NL8101104A - Bediening voor een plaatvibrator. - Google Patents

Description

iv, -i « -1- vo 1βθ8

Bediening voor een plaatvibrator.

De litvinding heeft betrekking op een bediening voor een plaatvibrator door middel waarvan de richting van de-trillingskracht, welke door het trilelement van de plaatvibrator wordt geproduceerd, 5 traploos gevarieerd kan worden en in een gewenste stand kan worden gezet.

Bij plaatvibratoren, welke dienen voor het verdichten van de grond, asfalt of dergelijk materiaal en welke zijn uitgerust met trilelementen, bestaande uit twee of meer in tegengestelde rich-10 ' ting draaiende excentrische gewichten, is een bekende methode voor het veranderen van de richting van de trilkracht het wijzigen van de fasestand van de draaiende, excentrische gewichten onderling, waardoor de plaatvibrator in de voorwaartse of achterwaartse richting kan bewegen.

15 Plaatvibratoren van het bedoelde type worden gebruikt voor het verdichten van zand, grint en dergelijke materiaalsoorten' en worden vaak gebruikt als hulpeenheden bij grotere verdichtings-machines bij de wegenbouw, enz. Doordat dezè inrichtingen voorwaarts en achterwaarts beweegbaar zijn, worden dergelijke plaatvibratoren 20 doorgaans gebruikt voor verdichtende werkzaamheden in geulen voor pijpen en dergelijke beperkte ruimtes waar het gebied waarin de plaat kan manoevreren tot slechts een richting beperkt is. Eet is van belang, dat het omkeren van de bewegingsrichting van de vibrator op een eenvoudige en praktische wijze kan ge-schieden voor zover dit de bediener 25 betreft én ten dele zodanig, dat de gewenste snelheidsregeling voor het voorwaarts of achterwaarts bewegen zonder ongemak van de bediener gehandhaafd kan blijven.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een bediening voor het veranderen van de richting van de trilkracht, waar-30 bij terugstelling van het trilelement door de bediening verkregen wordt door een draad, welke zich bevindt tussen de bediening en het instel-mechanisme van het element.

De bediening volgens de uitvinding is in het bijzonder gschikt voor trilelementen van het type als beschreven in de Zweedse 35 octrooiaanvrage 76935-25s bijv. .Dit type trilelement bestaat uit ten-minste twee in tegengestelde richting draaibare excentrische gewichten 8101104 ï" ^3· -2- welke onderling verbonden zijn door tandwielen, waarbij de fasestand van de excentrische gewichten onderling versteld kan worden, terwijl de inrichting in bedrijf is, waarbij een van de excentrische gewichten kan draaien ten opzichte van de draaiingsas van het trilelement, ter-5 wijl de aandrijving van de verstelbare excentriek wordt verkregen vanuit de draaiingsas via een tandwieloverbrenging, welke een stel-mechanisme omvat met een pulley, die kan worden gedraaid door een draad, welke om de pulley is gewikkeld voor het verzetten van het instelmechanisme en dit doet draaien.

10 Het trilelement is zodanig uitgevoerd, dat dit zich tij dens bedrijf automatisch instelt, zodat de trillingskracht welke wordt geproduceerd door dat element aan de plaatvibrator een maximumsnelheid in de voorwaartse richting geeft.

De bediening bestaat uit een naaf, waaromheen de instel-15 draad is gewikkeld en vastgezet. Aan de naaf is een bedieningshefboom bevestigd door middel waarvan de naaf kan worden gedraaid. Door het bewegen van de hefboom in de ene of de andere richting kan de draad van of op de naaf gewikkeld worden.

Een trek op de draad resulteert in een verdraaiing van 20- het stelmechanisme en dientengevolge in een verandering van de plaat-singssnelheid van de plaat. Wanneer de hefboom wordt vrijgegeven keert het instelmechanisme automatisch terug naar een stand, waarbij de maximum verplaatsingsbeweging in de voorwaartse richting wordt verkregen.

25 De trekkracht, welke door het element op de draad wordt uitgeoefend zolang dit in werking is, is betrekkelijk groot. Deze kan zonder veel moeite worden geleverd door een bedieningshefboom. Teneinde de plaat voor- of achterwaarts te doen bewegen bij een lagere snelheid dan de maximum snelheid moet de bediener de hefboom continu 30 in de gewenste snelheidsstand houden, hetgeen op den duur vermoeiend is. Teneinde de trekkracht van het element op de draad tegen te werken is een spiraalveer gemonteerd op de naaf van de bedieningshefboom, zodat deze een koppel op de naaf uitoefent, welke tegengesteld beweegt aan de trekkracht welke het trilelement op de draad uitoefent. De 35 spiraalveer is daarbij zodanig gespannen, dat de kracht, welke door de veer wordt geleverd de kracht, welke door het element wordt uitgeoefend vereffent.

