NL8100096A

NL8100096A - Stapelbare houder voor kweekgoed.

Info

Publication number: NL8100096A
Application number: NL8100096A
Authority: NL
Original assignee: Curver Bv
Priority date: 1981-01-10
Filing date: 1981-01-10
Publication date: 1982-08-02
Also published as: EP0056665B1; ATE15352T1; EP0056665A1; DE3265917D1

Description

% : i CURVES. B.V.

Uitvinder: Jan LEENDERS te Rijen 1 3256

STAPELBARE HOUDER VOOR KWEEKGOED

De uitvinding heeft betrekking op een stapelbare houder voor kweékgoed omvattende een in hoofdzaak rechthoekige bodemplaat m hierop aangebrachte vertikale begrenzings waaien voor het kweekgoed en vier nabij de hoekpunten geplaatste af standhouders.

5 Houders van de hierboven omschreven soort worden gebruikt voor het kweken van planten uitgaande van zaden of stekken. De houders spelen hierbij een rol in de gehele kweekcyclus die loopt vanaf een vulstation voor het vullen van de houders met kweékmedium tot aan het uitzetten van de volgroeide plantjes of stekken in potten of in het 10 open veld en retournering van de lege houders aan het vulstation. Voor een goed begrip van de uitvinding wordt hierna een beknopte beschrijving van de kweekcyclus gegeven. De lege 'in stapelvorm aangevoerde houders worden in een vulstation gevuld met kweekmedium. Het kweek-medium is doorgaans in de vorm van tot vierkante blokjes scheur bare 15 tabletten bestaande uit geperste kweekaarde. De tabletten worden in de ontstapelde houders gelegd. Indien het houders betreft die aan éên zijde geen begrenzingswand bezitten kunnen de tabletten in de houders worden geschoven zonder dat de houders behoeven te worden ontstapeld.

Na het vullen met kweekmedium worden de gestapelde bouders3 eventueel 20 -via een tussenopslag, vervoerd naar een plaats waar bijv. bloemstekken in het kweekmedium worden geplant. Vanaf hier worden de stapels houders getransporteerd naar een ruimte waar de bakken naast elkaar als een veld worden neergezet. In deze geconditioneerde ruimte, waar de stekken voldoende licht ontvangen en goed toegankelijk zijn voor 25 besproeiing heersen verder omstandigheden die gunstig zijn voor de groei en vooral voor de beworteling van de stekken. Zodra de stekken in voldoende mate beworteld zijn worden de houders weer tot stapels verenigd om verzonden te worden naar afnemers die de stekken met de kweekaarde overplanten bijv. in het open veld en ze verder cultiveren 30 tot de voor detailverkooop geschikte bloem. De lege houders worden gestapeld, eventueel weer via een tussenopslag aan het vulstation geretourneerd.

8100096 *.· * 2

De tot nu toe bekende houders hebben een vaste onderlinge stapelafstand die een zodanige ruimte tussen de houders verschaft dat de stekken in een houder geen hinder ondervinden van een daarop gesta-pelde houder. Deze vaste, vrij grote, onderlinge stapelaf stand veroor-5 zaakt het nadeel dat ook indien geen stekken in de houder aanwezig zijn de houders onnodig veel ruimte innemen hetgeen de kosten voor opslag en vervoer verhoogt. Dit speelt dus voornamelijk een rol bij opslag en vervoer van alleen met kweekmedium gevulde houders of van leeg fust.

10 De uitvinding beoogt het verschaffen van een houder voor kweekgoed die het genoemde nadeel opheft.

Volgens de uitvinding wordt dit verkregen doordat de houder is voorzien van eerste afstandhoude rs voor het recht boven elkaar stapelen van de houders in een eerste gebruiksstand met kleine onderlinge 15 stapelaf stand en van tweede af standhouders voor het recht boven elkaar stapelen van de houders in een tweede gebruiksstand met grote onderlinge stapelafstand.

Onder het recht boven elkaar stapelen wordt hier verstaan dat de lange en de korte zijkanten van de houders in vertikale vlakken 20 liggen zodat een blokvormige stapel ontstaat.

Met de houder volgens de uitvinding kan naar keuze worden gebruik gemaakt van de grote of de kleine stapelafstand waarbij de kleine stapelaf stand wordt gekozen wanneer geen of lage stekken in de houders aanwezig zijn of indien de houders geheel leeg zijn.

