NL8006181A - Gereedschapcompensatiemechanisme. - Google Patents

Gereedschapcompensatiemechanisme. Download PDF

Info

Publication number
NL8006181A
NL8006181A NL8006181A NL8006181A NL8006181A NL 8006181 A NL8006181 A NL 8006181A NL 8006181 A NL8006181 A NL 8006181A NL 8006181 A NL8006181 A NL 8006181A NL 8006181 A NL8006181 A NL 8006181A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
spindle
comb
plate
cutting element
axis
Prior art date
Application number
NL8006181A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Cross Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Cross Co filed Critical Cross Co
Publication of NL8006181A publication Critical patent/NL8006181A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23BTURNING; BORING
    • B23B29/00Holders for non-rotary cutting tools; Boring bars or boring heads; Accessories for tool holders
    • B23B29/02Boring bars
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23BTURNING; BORING
    • B23B29/00Holders for non-rotary cutting tools; Boring bars or boring heads; Accessories for tool holders
    • B23B29/03Boring heads
    • B23B29/034Boring heads with tools moving radially, e.g. for making chamfers or undercuttings
    • B23B29/03432Boring heads with tools moving radially, e.g. for making chamfers or undercuttings radially adjustable during manufacturing
    • B23B29/03457Boring heads with tools moving radially, e.g. for making chamfers or undercuttings radially adjustable during manufacturing by pivoting the tool carriers or by elastic deformation
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23BTURNING; BORING
    • B23B29/00Holders for non-rotary cutting tools; Boring bars or boring heads; Accessories for tool holders
    • B23B29/03Boring heads
    • B23B29/034Boring heads with tools moving radially, e.g. for making chamfers or undercuttings
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23BTURNING; BORING
    • B23B5/00Turning-machines or devices specially adapted for particular work; Accessories specially adapted therefor
    • B23B5/36Turning-machines or devices specially adapted for particular work; Accessories specially adapted therefor for turning specially-shaped surfaces by making use of relative movement of the tool and work produced by geometrical mechanisms, i.e. forming-lathes
    • B23B5/40Turning-machines or devices specially adapted for particular work; Accessories specially adapted therefor for turning specially-shaped surfaces by making use of relative movement of the tool and work produced by geometrical mechanisms, i.e. forming-lathes for turning spherical surfaces inside or outside
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T82/00Turning
    • Y10T82/12Radially moving rotating tool inside bore
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T82/00Turning
    • Y10T82/14Axial pattern
    • Y10T82/148Pivoted tool rest

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Drilling And Boring (AREA)
  • Cutting Tools, Boring Holders, And Turrets (AREA)
  • Details Of Cutting Devices (AREA)

Description

ί * Ν.Ο. 29331 1
Gereedschapcompensatiemechanisme.
De inrichting volgens de uitvinding is primair "bedoeld voor gebruik bij werkzaamheden waarbij het gaat om een hoge produktie, waarbij het noodzakelijk is om een inwendig sfe-risch oppervlak in een werkstuk te bewerken tot afmetingen 5 met een relatief nauwe tolerantie en deze afmetingen aan te houden binnen een klein tolerantiegebied gedurende een langere produktieperiode. De behuizing van een differentiële overbrenging van een auto is een voorbeeld van een werkstuk met een inwendig sferisch oppervlak dat met het ge-10 reedschap volgens de uitvinding kan worden gevormd.
In een kenmerkende bewerkingsoperatie voor een werkstuk van dit type wordt dit werkstuk geleidelijk bewogen door een werkstation van een machine en als elk werkstuk in het station binnenkomt dan wordt het op geschikte wijze 15 gepositioneerd en in positie vastgeklemd voor de boorbe-handeling. De boorspil wordt dan voorwaarts verplaatst teneinde het snijelement in positie voor het maken van een snede te brengen en het snijelement wordt ingezwaaid volgens een gekromde weg terwijl het als lichaam ronddraait rond de 20 rotatie-as van de boorspil. Daarna wordt de boorspil teruggetrokken teneinde het werkstuk vrij te geven en het werkstuk wordt verwijderd terwijl een nieuw werkstuk in het station wordt binnengebracht. Dit completeert de bedrijf s-cyclus van de machine.
25 net is conventionele praktijk om de radiale afmetingen van werkstukken afkomstig van het werkstation te controleren ofwel met de hand ofwel met geschikte automatische middelen zoals de inrichting die beschreven is in het Amerikaanse octrooischrift 3.914-«678. Als de radiale af-30 meting ofwel de minimaal ofwel de maximaal toelaatbare tolerantiegrens nadert dan wordt het snijelement opnieuw ingesteld op een grotere of kleinere straal waardoor de snede meer het midden van het gespecificeerde tolerantiegebied nadert. Deze radiale aanpassingen worden, afhanke-35 üjk van de gereedschapslijtage en de gereedschapsamenstel-ling periodiek over het algemeen in stappen van 0,0127 mm uitgevoerd warneer de bewerking te dicht ligt bij een tolerantiegrens. o n rtc -fo 4 2
Tot nu toe werd in de praktijk het snijelement nageregeld aan het einde van een operatiecyclus. Dit kan ofwel met de hand ofwel met automatische tekende middelen plaats vinden, maar al deze middelen vergen het stilzetten van de 5 gehele rotatie aandrijving van de boorspil voordat de narege-ling kan worden uitgevoerd. De tijd die nodig is voor het stoppen van de rotatie van de boorspil, het uitvoeren van de noodzakelijke afregeling, en het weer in werking stellen van de aandrijving totdat de werksnelheid is bereikt ver-10 tegenwoordigt verloren prosuktietijd. In de praktijk moeten afregelingen tamelijk vaak worden uitgevoerd zodat ze de normale cyclus van de machine onderbreken en resulteren in een aanzienlijk produktieverlies.
Het doel van de uitvinding is nu het verschaffen van 15 een machine van het bovenbeschreven type waarin het snijelement nauwkeurig radiaal tot een vooraf bepaalde afmeting kan worden nageregeld of een compensatie kan worden verschaft voor ofwel gereedschapslijtage ofwel de opbouw van het gereedschap, een en ander op automatische wijze terwijl 20 de boorspil blijft roteren, waarbij er geen onderbreking of vertraging optreedt in de bedrijfscyclus van de machine en er derhalve geen verlies optreedt in de produktie van door de machine vervaardigde onderdelen als gevolg van het uitvoeren van de naregeling.