8101104 -3-

Als gevolg van die continue trilbewegingen, waaraan de bedieningsinrichting en de veer zijn onderworpen en als gevolg van de verschillen tussen de veereigenschappen, kan de bedieningshefboom onder bepaalde omstandigheden uit een bepaalde ingestelde snelheids-5 stap bewegen.

Om dit bezwaar te ondervangen is daartoe op de naaf een wrijvingsrem aanwezig, welke deze op zijn plaats houdt, zodat de bedieningshefboom niet van stand kan veranderen.

De combinatie van de spanveer en rem met instelbare 10 werking is uLt elke willekeurige regeling in de bedieningsfunktie mogelijk.

Wanneer de kracht van de spiraalveer uitgeoefend op de naaf niet geheel wordt vereffend door de kracht die wordt uitgeoefend door het trilelement, moet de bediener de bedieningshefboom continu 15 in de gewenste snelheidsstand houden, opdat deze niet naar een snelheid verplaatst, waaarin een maximale voorwaartse beweging wordt verkregen. De kracht, die op de hefboom moet worden uitgeoefend, is echter niet zo groot, dat dit ongemak voor de bediener betekent. Het voordeel is echter, dat wanneer de bediener een inrichting achter-20 waarts doet verplaatsen en bijv. struikelt en de hefboom wordt losgelaten, de plaat automatisch in de voorwaartse richting gaat bewegen. Dit is van bijzonder belang wanneer verdicht wordt in geulen voor pijpen en andere beperkte ruimtes.

Bij andere verdichtingswerkzaamheden kan het voordelig 25 zijn» wanneer de bediener de hefboom kan loslaten zonder dat de snelheid van de plaats zijn maximum in voorwaartse richting zal bereiken. Onder deze omstandigheden werkt de rem samen met de bedieningsnaaf welke de hefboom in de gewenste stand vasthoudt.

De remwerking wordt dan zodanig gekozen, dat de hefboom 30 naar de gewenste snelheid kan worden verplaatst, zonder dat de bediener een grote kracht behoeft uit te oefenen, waarbij de remkracht voldoende groot is om de hefboom in de ingestelde stand te houden.

De uitvinding wordt onder verwijzing naar de tekening nader toegelicht. Daarin toont: 35 figuur 1 een zijaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding, figuur 2 een doorsnede over de lijn II-II van figuur 1; 81011 04 *

-W

figuur 3 een doorsnede over de lijn III-III van figuur 2 . en figuur U een trilelëment waarop de regèlmiddelen volgens de uitvinding toegepast kunnen worden.

5 De bedieningsinrichting bestaat uit een naaf 1, welke kan draaien om een as 2, welke gemonteerd is.'op de bedieningshefboom van de plaatvibrator.

De naaf kan om de as draaien door de aan de naaf bevestigde handgreep 3 te verzetten. Om de naaf is een' draad ^.gewikkeld, 10 waarvan het ene einde verbonden is en gewikkeld om een'pulley'5* figuur- b, welke is opgenomen in het instelmechahisme van het excentrische element. Het andere einde van de draad is door een' bevesti-gingsschroef 6 aan de naaf 1 vastgezet.

Tijdens bedrijf oefent het excentrische element een con-15 stante trekkracht op de draad b uit, zodat'op de haaf 1 een koppel werkt. Teneinde dit tegen te werken, werkt de haaf samen met een spi-raalveer Ts waarvan het ene einde bevestigd is aan. een' schijf 9» welke deel uitmaakt van de naaf 1. Het' andere einde 10 van de veer 7 is bevestigd aan de rotatieas 2 van de naaf 3..

20 De veer 7 is zodanig gespannen, dat het daardoor op de naaf 1'uit geoefend .koppel ten dele de kracht vereffent, welke wordt veroorzaakt door het excentrische element.

Als gevolg van de trillingen van de plaatvibrator en ook door rekening te houden met de verschillen in de karakteristieken 25 van de veren, is een naaf 1 voorzien van een wrijvingsrem. Deze bestaat uit schotelveren 11, welke paarsgewijs op de as 2 aan elk einde van de naaf 1 zijn gemonteerd. De schotelveren worden gespannen door een moer 12, welke de as 2 is geschroefd, welke moer door een borg-moer 13 op zijn plaats wordt gehouden. Door aandraaien van de moer 12. 30 worden de schotelveren 11 gespannen tussen de moer en het einde van de naaf en tussen elk einde van de naaf en een kraag lU op de as 2.

Op deze wijze wordt de gewenste werking van de wrijvingsrem verkregen.

De as 2 is verbonden met een console 15 op de bedieningshefboom van de plaatvibrator door tussenkomst van een schroefverbinding 35 16.