25 In een eerste uitvoeringsvorm van de houder volgens de uit vinding worden de eerste af standhouders gevormd door rondom de bodemplaat vertikaal naar beneden gerichte wandgedeelten die in een stapel met hun onderzijde op de bovenzijde van buiten de begrenzingswanden uitstekende delen van de bodemplaat steunen en bestaan de tweede 30 af standhouders uit vier neerklapbare hoekstijlen die, in horizontale toestand, zijn gelegen in zich vanuit de vier hoekpunten van de bodemplaat langs de lange zijden hierom uitstrékkende, door het ter plaatse verlagen van de bodemplaat gevormde, nisvormige ruimten, waarbij steeds twee hoekstijlen aan een korte zijde van de bodemplaat wor-35 den gevormd door de benen van een in hoofdzaak U-vormige beugel waar 8 1 00 0 9 6 ,. · ? 1 3 van. een middengedeelte van de basis is omgebogen tot in een vlak loodrecht op het vlak door de benen en waarbij de aan de benen grenzende gedeelten van de basis als scharni eras sen zijn gelegen in onder de bodemplaat langs de korte zijde hiervan aangebracht scharnier-5 holten.

Een andere uitvoeringsvorm is die waarbij de eerste af standhouders worden gevormd door de begrenzingswanden op de bodemplaat en waarbij de tweede af standhouders worden gevormd door vier hol uitgevoerde conische hoekstijlen waarvan twee stijlen op de 10 aan één zijde van de houder gelegen uiteinden van de lange begrenzingswanden en twee stijlen op enige afstand van de andere uiteinden van de lange begrenzingswanden zijn aangebracht en waarbij naast de af standhouders aan de onderzijde van de begrenzingswanden holten zijn aangebracht waarin de toppen van de hoekstijlen passen, zodat in de 15 eerste gebruiksstand bij het stapelen de hoekstijlen in elkaar schuiven en bij het stapelen in de tweede gebruiksstand, waarbij de houders steeds 180° om en om worden gestapeld de toppen van de hoekstijlen van een houder worden opgenomen in de holten naast de hoekstijlen van een daarop gestapelde houder.

20 De begrenzingswanden kunnen evenals de hoekstijlen hol, dus dubbelwandig worden uitgevoerd.

Nog een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is een houder waarbij de eerste af standhouders worden gevormd door de begrenzingswanden op de bodemplaat en waarbij de tweede af standhouders wor-25 den gevormd door vier schuin naar één korte zijkant van de houder gerichte nabij de hoekpunten van de houder geplaatste hoekstijlen die bij het stapelen in de eerste gebruiksstand langs elkaar schuiven en waarbij aan de onderzijde van de begrenzingswanden loodrecht onder de toppen van de hoekstijlen holten zijn aangebracht zodanig dat bij het 30 stapelen in de tweede gebruiksstand de toppen van de hoekstijlen worden opgenomen door de holten.

Om de houders, gemakkelijk met kweékmedium te kunnen vullen wordt met voordeel één korte begrenzingswand weggelaten.

Voor het legen van de houders wordt, vooral indien de begrenzingswan-35 den hoger zijn dan de kweekmediumvulling, één korte zijwand voorzien van openingen waardoor een uitstootmechanisme kan worden gestoken.

8100096 4 r * %

De uitvinding zal hierna aan de hand van enige in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden nader worden toegelicht.

In de tekening is:

Fig. 1 een globaal vereenvoudigd perspectivisch aanzicht van een 5 eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding met neerklapbare hoeks tijlen;

Fig. 2 een bovenaanzicht van een houder volgens fig. 1;

Fig. 3 een vooraanzicht van de houder volgens fig. 1;

Fig. 4 een zijaanzicht van de houder volgens fig. 1; 10 Fig. 5 een perspectivisch aanzicht van een de af standhouders vormende beugel;

Fig. 6 een doorsnede volgens lijn VI-VI in fig. 2 op grotere schaal;

Fig. 7 een op grotere schaal weergegeven zijaanzicht van de linkerhelft van fig. 4; 15 Fig. 8 een doorsnede volgens lijn VIII-VIII in fig. 7 en

Fig. 8A is een doorsnede volgens lijn VIII-VIII in fig. 7 met brugs tukje;

Fig. 9 geeft aan het stapelen van een houder volgens fig. 1 in de tweede gebruiksstand; 20 Fig. 10 is een bovenaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding;

