NL8006542A - Afsluiterklep met lekkagebeveiliging in buisleiding- systemen. - Google Patents

Description

r 4 T Tj/Se/Schleicher-1

Afsluiterklep met lekkagebeveiliging in buisleidingsystemen .

De uitvinding heeft betrekking op een afsluiterklep met lekkagebeveiliging in buisleidingsystemen, in het bijzonder voor de drank- en levensmiddelenindustrie, waarvan de eigenlijke van buitenaf bedienbare klep met 5 radiaal tegenover elkaar liggende pennen in een in dwars-richting gedeeld huis vloeistofdicht is gelagerd en een gedeeltelijk door de. :klep zelf begrensde holle lekkage-ruimte naar beneden in de de omgeving uitmondt.

Bij een-bëkende afsluiterklep bestaat de eigen-10 lijke klep uit een cirkelronde schijf, die randverdikkin-gen heè'ft, welke saraenwerken met een ringafdichting van het huis. Tussen derrandverdikkingen, de omtrek van de schijf en de afdichting wordt daardoor een holle lekkage-ruimte gevormd, dia naar beneden in de omgeving uitmondt.

15 Het is daarom mogelijk, dat de lekkagevloeistof, die van de ene^dfude andere zijde in de holle lekkageruimte binnendringt, naar beneden weg kan stromen. De eisen van een exacte scheiding van elkaar vijandelijke vloeistoffen, zoals b.v. reinigingsloog en melk, bij gesloten klep zijn 20 buitengewoon hoog, en worden door de bekende constructie niet gehaald. Bovendien vormen de afdichtingen ter plaatse van de aandrijvings- en lagerpennen zwakke afdichtings-plaatsen.

Daarentegen is het doel van de uitvinding een 25 afsluiterklep te verschaffen, die een zo hoog mogelijke mate aan zekerheid in de scheiding tussen elkaar vijandelijke vloeistoffen verzorgt en waarbij ook een sterkere beschadiging van een afdichting niet tot öirekt vermen-gingsgevaar leidt. Bovendien moet de lekkageruimte van 30 buiten af spoelbaar zijn.

Dit doel wordt in hoofdzaak bereikt, doordat twee gelijksoortige, met op op zichzelf bekende klepaf-dichtingen samenwerkende en verschoven op elkaar volgende kleppen in het huis zijn aangebracht, welke kleppen in de 8006542 -«r — v -2- gesloten toestand samen met het binnenmantelvlak van een huis tussenstuk de holle lekkageruimte begrenzen, waarin voor de aansluiting naar. de omgeving tenminste één uitlaatboring uitkomt, b.v. een.hoekboring van de 5 ene lagerpen, die bij gesloten kleppen automatisch geopend en bij geopende kleppen automatisch gesloten wordt. Door de béide kleppen zijn de afdichtingsplaatsen van de kleppen ver uit elkaar verschoven, zodat een doorsijpelen vanvloeistof van de ene of de andere zijde niet 10 tot een direkt vermengingsgevaar leidt.

De bêide-ikleppen kunnen ook ter plaatse van hun pennen gemakkelijker afgedicht worden dan één enkele klep, omdat gemakkelijker te beheersen geometrische vormen aanwezig zijn, resp. de afdichtingsplaatsen in hoofdzaak 15 slechts vanaf één :zijde worden belast.

Voor het wrijvingsloos uittreden van lekkage-vloeistof is het verder doelmatig, dat bij de eventueel wat betreft hun aandrijving met elkaar gekoppelde kleppen resp. de lagerpennen daarvan , van hoekboringen zijn voor-20 zien, die bij gesloten kleppen in een gemeenschappelijke boring of dergelijke van het tussenstuk uitmonden, waarbij de boring in.:een afvoer doorloopt, die als aansluiting voor een slang kan zijn uitgevoerd.