25 Volgens de uitvinding wordt nu het gedeelte van de houder, dat het snijelement draagt,* alhoewel dit snijelement normaal stevig ondersteund blijft, aangepast om radiaal met betrekking tot de rotatie-as van de boorspil te kunnen worden verbogen in kleine maar significante instelstappen, 50 ofwel inwaarts, ofwel buitenwaarts teneinde de snijradius van het gereedschap te veranderen. Over het algemeen wordt het snijelement radiaal buitenwaarts bewogen in stappen in de orde van grootte van 0,0127 mm als compensatie voor slijtage en deze naregelingen kunnen periodiek indien ver-35 eist worden uitgevoerd binnen het totaal toelaatbare nastel-gebied hetgeen over het algemeen in de orde van grootte zal liggen van 0,127 mm. Een door vermogen geactueerd mechanisme is aangebracht voor het uitvoeren van de naregeling vanaf een positie op afstand van het genoemde snijelement en 40 bij voorkeur vanaf het achterwaartse uiteinde van de spindel 8 0 06 1 8 1 3 V * die de boorspil draagt en roterend aandrijft, waarbij de spindel zelf blijft roteren en de werking van het mechanisme, waarmee het snijelement in zijn gekromde snijweg wordt gedraaid, op geen enkele wijze wordt beïnvloed. Het mechanisme 5 voor het nastellen van het snijelement is op unieke wijze geconstrueerd en aangebracht om in de sterk beperkte ruimte die verschaft wordt door de spindel en de bijbehorende onderdelen, terwijl tegelijkertijd ruimte wordt geboden voor het begeleidende mechanisme waarmee de houder een schomme-10 lende of oscillerende beweging uitvoert voor het realiseren van de snijbeweging. Bovendien is het nastelmechanisme op unieke wijze ontworpen voor het vertalen van een relatief grote beweging van de vermogensactuator en een zeer kleine beweging van het snijelement. Deze bewegingstranslatie wordt 15 uitgevoerd via een reeks mechanisch gerelateerde onderdelen elk zodanig gerelateerd aan het daardoor te actueren onderdeel dat een stevige ondersteuning daarvoor wordt verschaft waarbij het snijelement stevig en veilig in alle nagestelde posities daarvan wordt vastgehouden tegen de krach-20 ten die tijdens de snijbewerking op het snijelement inwerken.
Figuur 1 toont een zijaanzicht van de boorinrichting waarin de uitvinding wordt toegepast»
Figuur 2 toont vergroot een gedeeltelijke longitudinale doorsnede volgens de lijn 2-2 in figuur 1.
25 Figuur 3 toont een longitudinale doorsnede volgens de lijn 3-3 in figuur 2.
Figuur 4 toont een gedeeltelijke vertikale longitudinale doorsnede van het in figuur 1 door de cirkel 4 omgeven gedeelte.
30 Figuur 5 toont een vergroot aanzicht van het gedeelte dat in figuur 2 met de cirkel 5 is omgeven.
Figuur 6 toont een vergroot aanzicht van het gedeelte dat in figuur 3 met de cirkel 6 is omgeven.
In de figuur, waarin om illustratieve redenen een 35 voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding is getoond wordt een machinegereedschap van bekend type aangeduid met het cijfer 8 en dit gereedschap is voorzien van een slede 10 gemonteerd op een basis of kolom 12 voor het uitvoeren van een heen en weer gaande beweging van rechts naar links 40 gezien in figuur 1. Iedere geschikte of conventionele fl A A A 1Ö 1 4 middelen zoals een (niet getoonde) vermogen leverende cylindercombinatie kan worden toegepast voor het heen en weer gaand actneren van de slede 10. Uitstekend hoven het rechter gedeelte van de slede 10 en stevig daaraan beves-5 tigd op een geschikte of conventionele wijze bijvoorbeeld bij schroeven 15 bevindt zich de spindelbehuizing 14 waarin de spindel 16 roteerbaar gemonteerd is in de lagers 18 en 20. Tevens is een vertikale steun 22 gemonteerd op de slede 10 achter en op afstand van de spindelbehuizing 14 en uit-10 stekend boven de steun bevindt zich een motor 24 die de spindel 16 roterend aandrijft via de aandrijvende en aangedreven riemschijven 26 en 28 respectievelijk bevestigd aan de mot or aandrijf as 50 en de spindel, en de eindloze riem 52. Geschikte naregelmiddelen 54 zijn aangebracht voor het ver-15 schuiven van de aandrijfmotor 24 op de ondersteuning 22 naar en van de aangedreven riemschijf 28 teneinde de spanning in de aandrijf riem 52 te kunnen variëren.
Een boorspil 56 wordt aan het voorwaartse uiteinde van de spindel 16 geleid door een centrale verhevenheid 58 die 20 uitsteekt in en nauw sluitend wordt ontvangen door een centrale uitsparing 40 in de spindel. Een ringvormige reeks van bouten 42 zorgt voor bevestiging van de boorspil 56 stevig maar losneembaar aan de spindel en radiale spieen 44 bevestigd aan het uiteinde van de spindel 16 door de 25 schroeven 46 en nauwsluitend passend in de spiebanen 48 in het tegenover liggende oppervlak van de noorspil 56 zorgen voor een positieve aandrijfverbinding tussen de spindel en de boorspil. Een snjjelement 50 is losneembaar bevestigd aan een gereedschaphouderplaat 52 via de gereedschapplaat-50 klem 5^· De gereedschaphouderplaat 52 is geplaatst in een diametrale doorlopende sleuf 56 aangebracht in het middelste gedeelte van de boorspil 56 en wordt roteerbaar ondersteund door een hulsvormig lager 58 dat transversaal verloopt door de sleuf waarbij de einddelen ervan ingeperst zijn in 55 uitgelijnde openingen 60 en 62 aangebracht in de boorspil aan tegenover liggende zijden van de sleuf. Als de gereedschaphouderplaat 52 wordt gepositioneerd op de wijze getoond in de figuren 2 en 5 dan bevinden de plaat en het snijelement 50 zich geheel binnen de sleuf 56, maar wanneer 40 de plaat 52 tegen de klokwijzerrichting rond het lager 58 8006181 5 i · wordt verdraaid dan beweegt de snijrand van bet element 50 met de hoek 50a ervan tot buiten de boorspil 36 in een gekromde weg rond het midden of de hartlijn van het lager.
Aan het buitenste voorste uiteinde van de boorspil 36 be-5 vindt zich een deel 64 van gereduceerde diameter dat verloopt in en nauwsluitend wordt ondersteund door een lager 66 in een stationaire ondersteuning 68 die gemonteerd is op de basis of kolom 12 en daaraan is bevestigd met schroeven 70 en regelbare (niet getoonde) bevestigingsspieën 10 tegenover de slede 10 en een werkstation dat in zijn algemeenheid aangeduid is met het cijfer 72.
^n de praktijk is een werkstuk, dat in zijn algemeenheid aangeduid is met het cijfer 74 en min of meer schematisch in de figuur is getoond, aangepast om gemonteerd te worden 15 in het werkstation 72 en door willekeurige geschikte of conventionele middelen te worden gepositioneerd en vastgeklemd in een positie waarin de boorspil 36 wordt ontvangen wanneer deze laatste via de slede 10 voorwaarts in en door het werkstation wordt bewogen.
20 Voor het doel van de uitvinding kan het werkstuk 74 ieder willekeurig deel zijn voorzien van een doorgaande opening 76 waardoor de boorspil 36 passeert wanneer ze door de slede 10 wordt bewogen teneinde het geleidende eindgedeelte 64 ervan in het lager 36 in te steken en ver-25 der voorzien van een inwendig sferisch oppervlak 78 in de opening dat door het snijelement 50 moet worden bewerkt.
Zoals reeds werd opgemerkt is de differentieel behuizing van een auto een kenmerkend voorbeeld van een werkstuk dat door de inrichting volgens de uitvinding kan worden be-30 werkt.