Fig. 11 is een vooraanzicht van de houder volgens fig. 10;

Fig. 12 is een gedeeltelijke doorsnede op grotere schaal volgens lijn XII-XII in fig. 11 met een daarop gestapelde houder in de 25 eerste gebruiksstand en

Fig. 13 is een doorsnede op grotere schaal volgens lijn XIII-XIII in fig. 11 met een schematisch aangegeven houder in de tweede gebruiks stand;

Fig. 14 is een bovenaanzicht van een derde uitvoeringsvorm van een 30 houder volgens de uitvinding met schuingeplaatste hoekstijlen;

Fig. 15 is een vooraanzicht van de houder volgens fig. 14;

Fig. 16 is een rechter zijaanzicht van de houder volgens fig. 14 op grotere schaal; 35 Fig. 17 is een doorsnede volgens lijn XVII-XVII in fig. 16; 8 1 0 0 0 9 § * t 5

Fig. 18 is een doorsnede op grotere schaal volgens lijn XVIII—XVIII in fig. 15;

Fig. 19 is een doorsnede op grotere schaal volgens lijn XIX-XIX in fig. 15 en 5 Fig. 20 is een doorsnede volgens lijn XX-XX in fig. 15.

Een eerste uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding wordt weergegeven in de fig. 1 t/m 9, waarvan fig. 1 in hoofdzaak dient ter illustratie van de plaats en werking van de in deze uitvoeringsvorm toegepaste, in een speciale vorm gebogen beugel zoals 10 is getekend in fig. 5. De houder in fig. 1 bestaat uit een rechthoekige bodemplaat 1 waarop zich aan drie zijden de begren-zingswanden 2, 3 en 4 bevinden, waarvan de wand 4 in fig. 2 is aangegeven, welke figuur een bovenaanzicht is van de houder. De begrenzingswanden voor het aan te brengen kweekgoed bevinden zich op 15 enige afstand van de buitenomtrek van de bodemplaat onder vrijlating van stand vlakken 5, 6, 7 en 8, waarop vertikaal naar beneden gerichte wandgedeelten 9, 10, 11 en 12 als eerste afstandhouders kunnen steunen bij stapeling in een eerste gebruiksstand met een kleine onderlinge stapelafstand. Vanuit de' hoekpunten 13, 14, 15 en 16 strekken zich 20 langs de lange zijden van de bodemplaat nisvormige ruimten 17, 18, 19 en 20 uit die zijn ontstaan door het ter plaatse verlagen van de bodemplaat. In deze nisvormige ruimten liggen neergeklapte hoekstijlen die deel uitmaken van een beugel die in fig. 1 met een streep-stiplijn 21 is aangegeven en die apart in fig, 5 wordt weergegeven. Het betreft 25 hier een in hoofdzaak U-vormige beugel waarvan een middengedeelte van de basis is omgebogen tot in een vlak loodrecht op het vlak door de benen 22 en 23 en waarbij de aan de benen grenzende gedeelten van de basis 24 en 25 als scharnieren zijn gelegen in oirler de bodemplaat 1 langs de korte zijden hiervan aangebrachte scharnierholten 26 en 27.