Om ook het sluiten en openen van de boringen 25 optimaal te verzorgen, wordt verder voorgesteld, dat in toevoeging op de tussen het tussenstuk en de huisdelen -vloeistofdicht ingespannen en door de aandrijvingspennen en de lagerpennen doorstoken'klepafdichtingen dwars op de lagerpennen liggende en door deze vloeistofdicht doorsto-30 ken en tegen verdraaiing geborgde afdichtingen zijn aangebracht, die met radiale uitlaten van de hoekboringen als schuiven samenwerken, doordat deze al naar gelang de verdraaiingsstand van de uitlaten ofwel de uitlaten met hun inwendige mantelvlakken afsluiten, of deze uitlaten 35 via radiale boringen aan een gemeenschappelijke boring van het tussenstuk aansluiten.

Voor de spoelbaarheid is het doelmatig , dat aan de omtrek van het tussenstuk een aansluiting voor het in 8006542 -3- brengen van spoel- en reinigingsmiddel in de holle lekkage-ruimte is aangebracht.

Of men het spoelen van boven of beneden of vanuit een of andere radiale richting uit zal voeren, is een praktijk-5 vraag.

Daar het aanbrengen van een aansluiting aan het tussenstuk in zoverre een gevaar vormt, wanneer men niet uit kan sluiten, dat het afsluiten van de aansluiting niet wordt vergeten, verschaft de uitvinding ook hier een ver-10 betering , die daaruit bestaat, dat ter plaatse van de aandrijfpennen de zelfde afdichtingsopstelling met hoek-boringen als in het lekkage-uitlaatgebied is aangebracht, die dient, om een aansluiting vanzelf afhankelijk van de stand van de kleppen te openen of te sluiten.

15 Door de uitvinding wordt daardoor een verdere ver betering gevormd, doordat in de uitlaatboring en/of in de aansluiting voor een spoel- en reinigingsmiddel een automatisch door de beweging van de kleppen gestuurde afslui-terklep resp. kleppen zijn aangebracht. Deze kleppen zijn 20 nog veiliger, dan de door de aandrijf- resp. lagerpennen doorstroken ringafdichtingen, daar deze ten opzichte van deze laatste vrijwel geen slijtage hebben. Bovendien is met de kleppen een eenvoudige toe- en afvoer voor vloeistof verkregen.

25 Een voor de praktijk gunstige uitvoeringsvorm met in het bijzonder een lange levensduur bestaat daaruit, dat de kleppen als schotelkleppen zijn uitgevoerd, die met klepzittingen in het tussenstuk samenwerken en in de sluitrichting onder invloed van een veer staan, en dat 30 verder voor het automatisch sturen van de kleppen in afhankelijkheid van de stand resp. de beweging van de kleppen, de draaibeweging van de lager- en aandrijfpennen wordt gebruikt, doordat bijvoorbeeld radiale stiften van de pennen samenwerken met komvormige einden van de klep-35 assen, en wel zodanig,dat de stiften de komvormige einden bij gesloten kleppen belasten en bij open kleppen vrijgeven.

In bijzondere toepassingsgevallen wordt door de 8006542 -4- gebruiker geëist, dat bij de reiniging ook de zitting tussen de klep en de klepafdichting wordt gereinigd. Hiertoe wordt elk van de beide kleppen voorzien van een eigen aandrijving, en deze beide aandrijvingen, die normaal in de-5 zelfde richting en synchroon werken, en bijvoorbeeld met de hand of pneumatisch worden bediend, kunnen op van elkaar onafhankelijke werkingswijzen worden omgeschakeld.

In de tekening is de uitvinding aan de hand van doorsneden van vier uitvoeringsvoorbeelden verduidelijkt.

