NL8100822A

NL8100822A - Stelsel voor het afgeven van bankbiljetten.

Info

Publication number: NL8100822A
Application number: NL8100822A
Authority: NL
Original assignee: Docutel Corp
Priority date: 1980-02-22
Filing date: 1981-02-19
Publication date: 1981-09-16
Also published as: FI803426L; GB2071059A; AU6599581A; NO810592L; DE3042566C2; FR2476618B1; US4337864A; DK454980A; SE8008286L; FR2476618A1; BE887613A; AU539660B2; JPS56123065A; GB2071059B; NZ195451A; CA1171036A; DE3042566A1

Description

* -.-Λ ^ ΪΓ.0. 294-81 1

Stelsel voor het afgeven van bankbiljetten.

Het gebruik van automatische kasmachines is de laatste jaren sterk toegenomen. Een cliënt die een automatische kasmachine wil gebruiken zal in het algemeen in het bezit zijn van een kaart of een bewijs met een numerieke identifi-5 catiesequentie erop, welke kaart of bewijs wordt ingestoken in de automatische kasmachine waardoor het mogelijk wordt dat de cliënt fondsen van een bankrekening onttrekt of daarop stort zonder tussenkomst van een menselijke kassier. Een belangrijk voordeel van de automatische kasmachine is 10 de mogelijkheid om buiten de normale bankuren backtransacties uit te voeren. Een kenmerkende automatische bankmachine zal voorzien zijn van een mechanisme voor het afgeven van bankbiljetten, opgeborgen in de automatische kasmachine, in responsie op een verzoek van de cliënt. Teneinde een 15 nauwkeurige registratie bij te houden van de rekening van de cliënt is de automatische kasmachine eveneens voorzien van een mechanisme voor het detecteren en tellen van de afge_ geven bankbiljetten.

In het verleden werden bankbiljetten of andere af te 20 geven artikelen individueel opgeborgen op haspels of spoelen tussen wikkelingen van een riem of band in een cassette. Kenmerkende cassettes zijn beschreven in de Amerikaanse oc-trooischriften 2.687.135 en 2.981.4-92.

Het is bekend om op zichzelf staande cassettes, soort-25 gelijk aan de in het bovenstaande genoemde cassettes, toe te passen in een afgifteinrichting voorzien van een mechanisme voor het detecteren en tellen van de afgegeven bankbiljetten. Kenmerkende afgifte-inrichtingen van dit type zijn beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 3*058.157, 30 3.039.582, en 3.072.237.

Deze uit de stand der techniek bekende cassettes moeten worden geladen met een hoeveelheid afzonderlijke bankbiljetten. Elk bankbiljet wordt opgeborgen op een discrete plaats op de haspel of spoel, zodat ze individueel kunnen 35 worden afgegeven. Een afgifte-inrichting moet dan de individuele bankbiljetten onttrekken aan de cassette teneinde op de gewenste wijze de bankbiljetten af te geven. De afgifte-inrichting moet verder de afgegeven bankbiljetten 8100822 detecteren en tellen. Er "bestaat behoefte aan een stelsel dat gebruik maakt van een cassette voor het opbergen van bankbiljetten en een afgifte-inrichting voor het afgeven van de bankbiljetten daaruit tegen redelijke kosten en met 5 een hoge betrouwbaarheid.

Omdat bankbiljetten over het algemeen worden verpakt, in bundels of stapels, moet de een of andere werkwijze worden toegepast voor het scheiden van de stapel in individuele bankbiljetten tegen redelijke kosten. Er zijn in_ 10 richtingen bekend voor het scheiden van individuele bankbiljetten van een stapel. Deze inrichtingen zijn echter te complex en te kostbaar om in elke afgifte-inrichting te worden toegepast. Er bestaat derhalve behoefte aan een stelsel waarin verder een inrichting wordt toegepast voor 15 het scheiden van een stapel in individuele bankbiljetten voor opslag in een cassette totdat ze individueel door een afgifte inrichting tegen redelijke kosten en met hoge betrouwbaarheid worden afgegeven.

Volgens de uitvinding wordt een stelsel verschaft 20 voor het afgeven van bankbiljetten. Het stelsel is voorzien van een cassette voor ontvangst van een vooraf bepaald aantal individuele bankbiljetten, voorzien van een daarin roteerbare afleverspoel en tenminste een daarin roteerbare opneemspoel en tenminste een film waarvan de 25 tegengestelde uiteinden zijn bevestigd aan de afleverspoel en de opneemspoel, welke film rond de spoelen is gewikkeld. De individuele bankbiljetten worden in de cassette ontvangen, op de film geplaatst en ter opslag rond de afleverspoel gewikkeld. Het stelsel bevat verder een afgifte-30 eenheid voor het individueel afgeven van bankbiljetten uit de cassette voorzien van middelen voor het doen roteren van de afleverspoel teneinde de film af te wikkelen van de afleverspoel en een in de cassette opgeborgen bankbiljet aan de afgifte-eenheid te presenteren, middelen die de 35 rotatie van de afleverspoel willen tegengaan teneinde een vooraf bepaalde spanning in de film of band te handhaven, een transportmechanisme voor het transporteren van het bankbiljet door de afgifte-eenheid naar een voor de cliënt bestemd ontvangstgebied, middelen voor het detecteren van de aanwezigheid van een bankbiljet in de afgifte-eenheid 8 1 0 08 2 2 40 * 3 en liet verifiëren van de passage van het bankbiljet door de afgifte-eenheid en middelen voor het besturen van de rotatiemiddelen, de middelen die de rotatie willen tegenwerken en het transportmechanisme teneinde een vooraf be-5 paald .aantal bankbiljetten af te geven aan het voor de cliënt bestemde ontvangstgebied.

Volgens een verder kenmerk van de uitvinding is het stelsel voorzien van een cassette voor ontvangst van een vooraf bepaald aantal bankbiljetten. Het stelsel bevat 10 verder een laadinrichting voor het accepteren van een aantal af te geven bankbiljetten en het laden van een vooraf bepaald aantal bankbiljetten in de cassette, genminste een afgifte-inrichting is aanwezig voor het individueel afgeven van bankbiljetten uit de cassette. De cassette is 15 zowel bestemd voor gebruik in de laadinrichting als in de afgifte-inrichting.

In overeenstemming met een verder kenmerk van de uitvinding wordt een werkwijze verschaft voor het afgeven van bankbiljetten. Volgens de werkwijze wordt een cassette be-20 schikbaar gesteld voor ontvangst van een vooraf bepaald aantal bankbiljetten welke cassette met behulp van een laadinrichting voorzien van een aantal bankbiljetten, wordt geladen met een vooraf bepaald aantal bankbiljetten. Verder worden volgens de werkwijze de bankbiljetten indivi-25 dueel vanaf de cassette overgedragen aan een afgifte- inrichting, waarbij de cassette zowel bestemd is voor gebruik in de laadinrichting als in de afgifte-inrichting.

Verdere voordelen en details van de uitvinding zullen in het volgende aan de hand van de begeleidende figuren 50 nader worden besproken.

Figuur 1 illustreert de twee uitvoeringsvormen van het stelsel voor het afgeven van bankbiljetten volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een doorsnede door de cassette die 35 volgens de uitvinding wordt toegepast.

