NL8100845A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Description

C. van der Lely N.VV, Weverskade 10, Maasland. ‘'Grondbewerkingsmachine"

De uitvinding heeft betrekking op een grondbewer-kingsmachine voorzien van een aantal, om opwaarts gerichte assen tegengesteld draaibare, in een zich dwars op de voort-bewegingsrichting van de machine uitstrekkende rij aange-5 brachte bewerkingsorganen, die motorisch aandrijf baar zijn en waarvan de assen door middel van in een legerhuis ondergebrachte legers zijn ondersteund in de onderzijde van een gesteldeel dat de aandrijving voor de bewerkingsorganen omvat en een legerhuis een zich althans nagenoeg in horizontale 10 richting uistrekkend deel heeft, dat met behulp -van bouten tegen de onderzijde van het gesteldeel is bevestigd.

Bij grondbewerkingsmachines van deze soort is gebleken dat de bevestiging van de legerhuizen door de tijdens het bedrijf optredende grondstromingen aan de ondfer-15 zijde van het gesteldeel aan sterke slijtage onderhevig kan zijn.

Met behulp' van de constructie volgens de uitvinding kan nu een zodanige uitvoering van een legerhuis worden verkregen, dat het bovengenoemde nadeel kan worden opgeheven. 20 Volgens de uitvinding wordt dit bereikt doordat het betreffende deel van het legerhuis nabij zijn omtrek een naar beneden gerichte afscherming omvat.

- De uitvinding - / ίΠΊΠτίτυ ; 4 v ^ ♦ - 2 -

De uitvinding zal hieronder nader uiteen worden gezet aan de hand van de figuren.

Figuur 1 is . een bovenaanzicht van een grondbewer-kingsmachine voorzien van een tandbevestiging en tanduit-. 5 voering volgens de uitvinding.

Figuur 2 is een zijaanzicht van de in figuur 1. weergegeven machine.

Figuur 3 geeft op vergrote schaal een doorsnede volgens de lijn III - III in figuur 1 weer.

10 De in de figuren weergegeven grondbewerkingsmachine heeft een zich dwars op de voortbewegingsriehting A uit— strekkend gesteldeel 1. Het gesteldeel 1 wordt gevormd door : een in hoofdzaak U-vozmige balk 2 waarvan de benen divergerend omhoog zijn gericht en die wordt afgedekt door een op 15 de bovenzijden van de benen rustende plaat 3. In het gesteldeel 1 zijn naast elkaar een aantal in dit uitvoeringsvoor-: , beeld 12 om opwaarts gerichte, bij voorkeur verticaal staande, assen 5 draaibare rotors 6 aangebracht. De assen 5 zijn aan ! de onderzijde van de balk 2 gelegerd in legers 7» die door ; 20 middel van een huis 8 in uitsparingen zijn ondersteund. Het • huis 8 bestaat uit een uit plaat vervaardigd bovendeel 9» dat in de uitsparing in de onderzijde van de balk 2 past en dat is voorzien van een aan de omtrek naar beneden gebogen i : afscherming in de vorm van een rand 10. Tegen de rand 10 25 rust een rand 11 die zich bevindt aan de bovenzijde van een ; eveneens uit plaat vervaardigd deel 12. De delen 9 en 12 1 van het huis 8 zijn door middel van bouten 13 vastgezet. De bouten zijn althans gedeeltelijk door de afscherming 10 afgeschermd. Het huis 8 kan doordat de delen 9 en 12 uit plaat 30 zijn vervaardigd, goedkoop zijn terwijl het tevens gemakkelijk kan worden af genomen en aangebracht voor het eventueel verwisselen van de legers 7· Aan de bovenzijde zijn de einden van de assen 5 gelegerd in legers 14 die zijn ondergebracht in huizen 15 waarvan de wanden een geheel vormen met de • 35 afdekplaat 3. De afdekplaat 3 is aan zijn langseinden voor-i_; zien van een omgebogen rand 16, die kan samenwerken met een / / 81008^5 ’