Aan het begin van de bedrijfscyclus van de machine bevindt de slede 10 zich in de teruggetrokken positie aan de linker zijde ten opzichte van de positie getoond in figuur 1 en ook de boorspil 36 bevindt zich in terugge-35 trokken positie zodat het werkstation 72 en het werkstuk 74 vrij zijn. In de teruggetrokken positie van de slede 10 is de boorspil 36 geheel uit de steun 68 en het werkstuk 74 teruggetrokken en dit laat het werkstation open voor het verwijderen van het gerede werkstuk uit het station 72 40 en voor ontvangst van een te bewerken werkstuk. Het ligt 8006181 6 in de bedoeling de werkstukken simultaan met de hand of automatisch op een geschikte of conventionele wijze in en uit het werkstation 72 te bewegen.
#
Voor het starten van de bedrijfscyclus nadat een nieuw 5 werkstuk in het station 72 is bewogen en op geschikte wijze is gepositioneerd en vastgeklemd wordt de boorspil 36 voorwaarts bewogen via de slede 10 of naar rechts bewogen gezien in figuur 1 en, als de boorspil de volledig voorwaartse positie nadert dan zal het eindgedeelte 64 ervan 10 in de naafbus 66 binnenkomen welke een ondersteuning aan de buitenzijde van de boorspil verschaft tijdens de bewer-kingshandeling. In de praktijk komt de slede 10 aan tegen een (niet getoonde) vaste stop in zijn verste voorwaartse positie en wordt stevig tegen deze stop gehouden tijdens 15 het bewerken van het werkstuk 74. De bewerkingsoperatie zelf wordt uitgevoerd door het draaien van de gereedschap-houderplaat 52 tegen de klokwijzerrichting in gezien in figuur 2 terwijl de boorspil 36 roterend wordt aangedreven door de motor 24. Zoals duidelijk zal zijn wordt het snij-20 element 50 geroteerd rond de rotatie-as van de boorspil 36 en, omdat het tegen de klokwijzerrichting in wordt verdraaid rond het transversaal geplaatste lager 58 beschrijft de snijrand 50a van het element 50 een sferisch oppervlak 78. Nadat de bewerkingsoperatie is voltooid worden de ge-25 reedschaphouder 52 en het snijelement 50 weer geheel binnen de sleuf 56 in de boorspil gepositioneerd en wordt de boorspil via de slede 10 naar links gezien in figuur 1 bewogen teneinde de spil uit het werkstuk terug te trekken en het werkstation 72 en het werkstuk 74 vrij te geven als 50 voorbereiding voor de beweging van het gerede werkstuk uit het station en de beweging van een nieuw te bewerken werkstuk in het station. Nadat de boorspil voldoende is teruggetrokken om het werkstuk 74 vrij te geven wordt de gereed-schaphouder 52 in de klokwijzerrichting teruggedraaid naar 35 zijn aanvangspositie. Daarmee is de operatiecyclus van de machine voltooid.
Het mechanisme voor het draaien of oscilleren van de gereedschaphouder 52 rond het lager 58 is conventioneel en is voorzien van een voorste trekstangsectie 80 die ver-40 schuifbaar wordt ondersteund in de boorspil 36 en aan het 8006181 7 voorste uiteinde gekoppeld is met een hoek van de gereed-schaphouder 52 via de koppelstang 82. Zoals getoond is in figuur 2 is de trekstangsectie coaxiaal met betrekking tot de boorspil 56 gepositioneerd en concentrisch in een mof 5 84 welke nauwsluitend maar verschuifbaar past in een axiale boring 86 die in achterwaartse richting verloopt in de spil 56 vanaf de doorgaande sleuf 56. Het doel van de huls 84 zal in het volgende nog in detail worden beschreven, fiet is voor het moment voldoende om te zeggen dat de huls 84 ge-10 monteerd is om heen en weer te bewegen in de boring 86 en om samen met de boorspil 56 te roteren via een spie 88 in de huls en een spiebaan 90 in de boring 86. De voorste trekstangsectie 80 is op zijn beurt onafhankelijk heen en weer beweegbaar in de huls 84 maar roteerbaar daarmee ver-15 bonden via de spie 92 en de spiebaan 94 in de stang res-pectievelijk de huls. Het zal duidelijk zijn dat het achterwaartse einde van de koppelstang 82 verloopt in een radiale sleuf 94 in de voorste trekstangsectie 80 en aan deze laatste bevestigd is door middel van een scharnierpen 96.
20 Het voorste uiteinde van de koppelstang 82 strekt zich uit in een sleuf 98 die geheel langs de rand 99 van de gereed-schaphouderplaat 52 verloopt en is aan de plaat bevestigd via een scharnierpen 100. De sleuf 98 is voldoende diep om de koppelstang 82 geheel op te vangen zodat de plaat 52 25 over tenminste een volledige hoek van 90° in de antiklok-wijzerrichting kan draaien vanuit de in figuur 2 getoonde positie. In een uitvoeringsvorm van de uitvinding bleek een draaihoek van 96° voor de plaat 52 zeer geschikt te zijn. Zowel de trekstangsectie 80 als de huls 84 moeten 50 natuurlijk roteerbaar worden gepositioneerd in de boorspil 56 om een longitudinale uitlijning van de scharnierpennen 96 en 100 en een niet beperkte heen en weer gaande beweging van de trekstangsectie 80 voor het draaien van de gereed-schaphouderplaat 52 rond het lager 58 via de koppelstang 55 52 voor het bewegen van het snijelement 50 volgens zijn snijweg te verzekeren.
Aan het begin van een snijweg zijn het element 50 en de houder 52 gepositioneerd zoals getoond is in de figuren 2 en 5· In deze positie worden de boorspil 56 en het snij-40 element 50 roteerbaar aangedreven zoals in het bovenstaande q η n 1 ft 1 8 werd beschreven zodat de snijpunt 50a van het element 50 zich slechts beweegt in een cirkelvormige weg rond de rotatie-as van de spindel 16 en de boorspil 56. Als echter de stangsectie 80 in fig. 2 gezien naar rechts wordt be-5 wogen dan resulteert dit via de koppelstang 82 in een draaiing van de gereedschaphouderplaat 52 tegen de klok-wijzerrichting in rond het lager 58 teneinde de punt 50a van het snijelement 50 te draaien volgens het sferische oppervlak 78 van het werkstuk 74·· In de praktijk beweegt de 10 stangsectie 80 vanaf de met een getrokken lijn getekende positie in figuur 2 naar de met een stippellijn aangegeven positie in figuur 2 en tijdens deze voorwaartse beweging wordt de koppelstang 82 geheel opgevangen binnen de transversale sleuf 98 in de gereedschaphouderplaat 52. ^et wordt 15 beoogd om de slag van de stangsectie 80 in alle gevallen voldoende lang te maken om de houderplaat 52 voldoende te draaien zodanig dat de plaat en het snijelement 50 volledig worden opgenomen in de sleuf 56 in de boorspil zowel in de aanvangspositie getoond in figuur 2 als aan het einde van 20 de snijweg, waarbij de boorspil in voorwaartse richting en in terugwaartse richting door de opening 76 in het werkstuk 74 kan bewegen zonder interferentie met de boorspil of met enig ander onderdeel.