10 In fig.l en 2 van de tekening is een afsluiter- klep te zien, die twee huisdelen 1 , 2 met de leidingaan-sluitingen 3,4 omvat. Tussen de delen 1,2.is een tussenstuk 5 aangebracht. Tussen het deel 1, het tussenstuk 5 en het deel 2 zijn twee gelijksoortige kleppen 6,7 telkens 15 met een aandrijfpen 8 ,9 en een lagerpen 10,11 draaibaar gelagerd. Aan de omtrek van de kleppen 6,7 is telkens een vloeistofdicht tussen de huisdelen 1,2 en het tussenstuk 5 ingespannen ringvormige klepafdichting 12,13, met telkens twee boringen 14,15 en 16,17 aangebracht. De kleppen 6,7 20 zijn in de gesloten toestand getekend. Voor het openen worden beide kleppen 6,7 tegelijkertijd over ongeveer 90° in de met stippellijnen aangegeven stand gedraaid. Deze verdraaiing over 90° geschiedt bijvoorbeeld met een hand-hefboom 18, of door een pneumatische of elektrische aan-25 drijving, waarbij de beide aandrijfnaven 19,20 door een niet nader beschreven verbinding 21 een synchrone draai-beweging over 90° uitvoeren, zodat slechts één, b.v. aan de aandrijfnaaf 20 aangebouwde aandrijving voor het omschakelen van de beide kleppen 6,7 voldoende is. Wanneer door 30 een defekt aan de klepafdichtingen 12,13 (bij gesloten kleppen 6,7) vloeistof in de lekkageruimte 22 terecht komt, dan wordt deze lekvloeistof via hoekboringen 23,24 naar een gemeenschappelijke boring 25 geleid en via een verdere boring 26 en een slangaansluiting 27 naar de omge-35 ving afgevoerd.

De lagerpennen 10,11 grijpen nabij de radiale uitlaten 28,29 van de hoekboringen 23,24 vloeistofdicht in 8006542 v <·»► ^ -5- ringvormige afdichtingen 30,31. Het meedraaien van de afdichtingen 30,31 bij het omschakelen van de kleppen 6,7 wordt verhinderd door twee buisvormige uitsteeksels 32,33 die in de afdichtingen 30,31 aangrijpen.

5 Bij het openen van de kleppen worden de radiale uitlaten 28,29 over 90° gedraaid en vloeistofdicht door de ringvormige afdichtingen 30,31 afgesloten.

Wanneer de kleppe n 6,7 in de gesloten stand staan, kan voor het spoelen van de lekkageruimte 22 door de bo-10 ring 34 van het tussenstuk 5 een reinigingsoplossing worden toegevoerd.

Fig.2 toont een extra mogelijkheid om de spoel-vloeistof resp. de stoom voor het reinigen en steriliseren van de lekkageruimte 22 via de beide aandrijfpennen 8,-9 15 op dezelfde wijze toe te voeren, als deze via de lagerpen-nen 10,11 wordt afgevoerd. De toevoer van de spoelvloeistof geschiedt via een boring 35, die zijdelings in de omgeving uitkomt en eveneens van een in de tekening niet weergegeven slangaansluiting is voorzien. De aandrijfpennen 8,9 zijn 20 ter plaatse van de radiale inlaten 36,37 in de hoekboringen 38,39 vloeistofdicht in ringvormige afdichtingen 40,41 gelagerd. Het meedraaien van de afdichtingen 40,41 bij het omschakelen van de kleppen 6,7 wordt ook hier door twee buisvormige uitsteeksels 42,43 , die in de afdichtingen 25 40,41 aangrijpen, verhinderd. Bij het openen van de klep pen 6,7 worden de radiale inlaten 36,37 over 90° gedraaid en door de ringvormige afdichtingen 40,41 vloeistofdicht afgesloten.

Uit de doorsnede van fig.3 blijkt, dat wanneer de 30 kleppen 6,7 gesloten zijn, een eventueel in de holle lekkageruimte binnengedrongen lekkagevloeistof met de aandrijf-en lagerpennen 8,9 resp. 10,11 via de aansluitboring 26 drukloos naar beneden tot in de omgeving weg kan lopen.