30 Het omgebogen gedeelte van de basis, bestaande uit twee korte benen 28, 29 en een horizontaal gedeelte 30, ligt bij neergeklapte hoekstijlen tegen de binnenzijde van het vertikaal wanigedeelte 12, terwijl bij vertikale hoekstijlen dit gedeelte tegen de onderzijde van de bodemplaat ligt waarbij het gedeelte 30 wordt geklemd achter een 35 verend klemorgaan 31 zoals dit in fig. 6 is aangeduid. Aan de onderzijde van de houder is op de vier hoekpunten in holten 32, 33, 34 en 8100096 - 6 35 voorzien die ’de toppen van de hoekstijlen opnemen in de tweede gebruiksstand hetgeen voor één hoekpunt in fig. 9 wordt verduidelijkt. De figuren 2 t/m 9 geven een meer gedetailleerd inzicht in de opbouw van een houder volgens de uitvoeringsvorm met beugel zoals die uit 5 kunststof kan worden gespuitgiet. In de figuren zijn voor dezelfde onderdelen dezelfde verwijzingscijfers gebruikt als bij de bespreking van de plaats en werking van de beugel aan de hand van het vereenvoudigde perspectivische aanzicht in fig. 1. Fig· 6 toont een doorsnede volgens lijn VI-VI in fig. 2, waarbij meer details tot uiting komen 10 zoals de perforatie 36 in de bodemplaat 1, de verstevigingsruggen 37 en ventilatieopeningen 38 in de vertikale wand gedeelten en de vormgeving van de wand 12 waarin de scharnierholtes zijn opgencmen en de plaats waar het horizontale gedeelte 30 resp. 30' van de beugel is ondergebracht in resp. de tweede en eerste gebruiks stand. Fig. 7 toont 15 de helft van een korte zijwand in zijaanzicht en fig. 8 een doorsnede over de essentiële delen van een scharnierholte volgens lijn VIII-VIII in fig. 7. Uit fig. 7 en 8 blijkt dat de wand; 12 ter plaatse van een scharnierholte 27 wordt gevormd door een naar binnen liggend gedeelte 39 van de wand 12 dat aan de bovenzijde naar buiten wijkt via een 20 horizontaal deel 40 dat aan de buitenzijde een verhoogd deel 41 draagt. Samen met een naar beneden wijzende verende, lip 42, en .een ribbe 44 aan de onderzijde van de bodemplaat bepalen het bovenvlak van het gedeelte 39 en het verhoogde deel 41 een omtrék van de scharnierholte waarin de scharnieras van de beugel kan worden onder-25 gebracht. De verende lip 42 is aan één zijde aan de bodemplaat bevestigd en is in het vlak van de bodemplaat omgeven door de gebogen opening 43 (zie fig. 2) waardoor de lip bij het van de korte zijde af insteken van de beugel iets naar boven en zijwaarts kan uitwijken.

De hierboven beschreven houder bezit naast het voordeel dat 30 hij met onderling verschillende stapelafstanden is te gebruiken ook nog de mogelijkheid dat de tweede af standhouders geheel horizontaal gelegd kunnen worden. Dit is onder meer van belang wanneer de houders gevuld met kweekmedium en stekken als een veld worden uitgezet. De stekken zijn dan van alle zijden goed toegahkelijk voor licht en 35 sproeivloeistof omdat er geen enkele plaats meer is die door hoge af standhouders wordt afgeschermd.

8100096 7

De beugels worden bij voorkeur uit dik draadijzer gebogen.

Indien nodig kan de scharnierholte aan de buitenzijde van de houder nog worden afgesloten met behulp van een brugstukje dat met een snapverbinding of door lijmen aan de houder wordt bevestigd. Dit 5 brugstukje is in fig. 8A weergegeven. Fig. 8A is dezelfde doorsnede als die in fig. 8 onder weglating van de verende lip 42 en het verhoogde deel 41, voor welke delen het brugstukje 42’ in de plaats is gekomen.

Als tweede tot de uitvinding behorende uitvoeringsvorm van de 10 houder wordt in de fig. 10 t/m 13 een houder weergegeven met een rechthoekige bodemplaat 45 en drie begrenzingswanden 46, 47 en 48 die in hoofdzaak hol zijn uitgevoerd. Op de uiteinden van de lange begrenzingswanden 47 en 48 aan de zijde van de korte begrenzingswand 46 zijn twee tweede af standhouders 49 en 50, en op enige afstand van de andere 15 uiteinden van de wanden 48 en 47 zijn twee tweede af standhouders 51 en 52 aangebracht. De twee af standhouders zijn uitgevoerd als holle conische hoekstijlen, die wanneer de houders in eenzelfde oriëntatie op elkaar worden gestapeld in elkaar schuiven tot de onderzijde van de begrenzingswanden rusten op de bovenzijde van de begrenzingswanden van 20 een onderstaande houder zoals in fig. 12 is aangeduid.

De begrenzingswanden vormen hier dus de eerste af standhouders. Tot de begrenzingswanden 47 en 48 worden hier ook gerekend de in dit geval niet holle naast de hoekstijlen gelegen wand gedeelten 52 en 53 die over enige afstand onder de houder uitsteken met voetjes 54 en 55 en 25 die bij het stapelen in de eerste gebruiksstand een spleet openlaten tussen de begrenzingswanden van de bakken in de stapel. De voetjes bieden verder het voordeel dat de holle hoekstijlen, bij plaatsing van de houder op de grond zich boven de grond bevinden zodat ze minder gemakkelijk vervuilen. Ook wand 48 is voorzien van de besproken 30 wandgedeelten 52, 53 en voetjes 54, 55.