De voorste trekstangsectie 80 in de boorspil 56 is 25 aan zijn achterste uiteinde bevestigd aan een tussenliggende trekstangsectie 102 via een schroefdraadstomp 104 welke in voorwaartse richting uitsteekt van de stangsectie 102 en past in de van inwendige schroefdraad voorziene opening 106 die centraal is aangebracht in het achterste uiteinde 50 van de voorste trekstangsectie 80. Zoals in figuur 1 is getoond verloopt de tussenliggende stangsectie 102 axiaal door en concentrisch met de spindel 16 en wordt verschuifbaar daarin ondersteund door de omgevende huls 108 welke is aangebracht in een boring 110 die axiaal door de spindel 55 verloopt. Zoals getoond is in figuur 1 steekt de tussenliggende trekstangsectie 102 in achterwaartse richting buiten de spindel 16 uit en is via een geschikte koppeling 112 bevestigd aan een korte achterste stangsectie 114 die op zijn beurt roteerbaar wordt ondersteund door een lager-40 combinatie bestaande uit drie lagers 116, 118 en 120, ge- 8 0 06 18 1 9 monteerd in een behuizing 122.
Zoals blijkt moeten de tussenliggende en achterste trekstangsecties 102 en 114 beiden roteren en heen en weer bewegen met de voorste trekstangsectie omdat de tussenlig-5 gende sectie bevestigd is aan de voorste trekstangsectie 80 via de koppelende stomp 104 en de achterste sectie 114 verbonden is met de trekstangsectie 102 via de koppeling 112. De lagers 116, 118 en 120 maken het daarbij mogelijk dat de bijbehorende stangsectie 114 roteert maar de lagers zijn 10 opgesloten tussen een radiale schouder 124 op de trekstangsectie 114 en een ring 126 die nauwsluitend tegen het achterste lager 116 wordt aangehouden door een moer 128 die op het achterste uiteinde van de stang is geschroefd.
Teneinde de heen en weer gaande beweging van de stang-15 sectie 114 mogelijk te maken is de behuizing 122 voorzien van een uitstekende ribbe 113 die verschuifbaar wordt ontvangen in een longitudinale weg 132 aangebracht in een steun 134 op een montageblok 136 dat zich bevindt boven het achterste uiteinde van de slede 10. De steun 134 is 20 losneembaar bevestigd aan het montageblok 136 door middel van schroeven 138 en het montageblok 136 is door middel van de schroef 140 bevestigd aan de slede 10.
Het vermogen voor de heen en weer gaande beweging van de gekoppelde trekstangsecties 80, 102 en 114 wordt gele-25 verd door een hydraulische cylinder 142 op het montageblok 136. Zoals waarschijnlijk het best getoond is in figuur 1 is de cylinder 142 voorzien van lateraal uitstekende mon-tageblokken 144 die stevig zijn bevestigd aan het montageblok 136 met behulp van de schroeven 146. Een uitstekende 30 flens 148 aan de voorste eindplaat 150 van de cylinder 142 steekt uit in en past nauwsluitend in een transversale sleuf 152 in het montageblok 136 teneinde de voorwaartse en achterwaartse krachten die tijdens het gebruik worden uitgeoefend op de cylinder door de zuigerstang 154, die 35 verloopt tot in de van schroefdraad voorziene opening 156 in de behuizing 122, op te vangen. Het hydraulische fluïdum wordt toegevoerd aan tegenover liggende uiteinden van de cylinder 142 vanaf een geschikte bron en het ligt in de bedoeling dat dit fluïdum naar het ene of het andere uit-40 einde van de cylinder wordt gedirigeerd via een (niet ge- 8 0 06 1 8 1 10 toonde) regelklep in overeenstemming met de conventionele praktijk.
Tijdens "bedrijf beweegt een (niet getoonde) zuiger bevestigd aan en beweegbaar met de zuigerstang 154- been en 5 weer binnen de door de cylinder 14-2 gestelde grenzen. Als de zuiger voorwaarts beweegt in de cylinder 14-2 dan wordt via de behuizing 122, de trekstangsecties 80, 102 en 114 en de koppelstang 82 de snijgereedscbapbouderplaat 52 verdraaid tegen de wijzers van de klok in rond de lagerhuis 58. 10 Het snijelement 50 beweegt samen met de plaat 52 en de snij-rand ervan loopt over het inwendige sferische oppervlak 78 van het werkstuk 74-. Als omgekeerd de zuiger wordt teruggetrokken in de cylinder dan wordt via dezelfde elementen de plaat 52 in de klokwijzerrichting verdraaid rond de 15 lagerhuis 58 teneinde het snijelement 50 naar zijn aanvangs-positie terug te brengen. Het van schroefdraad voorziene uiteinde van de zuigerstang 154- maakt een axiale afregeling van de stang in de opening 156 mogelijk zodat de positie van het snijelement 50 aan de uiteinden van zijn bewegingen 20 met de wijzers van de klok mee of daar tegenin mogelijk is en een borgmoer 158 op de zuigerstang 154- wordt aangedraaid tegen de behuizing 122 teneinde de stang in de gekozen geregelde positie te houden. Bij voorkeur is een opening 160 geboord diametraal door de behuizing 122 bij de opening 156 25 en een pen of splitpen wordt door de zuigerstang 154- in zijn uiteindelijke af geregelde positie ingestoken in de opening 160 teneinde te voorkomen dat de zuigerstang gaat draaien in de opening 160 nadat de onderdelen op de juiste wijze zijn afgeregeld.
30 Enige verandering in de radiale afmetingen van de snij punt 50a met betrekking tot de rotatie-as van de boorspil 36 treedt op bij opeenvolgende snijbewerkingen, ofwel in inwaartse richting als gevolg van slijtage van het srdjgereed-schap ofwel in buitenwaartse richting als gevolg van de 35 samenstelling bij de snijrand. Als dit optreedt dan worden de opeenvolgende werkstukken 74- meer en meer kleiner of groter in diameter. De dimensieverandering treedt over het algemeen langzaam op, maar soms gebeurt het relatief snel in het bijzonder bij werkstukken waar de dimensie van het 40 oppervlak 78 binnen nauwe toleranties moet worden gehouden.
80 06 18 1 11
Soms wordt de dimensieverandering aanzienlijk voordat het noodzakelijk is om het snijelement 50 te scherpen of te vervangen en het snijelement moet dan worden nagesteld teneinde te voorkomen dat het bewerkte oppervlak de een of de ander 5 van de toelaatbare tolerantie afmetingen te dicht nadert of overschrijdt.
Tot nu. toe werd bij meer-stations machines, waarin werkstukken achtereenvolgens van het ene station naar het volgende worden bewogen voor opeenvolgende bewerkingen, in 10 de praktijk dusdanig tewerk gegaan dat de afmetingen van in het bijzonder die bewerkte oppervlakken die binnen nauwe tolerantie moet worden gehouden gecontroleerd op een punt stroomafwaarts van het station waar het oppervlak is bewerkt en daarna wordt het snijgereedschap nagesteld wanneer 15 de dimensie van het gecontroleerde oppervlak de toelaatbare tolerantiegrens begint te naderen. Wanneer blijkt dat deze toestand optreedt als gevolg van gereedschalslijtage dan wordt het snijelement in buitenwaartse richting nagesteld teneinde het oppervlak van het te bewerken werkstuk meer 20 naar het midden van het tolerantiegebied te brengen.