Figuur 3 illustreert een doorsnede door een eerste modificatie van de volgens de uitvinding toegepaste cassette.

Figuur 4- toont een doorsnede door een tweede modificatie van de volgens de uitvinding toegepaste cassette.

8100822 40 4

Figuur 5 toont een doorsnede door een laadinrichting en een volgens de uitvinding toegepaste cassette.

Figuur 6 toont een doorsnede door een afgifte-inrich-ting en een volgens de uitvinding toegepaste cassette.

5 Figuur 1 illustreert de twee uitvoeringsvormen van het stelsel voor het af geven van bankbiljetten‘volgens de uitvinding. De eerste uitvoeringsvorm van het stelsel bevat een aantal verwisselbare cassettes voor het erin op_ bergen van bankbiljetten en een aantal afgifte-inrichtingen 10 14 op gewenste plaatsen voor het individueel afgeven van bankbiljetten uit een cassette 10. De tweede uitvoeringsvorm van het stelsel is verder voorzien van een laadinrichting 12 voor het laden van bankbiljetten in de cassettes 10. Een stapel bankbiljetten 16 is geplaatst in de laadin-15 richting 12. De laadinrichting 12 scheidt en verifieert de individuele bankbiljetten voor het laden in de cassette 10.

In het stelsel voorzien van de cassette 10 en de afgifte- inrichting 14 wordt het afgeven van de individuele bankbiljetten uitgevoerd tegen lage kosten en met hoge 20 betrouwbaarheid. In het stelsel voorzien van de cassette 10, de afgifteinrichting 14 en de laadinrichting 12 vormt het scheiden en verifiëren van de individuele bankbiljetten 18 van een stapel 16 een moeilijke taak. De bankbiljetten 18 kunnen sterk in kwaliteit variëren als gevolg 25 van diverse gradaties van slijtage, die optreedt in de bankbiljettencirculatie. De laadinrichting 12 is derhalve een complex en kostbaar mechanisme. Anderzijds voert de afgifte-inrichting 14 een relatief eenvoudige functie uit, te weten het tellen en afgeven van individuele bankbiljetten.

50 Door een cassette 10 toe te passen die bestemd is,voor gebruik zowel bij de laadinrichting 12 als bij de afgifte-inrichting 14 kan een laadinrichting 12 worden gebruikt teneinde een groot aantal afgifte-inrichtingen 14 te voorzien van individueel opgeborgen bankbiljetten. Door de 35- cassette 10 als een gesloten eenheid uit te voeren vormt de cassette een veilig en geschikt middel voor het transporteren van bankbiljetten van de laadinrichting 12 naar een afgifte-inrichting 14. Door het besturen van het aantal bankbiljetten dat in een cassette 10 wordt geladen vormt de cassette tevens een hulpmiddel bij het tellen van de bank- 8 1 0 08 2 2 40 5 biljetten. Beide uitvoeringsvormen van het stelsel resulteren derhalve in een hoge betrouwbaarheid en lage kosten voor het afgeven van bankbiljetten.

Figuur 2 illustreert de cassette 10 in meer detail.

5 Een in zijn algemeenheid ononderbroken behuizing 28 definieert het buitenoppervlak van de cassette 10. Alhoewel de behuizing 28 opgebouwd kan zijn uit twee helften, die aan elkaar zijn bevestigd, zodat de in het navolgende nog te beschrijven componenten in de behuizing 28 kunnen worden 10 geplaatst zal het duidelijk zijn dat tijdens normaal gebruik de behuizing 28 een integrale structuur vormt die iedere redelijke poging om de daarin aanwezige bankbiljetten te verkrijgen op een andere wijze dan de wijze volgens de uitvinding, zal weerstaan. Deze integrale structuur kan worden ge-15 realiseerd door de diverse delen van de cassette met elkaar te verbinden.

Een afleverspoel 30, een binnenbandopneemspoel 32 en een buitenbandopneenspoel 34- zijn roteerbaar gemonteerd in de behuizing 28. Een buitenband 36 en een binnenband 38 20 zijn beiden bevestigd met het ene uiteinde aan de afleverspoel 30 en met het andere uiteinde aan de buitenbandop-neemspoel 34- respectievelijk de binnenbandopneemspoel 32 en gewikkeld rond de spoelen. De banden of films 36 en 38 kunnen gevormd zijn uit een flexibel kunststof materiaal, 25 bijvoorbeeld het materiaal dat in de handel wordt gebracht onder de handelsnaam Mylar.

De buitenband 36 wordt geleid langs de rol 4-0, de buitenbandvoedingsrol 4-2 en de vrijlooprol 44 tussen de afleverspoel 30 en de buitenbandopneemspoel 34·. De binnen-30 band 38 wordt geleid door de rol 40, de binnenbandvoe-dingsrol 46, de vrijlooprollen 48 en 50 tussen de afleverspoel 30 en de binnenbandopneemspoel 32. De voedingsrollen 42 en 46 kunnen worden gesynchroniseerd voor een gemeenschappelijke tegengestelde rotatie indien gewenst.

35 Een afleverspoelkoppelrol 52 is roteerbaar in de be huizing 28 bevestigd aangrenzend aan een zijde van de cassette 10 op de getoonde wijze. De afleverspoelkoppelrol 52 is mechanisch gekoppeld met de afleverspoel 30 zodanig dat rotatie van een van deze componenten zal resulteren in een doortgelijk gerichte rotatie van de andere component. De 40 8100822 6 mechanische koppeling kan worden gerealiseerd in de vorm van een hand die verloopt rond aandrijfassen gemonteerd op de koppelrol 52 en de afleverspoel 30, alhoewel ook andere geschikte mechanismen voor het realiseren van een gemeen-5 schappelijke rotatie goed kunnen voldoen. Een buitenband-opneemspoel-koppelrol 54- is op soortgelijke wijze roteerbaar gemonteerd in de behuizing 28 en mechanisch gekoppeld met de buitenbandopneemspoel 34· om samen daarmee te roteren.

Een binnenbandopneemspoel-koppelrol 56 is op soortgelijke 10 wijze roteerbaar geplaatst in de behuizing 28 en mechanisch gekoppeld met de binnenbandopneemspoel 32. De koppelope-ningen 58, 60 en 62 zijn in de behuizing 28 aangebracht aangrenzend aan de respectievelijke rollen 52, 54- en 56.

In de buitenband 36 en in de binnenband 38 kan een 15 vooraf bepaalde spanning worden opgewekt voor het besturen van de rotatie van de koppelrollen 52, 54- en 56 op een nog nader te beschrijven wijze. Een individueel bankbiljet 18 kan passeren door de bankbiljettensleuf 64- in de cassette 10 zodanig dat het in contact komt met de buitenband 36 en de 20 binnenband 38 die verlopen over de aangrenzende voe&ings-rollen 4-2 en 4-6. Bij rotatie van de afleverspoel 30 in een richting tegen de klokwijzerrichting in,‘"zoals getoond is in figuur 2, zal het bankbiljet worden ingeklemd tussen de buitenband 36 en de binnenband 38 en op de afleverspoel 30 25 worden opgewikkeld. Zoals getoond is in figuur 2 kan een groot aantal bankbiljetten op deze wijze worden opgeborgen, elk individueel ingeklemd tussen segmenten van de buitenfilm 36 en de binnenfilm 38. Een afleverspoel 30 met een diameter van ongeveer 30 cm kan maximaal 2000 Amerikaanse 30 bankbiljetten vasthouden.