In de onderzijde van de voetjes 54 en 55 bevinden zich holten 56 en 57 waarin de toppen van de hoekstijlen 59 en 60 passen. In de tweede gebruiksstand in een stapel, waarbij de opeenvolgende houders steeds 180° ten opzichte van elkaar zijn gedraaid in het horizontale vlak, 35 worden de toppen van de hoekstijlen opgenomen in de holten in de voetjes. Omdat de basis van de voetjes even lang is als de basis van 8 1 00 0 9 6 --- ------—a·— 8 de conische hoekstijlen ter plaatse van de bovenzijde van de begren-zingswanden kunnen de houders recht boven elkaar worden gestapeld tot een blokvormige stapel. In fig. 13 wordt aangegeven hoe de top van een hoekstijl wordt opgenomen in de holte 56 van een voetje 54 aan de 5 onderzijde van het een met een enkelvoudige wand uitgevoerde wand gedeelte 52. Ter versteviging kan recht boven de boogvormige holte 56 in een vertikale ribbe 58 aan de buitenzijde van de begrenzingswand worden voorzien.

In plaats van één korte begrenzingswand kan de houder ook 10 worden uitgevoerd met twee korte begrenzingswanden.

Een derde uitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding wordt weergegeven in de fig. 14 t/m 20 waarvan fig. 14 het bovenaanzicht toont. De houder bezit een rechthoekige bodem 59, een korte begrenzingswand 60 en twee lange begrenzingswanden 61 en 62. Voor 15 bepaalde toepassingen, waar bijv. losse kweekaarde wordt gebruikt kan de houder ook worden voorzien van twee korte zijwanden. De warden 61 en 62 zijn in hoofdzaak hol uitgevoerd. Er bevinden zich twee paren als tweede af standhouders dienende, hoekstijlen 63, 64 op de lange zijwanden, die alle naar één richting onder eenzelfde hoek zijn 20 geplaatst zoals is getekend in fig. 15. De hellingshoek van de hartlijnen, zoals die voor één hoekstijl 63 met 65 is aangegeven bedraagt 35°. Aan de linkerzijde van de hoekstijlen in fig. 15 zijn in de holle wandruimte schuingeplaatste ribben 66 en 67 die samen met de wand 62 (61) ruimten omsluiten, waarin de hoekstijlen passen wanneer een 25 houder in de eerste gebruiksstand op een andere houder wordt gestapeld. De bovenste houder wordt volgens een schuin naar beneden gerichte richting op de onderstaande houder geplaatst. Deze richting zou voor de houders zoals in fig. 15 is weergegeven verlopen volgens een lijn van links-boven naar rechts-onder. Bij de plaatsing van de 30 hoekstijlen moet er rekening mee worden gehouden dat de hoekstijlen zodanig langs elkaar schuiven dat de houders recht boven elkaar komen te liggen. Ofschoon de top 68 van een hoekstijl 69 van een onderstaande houder in fig. 15 boven de wand 62 uitsteekt is dit niet noodzakelijk indien wordt gekozen voor kortere hoekstijlen. In dat geval 35 kan de wand aan de bovenzijde gesloten zijn. Het opnemen van een 8100096 9 hoekstijl in de wandholte wordt in fig. 19 nog eens verduidelijkt, waar de wandgedeelten 70 en 71 samen de wand 62 vormen.

De hoekstijlen zijn in de tekening hol uitgevoerd (zie fig.

20) hoewel het ook mogelijk is de aan de buitenzijde van de houder 5 liggende wandgedeelten van de hoekstijlen weg te laten en de hoekstijlen te versterken met ribben.

Bij het stapelen in de eerste gebruiksstand schuiven de hoekstijlen zover langs elkaar totdat de onderzijden van de begren- # zingswanden van een houder rusten op de bovenzijden van de begren-10 zingswanden van een onderstaande houder, zodat de begrenzingswanden dienen als eerste afstandhouders. Tot de begrenzingswanden worden ode gerekend de niet dubbel uitgevoerde wandgedeelten 72 en 73, die aan hun benedenzijde zijn voorzien van voetjes 74 resp. 75. Loodrecht onder de toppen 76 en 77 van de hoekstijlen 63 resp. 64 zijn aan de 15 onderzijde van de begrenzingswanden holten 78 resp 79 aanwezig die dienen voor het opnemen van de toppen van de hoekstijlen van een houder wanneer daarop een andere houder in de tweede gebruiksstand wordt gestapeld. Dit is in fig. 18 op vergrote schaal weergegeven. Op de plaats waar de toppen van de hoekstijlen tegen de bovenzijde van de 20 holten 78 (79) aan liggen bevinden zich verticale verstevigingsribben 81, 82 aan de zijwand 62 (61). De korte begrenzingswand 60, waarvan in fig. 16 een rechterzijaanzicht wordt getoond heeft openingen 83 en is verder versterkt met horizontale en verticale ribben. De openingen 83 kunnen niet alleen als handgreep dienen maar zijn hoofdzakelijk 25 aangebracht voor het doorvoeren van een schuifmechanisme dat de houder , naar de tegenoverliggende zijde (zonder begrenzingswand) kan leegschuiven.