Wanneer de schroef ΐβ wordt losgedraaid, kan de as 2 ten opzichte van de naaf 1 worden gedraaid, waarbij de gewenste span- 8101104 ν’ -> § -5- ning van de veer 7 tan worden ingestêld. De bediening bevindt zich in een huis 17» dat bevestigd is aan de bedieningshefboom van de plaat-vibrator. Daarbinnen bevindt zich een aanslag 18 voor twee uitsteeksels 19 en 20 van de schijf 9. IJT de stand voor de achterwaartse be-5 weging rust het uitsteeksel 19 tegen een aanslag 18 en in de voorwaartse richting steunt het uitsteeksel 20 daartegen.

Het buiteneinde van de draad 4 is bevestigd en gewikkeld om de pulley 5 van het excentrische element. Door het bewegen van de bedieningshefboom 3 vanuit de stand waarin het uitsteeksel 19 tegen 10 de aanslag 18 aanligt totdathet uitsteeksel 20 daartegen aankomt, zal de instelling van het excentrische element volgens figuur ^ veranderen in die zin, dat de trillingskracht, welke aan de plaatvibra-tor een beweging in de omgekeerde zin gaf, wordt veranderd in een beweging in de voorwaartse richting.

15 Het excentrische element, weergegeven in figuur be staat uit een huis 101, waarin een as 102 kan draaien, welke gelegerd is en welke as een excentrisch gewicht 102 is bevestigd. De-as is gelegerd in legers 104 en 105 en kan worden gedraaid door de pulley 1θ6, welke is uitgevoerd als een excentrisch gewicht en op een einde 20 van de as is vastgezet. Op de as 102 is een excentrisch gewicht 107 gelegerd, verdraaid in een leger 108, door tussenkomst van een tandwieloverbrenging, welke samenwerkt met de as 102, waarbij het gewicht in tegengestelde zin draait, doch met dezelfde rotatiesnelheid als de excentrische gewichten 103 en 106.

25 De tandwieloverbrenging bestaat uit een tandwiel 109, dat star bevestigd is op de as 102, welk tandwiel in ingrijping is met een tandwiel 110, via een niet weergegeven tandwiel. Een ander tandwiel 111 is star bevestigd op dezelfde as als het tandwiel 110 en dit tandwiel grijpt in het tandwiel 112,dat star bevestigd is aan 30 het excentrische gewicht 107·

Door aan de draad h te trekken, zal de pulley 5 draaien en daarmee het tandsegment 113, dat gemonteerd is op de as van die pulley, welk tandsegment via een tandflens 11U en een instelarm 115 kan samenwerken met de tandwieloverbrenging voor het excentrische ge-35 wicht 107, dat draaibaar gemonteerd is op de as 102. Als gevolg van het verdraaien van de instelarm, vindt de faseverschuiving plaats tussen de twee in tegengestelde richting draaiende excentrische gewichten en als gevolg daarvan een verandering in de richting van de trillingskracht. 8101 104

Claims (3)

1. Bedieningsinrichting voor het veranderen van de richting van de trilkracht van een plaatvibrator voor het verdichten • van grint, zand en dergelijk materiaal, welke vibrator is uit gerust 5 met een trilelement van het type, dat bestaat uit twee of meer in tegengestelde richting draaibare excentrische gewichten en een instel- i mechanisme via tandwielen daarop kan Werken, welk instelmechanisme de richting van de trillingskracht kan doen veranderen door tussenkomst van een draad, welke met dit mechanisme verbonden is, met het 10 kenmerk, dat een einde van de draad (Λ) bevestigd is aan en ten dele gewikkeld is om een pulley (5), welke bevestigd is aan het instelmechanisme van het trilelement, 'terwijl het andere einde van de draad bevestigd is aan en gedeeltelijk gewikkeld is om een naaf (1), welke deel uitmaakt vande bedieningsinrichting, welke naaf draaibaar is om 15 een as (2), wélke star verbonden is met de bedieningshefboom van de plaatvibrator.

2. Bedieningsinrichting volgens conclusie 1,.met het kenmerk, dat de spiraal veer (7) met een einde is bevestigd is aan de naaf (1), terwijl het andere einde bevestigd is aan de as (2), welke 20 veer zodanig is gespannen, dat een koppel op de naaf Cl). Wordt uitgeoefend.

3. Bedieningsinrichting volgens conclusie 3gekenmerkt door een wrijvingsrem, bestaande uit schotel veren (ll), welke op de as (2) zijn gemonteerd en tegen de naaf (l) . worden gespannen door een 25 moer (12), welke op de as (2) kan worden gedraaid. U. Bedieningsinrichting volgens conclusies 1-3, gekenmerkt door een hefboom (3), welke op de naaf (.1) gemonteerd is. 30 8101 104