De holle lekkageruimte 22 kan ook wanneer de kleppen 6,7 35 gesloten zijn, via een bovenste aansluiting 35 worden gespoeld, gereinigd en /of gesteriliseerd.

In het tussenstuk 5 tussen de huishelften 1,2 zijn 8005342 -6- een bovenste boring 44 en een onderste boring 45 aangebracht, die telkens voorzien zijn van klepzittingen voor veerbelaste afsluitkleppen 46,4T. Het openen van de kleppen 46,47 tegen de veerkracht in, geschiedt vanzelf 5 en. synchroon met het sluiten van de kleppen 6,7. Daarvoor is voor de bovenste klep 46 bijvoorbeeld een pen 48 aan de aandrijfnaaf 20 van de aandrijfpen 8 aangebracht, welke bij verdraaiing over 90° van de naaf 20 de klep 46 in de getekende open stand beweegt. Voor de-onderste klep 47 10 zorgt bijvoorbeeld een pen 49 aan de lagerpen 11 het omschakelen van de klep 47 in de open stand. Het automatisch sluiten, van de kleppen 46,47 bij het openen van de door een niet nader beschreven verbinding 21 synchroon werkende kleppen 6,7 geschiedt door ingebouwde drukveren 50,51, 15 d.w.z. deze veren leveren de reeds genoemde veerkracht.

Opdat de kleppen 46,47 gemakkelijk geopend kunnen worden, zijn de klepschachten 54,55 van kapvormige einden 52,53 voorzien. Bovendien vormen de kapvormige einden 52, 53 geleidingen in de boringen 44, 45, die ten opzichte 20 van de klepzittingen 56,57 een aanzienlijk grotere diameter hebben.

De afsluiterklep van fig.4 komtcovereen met de uitvoeringsvorm van fig.3, waarbij echter de verbinding 21 tussen de beide aandrijfpennen 8,9 van fig.3 vervalt.

25 Ook hier is pen 10 de aandrijfpen, waaraan bijvoorbeeld een pneumatische aandrijving 58 aangrijpt; aan de aandrijf-pen 8 grijpt ook een pneumatische aandrijving 59 aan.

De kleppen 6,7 zijn gesloten, waarbij de afsluiterkleppen 46,47 door de stiften 48,49 open zijn. Wanneer in de weer-30 gegeven stand het leidingensysteem aan de- aansluiting 3 gevuld is met een reinigingsoplossing en in de aansluiting 4 produkt aanwezig is, dan kan de klep 6 door de aandrijving 58 onafhankelijk van de klep 7 worden geopend, waardoor de reinigingsoplossing de klep 6 en de klepafdichting 35 12 spoelt. Een deel van de reinigingsvloeistof loopt via het in tegenstelling tot. de klep 47 geopende klep 46 naar de omgeving af. Ter beveiliging tegen vermenging wordt hier- 8006542 -7- • * bij vooropgesteld, dat de produktdruk hoger moet zijn dan de druk van de reinigingsvloeistofzodat in het geval van een defekt aan de klepafdichting 13 wel produkt in de reinigingsvloeistof terecht kan komen, maar nooit omge-5 keerd. Op overeenkomstige wijze kan ook de klep 7 met zijn klepafdichting 13 worden gereinigd.

8006542

Claims (8)

1. Afsluiterklep met lekkage-beveiliging in buis-leidingsystemen, in het bijzonder voor de drank- en levensmiddelenindustrie, waarvan de eigenlijke, van buitenaf be-dienbare klep met radiaal tegenover elkaar liggende pennen 5 in een in dwarsrichting gedeeld huis vloeistofdicht is gelagerd en een gedeeltelijk door de klep zelf begrensde holle lekkageruimte naar beneden in de omgeving uitmondt, met het kenmerk, dat twee gelijksoortige, met op zichzelf bekende klepafdichtingen(l2,13) samenwerkende en verscho-10 ven op elkaar volgende kleppen (6,7) in het huis (1,2) zijn aangebracht, welke kleppen in de gesloten toestand tezamen met het inwendige mantelvlak van een huistussen-stuk (5) de holle lekkageruimte (22) begrenzen, waarin voor de aansluiting naar de omgeving tenminste één uitlaatbo-15 ring uitmondt, b.v. een hoekboring (b.v. 23) van de ene lagerpen (b.v. 10), die bij gesloten kleppen (6,7) gedwongen is geopend en bij geopende kleppen (6,7) gedwongen is gesloten.