Een stelsel van het bovengenoemde type voor het uitvoeren van een tolerantiecontrole bij cylindrische bewerkte oppervlakken, gevormd door een conventionele boorbewerking en voor het uitvoeren van een automatische naregeling van 25 het snijelement is beschreven in het Amerikaanse octrooi-schrift 3*914.678. Het mechanisme voor het naregelen van het snijelement dat in dit octrooischrift is beschreven kan echter niet worden gebruikt voor een automatische naregeling indien het gaat om een interne sferische snijdende be-30 werking van het type, waar het in onderhavige aanvrage om gaat. In deze speciale situatie, waarin het interne bewerkte oppervlak een sferische configuratie heeft kan het werkstuk automatisch op afmetingen worden gecontroleerd, maar het is tot nu toe noodzakelijk gebleken om de naregeling 35 van het snijelement periodiek met de hand uit te voeren zodra de noodzaak voor naregeling door het controlestation waarin de werkstukken worden gecontroleerd, wordt geïndiceerd. Teneinde de vereiste, naregeling uit te voeren is het noodzakelijk om allereerst de rotatie van de boorspil 40 te stoppen aan het einde van de machinecyclus, vervolgens RO 06 18 1 12 het snijelement met de hand na te regelen en tenslotte een controle op de dimensie uit te voeren. Deze operaties nemen een aanzienlijke hoeveelheid tijd in beslag omdat het snijelement soms niet gemakkelijk toegankelijk is en de ver-5 andering klein zal zijn, bijvoorbeeld in de orde van 0,0125 mm. Zoals duidelijk zal zijn is er een aanzienlijke hoeveelheid tijd nodig niet alleen voor het uitvoeren van de afstelling maar ook voor het controleren van de nauwkeurigheid van de afstelling bij deze zeer kleine afmetingen. Als de snijbe-10 werking wordt uitgevoerd met machinaal gereedschap zoals een overdragende machine dan zal in de tussentijd elk station in deze machine tot stilstand komen wanneer de afstelling wordt uitgevoerd en gecontroleerd en derhalve wordt de produktie van de gehele machine gestopt. Een pro-15 duktieverlies van een machine van dit type is aanzienlijk en kan in het bijzonder belangrijk zijn in die niet zelden voorkomende situaties waarin werkstukken van de machine worden overgebracht naar andere machines en derhalve de werking daarvan beïnvloeden of een kritische relatie hebben 20 met andere vervaardigingsoperaties in een bedrijf.
De onderhavige uitvinding verschaft nu middelen voor het nastellen van het snijelement 50 in radiale richting met betrekking tot de rotaie-as van de boorspil op automatische wijze, terwijl de boorspil roterend blijft aangedre-25 ven en zonder dat de cyclus van de machine waartoe de boorspil behoort wordt onderbroken. Een nastelling over iedere vooraf bepaalde gewenste hoeveelheid kan automatisch worden uitgevoerd aan het einde van elke bewerkingsoperatie zonder daartoe de machine stil te zetten en de nastelmidde-50 len volgens de uitvinding maken het mogelijk om het snijelement niet alleen radiaal buitenwaarts maar ook radiaal binnenwaarts afhankelijk van hetgeen noodzakelijk is na te stellen. Verder zijn de nastelmiddelen volgens de uitvinding op unieke wijze geconstrueerd en zodanig aangebracht dat ze 55 een stevige ondersteuning verschaffen voor het snijelement in alle nagestelde posities ervan. Volgens de uitvinding is de gereedschaphouderplaat 52 aangrenzend aan de hoek daarvan die het snijelement 50 draagt voorzien van een gehoekt gepositioneerde sleuf 162 waarmee het mogelijk is om 40 het gedeelte van de plaat dat het snijelement draagt radiaal 8006181 * » 13 ten opzichte van de draaiingsas van de plaat te huigen.
Zoals waarschijnlijk het best getoond is in figuur 2 is de sleuf 162 aangebracht op korte afstand achter de hoek van de plaat 52 die het snijelement 50 draagt en de sleuf ver-5 loopt van een punt nabij de rand 164· naar en tot aan de aangrenzende rand 166 in hoofdzaak onder een rechte hoek ten opzichte van een radiale lijn verlopend van de draaiingsas van de plaat 52 naar de hoek van de plaat die het snijelement 50 draagt.
10 Om de fabrikage en assemblage te vergemakkelijken is het deel 176 van de plaat 52 welk deel het snijelement 50 draagt vervaardigd afzonderlijk van het hoofdlichaam 175 van de plaat. In de constructie van de plaat 52 zoals die getoond is in de figuren zijn zowel het gedeelte 176 als 15 het gedeelte dat zich uitstrekt langs de zijkant 164- gevormd uit een stuk en gescheiden van de rest van de plaat die aangeduid is met het referentiecijfer 175 en deze twee delen van de plaat zijn met elkaar verbonden door middel van schroeven 168 en in elkaar passende spie en spiebaan 170 20 en 172. Zoals duidelijk zal zijn vormt het nekgedeelte 174-aan het gesloten uiteinde van de sleuf 162 een flexibel scharnier waarmee het mogelijk is om het gedeelte 176 te verbuigen en derhalve het snijelement 50 na te stellen naar het draaiingsmidden van de plaat 52 toe of daarvan af.
25 Zoals duidelijk zal zijn wordt door een beweging van het deel 176 door buiging van de neksectie 174- op de beschreven wijze de snijpunt 50a van het element 50 niet alleen naar het draaiingsmidden van de plaat 52 of daarvan af bewogen maar wordt ook ten opzichte van de rotatie-as van de 50 boorspil 36 bewogen zodat de radiale afmetingen van het bewerkte oppervlak 78 worden gewijzigd. Bij voorkeur wordt in de aanvangspositie het plaatgedeelte 176 radiaal buitenwaarts gebogen vanuit zijn normale of in rust zijnde toestand af zodanig dat de inherente veerkracht van het 35 flexibele gedeelte 174- zal zorgen voor een inwaartse beweging van het gedeelte 176 wanneer de daarop uitgeoefende druk wordt gereduceerd. Wanneer anderzijds de op het deel 176 uitgeoefende druk toeneemt dan zal dit del nog verder radiaal buitenwaarts verbuigen zodat de snijstraal van het 4-0 element 50 toeneemt. In het buitenste of open einde van de 8006181 14 sleuf 162 is een geschikte afdichting 177 gemonteerd die het binnendringen en opeenhopen van metaalsplinters, metaalstof en dergelijke, vrijkomend bij de machinale bewerking in de sleuf 162 verhindert en derhalve een mogelijke 5 interferentie met de buigingsbeweging van het plaatgedeel-te 176 verhindert'.