3Q6986LC

- 3 - overeenkomstige rand 17 aan de bovenzijde van elk van de opstaande benen van de balk 2. Zoals uit fig. 3 blijkt is tussen horizontale delen van de randen 16 en 17 een pakking 18 aangebracht en zijnde randen door middel van bouten 19» die 5 op regelmatige afstand van elkaar zijn aangebracht tegen elkaar geklemd. Door toepassing van de randen 16 en 17 en zich in de langsrichting van de plaat 3 uitstrekkende verstevi-gingsribben 3A wordt een grotere stijfheid van het gestel-deel 1 verkregen waardoor dunner plaatmateriaal kan worden 10 gebruikt, bijvoorbeeld materiaal van minder dan 3 mm en tevens minder bouten 19 benodigd zijn. Binnen de opstaande benen van de balk 2 zijn op elk van de assen 5 van een rechte vertanding voorziene tandwielen 20 aangebracht, waarbij van twee naast elkaar gelegen tandwielen de tanden met elkaar in 15 ingrijping zijn. De afstand tussen de hartlijnen van de assen 5 is kleiner dan 30 cm en bedraagt bij voorkeur circa 25 cm. Aan elk van de einden is de balk 2 afgesloten doon middel van zich in verticale richting uitstrekkende platen 20A. Tegen de platen 20A zijn sectorvormige platen 21 aange-20 bracht, waarlangs zich naar achter uit strekkende armen 22 beweegbaar zijn, die met hun vooreinde scharnierend aan de balk 2 zijn aangebracht. Elke arm 22 kan door middel van een bout 23» die door een opening in de arm en een van meerdere openingen 23A in het breedste deel van de sectorvormige 25 plaat 21 kan worden gestoken, in meerdere standen ten opzichte van de platen 21 worden vastgezet. De armen 22 zijn aan hun achtereinden voorzien van zich schuin naar beneden en naar achteren uit strekkende steunen 24 waartussen door middel van legers 25 een aandrukorgaan in de vorm van een 30 rol 26 draaibaar is aangebracht. De rol 26 is voorzien van zich in de langsrichting van de rotatieas uitstrekkende langselementen 27, die in dit uitvoeringsvoorbeeld pijpvormig zijn, doch die eveneens massief kunnen zijn uitgevoerd. De langselementen 27 zijn zodanig in ondersteuningen 28 aange-35 bracht, dat zij tijdens bedrijf beweegbaar en tevens gemakkelijk losneembaar zijn. Nabij de einden van de balk 2 zijn door middel van armen 29 om zich in de voortbewegingsrich-___ting A uitstrekkende assen tijdens het bedrijf in hoogte- 8100845 - 4 - r >·-% I * richting verzwenkbare platen 30 aangebracht. De platen 30 strekken zich tijdens het bedrijf althans nagenoeg evenwijdig aan een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting A uit.

5 De rotors 6 kunnen tijdens het bedrijf worden aangedreven via een aandrijving die is ondergebracht in een tandwielkast 37 welke zich in achteraanzicht gezien enigszins links van het midden van het gesteldeel 1 bevindt.