Door het roteren van de koppelrollen 54- en 56 zodanig dat de binneribandopneemspoel 32 en de buitenbandopneemspoel '34- respectievelijk met de klokwijzerrichting mee en tegen de klokwijzerrichting in worden geroteerd zoals getoond is 35 in figuur 2 zullen de buitenband 36 en de binnenband 38 worden afgewikkeld van de afleverspoel 30 en worden opgewikkeld op de respectievelijke opneemspoelen 32 en 34·. Een tussen de buitenband 36 en de binnenband 38 ingeklemd bankbiljet zal worden getransporteerd in de richting van de bankbiljettensleuf 64-. Het bankbiljet zal door de inwerking 81 0 0 8 2 2 40 7 van de "banden 36 en 38 via de bankbiljettensleuf 64 worden getransporteerd naar een nog nader te beschrijven mechanisme.

De cassette 10 vormt een op zichzelf staande eenheid voor het transporteren van erin opgeborgen bankbiljetten 5 van de ene plaats naar de andere plaats op een relatief veilige wijze. Tijdens normaal bedrijf behoeft de cassette 10 nooit te worden geopend of te worden ontgrendeld, zodat de erin opgeborgen bankbiljetten niet door onbevoegd personeel kunnen worden verwijderd. De afleverspoel 30 kan ook worden 10 vergrendeld door rotatie van de spoel op onbevoegde wijze te verhinderen. Bovendien kan de cassette 10 worden voorzien van een mechanisme waarmee een poging om op onbevoegde wijze een cassette te openen of bankbiljetten daaruit te verwijderen wordt geregistreerd. Een mechanische of elektri-15 sche codesleutel kan aangebracht zijn op de cassette om de munteenheid van de erin opgeborgen bankbiljetten te indiceren.

Figuur 3 illustreert een eerste modificatie van de bankbiljettencassette, aangeduid met het referentiecijfer 20 70* De cassette 70 is voorzien van een roteerbare aflever spoel 72 en een roteerbare opneemspoel 74. Een buitenband 76 en een binnenband 78 zijn gekoppeld met en gewikkeld rond de spoelen 72 en 74. De buitenband 76 wordt geleid langs een voedingsrol 80 tussen de spoelen 72 en 74. De 25 binnenband 78 wordt geleid langs een voedingsrol 82, een vrijlooprol 84, een vrijlooprol 86 en een vrijlooprol 88 tussen de spoelen 72 en 74.

Een afleverspoelkoppelrol 90 is roteerbaar gemonteerd aangrenzend aan een zijde van de cassette 70 op de getoonde 30 wijze. De koppelrol 90 is mechanisch gekoppeld teneinde samen met de afleverspoel 72 te roteren. Een opneemspoel-koppelrol 92 is op soortgelijke wijze roteerbaar bevestigd aangrenzend aan de zijkant van de cassette 70 en is mechanisch gekoppeld teneinde samen met de opneemspoel 74 te 35 roteren. De koppelopeningen 94 en 96 zijn aangebracht in de cassette 70 aangrenzend aan de koppelrollen 90 respectievelijk 92.

De cassette 7° verschilt van de in figuur 2 getoonde cassette 10 doordat slechts een opneemspoel nodig is voor het opbergen van de buitenband 76 en de binnenband 78. De 40 8100822 8 cassette 70 heeft daarom slechts twee koppelrollen 90 en 92 nodig. Door bovendien de afleverspoel 72 en de opneem-spoel 74 door een onderlinge verschuiving van de randen te laten samenwerken kan een afleverspoel 72 van grotere dia-5 meter worden toegepast. In alle andere opzichten is de cassette 70 soortgelijk aan de cassette 10.

Figuur 4 illustreert een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de bankbiljettencassette, aangeduid met het referentie-cijfer 100. De cassette 100 heeft een afleverspoel 102 en een 10 opneemspoel 104, beide roteerbaar in de cassette bevestigd. Een enkele band 106 is gewikkeld rond en bevestigd aan de spoelen 102 en 104 op de getoonde wijze. De band 106 passeert de voedingsrol 108 en wordt geleid over de voedings-rol 110 en de vrijlooprol 112 tussen de spoelen 102 en 104.

15 Een afleverspoel-koppelrol 114 is roteerbaar gemonteerd aangrenzend aan een zijde van de cassette 100 en mechanisch gekoppeld teneinde samen met de afleverspoel 102 te roteren. Een opneemspoel-koppelrol 116 is roteerbaar gemonteerd aangrenzend aan de zijkant van de cassette 100 en mechanisch 20 . gekoppeld teneinde met de opneemspoel 104 te roteren. De koppelopeningen 118 en 120 zijn aangebracht in de cassette 100 aangrenzend aan de koppelrollen 114 respectievelijk 116. De cassette 100 verschilt van de cassette 70, die getoond is in figuur 3, alleen door het gebruik van slechts een 25 enkele film 106. Het gebruik van een enkele film elimineert de noodzaak om een gelijke spanning te handhaven in de twee films zoals wel nodig is in de cassettes 10 en 70. Het gebruik van twee films helpt echter bij de besturing van de bankbiljetten, in het bijzonder wanneer de afleverspoel 30 nagenoeg leeg is.

Figuur 5 illustreert een cassette 10 gekoppeld met een laadinri’chting 12 voor het laden van een vooraf bepaald aantal bankbiljetten in de cassette. Een stapel bankbiljetten is geplaatst in het toelevergebied 130 in de laad-35 inrichting 12. Een inwendig mechanisme houdt de stapel bankbiljetten in contact met een opneemmechanisme 132. Individuele bankbiljetten worden opgenomen vanaf de bovenzijde van de stapel door middel van het opneemmechanisme 132 en getransporteerd door een v&rificatiemechanisme 134. Het verificatiemechanisme 134- wordt aangedreven door een 8 1 0 0 8 2 2 40 9 laadinrichting-trans port aandrijving 136. In het verifica-r tiemechanisme 132 bevindt zich een station 138 voor het detecteren en scheiden van dubbele bankbiljetten en een afbuigmechanisme 140. Het verificatiemechanisme 134 zorgt 5 ervoor dat elk door het mechanisme 134 getransporteerd voorwerp in feite bestaat uit een individueel bankbiljet. Het mechanisme 134 zorgt ook voor het afvoeren van beschadigde of dubbele bankbiljetten naar een opslagreservoir 142. Individuele onbeschadigde bankbiljetten worden ge-10 transporteerd naar de transportinrichting 143.