De laatste beschreven houder bezit naast het voordeel van de stapeling in twee gebruiks standen het grote voordeel dat alle houders 30 in beide gebruiksstanden vanaf dezelfde zijde in beide standen toegankelijk zijn. Zij kunnen op eenvoudige wijze van hun eerste in hun tweede gebruiksstand worden gebracht en andersom door gemakkelijk uit te voeren schuine en horizontale bewegingen van de houder.

De beschreven houders volgens de uitvinding kunnen in één 35 stuk uit kunststof worden gespuitgiet.

8100096 • 10

De buitenwerks gemeten lengte en breedte van de houders zijn bij voorkeur 600 resp. 400 mm, omdat ook de huidige toegepaste houders die afmetingen bezitten.

De beschreven houders volgens de uitvinding bezitten bij 5 voorkeur bodemplaten die aan hun onderzijde met ribben zijn verstevigd.

» * r φ 8 1 0 0 0 9 6

Claims

1. Stapel bare houder voor kweekgoed omvattende een in hoofdzaak rechthoekige bodemplaat met hierop aangebrachte verticale begren-zingswanden voor het kweekgoed en vier nabij de hoekpunten geplaatste af standhouders, met het kenmerk, dat de houder is voor-5 zien van eerste af standhouders voor het recht boven elkaar stape len van de houders in een eerste gebruiksstand met kleine onderlinge stapelaf stand en van tweede af standhouders voor het recht boven elkaar stapelen van de houders in een tweede gebruiksstand met grote onderlinge stapelafstand.

2. Stapel bare houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste af standhouders worden gevormd door begrenzingswanden op de bodemplaat en dat de tweede af standhouders worden gevormd door vier schuin naar één korte zijkant van de houder gerichte, nabij de hoekpunten van de houder geplaatste hoekstijlen die bij het 15 stapelen in de eerste gebruiksstand langs elkaar schuiven en waar bij aan de* onderzijde van de -begrenzingswanden loodrecht onder de • r toppen van de hoekstijlen holten zijn aangebracht zodanig dat bij het stapelen in de tweede gebruiksstand de toppen van de hoekstijlen worden opgenomen door de holten van een bovenstaande houder.

3. Stapelbare houder volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat er geen begrenzingswand aanwezig is aan die korte zijde die ligt aan de zijde van de scherpe hellingshoék van de hoekstijlen.

4. Stapelbare houder volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de houder is voorzien van onder de bodem uitstekende voetjes, die 25 deel uit maken van de begrenzingswanden.

4 11 CONCLUSIES 3256

5. Stapelbare houder volgens een der conclusies 2 t/m 4, met het kenmerk, dat de hoekstijlen conisch zijn uitgevoerd.

6. Stapelbare houder volgens een der conclusies 2 t/m 5, met het kenmerk, dat de hoekstijlen hol zijn.

7. Stapelbare houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste af standhouders worden gevormd door de begrenzingswanden op de bodemplaat en dat de tweede af standhouders worden gevormd door vier hol uitgevoerde conische hoekstijlen waarvan twee stijlen op de aan één zijde van de houder gelegen uiteinden van de lange 35 begrenzingswanden, en twee stijlen op enige afstand van de andere 8100096 »· uiteinden van de lange begrenzingswanden Zijn aangebracht en waarbij naast de hoekstijlen aan de onderzijde van de begrenzingswanden holten zijn aangebracht waarin de toppen van de hoekstijlen passen zodanig dat bij het stapelen in de eerste gebruiksstand de 5 hoekstijlen in elkaar' schuiven en bij het stapelen in de tweede gebruiksstand, waarbij de houders steeds 180° om en om worden gestapeld, de toppen van de hoekstijlen van een houder worden opgenomen door holten naast de hoekstijlen van een daarop gestapelde houder.