2. Afsluiterklep volgens conclusie 1, met het ken-20 merk, dat beide , eventueel wat de aandrijving betreft met elkaar gekoppelde kleppen (6,7) resp. de lagerpennen (10,11) hiervan van hoekboringen (23,24) zijn voorzien, die bij gesloten kleppen (6,7) in een gemeenschappelijke boring (25)of dergelijke van het tussenstuk (5) uitmonden, 25 waarbij de boring- (25) in een afvoer (26) doorloopt, die uitgevoerd kan zijn als slangaansluiting (27).

3. Afsluiterklep volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat behalve de vloeistofdicht tussen het tussenstuk (5) en de huisdelen (1,2) ingespannen en door de 30 aandrijfpennen (8,9) en lagerpennen (10,11) doorstoken (vergelijk 14,15 resp. 16,17) klepafdichtingen (12,13) dwars op de lagerpennen (10,11) liggende en door deze vloeistofdicht doorstoken en tegen rotatie geborgde (vergelijk 32.,33) afdichtingen (30,31) zijn aangebracht, die als schui-35 ven samenwerken met radiale uitlaten (28,29) van de hoekboringen (23,24). 8006542 -9-

4. Afsluiterklep volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat aan de omtrek van het tussenstuk (5) een aansluiting (vergelijk 34) voor het toevoeren van spoelen reinigingsmiddel in de holle lekkageruimte (22) is 5 aangebracht.

5. Afsluiterklep volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat ter plaatse van de aandrijfpennen (8,9) de zelfde afdichtingsconstructie (40,41) met hoekboringen (38,39) als in het lekkage-uitlaatgebied (vergelijk 25) is aangebracht, die ertoe dient, een aansluiting automatisch afhankelijk van de stand van de kleppen (6,7) te openen of te sluiten.

6. Afsluiterklep volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de uitlaatboring (45) en/of in de aan- *5 sluiting (44) voor een spoel- en reinigingsmiddel een door de beweging van de kleppen (6,7) gedwongen gestuurde afsluiterklep (47) resp. gedwongen gestuurde klep (46,47) is aangebracht►

7. Afsluiterklep volgens conclusies 1 en 6, met 20 het kenmerk, dat de kleppen (46,47) als schotelkleppen zijn uitgevoerd, die met klepzittingen in het tussenstuk (5) samenwerken en in sluitrichting onder veerbelasting (vergelijk 50,51) staan, en dat voor het gedwongen sturen van de kleppen (46,47) afhankelijk van de stand resp. 25 de beweging van de kleppen (6,7) de draaibeweging van de lager - en aandrijfpennen (8-11) wordt gebruikt, waardoor bijvoorbeeld radiale stiften (48 ,49) van de pennen (8-11) vergelijk ook 20) met kapvormige einden (52,53) van de klepschachten (54-,-55) samenwerken, en· welk zodanig, dat 30 bij gesloten kleppen (6,7) de stiften de kapeinden (52, 53. belasten en deze bij open kleppen (6,7) vrijgeven.

8. Afsluiterklep volgens een van de voorgaande conclusies , met het kenmerk, dat elk van de beide kleppen (6 ,7 ) een eigen aandrijving (58,59) omvat, en dat deze beide van normaal in dezelfde richting en synchroon werkende, b.v. met de hand of pneumatisch bediende aandrijving (58,59) op van elkaar onafhankelijke werkingswijzen omgeschakeld kunnen worden. O Λ Λ £ E /.