De transportinrichting 143 is voorzien van een trans-portmechanisme 144 dat voorzien kan zijn van rond roteerbaar gemonteerde rollen verlopende banden. Optische sensoren 145 in het transportmechanisme 144 worden geactiveerd 15 bij de aanwezigheid van een bankbiljet in het mechanisme 144, waardoor wordt voorkomen dat licht afkomstig van lichtbronnen 147 terecht komt bij de sensoren 145* De sensoren 145 brengen deze informatie over naar een stuureen-heid 146. De stuureenheid 146 activeert op zijn beurt een 20 met variabele snelheid werkende motor 148 en activeert verder de aandrijfmechanismen 149 en 151. De motor 148 en het aandrijfmechanisme 151 werken samen voor het aandrijven van het transportmechanisme 144 zodanig dat het bankbiljet 18 wordt bewogen in de richting van de cassette 10 25 zoals getoond is in figuur 5· De motor 148 en het aandrijfmechanisme 149 werken samen voor het aandrijven van de koppelrol 150 in de klokwijzerrichting zoals getoond is in figuur 5· De koppelrol 150 is toegekeerd naar de behuizing 28 ter plaatse van de koppelopening 58 en werkt door middel 30 van wrijving of op andere wijze samen met de koppelrol 52. De koppelrol 150 zorgt er daarbij voor dat de afleverspoel 30 gaat roteren tegen de klokwijzerrichting in gezien in figuur 5· De motor 148 en het aandrijfmechanisme 149 werken eveneens samen voor het verschaffen van een wrijvingskracht 35 tegen de binnenbandkoppelrol 152 en de buitenbandkoppelrol 154 aanwezig in de behuizing 28 bij de koppelopeningen 62 en 60 teneinde de rotatie van de rollen 152 en 154 te bemoeilijken. De rollen 152 en 154 zijn door middel van wrijving of op andere wijze gekoppeld met de koppelrollen 56 respectievelijk 54. De aandrijvende koppelrollen 152 en 154 bemoeilijken 40 8100822 10 de rotatie van de binnenbandspoel 32 respectievelijk de bui-tenbandspoel JA en de cassette 10 teneinde de binnenband 36 en de buitenband 38 op spanning te houden. Het individuele bankbiljet 18 wordt door het transportmechanisme 5 144 getransporteerd en toegevoerd tussen de voedingsrollen 42 en 46. Daardoor wordt het mogelijk dat de buitenband 38 en de binnenband 38 het bankbiljet tussen zich inklemmen zodat de banden samen met het bankbiljet worden opgerold op de afleverspoel 30* De passage van de achterrand van 10 het bankbiljet 18 door het transportmechanisme 144 vormt voor de stuureenheid 146 een signaal dat gebruikt kan worden om het aantal in de cassette 10 geladen bankbiljetten te tellen en een volgende cyclus voor het opnemen, verifiëren, transporteren en oprollen van een bankbiljet op de 15 afleverspoel te initiëren.

De laadinrichting 12 kan gepositioneerd zijn in een bankkluis of in een beveiligde ruimte in een bank of een ander financieel instituut, zodanig dat het laden van de bankbiljetten in de cassette op een veilige plaats wordt 20 uitgevoerd. De tweede uitvoeringsvorm van het stelsel maakt gebruik van een aantal verwijderde afgifte-inrichtingen 14 die worden voorzien van geladen cassettes 10, welke door een enkele laadinrichting 12 zijn geladen. De complexiteit van de laadinrichting 12 zorgt ervoor dat de laadinrich-25 ting tamelijk kostbaar is. In dit stelsel worden de kosten van de laadinrichting gedistribueerd over een aantal relatief goedkopere afgifte-inrichtingen 14 waardoor de totale kosten voor elke werkende afgifte-yinrichting in het stelsel worden gereduceerd. Een willekeurige waarde aan bankbil-30 jetten kan in de cassette 10 door middel van de laadinrichting 12 worden geladen. De laadinrichting 12 kan eveneens de codesleutel op de cassette 10 instellen teneinde de daarin geladen waarde te indiceren.

Figuur 6 illustreert de eerste uitvoeringsvorm van ^ het afgiftestelsel voorzien van een cassette 10 gekoppeld met een afgifte-inrichting 14. Het is verder duidelijk dat figuur 6 een deel illustreert van de tweede uitvoeringsvorm van het afgiftestelsel. In deze tweede uitvoeringsvorm kan de afgifte-inrichting 14 op aanmerkelijke afstand van de laadinrichting 12 gelocaliseerd zijn. Een cassette 10, gela- 40 81 0 08 2 2 11 den met banktiljetten, kan worden getransporteerd van de laadinrichting 12 naar de afgifte-inrichting 14. De structuur van de cassette 10, die in het bovenstaande is beschreven, verzekert de veiligheid van de erin aanwezige bank-5 biljetten gedurende het transport.

Zoals blijkt uit de figuur heeft de afgifte-inrichting 14 een substantiële overeenkomst zowel wat betreft structuur als wat betreft functie met de transportinrichting 143 uit figuur 5· In feite kan dezelfde eenheid worden 10 toegepast in beide gevallen met slechts onder=geschikte modificaties in het transportmechanisme teneinde bankbiljetten in tegengestelde richtingen te transporteren, waardoor de totaalkosten van het stelsel door standaardisering van de componenten worden gereduceerd. De cassette 10 is 15 bestemd voor gebruik zowel bij de laadinrichting 12 als bij de afgifte-rinrichting 14, hetgeen ook bijdraagt aan de standaardisering van de componenten in beide uitvoeringsvoor-beelden van het stelsel.

De afgifte-inrichting 14 is voorzien van een behuizing 20 160. De behuizing.160 of een verdere niet getoonde gezichts- plaat kan debloot loggende structuur van een automatische kasmachine vormen, welke automatische kasmachine op een geschikte plaats voor gebruik door cliënten is gelocali-seerd. De individuele cliënt kan een gecodeerd bewijsstuk 25 of een persoonlijk identificatienummer invoeren in de automatische kasmachine, waardoor de stuureenheid 162 wordt geactiveerd. Als de cassette 10 mechanisch gekoppeld is met de afgifteinrichting 14, dan zijn de koppelrollen 52, 54 en 56 door middel van wrijving of op andere wijze gekoppeld met 30 de aangedreven koppelrol 164, de buitenbandaandiijfrol 168 en de binnenbandaandrijfrol 166. De stuureenheid 162 activeert een met variabele snelheid werkende motor 170 en een aandrijfmechanisme 171 teneinde de koppelrollen 54 en 56 tegen de klokwijzerrichting in respectievelijk met de klok-35 wijzerrichting mee op de in figuur 6 aangegeven wijze te doen roteren. Deze rotatie resulteert in een soortgelijke rotatie in de binnenband- en buitenbandopneemspoelen 32 en 34 waardoor de binnenband 36 en de buitenband 36 worden afgewikkeld van de afleverspoel 30 teneinde een bankbiljet 18 langs positie A op de in figuur 6 getoonde wijze te presen-

Bi 0 08 2 2 40 12 teren via de bankbiljettensleuf 64 en het transportmecha-nisme 172 op positie B. De motor 170 en het aandrijfmechanisme 171 werken verder samen om een remkracht uit te oefenen voor het bemoeilijken van de rotatie van de koppelspoel 164 waardoor de rotatie van de afleverspoel 30 wordt bemoeilijkt en de spanning in de buitenband 36 en de binnenband 38 wordt gehandhaafd. Lichtbronnen 175 werken samen met optische sensoren 174 teneinde de aanwezigheid van een bankbiljet 18 in het mechanisme 172 te detecteren. De optische sensoren 174 signaleren aan de stuureenheid 172 dat een bankbiljet 18 aanwezig is in het mechanisme 172. De stuureenheid 162 activeert de motor I70 en het aandrijfmechanisme 173 welke samenwerken voor het activeren van het 'transportmechanisme zodanig dat een binnen het mechanisme 172 aanwezig bankbiljet wordt getransporteerd van de cassette 10 af op de in figuur 6 getoonde wijze. De stuureenheid 162 stelt de passage van een bankbiljet vast, telt het aantal afgegeven bankbiljetten en rapporteert via de door de cliënt bediende stuurelementen van de automatische kasmachine op de gewenste wijze. Het transportmechanisme 172 transporteert het bankbiljet 18 naar buiten via de opening 176 naar een positie, waarin de cliënt het bankbiljet kan accepteren. De stuureenheid 162 blijft de motor 170 en de aandrijfmechanismen 171 en 173 activeren totdat het juiste aantal bankbiljetten door de opening 176 is afgegeven.