Volgens de uitvinding bevat het mechanisme voot het bewegen van het gedeelte 176 dat het snijelement ondersteunt ofwel binnenwaarts ofwel buitenwaarts, op aangepaste wijze 10 aan het mechanisme voor het draaien van de plaat 52 heen en weer rond de lagerhuis 58 tijdens de roterende beweging van de boorspil 36, een penvormig actuatorelement 178 dat verschuifbaar gemonteerd is in een boring 180 aangebracht in het hoofdlichaamsdeel 175 van de plaat 52 achter het 15 snijelement dragende deel 176. Zoals getoond is in de figuren 2 en 5 is de pen 178 in hoofdzaak aangebracht in het midden van het snijelement dragende deel 176 en verloopt in hoofdzaak onder een rechte hoek daarmee zodat een buitenwaartse beweging van de pen in de boring 158 het deel 176 20 zodanig zal verbuigen dat de snijstraal van het element 50 toeneemt en een inwaartse beweging van de pen 178 in de boring 180 de druk tegen het snijelement dragende deel 176 zal verminderen waardoor de snijstraal van het element 50 afneent. Een instelschroef 179 in het flexibele plaatge-25 deelte 176 achter het snijelement 50 wordt aangetrokken tegen de pen 178 teneinde het nekgedeelte 174 onder voldoende spanning te houden als aanpassing aan een teruggaande beweging van de pen die tijdens het normale bedrijf en gebruik van de inrichting kan optreden. Een stopelement 30 182 in de sleuf 162 aan het binnenuiteinde daarvan, beves tigd aan het hoofdlichaamsdeel 175 van de plaat 52 via een schroef 184, is voorzien van een uitstekende vinger 186 welke een schouder 188 op de pen 178 overlapt zodat de buitenwaartse beweging van de pen 178 wordt begrensd en 35 sen bovenmatige spanning van het flexibele en veerkrachtige scharnierdeel 174 wordt voorkomen. Het buitenuiteinde 190 van de pen 178 dat in contact staat met het flexibele plaat-gedeelte 176 rust plat tegen dit plaatgedeelte.
De boring 180 verloopt radiaal inwaarts door de lager-40 huls 78 en mondt uit op een taps verlopend kamoppervlak 8006181 15 192 aangebracht op een cylindrisch schuif element of plunder 194, gemonteerd voor een heen en weer gaande "beweging in de lagerhuis. De heen en weer gaande "beweging van de plunger 194- wordt vertaald in een glijbeweging van de pen 5 178 naar of van het snijelement dragende plaatgedeelte 176 afhankelijk van de bewegingsrichting van de plunger. Het taps verlopende kamoppervlak 192 is bij voorkeur bekleed met een geharde süjtplaat 189 en het binnenuiteinde 200 van de pen 178 rust tegen deae süjtplaat 198.
10 Zoals getoond is in de figuren 3 en 6 eindigt de plunger 194- aan beide uiteinden binnen de lagerhuis 58 en een veer 202 die aangebracht is tussen een uiteinde van de plunger en een plaat 204-, geplaatst in de boorspil 36 en daaraan bevestigd met schroeven 206, duwt de plunger in 15 een richting waarin de druk op het snijelement dragende plaatgedeelte 176 wordt verminderd. Een ringvormige flens 208, gevormd aan de plaat 204· aan de binnenzijde ervan, strekt zich uit in de opening 60 en rust aan tegen een uiteinde van de lagerhuis 58 teneinde een juiste uitlijning 20 van het deel van de boring 180 dat verloopt door het lager met het deel van de boring dat verloopt door de plaat 52 te verzekeren. Een penvormige spie 210 in een opening 212, aangebracht in de plaat 52 aan de achterzijde van de lagerhuis 58 steekt uit in een longitudinale sleuf 214 in de 25 plunger 194 en houdt de plunger roteerbaar gepositioneerd in het lager, zodanig dat het taps verlopende kamoppervlak 192 op de juiste wijze tenopzichte van de kamvolgerpen 178 is gepositioneerd. De boring 212 verloopt op geschikte wijze onder een hoek vanaf de sleuf 98 radiaal in de rich-30 ting van de draaiingsas van de plaat 52 zoals waarschijnlijk het best getoond is in figuur 5·
De plunjer 194 wordt opwaarts bewogen zoals getoond is in de figuren 3 en 6 tegen de veerwerking van de veer 202 in door een kogelvormige actuator 216 in het uiteinde 35 van de lagerhuis 58 tegenover de veer en de actuator 216 zetelt op zijn beurt op een longitudinaal taps kamoppervlak 218 gevormd in een schuifpen 220 die voor het uitvoeren van een heen en weer gaande beweging gemonteerd is in een longitudinale boring 222 gevormd in de boorspil 36 aan een 40 zijde van de doorgaande sleuf 56. Zoals getoond is in 8006181 16 figuur 3 is aan het linker uiteinde de pen 220 voorzien van een kop 224 die geplaatst is in een T-sleuf 226 in de huls 84. Zoals in het voorgaande werd opgemerkt kan de huls 84 vrij verschuiven in de boring 86 en de pen 220 5 is opgesloten om te bewegen met de huls 84 via de kop 224 en de T-sleuf 226. Het binnenste of rechter uiteinde van de pen 220 wordt, zoals getoond is in de figuren 3 en 6, ondersteund door een blok 228 dat aangebracht is in een zijkant van de boorspil 36 en over een voldoende afstand 10 uitsteekt in de boring 222 om de kamvolgende kogel 216 nauwsluitend tegen het aangrenzende uiteinde van de plunger 194 te houden. Een instelschroef 230 is gemonteerd in een van schroefdraad voorziene opening 232 aangebracht in de huls 84 achter de T-sleuf 226 welke schroef is aange-15 trokken tegen de kop 224 teneinde alle speling tussen de kop 224 en de T-sleuf 226 te elimineren en een eenduidige ondersteuning te verzekeren van de diverse delen in de keten van actuator elementen waarmee het snijelement dragende deel 176 van de plaat 52 in alle ingestelde posities 20 van het snijelement 50 wordt bewogen of verbogen.
Vermogen voor het heen en weer gaand actueren van de huls 84 in de boring 86 wordt geleverd door een aandrijf -motor 234 gemonteerd op en bevestigd aan de transmissie-behuizing 240 aan het achterste uiteinde daarvan. De motor-25 aandrijfas 236 (figuur 4) verloopt achterwaarts tot in de kamer 238 van de transmissiebehuizing 240 welke verwijderbaar bevestigd is aan de spindelbehuizing 14. Een verwijderbaar deksel 242 aan de achterzijde van de transmissie-behuizing 240 is aan deze laatste bevestigd door schroeven 30 244 en deuvelpennen 246. Een aangedreven tandwiel 248 in de transmissiebehuizing 240 is bevestigd aan een asstomp 250 via een spie 252 en een spiebaan 254·» en de asstomp wordt roteerbaar ondersteund in de voorwand van de behuizing 240 en in het deksel 242 door de lagers 256 en 258.
35 De asstomp 250 strekt zich in voorwaartse richting uit vanaf de voorwand van de behuizing 240 door een afdichting 260 en is roteerbaar gekoppeld met de aangedreven as 236 van de motor via de koppeling 262. Een aangedreven tandwiel 264, in de behuizing 240 aangebracht onder en in aan-40 grijping met het aandrijf tandwiel 248, heeft tegengesteld 8 0 06 18 1 17 uitstekende naaidelen 266 en 268 die ondersteund zijn in de lagers 270 respectievelijk 272 welke zijn gepositioneerd in en nauwsluitend worden vastgehouden in de uitsparingen 274 en 276 in het deksel 242 en in de voorwand van de be-5 huizing 240.
