitgevoerd met een voorwand en met twee hierachter gelegen, op een afstand van elkaar verwijderde en van elkaar afgekeerde, in dwarsdoorsnede in hoofdzaak ü-vormige wanddelen voor het opnemen van uitsteken-10 de voorste randdelen van naburige gevelpanelen onder vorming van een tussenliggende voeg tussen deze gevelpanelen? door een aantal korte bevestigingsprofielen, die in het verbindingsprofiel verschuifbaar zijn en die met een gat zijn uitgevoerd; door een met een moer samenwerkende bout voor elk bevestigings-15 profiel, die door het gat in het bevestigingsprofiel voerbaar is en die voor het doorlopen van de voeg tussen de naburige gevelpanelen is gedimensioneerd? alsmede door een beugel voor elk van deze bouten, die een oog voor het doorlaten van de bout bezit en die met een steunprofiel van de draagconstruc-20 tie verbindbaar is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door elastische afdichtprofielen uit rubber of dergelijk materiaal, die althans ongeveer dezelfde lengte als de gevelpanelen bezitten en die tussen het verbindingsprofiel 25 en de voorzijde van de naburige gevelpanelen klembaar zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat op elk der ü-vormige wanddelen van het verbindingsprofiel een voorste inloopwanddeel en een achterste inloopeindrand· aansluiten, welke ten opzichte van 30 elkaar divergeren.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de beide voorste inloopwanddelen elk door middel van een in hoofdzaak evenwijdig aan de voorwand verlopend opsluitwanddeel en een althans ongeveer loodrecht hier- 35 op staande rand op de voorwand van het verbindingsprofiel zijn aangesloten.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat elk der beide opsluitwanddelen als voorste 8101 131 - 11 - opsluiting van het betreffende elastische afdichtprofiel dient en een ondersnijding voor het vasthouden van dit afdichtprof iel bezit.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 5met het kenmerk, dat elk bevestigingsprofiel als een omegaprofiel is uitgevoerd en een middelste, in dwarsdoorsnede U-vormig wanddeel omvat, waarop aan weerszijden een haaks omgebogen eindrand aansluit, waarbij het gat in het lijf van het U-vormige wanddeel is gevormd en de eindranden tegen 10 de voorste benen van de ü-vormige wanddelen van het verbin-dingsprofiel kunnen steunen, terwijl de afstand tussen de benen van het ü-vormige wanddeel van het bevestigingsprofiel iets kleiner is dan de afstand tussen de lijven van de ü-vormige wanddelen van het verbindingsprofiel.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de kop of de moer van elke bout tegen verdraaiing geborgd in het U-vormig wanddeel van het samenwerkende bevestigingsprofiel opneembaar is.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat elke beugel een sleuf bezit, die over een flens van een steunprofiel van de draagconstructie haakbaar is.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat elke beugel een loodrecht op de sleuf 25 staande aanslagrand bezit, die passend kan aangrijpen op het van de sleuf in de beugel afgekeerde uiteinde van de betreffende flens van het steunprofiel van de draagconstructie.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat het oog van elke beugel een lang- 30 gerekte vorm bezit en de sleuf aan één zijde begrenst.

11. Inrichting volgens een der conclusies 8-10, met het kenmerk, dat elke beugel uit plaatmetaal is gevormd.

12. Verbindingsprofiel, ingericht voor toepassing 35 bij de inrichting volgens een der conclusies 1-11.

13. Bevestigingsprofiel, ingericht voor toepassing bij de inrichting volgens een der conclusies 1-11.

14. Beugel, ingericht voor toepassing bij de inrichting volgens een der conclusies 1-11.

15. Gevelpaneel, uitgevoerd als een sandwichpaneel 8101131 - 12 - en bestaande uit een voorplaat, een achterplaat en een tussenliggende kunststofschuimlaag, ingericht om te worden bevestigd aan een achterliggende draagconstructie, die een aantal steunprofielen omvat, waarvan de langsrichting lood-5 recht op die van de gevelpanelen staat, met behulp van een inrichting volgens een der conclusies 1-11, met het kenmerk, dat twee tegenoverliggende randen van de voorplaat ten opzichte van de kunststofschuimlaag uitsteken.

16. Gevelpaneel volgens conclusie 15, met het 10 kenmerk, dat achter de beide uitstekende randen van de voorplaat een verdieping in de kunststofschuimlaag is gevormd.

17. Gevelpaneel volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk, dat de uitstekende randen van de voorplaat de uiteinden van aan de voorzijde glad afgewerkte, 15 achterwaarts versprongen randdelen vormen..

18. Werkwijze voor het bevestigen van gevelpanelen aan een achterliggende draagconstructie, die een aantal steunprof ielen omvat, waarvan de langsrichting loodrecht op die van de gevelpanelen staat, onder toepassing van de inrichting 20 volgens een der conclusies 1-1.1, met het kenmerk, dat een verbindingsprofiel met een aantal bevesti-gingsprofielen overeenkomende met het aantal steunprofielen van de draagconstructie, alsmede met de bijbehorende bouten en de beugels wordt samengebouwd en het verbindingsprofiel 25 daarna met een van zijn in hoofdzaak ü-vormige wanddelen wordt aangebracht op een uitstekend voorste randdeel van een gevelpaneel, dat met zijn achterzijde tegen de steunprofielen van de draagconstructie rust, waarbij de beugels met de steunprofielen van de draagconstructie in ingrijping worden 30 gebracht, waarna een volgend gevelpaneel met een uitstekend voorste randdeel in het andere in hoofdzaak U-vormige wand-deel van het genoemde verbindingsprofiel wordt gevoerd en met zijn achterzijde tegen de steunprofielen van de draagconstructie wordt geplaatst, terwijl vervolgens de moeren 35 van de bouten vanaf de achterzijde worden aangeschroefd.

19. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de elastische afdichtprofielen tussen het verbindingsprofiel en de voorzijde van de naburige gevelpanelen worden geklemd.

20. Werkwijze volgens conclusie 18 of 19, met 8101 131 - 13 - | het kenmerk, dat een passende vulmassa in de voeg tussen do. naburige gevelpanelen wordt aangebracht. 8101131