Als de stuureenheid 162 voor de eerste keer door een cliënt wordt geactiveerd, dan verifiëren de optische sensoren 174 direct de aanwezigheid of afwezigheid van een bankbiljet in het mechanisme 172. De optische sensoren 174 blijven continu de passage van bankbiljetten door het mechanisme 172 bewaken gedurende de gehele afgiftecyclus. Indien gewenst kan een inwendige teller worden aangebracht in de cassette 10 als middel voor het controleren van de door de optische sensoren 174 bepaalde telling.

Een reeks van afgifte-eenheden 14 kan zij aan zij in een automatische kasmachine worden geplaatst en worden voorzien van cassettes. 10 met verschillende bankbiljet-waarden. Op deze wijze verkrijgt de automatische kasmachine een grote flexibiliteit bij het leveren van bankpapier met een gewenste waarde aan de cliënt. De codesleutel op de 8100822 13 cassette 10 indiceert aan de stuureenheid 162 de -waarde Tan de in de betreffende cassette aanwezige bankbiljetten. Indien gewenst kan de werking van de afgifte-eenheid 14 worden omgekeerd. De afgifte-eenheid kan dan worden ge-5 bruikt voor bet laden van door de cliënt ingevoerde bankbiljetten of andere voorwerpen in een cassette. Deze omgekeerde operatie vereist slechts een kleine modificatie in bet transportmechanisme 172 teneinde transport in tegengestelde richting mogelijk te maken. Het is duidelijk dat bet 10 stelsel volgens de uitvinding ook kan worden gebruikt bij een kassierbokje of bij een verkooppunt naast zijn toepassing als automatische kasmachine.

De twee in bet bovenstaande beschreven uitvoerings-voorbeelden van het stelsel verschaffen tegen relatief 15 lage kosten en bij hoge betrouwbaarheid een wijze voor het af geven van bankbiljetten. In het tweede uitvoeringsvoor-beeld wordt de moeilijke complexe en kostbare taak van het scheiden en verifiëren van de individuele bankbiljetten van variërende kwaliteit in een centraal geplaatste laad-20 inrichting gecentraliseerd. Een aantal verwijderde afgifte-eenheden is aangebracht, welke afgifte-eenheden de relatief eenvoudige en goedkope taak uitvoeren van het tellen en afgeven van individuele bankbiljetten. De op zichzelf staande cassette kan verwisselbaar worden gekoppeld zowel 25 met de landinrichting als met de afgifte-inrichting. De laadinrichting doet dienst voor het laden van een vooraf bepaald aantal bankbiljetten in de cassette. De cassette kan vervolgens worden getransporteerd naar een verwijderde afgifte eenheid op een veilige en gemakkelijke wijze. De 30 afgifte eenheid functioneert daarna voor het afgeven van de individuele bankbiljetten uit de geladen cassette.

Alhoewel slechts twee uitvoeringsvormen van de uitvinding in detail zijn beschreven en in begeleidende figuren zijn getoond zal het duidelijk dat diverse verdere modifi-35 caties mogelijk zijn zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

8100822

Claims

1. Stesel voor het afgeven van bankbiljetten, gekenmerkt door een cassette voor ontvangst van een vooraf bepaald 5 aantal individuele bankbiljetten, voorzien van een daarin roteerbaar gemonteerde afleverspoel, tenminste een daarin roteerbaar gemonteerde opneemspoel en tenminste een band of film waarvan de tegenover liggende uiteinden zijn bevestigd aan de afleverspoel en de opneemspoel en welke 10 band of film rond de genoemde spoelen is gewikkeld, waarbij de individuele bankbiljetten in de cassette worden ontvangen, tegen de band of film worden geplaatst en voor opslag rond de afleverspoel worden gewikkeld; en een afgifte-inrichting voor het individueel afgeven 15 van bankbiljetten uit de cassette, voorzien van middelen voor het doen roteren van de afleverspoel teneinde de band of film van de afleverspoel af te wikkelen en een in de cassette opgeborgen bankbiljet te presenteren aan de genoemde afgifte-inrichting, middelen voor het bemoeilijken 20 van de rotatie van de genoemde afleverspoel teneinde een vooraf bepaalde spanning in de genoemde film of band te handhaven, een transportmechanisme voor het transporteren van het bankbiljet door de genoemde afgifte-inrichting. . - ' naar een voor de cliënt bestemd ontvangstgebied, mid-25 delen voor het detecteren van de aanwezigheid van een bankbiljet in de genoemde afgifte-inrichting en het verifiëren van de passage van het bankbiljet door de genoemde afgifte-inrichting en middelen voor het besturen van de genoemde rotatiemiddelen, de genoemde middelen voor het 30 bemoeilijken van de rotatie en het genoemde transportmechanisme teneinde een vooraf bepaald aantal bankbiljetten af . te geven aan het voor de cliënt bestemde ontvangstgebied.

2. Stelsel voor het individueel afgeven van bankbiljetten, gekenmerkt door 35 een cassette voor het ophergen van een vooraf bepaald aantal bankbiljetten op discrete wijze, voorzien van een behuizing, een roteerbaar in deze behuizing gemonteerde afleverspoel, een roteerbaar in deze behuizing gemonteerde opneemspoel, een met zijn uiteinden aan deze afleverspoel 40 en deze opneemspoel bevestigde film of band die verder 8100822 rond de genoemde spoelen is gewikkeld en middelen voor het geleiden van 'deze film of hand tussen de afleverspoel en de opneemspoel, waarbij de individuele bankbiljetten worden opgeborgen op de rond de afleverspoel gewikkelde band of 5 film; en een afgifte-inrichting voor het afgeven van individuele bankbiljetten vanaf de cassette, voorzien van middelen voor het roteren van de genoemde opneemspoel teneinde een individueel bankbiljet uit de cassette te onttrekken, mid-10 delen voor het bemoeilijken van de rotatie van de genoemde afleverspoel teneinde een spanning in de genoemde band of film te handhaven, een transportmechanisme voor ontvangst van het onttrokken bankbiljet en transport van het bankbiljet naar een voor de cliënt bestemd ontvangstgebied, 15 middelen voor het detecteren van de aanwezigheid van een bankbiljet in het genoemde transportmechanisme en het verifiëren van de passage van een bankbiljet door het transportmechanisme en middelen voor het activeren van de genoemde rotatiemiddelen, de genoemde middelen voor het bemoeilijken 20 van de rotatie, het genoemde transportmechanisme en de genoemde aftastmiddelen in responsie op een verzoek voor het afgeven van een individueel bankbiljet.