8. Stapelbare houder volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de holten aan de onderzijde van begrenzingswanden zijn aangebracht in, van de begrenzingswanden deeluitmakende, onder de bodem van de bak uitstekende voetjes.

9. Stapelbare houder volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat 15 er geen begrenzingswand aanwezig is aan die korte zijde waarvan de hoekstijlen op enige afstand zijn geplaatst.

10. Stapelbare houder volgens een der conclusies 2 t/m 9, met het kenmerk, dat althans een gedeelte van de begrenzingswanden hol is uitgevoerd.

11. Stapelbare houder volgens een der conclusies 2 t/m 10, met het kenmerk, dat de gedeelten van de begrenzingswanden boven de voetjes enkelwandig is uitgevoerd.

12. Stapelbare houder volgens een der conclusies 1 t/m 11, met het kenmerk, dat er in een korte begrenzingswand openingen aanwezig 25 zijn voor doorvoer van een leegschuifmechanisme.

13. Stapelbare houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste af standhouders worden gevormd door rondom de bodemplaat vertikaal naar beneden gerichte wandgedeelten die in een stapel met hun onderzijde op de bovenzijde van buiten de begrenzingswan- 30 den uitstekende delen de bodemplaat steunen en dat de tweede af- standhouders bestaan uit vier neerklapbare hoekstijlen die, in horizontale toestand, zijn gelegen in zich vanuit de vier hoekpunten van de bodemplaat langs de lange zijden hiervan uitstrekkende, door het ter plaatse verlagen van de bodemplaat gevormde, nisvor- 35 mige ruimten, waarbij steeds twee hoekstijlen aan een korte zijde van de bodemplaat worden gevormd door de benen van een in hoofd- 8100096 - i r * zaak U-vormige beugel waarvan een middengedeelte van de basis is ongebogen tot in een vlak loodrecht op het vlak door de benen en waarbij de aan de benen grenzende gedeelten van de basis als scharni eras sen zijn gelegen in onder de bodemplaat langs de korte 5 zijde hiervan aangebrachte scharnierholten.

14. Stapelbare houder volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat aan de onderzijde van de bodemplaat een verende nok aanwezig is voor het vasthouden van het omgebogen gedeelte van de U-vormige beugel bij verticale stand van de hoekstijlen.

15. Stapelbare houder volgens een der conclusies 13 of 14, met het kenmerk, dat nabij de hoekpunten van de vertikale wanden aan de onderzijde van de houder holten aanwezig zijn waarin de toppen van de hoekstijlen van een onderstaande houder passen bij stapeling in de tweede gebruiksstand.

16. Stapelbare houder volgens een der conclusies 13 t/m 15, met het kenmerk, dat in de vertikale wandgedeelten'ventilatieopeningen zijn aangebracht.

17. Stapelbare houder volgens een der conclusies 13 t/m 16, met het kenmerk, dat de beugel is vervaardigd uit metaal.

18. Stapelbare houder volgens een der conclusis 13 t/m 17, met het kenmerk, dat de scharnierholten worden begrensd door een horizontaal gedeelte van de korte zijwand, en een naar beneden gerichte verende lip aan de onderzijde van de bodemplaat en een ribbe aan de onderzijde van de bodemplaat.

19. Stapelbare houder volgens een der conclusies 13 t/m 17, met het kenmerk, dat de scharnierholten aan de buitenzijde van de houder wordt afgesloten met behulp van een brugstukje.

20. Stapelbare houder volgens een der conclusies 1 t/m 19, met het kenmerk, dat de onderzijde van de bodemplaat is verstevigd met 30 ribben.

21. Stapelbare houder volgens een der conclusies 1 t/m 20, met het kenmerk, dat de buitenwerks gemeten lengte en breedte van de houders 600 resp. 400 mm is. 8100096 # * r - # - 14

22. Stapelbare houder volgens een der conclusies 1 t/m 21, met het kenmerk, dat de houder in één stuk wordt vervaardigd door spuitgieten uit kunststof.

23. Stapelbare houder volgens een der uitvoeringsvormen zoals zijn 5 beschreven en/of zijn toegelicht aan de hand van de tekening.

24. Stapelbare houder volgens één der conclusies 1 t/m 23 waarin kweékmedium met of zonder stekken zijn verpakt. 8100096