De tandwielkast 37 is door middel van een plaat 38, die is 10 voorzien van een om de tandwielkast gelegen opstaande rand 39 op de af dekplaat 3 aangebracht. Door de opstaande rand 39 wordt een zodanig versteviging verkregen dat de bevesti-gingsplaat uit dunner materiaal kan zijn vervaardigd. De aandrijving omvat een verlenging van een rotatieas 2 van een 15 rotor welke verlenging reikt tot in de tandwielkast 37 en hier door middel van een konische tandwieloverbrenging in aandrijvende verbinding staat met een zich in de voortbe-^ wegingsrichting uitstrekkende as 40, die met zijn vooreinde buiten de tandwielkast uitsteekt en door middel van een tus-20 senas met de af takas van een de machine voortbewegende trekker kan worden verbonden. De aandrijving omvat verder een toeren-variator 37A met behulp waarvan de rotatiesnelheid van de respectieve rotors naar wens kan worden ingesteld en aangepast aan de aard van de te bewerken grond of de uit te voe-25 ren bewerking. In de plaat 3 is een door een plastic dop 40A afgesloten vulopening 40B voor smeermiddelen aangebracht . Aan de voorzijde van het gesteldeel 1 is een bok 41 aangebracht met behulp waarvan de machine aan de driepunt shef-inrichting van een trekker kan worden gekoppeld. De bok 41 30 omvat ter hoogte van het gesteldeel 1 gelegen, zich in verticale richting uit strekkende platen 42, die elk aan de voorzijde zijn voorzien van een zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekkende sleuf 43» waarin een zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende stang 44 is ge-35 stoken, die met zijn einden buiten de platen uitsteekt en hiermee aan de onderste armen van de hefinrichting kan worden gekoppeld. De bovenzijde van de bok 41 is voorzien van zich 1--in de voortbewegingsrichting A uit strekkende, althans nagenoeg ' 81 0 0 8 4 5 ””

906986LC

- 5 - ·* verticale platen 45 waartussen de "bovenste arm van de drie-puntsh.efinrich.ting kan worden aangebracht · De platen 45 zijkaan de achterzijde door middel van divergerende naar achteren en naar beneden verlopende steunen 46 met zich in de voort-5 bewegingsrichting uit strekkende balken 47 op de bovenzijde van de af dekplaat 3 verbonden. De voor einden van de balken 47 reiken tot de zich in de vóortbewegingsrichting uitstrekkende verticale platen 42 aan de onderzijde van de bok 41·

De balken 47 zijn met de voor- en achterzijde van het gestel-10 deel verbonden en zijn in staat tijdens het bedrijf door de rotors op het gestelde el uitgeoefende krachten zodanig op te vangen, dat het gestelde el verregaand wordt ontlast.

Tussen de balken 47 is op de af dekplaat 3 een opbergruimte 48 aangebracht voor bijvoorbeeld gereedschap 15 welke opbergruimte door middel van een scharnierende klep kan worden afgesloten.

Tijdens het bedrijf kan de in het voorgaande-.be-r schreven machine met de bok 51 aan de driepuntshefinrichting van een trekker worden gekoppeld en kunnen de rotors 20 via de in het voorgaande beschreven aandrijving volgens de pijlen B in figuur 1 in draaiing worden gebracht, waarbij de werkzame delen van de tanden van twee naast elkaar gelegen rotors elkaar overlappende stroken grond bewerken.

De uitvinding is niet beperkt tot het voorgaande 25 doch omvat ook alle details in de figuren al of niet beschreven.

-Conclusies- . 8f0 08 4 5 - ----------- _ 4

Claims (5)

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een aantal, om opwaarts gerichte assen tegengesteld draaibare, in een zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekkende rij aangebrachte bewerkings organen, die motorisch aandrijf baar 5 zijn en waarvan de assen door middel van in een legerbuis ondergebrachte legers zijn ondersteund in de onderzijde van een gesteldeel, dat de aandrijving voor de bewerkings-organen omvat en een legerbuis een zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkend deel heeft, dat met 10 behulp van bouten tegen de onderzijde van het gesteldeel is bevestigd, met het kenmerk, dat het betreffende deel van het legerbuis nabij zijn omtrek een naar beneden gerichte afscherming omvat.

2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met 15 het kenmerk, dat de afscherming wordt gevormd door een naar beneden gebogen rand, die het legerbuis althans voor een deel omgeeft. -

3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de naar beneden gebogen rand het legerbuis 20 geheel omgeeft.

4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het betreffende deel van het legerbuis deel uitmaakt van het bovenste gedeelte van een uit twee delen bestaand legerhuis. 25

5. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het onderste gedeelte van het legerhuis is voorzien van een zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkende rand, die binnen de zich naar beneden uitsrekkende rand van het bovenste gedeelte van het 30 legerhuis is gelegen en tot nabij deze rand reikt. -o-o-o-o-o- /8100845