3. Stésel voor het afgeven van een individueel bankbiljet, gekenmerkt door 25 een cassette voor het opbergen van een vooraf bepaald aantal bankbiljetten op discrete wijze, voorzien van een behuizing, een roteerbaar in deze behuizing gemonteerde afleverspoel, een roteerbaar in deze behuizing gemonteerde opneemspoel, een flexibele binnenband of binnenfilm die 30 met zijn uiteinde bevestigd is aan de afleverspoel en de opneemspoel en die rond de spoelen is gewikkeld, een flexibele buitenband of buitenfilm die met zijn uiteinde bevestigd is aan de afleverspoel en de opneemspoel en rond de spoelen is gewikkeld en middelen voor het geleiden van de 35 flexibele binnen- en buitenfilm tussen de afleverspoel en de opneemspoel, waarbij individuele bankbiljetten worden opgeborgen tussen de flexibele binnen- en buitenfilm wanneer deze op de afleverspoel worden gewikkeld; en een afgifte-inrichting voor het afgeven van individuele bankbiljetten uit de genoemde cassette voorzien van 40 8100822 middelen voor het doen roteren van de opneemspoel teneinde een individueel bankbiljet uit de cassette te onttrekken, middelen voor het bemoeilijken van de rotatie van de genoemde afleverspoel teneinde spanning te handhaven in de genoemde flexibele binnen- en buitenfilms, een transport-mechanisme voor ontvangst van het onttrokken bankbiljet en transport van het bankbiljet naar een voor de client bestemd ontvangstgebied, middelen voor het detecteren van de aanwezigheid van een bankbiljet in het transportmecha-nisme en het verifiëren van de passage van het bankbiljet door het transportmechanisme en middelen voor het activeren van de rotatiemiddelen, de middelen voor het belemmeren van de rotatie, het transportmechanisme en de genoemde de-tectiemiddelen in reesponsie op een verzoek voor het afgeven van een individueel bankbiljet.

4. Stelsel voor het afgeven van een individueel bankbiljet, gekenmerkt door een cassette voor het opbergen van een vooraf bepaald aantal bankbiljetten op discrete wijze, voorzien van een behuizing, een roteerbaar in de genoemde behuizing gemonteerde afleverspoel, een roteerbaar in de genoemde behuizing gemonteerde eerste opneemspoel, een roteerbaar in de genoemde behuizing gemonteerde tweede opneemspoel, een flexibele binnenfilm of binnenband die bevestigd is met zijn uiteinde aan de afleverspoel en de eerste opneemspoel en rond de genoemde spoelen is gewikkeld, een flexibele buitenfilm of buitenband die met zijn uiteinden is bevestigd aan de afleverspoel en de genoemde tweede opneemspoel en rond deze spoelen is gewikkeld en middelen voor het geleiden van de flexibele binnenfilm en de flexibele buitenfilm tussen de afleverspoel en de genoemde opneemspoelen, waarbij individuele bankbiljetten worden opgeborgen tussen de flexibele binnenfilm en de flexibele buitenfilm wanneer deze op de afleverspoel zijn gewikkeld; en een afgifte-inrichting voor het afgeven van individuele bankbiljetten uit de cassette voorzien van middelen voor het roteren van de genoemde opneemspoelen teneinde een individueel bankbiljet uit de cassette te onttrekken, middelen voor het bemoeilijken van de rotatie van de genoemde afleverspoel teneinde een spanning in de flexibele binnen- 8 1 0 08 2 2 film en de flexibele buitenfilm te handhaven, een trans-portmechanisme voor ontvangst van het onttrokken bankbiljet en voor transport van het bankbiljet naar een voor de cliënt bestemd ontvangstgebied, middelen voor het aftasten 5 van de aanwezigheid van een bankbiljet in het genoemde transportmechanisme en het verifiëren van de passage van het bankbiljet door het transportmechanisme en middelen voor het activeren van de genoemde rotatiemiddelen, de middelen voor het bemoeilijken van de rotatie, het trans-10 portmechanisme en de aftastmiddelen in responsie op een verzoek tot het afgeven van een individueel bankbiljet.

3· Stelsel voor het afgeven van bankbiljetten, gekenmerkt door een cassette voor ontvangst van een vooraf bepaald 15 aantal bankbiljetten; een landinrichting voor het accepteren van een aantal bankbiljetten en het laden van het vooraf bepaalde aantal bankbiljetten op individuele wijze in de genoemde cassette; een afgifteinrichting voor het afgeven van indivi-20 duele bankbiljetten uit de genoemde cassette; waarbij de genoemde cassette om selectief te worden gebruikt zowel met de genoemde laadinrichting als met de genoemde afgifte-inrichting en overgebracht kan worden van de genoemde laadinrichting naar de genoemde afgifte-25 inrichting, waardoor de genoemde laadinrichting en de genoemde afgifte-inrichting op verwijderde plaatsen gepositioneerd kunnen worden.

6. Stelsel volgens conclusie 5i ® e t het kenmerk, dat de laadinrichting voorzien is van mid- 30 delen voor het scheiden van individuele bankbiljetten van een stapel van bankbiljetten; middelen voor het verifiëren van de scheiding van individuele bankbiljetten; en middelen •voor het transporteren van individuele bankbiljetten naar de genoemde cassette en het laden van de individuele bank-35 biljetten in de cassette.

7. Stelsel volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat de verificatiemiddelen verder voorzien zijn van middelen voor het af buigen van beschadigde of dubbele bankbiljetten.

8. Stelsel volgens conclusie 6, met het ken- 8100822 40 merk, dat de genoemde transportmiddelen verder voorzien zijn van middelen voor het tellen van de individuele bankbiljetten die in de genoemde cassette zijn geladen.

9. Stelsel volgens conclusie 5? m © t h e t ken-5 merk, dat de genoemde afgifte inrichting voorzien is van middelen voor het activeren van de cassette teneinde een bankbiljet over te dragen van de cassette naar de afgifte-inrichting;- een transportmechanisme voor het transporteren van het bankbiljet door de genoemde afgifte-10 inrichting naar een voor de cliënt bestemd ontvangstgebied; middelen voor het aftasten van de aanwezigheid van een bankbiljet in de genoemde afgifte-inrichting en het verifiëren van de passage van het bankbiljet door de afgifte-inrichting; en middelen voor het besturen van de activeer-15 middelen en het transportmechanisme teneinde een vooraf bepaald aantal ' bankbiljetten af te geven aan het voor de cliënt bestemde ontvangstgebied.

10. Stelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de genoemde cassette verder voorzien is van 20 een codesleutel teneinde de waarde van de in de cassette geladen bankbiljetten aan de afgifte inrichting te indiceren.