Het aangedreven tandwiel 264 zorgt voor een heen en weer gaande aandrijving voor het verschuifbaar actueren van de huls 64 via de inwendige van schroefdraad voorziene opening 278 in het tandwiel 264 dat samenwerkt met de bui-10 tenschroefdraad op een buisvormige moer 280 die tegen rotatie wordt vastgehouden door een pen 282 die verloopt door een axiale opening 284 in de moer en waarvan de tegenover liggende einddelen worden vastgehouden in de openingen 285 en 286 in het deksel 242 en in de voorwand van de be-15 huizing 240. De moer 280 wordt roteerbaar ondersteund door de druklagers 288 en 290 die op hun beurt gemonteerd zijn op de trekbuis 108. De buiten loopvlakken van de twee druklagers 288 en 290 zijn gescheiden door inwendige radiale schouders 289 en .291 in de moer 280 en de binnenloopvlakken 20 ervan zijn gescheiden door een afstandselement 294. Een moer 298 op de trekbuis 108 houdt het achterste lager 288 tegen zijn schouder 289 en zorgt er via het afstandselement 294 voor dat het voorste lager stevig tegen de radiale schouder 296 op de trekbuis 108 mist. 2oals in het voor-25 gaande reeds werd gesuggereerd is de tussenliggende trek-stangsectie 202 gekoppeld om samen met de boorspil 36 te roteren. 2e is ook roteerbaar ondersteund in de transmis-siebehuizing 240 door een omringend lager 302 dat nauwsluitend is ontvangen in een uitsparing 304 aangebracht 30 in het deksel 242 van de transmissiebehuizing en het lager wordt daarin vastgehouden door een lagervasthoudelement 306 dat door middel van schroeven 308 bevestigd is aan het deksel 242. Zoals waarschijnlijk het best getoond is in figuur 4 bedekt het lagervasthoudelement 306 tevens de 35 opening 285 waarin een uiteinde van de pen 282 wordt ontvangen teneinde deze pen vast te houden en een ongewenste verplaatsing daarvan uit de moer 280 te voorkomen. De afdichtingen 310 en 312 in de voorwand van de transmissiebehuizing 240 respectievelijk in de lagervasthoudeenheid 40 306 voorkomen dat het smeermiddel waarmee de transmissie- 80 06 1 8 1 18 behuizing 40 normaal tenminste gedeeltelijk is gevuld ontsnapt langs de tussenliggende trekstangsectie 102 of langs de trekbuis 108.
Aan zijn voorste uiteinde 292 is de trekbuis 108 via 5 schroefdraad zoals bij 314 gekoppeld met een deel 316 van de huls 84 met gereduceerde diameter.
Tijdens bedrijf worden de werkstukken 74 individueel of gemonteerd op vaststaande dragers achtereenvolgens door het werkstation 72 bewogen op een conventionele wijze warneer de 10 boorspil 36 via de slede 10 is teruggetrokken. Op dat moment is de boorspil 36 geheel teruggetrokken uit het station 72 zodat de beweging en het hanteren van de werkstukken in het station niet wordt behinderd. Nadat een werkstuk 74- is bewogen tot in het station 72 wordt dit op 15 geschikte wijze gepositioneerd en in positie vastgeklemd teneinde de boorspil 38 op de in figuur 3 getoonde wijze te ontvangen wanneer deze boorspil in het station wordt binnengebracht via de slede 10 zoals in het voorgaande werd beschreven. De boorspil 36 bewerkt het inwendige sferische 20 oppervlak 78 van het werkstuk 74 en wordt vervolgens via de slede 10 teruggetrokken teneinde het werkstation vrij te geven als voorbereiding voor het verwijderen van het werkstuk daaruit. De middelen voor het bewegen van het werkstuk in en uit het werkstation en voor het positioneren 25 en vastklemmen ervan in het station voor de machinale bewerking zijn conventioneel en worden in deze aanvrage niet beschreven of getoond.
In het normale bedrijf van de machine wordt de boorspil 36 continu roterend aangedreven door de motor 24 op de 30 bovenbeschreven wijze zodanig dat er geen produktietijd gaat verloren bij het stoppen van de rotatie van de spil en het opnieuw op snelheid brengeSa$5n na elke bedrijfscyclus. De diverse door de machine gedurende elke operatiecyclus uitgevoerde functies worden bestuurd door een regelschakeling, 35 in het algemeen via tijdbepalende eenheden en volgordeschakelaars, zodat, direct nadat elk werkstuk in het station 72 is binnengebracht en gepositioneerd en vastgeklemd is de slede 10 voorwaarts wordt bewogen zodanig dat de boorspil 36 verloopt door de opening 76 in het werkstuk waar-40 na het eindgedeelte van de spil wordt opgevangen in de 8006181 19 ondersteuning 68. Als de slede 10 aankomt tegen de voorwaartse stop, die een verdere voorwaartse beweging ervan begrensd, dan wordt de hydraulische cylinder 142 bediend om de trekstangsecties 80, 102 en 114 voorwaarts te bewe-5 gen, ofwel naar rechts gezien in de figuren. Tijdens de voorwaartse beweging van de trekstang doet de voorste sectie 84 daarvan via de koppelstang 82 dienst voor het draaien van de srrijgereedschaphouderplaat 52 tegen de klok-wijzerrichting in gezien in figuur 2. Als de plaat 52 draait 10 rond de lagerhuis 58 dan zal het snijelement 50 het inwendige sferische oppervlak 78 van het werkstuk 74 bewerken. Direct na voltooiing van deze bewerkingsoperatie op het sferische oppervlak 78 wordt de slede teruggetrokken teneinde de boorspil uit de opening 76 terug te trekken en 15 het werkstation 72 vrij te geven voor beweging van het werkstuk 74 naar het volgende station van de machine en tegelijkertijd een nieuw werkstuk in het station in te voeren.
Zoals reeds werd opgemerkt is het de bedoeling dat het bewerkte oppervlak 78 van elk werkstuk 74 op dimensie 20 wordt gecontroleerd op een geschikt punt stroomafwaarts van het werkstation 72 met behulp van middelen zoals beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3*914.678.
Wanneer deze waarnemingsmiddelen vaststellen dat het bewerkte oppervlak 78 de tolerantiegrens van de radiale di_ 25 mensie nadert, ofwel van de hoge zijde ofwel van de lage zijde af, dan wordt een signaal uitgezonden naar de aan-diijfmotor 234 waardoor deze laatste een vooraf bepaald aantal omwentelingen maakt, ofwel in de klokwijzerrichting, » ofwel daar tegenin, afhankelijk van het feit of het bewerk-30 te oppervlak de maximale tolerantiegrens of de minimale tolerantiegrens nadert. Hegelmiddelen die reageren op een signaal van het beschreven type en die het aantal omwentelingen van de aandrijfmotor 234 beperken zijn op zichzelf bekend en conventioneel in de stand der techniek, en bij— 35 voorbeeld beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3*914.678 en derhalve in deze aanvrage, die zich in hoofdzaak bezig houdt met de mechanische middelen voor het nastellen van het snijelement 50 op een juiste radiale dimensie, wanneer het noodzakelijk is op indicatie van de be-40 wakingsapparatuur een nastelling uit te voeren, niet 80 06 18 1 20 "beschreven.