11. Stelsel volgens conclusie 55 ® 6 t het kenmerk, dat de cassette voorzien is van een afleverspoel die roteerbaar in de cassette is gemonteerd, tenminste een 25 opneemspoel die roteerbaar in de cassette is gemonteerd; tenminste een film of band waarvan de tegenover liggende uiteinden zijn bevestigd aan de afleverspoel en de opneemspoel en die op de genoemde spoelen is gewikkeld; waarbij de individuele bankbiljetten die in de cassette moeten 30 worden geladen op de film worden geplaatst waarna,, de film wordt opgewikkeld rond de afleverspoel teneinde de bankbiljetten op te slaan.

12. Stelsel volgens conclusie 11,met het kenmerk, dat de cassette verder voorzien is van middelen 35- voor het vergrendelen van de genoemde cassette en de genoemde afleverspoel teneinde onbevoegd roteren van de afleverspoel te voorkomen alsmede middelen voor het detecteren van een onbevoegde poging teneinde bankbiljetten uit de cassette te verwijderen.

13. Stelsel volgens conclusie 11, m e t het 40 8100822 kenmerk, dat de cassette verder voorzien is van een eerste opneemspoel; een tweede opneemspoel; een binnenfilm of "binnenband "bevestigd aan de eerste opneemspoel en de afleverspoel en gewikkeld op deze spoelen; een "buitenfilm 5 of "buitenband bevestigd aan de tweede opneemspoel en de afleverspoel en opgewikkeld op deze spoelen; waarbij de individuele bankbiljetten, die in de cassette worden geladen, worden ingeklemd tussen de binnen- en buitenfilm of -band waarna deze op de afleverspoel worden gewikkeld.

14. Stelsel volgens conclusie 11, m e t het kenmerk, dat de laadinrichting voorzien is van middelen voor het roteren van de afleverspoel teneinde de genoemde film of band en de individuele bankbiljetten op de afleverspoel te wikkelen en middelen voor het bemoeilijken 15 van de rotatie van de opneemspoel teneinde een vooraf bepaalde spanning in de film of band te handhaven.

15· Stelsel volgens conclusie 11, m e t het kenmerk, dat de afgifte-inrichting voorzien is van middelen voor het doen roteren van de opneemspoel teneinde 20 de genoemde film of band van de afleverspoel af te wikkelen en een in dé cassette opgeborgen bankbiljet te presenteren aan de afgifte-inrichting en middelen voor het bemoeilijken van de rotatie van de afleverspoel teneinde een vooraf bepaalde spanning in de genoemde film of band te handhaven.

16. Stelsel voor het afgeven van een bankbiljet, gekenmerkt door tenminste een cassette voor het opbergen va£e$ooraf bepaald aantal bankbiljetten op een discrete wijze, welke cassette voorzien is van een behuizing, een roteerbaar in deze behuizing gemonteerde af-50 leverspoel, tenminste een roteerbaar in deze behuizing gemonteerde opneemspoel, tenminste een flexibele band of film waarvan de uiteinden zijn bevestigd aan de genoemde afleverspoel en de genoemde opneemspoel en welke rond de genoemde spoelen is gewikkeld en middelen voor het gelei-35' den van deze film of band tussen de afleverspoel en de opneemspoel, waarbij bankbiljetten zijn opgeborgen tegen de film of band die op de afleverspoel is gewikkeld; een laadinrichting voor het accepteren van een stapel bankbiljetten, het scheiden van de stapel in individuele bankbiljetten en het laden van een vooraf bepaald aantal 40 8100822 bankbiljetten in de genoemde cassette, welke laadinrich-ting voorzien is van een toeleveringsgebied waar de stapel bankbiljetten aanwezig is, een opneemmechanisine voor het verwijderen van individuele bankbiljetten van het genoemde opneemgebied, middelen voor het verifiëren van het verwijderen van individuele bankbiljetten en een transporteenheid voor het transporteren van individuele bankbiljetten naar de genoemde cassette en voor het laden van het bankbiljet in de genoemde cassette door het doen roteren van de genoemde afleverspoel; tenminste een afgifteinrichting voor het afgeven van individuele bankbiljetten uit de genoemde cassette, welke afgifte-inrichting voorzien is van een transporteenheid voor het doen roteren van de opneemspoel teneinde een individueel bankbiljet aan de genoemde afgifte inrichting vanuit de cassette te presenteren en voor het transporteren van het bankbiljet vanaf de cassette naar een voor de cliënt bestemd ontvangstgebied en middelen voor het activeren van de transporteenheid teneinde een vooraf bepaald aantal bankbiljetten af te geven; welke transporteenheid in de genoemde laadinrichting en de transporteenheid in de genoemde afgifte-inrichting elk voorzien zijn van een transportmechanisme voor het transporteren van het bankbiljet, middelen voor het aftasten van de aanwezigheid van een bankbiljet in het transportmechanisme en het verifiëren van de passage van het bankbiljet door het transportmechanisme, middelen voor het tot stand brengen van een rotatie van een van de genoemde spoelen en het bemoeilijken van de rotatie van de andere spoel teneinde een spanning in de genoemde film of band te handhaven en middelen voor het besturen van de active ermiddelen en het transportmechanisme; waarbij de cassette uitwisselbaar is verbonden met de transporteenheid in de genoemde laadinrichting en de genoemde afgifte-inrichting, welke cassette kan worden overgebracht van de laadinrichting naar de afgifte-inrichting zodat het mogelijk is om de laadinrichting en de afgifte-inrichting op verwijderde posities te plaatsen en een enkele laadinrichting kan worden gebruikt voor het verschaffen van geladen cassettes aan een aantal afgifte-inrichtingen. 8 1 0 0 8 2 2

17. Stelsel volgens conclusie 16, m e t het kenmerk, dat de cassette verder voorzien is van een sleutelcode voor het indiceren van de waarde van de erin aanwezige bankbiljetten.

18. Stelsel volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de cassette verder voorzien is van middelen voor het vergrendelen van de behuizing en de genoemde afleverspoel teneinde een onbevoegd afgeven van bankbiljetten eruit te voorkomen en middelen voor het detecteren van onbevoegde handelingen aan de cassette.

19. Stelsel volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de genoemde cassette verder voorzien is van een flexibele binnenfilm of binnenband, een flexibele buitenfilm of buitenband, tenminste een opneemspoel, waarbij de flexibele binnenfilm en buitenfilm met een uiteinde zijn bevestigd aan de afleverspoel en met de andere uiteinden zijn bevestigd aan de genoemde opneemspoel en op deze spoelen zijn gewikkeld, waarbij individuele bankbiljetten worden ingeklemd tussen de flexibele binnen- en buitenfilm wanneer deze op de afleverspoel worden gewikkeld.

20. Stelsel volgens conclusie 16, m e t het kenmerk, dat de genoemde middelen voor het verifiëren van het verwijderen van individuele bankbiljetten verder voorzien zijn van middelen voor het afbuigen van beschadigde en dubbele bankbiljetten.

21. Stelsel volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de transporteenheid in de laadinrich-ting en de transporteenheid in de afgifte-inrichting elk voorzien zijn van middelen voor het tellen van de erdoor passerende individuele bankbiljetten.

22. Werkwijze voor het afgeven van bankbiljetten, gekenmerkt door de volgende stappen: het opbergen van een vooraf bepaald aantal bankbiljetten in een cassette op discrete wijze; het laden van de cassette met een.vooraf bepaald aantal bankbiljetten met behulp van een laadinrichting waarin een stapel bankbiljetten aanwezig is; en het afgeven van individuele bankbiljetten uit de cassette in een afgifte-inrichting.

23. Werkwijze volgens conclusie 22, m e t het kenmerk, dat de stap waarin de cassette wordt ge- 8100822 laden met een vooraf "bepaald aantal "bankbiljetten verder de volgende deelstappen bevat: bet opnemen van individuele bankbiljetten van de stapel bankbiljetten, het verifiëren van het transport van de individuele bankbiljetten, het 5 transporteren van de individuele bankbiljetten naar de cassette en het daarin laden van de individuele bankbiljetten; en het tellen van de individuele in de cassette geladen bankbiljetten.

24. Werkwijze volgens conclusie 22, m e t het 10 kenmerk, dat de stap waarin de bankbiljetten individueel worden afgegeven uit de cassette verder de volgende deelstappen bevat: het onttrekken van een individueel bankbiljet uit de cassette; het transporteren van het onttrokken bankbiljet naar een voor de cliën-t bestemd ont-15 vangstgebied met behulp van een transportmechanisme; het aftasten van de aanwezigheid van het bankbiljet in het genoemde transportmechanisme en het verifiëren van de passage van het bankbiljet door het transportmechanisme; en het besturen van het onttrekken van een bankbiljet aan de ge-20 noemde cassette en het transport door het transportmechanisme teneinde een vooraf bepaald aantal bankbiljetten af te geven aan het voor de cliënt bestemde ontvangstgebied.

25. Werkwijze volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de stap waarin een vooraf bepaald aan- 25 tal bankbiljetten in de cassette wordt opgeborgen verder de volgende deelstappen bevat: het doen roteren van een afleverspoel in de genoemde cassette; het doen roteren van tenminste een opneemspoel in de cassette; het opwikkelen van tenminste een flexibele film of band rond de genoemde 30 spoelen, waarbij een uiteinde van de film bevestigd is aan de afleverspoel en het andere uiteinde van de flexibele film bevestigd is aan de opneemspoel; het geleiden van de flexibele film tussen de afleverspoel en de opneemspoel; en het ontvangen van een vooraf bepaald aantal individuele 35 bankbiljetten in de cassette, welke bankbiljetten worden geplaatst op de flexibele film en rond de afleverspoel worden gewikkeld teneinde de bankbiljetten op te slaan.

26. Werkwijze volgens conclusie 25, m e t het kenmerk, dat de stap, waarin tenminste een flexibele 40 film rond de spoelen wordt gewikkeld, de volgende deel- 8100822 stappen bevat: bet opwikkelen van de flexibele binnen- en buitenfilm of -band rond de genoemde spoelen waarbij individuele bankbiljetten worden ingeklemd tussen deze films of banden om de bankbiljetten op te slaan.

27. Werkwijze volgens conclusie 25, m e t bet kenmerk, dat de stap waarin de cassette wordt geladen verder de volgende deelstappen bevat: bet transpor_ teren van individuele bankbiljetten naar de cassette en in de cassette tot aangrenzend aan de genoemde film of 10 band; bet doen roteren van de afleverspoel teneinde de genoemde film op te wikkelen met de individuele bankbiljetten op de genoemde afleverspoel; en bet bemoeilijken van de rotatie van de genoemde opneemspoel teneinde een gewenste spanning in de film of band te bandbaven.

28. Werkwijze volgens conclusie 25, m e t bet kenmerk, dat de stap waarin de bankbiljetten individueel uit de cassette worden afgegeven verder de volgende deelstappen bevat: bet doen roteren van de opneemspoel teneinde de film of band af te wikkelen en een bankbiljet 20 te presenteren aan de afgifte-inricbting; bet transporteren van bet bankbiljet naar een voor de cliënt bestemd ont-vangstgebied; en bet bemoeilijken van de rotatie van de afleverspoel tenéinde een gewenste spanning in de genoemde film of band te bandbaven.

29. Werkwijze voor bet af geven van bankbiljetten, gekenmerkt door de volgende stappen: bet opbergen van een vooraf bepaald aantal bankbiljetten op discrete wijze in een cassette; bet doen roteren van een afleverspoel in de genoemde 30 cassette; bet doen roteren van tenminste een opneemspoel in de genoemde cassette; bet opwikkelen van tenminste een flexibele film of band rond de genoemde spoelen welke film met een uiteinde 35 bevestigd is aan de afleverspoel en met bet andere uiteinde aan de opneemspoel; bet geleiden van de genoemde film' of band tussen de afleverspoel en de opneemspoel; bet opnemen van individuele bankbiljetten van een stapel; 4-0 8100822 het verifiëren van het opnemen van individuele bank-h Heetten; het transporteren van de bankbiljetten naar de genoemde cassette tot in contact met de genoemde film of band; het tot stand brengen van rotatie van de genoemde af-leverspoel teneinde de bankbiljettén in de genoemde cassette te laden en de individuele bankbiljetten op discrete wijze op de genoemde film op te bergen wanneer deze op de af-leverspoel wordt opgewikkeld waarbij de rotatie van de opneemspoel wordt bemoeilijkt teneinde een spanning in de film of band te handhaven; en het activeren van een afgifte-rinrichting in responsie op een verzoek tot het afgeven van een vooraf bepaald aantal individuele bankbiljetten, welke stap voor het activeren van de genoemde afgifte-inrichting verder de volgende deelstappen bevat: het doen roteren van de opneemspoel teneinde een individueel bankbiljet te verschaffen aan een transportmecha-nisme in de genoemde afgifte inrichting waarbij de rotatie van de afleverspoel wordt bemoeilijkt teneinde een spanning in de genoemde film of band te handhaven; het transporteren van het individuele bankbiljet naar een voor een cliënt bestemd ontvangstgebied met behulp van het transportmechanisme; het aftasten van de aanwezigheid van een individueel bankbiljet in het transportmechanisme en het verifiëren van de passage van het bankbiljet door het transpontine cha-nisme; en het besturen van het transportmechanisme, de rotatie van de opneemspoel en het bemoeilijken van de rotatie van de afleverspoel teneinde het gewenste aantal individuele bankbiljetten af te geven aan het voor de cliënt bestemde ontvangstgebied.

30. Werkwijze volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de stap waarin tenminste een flexibele film of band rond de genoemde spoelen wordt gewikkeld verder de volgende deelstappen bevat: het opwikkelen van een flexibele binnen- en buitenfilm of -band rond de genoemde spoelen en het inklemmen van individuele bankbiljetten tussen deze films of banden voor opslag op de ge 8100822 noemde afleverspoel. 31« Werkwijze volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat tot de stap waarin het opnemen van individuele bankbiljetten wordt geverifieerd verder behoort 5 het afbuigen van beschadigde en dubbele bankbiljetten.

32. Werkwijze volgens conclusie 29, n e t het kenmerk, dat de stappen waarin de bankbiljetten worden getransporteerd naar de cassette tot in contact met de genoemde film of band en een individueel bankbiljet 10 wordt getransporteerd naar het voor de cliënt bestemde ontvangstgebied door het genoemde transportmechanisme verder voorziet in het tellen van de getransporteerde individuele bankbiljetten. *********** 8100822