Als de aandrijfmotor 234- roterend wordt aangedreven in een richting waarin de radiale dimensie van het snij-element 50 wordt vergroot, dan wordt via de tandwielen 24-8 5 en 264- de moer 280 naar links, gezien in figuur 4-, bewogen via de inwendige schroefdraad 278 van het aangedreven tandwiel 264-. Dit laatste tandwiel doet dienst als aandrijf -schroef voor het naar links bewegen van de moer 280 en de moer zorgt via de druklagers 288 en 290 voor het teweeg 10 brengen van een corresponderende beweging van de trekbuis 108. Een beweging van de trekbuis 108 op deze wijze leidt tot een corresponderende beweging van de huls 84- door de schroefdraadverbinding 314- en de huls 84· trekt op zijn beurt de schuifpen 220 terug teneinde het tapse kamoppervlak 218 15 te bewegen tegen de kam volgende kogel 216. Deze laatste beweegt op zijn beurt de plunjer 194- opwaarts gezien in figuur 3 tegen de veerkracht van de veer 202 in, zodat het kamoppervlak 192 op zijn beurt de pen 178 naar rechts duwt gezien in figuur 3· Deze actie zorgt ervoor dat de pen 178 20 aanduwt tegen het snijelement dragende plaatgedeelte 176 waardoor dit radiaal buitenwaarts wordt verbogen en de snijstraal van het element 50 wordt vergroot. De hoeveelheid waarmee de snijstraal wordt vergroot hangt natuurlijk af van het aantal omwentelingen van de aandrijfmotor 234- en van de 25 steek van de aandrijfschroef 278. In een kenmerkende situatie wordt het een en ander zodanig uitgevoerd dat het snij-gereedschap 50 over ongeveer 0,000254- cm wordt bewogen telkens wanneer de aandrijfmotor 234- wordt bekrachtigd. In een kenmerkend geval geldt verder dat de maximale totale 30 compensatie die wordt uitgeoefend of die toegestaan is voordat het snijgereedschap 50 moet worden vervangen door een nieuw gereedschap of een gescherpt gereedschap ongeveer 0,0127 cm bedraagt.
Als in een ander geval de aandrijfmotor 234- roterend 35 wordt aangedreven in de tegengestelde richting dan zal de radiale dimensie van het snijelement 50 met betrekking tot de rotatie-as van de boorspil 36 afnemen vanwege een omgekeerde beweging van de actuerende delen die een verbinding vormen tussen de aandrijfmotor en de snijelement dragende 4-0 plaatsectie 176. Meer in het bijzonder zorgt de motor 234- 8006181 21 er via de tandwielen 248 en 264 voor dat de moer 280 naar rechts gezien in figuur 4 wordt bewogen. Als de moer 280 op deze wijze beweegt dan zal via de druklagers 288 en 290 de trekbuis 108 naar rechts worden verschoven en de trekbuis 5 draagt een corresponderende beweging over op de huls 84, die ervoor zorgt dat de schuifpen 220 met het kamoppervlak 218 weg beweegt van de kamvolgende kogelvormige actuator 216. Omdat de druk van het kamoppervlak 218 tegen de kogel-actuator 216 afneemt zal deze laatste benedenwaarts bewegen 10 in de lagerhuis 58 en via de schroefveer 202 zal de plunjer 194 een corresponderende beweging uitvoeren. Als de plunder 194 benedenwaarts beweegt in de lagerhuis 58 dan beweegt het kamoppervlak 192 weg van de pen 178 en, omdat de druk op de pen afneemt zal de pen 178 naar links gezien in 15 figuur 5 bewegen. Deze beweging van de pen 178 vermindert op zijn beurt de druk tegen het plaatgedeelte 176 dat het snijelement 50 draagt waardoor het verende nekgedeelte 174 het snijelement radiaal binnenwaarts kan bewegen teneinde de snijstraal van het snijelement met een geschikte waarde 20 te reduceren.
Hieruit blijkt dat de hoofddoelstelling van onderhavige aanvrage met de in het bovenstaande beschreven middelen is bereikt. De snijstraal van een boorspil kan, afhankelijk van het te bewerken inwendige sferische oppervlak selectief 25 worden vergroot of verkleind afhankelijk van de vereisten * die door de uit te voeren taak worden gesteld. Verder kan een afregeling worden uitgevoerd terwijl de boorspil blijft roteren met behulp van middelen die op geen enkele wijze het normale bedrijf van het mechanisme, waarmee de snij-50 elementhouderplaat voor het maken van de snede wordt gedraaid, verhinderen. Het is een bijzonder kenmerk van de uitvinding dat de naregeling kan worden uitgevoerd niet alleen met draaiende boorspil maar dat dit tevens kan worden uitgevoerd zonder op enige andere wijze de normale 35 bedrijfscyclus van de machine te beïnvloeden. Tegelijkertijd leveren de mechanische middelen voor het uitvoeren van de naregeling in de radiale dimensie van het snijelement een vaste ondersteuning voor dit snijelement in alle nageregelde posities ervan of het nu gaat om een radiaal inwaartse of 40 radiaal uitwaartse positie. Als gevolg daarvan treden er r n ne 18 1 22 geen ongewenste trillingen of andere nadelige effecten op tijdens de hewerkingsoperatie welke toegeschreven kunnen worden aan de middelen waardoor de naregeling van het snivel ement in elke richting wordt uitgevoerd.
8 0 06 1 8 1

Claims (22)

1. Werktuigmachine, gekenmerkt door een roterend aangedreven element; een houder die wordt gedragen door en roteert met het genoemde element en die 5 oscillerend kan worden geactueerd rond een as die in hoofdzaak loodrecht staat op de rotatie-as van het genoemde element; actuatormiddelen voor het oscillerend aandrijven van de genoemde houder; een door de houder gedragen snijelement; en middelen voor het naregelen van het 10 genoemde snijelement in radiale richting ten opzichte van de oscillatie-as van de genoemde houder en voor het stevig ondersteunen van het snijelement in alle nageregelde posities ervan terwijl tegelijkertijd het genoemde element en de genoemde houder roterend worden aangedreven.
2. Werktuigmachine volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de genoemde naregelmiddelen verder functioneren voor het naregelen van het snijelement terwijl de genoemde houder oscillerend wordt geactueerd.
3. Werktuigmachine volgens conclusie 1, m e t het 20 kenmerk, dat de genoemde houder voorzien is van onderling beweegbare delen waarvan er een het genoemde snijelement draagt en waarbij de genoemde naregelmiddelen voorzien zijn van samenwerkende kam- en kamvolgermiddelen, welke kam beweegbaar is in een richting voor het radiaal bui-25 tenwaarts naregelen van het genoemde snijelement en beweegbaar is in de tegengestelde richting voor het radiaal inwaarts naregelen van het genoemde snijelement, en waarbij de kam een stevige ondersteuning verschaft voor het genoemde snijelement via de genoemde kamvolgermiddelen in alle nage-30 regelde posities van het genoemde snijelement.
4. Werktuigmachine volgens conclusie 3t i e t het kenmerk, dat het deel van de genoemde houder dat het genoemde snijelement draagt voorzien is van een flexibel en veerkrachtig deel bestemd om op buigzame wijze een be-35 weging van de genoemde kammiddelen in de genoemde ene richting tegen te werken en via zijn veerkracht functionerend voor het bewegen van het genoemde snijelement radiaal inwaarts bij een beweging van de genoemde kammiddelen in de genoemde tegengestelde richting. 40 5· Werktuigmachine volgens conclusie 1, m e t het 8 0 06 1 8 1 kenmerk, dat de genoemde kouder onderling beweegbare delen bezit waarvan er een het genoemde snijelement draagt, welke delen onderling zijn verbonden door flexibele en veerkrachtige middelen die op buigzame wijze en radiaal buiten-5 waartse naregeling van het genoemde snijelement tegenwerken en door de veerkracht functioneren voor het naregelen van het genoemde snijelement in radiaal inwaartse richting; waarbij de genoemde naregelmiddelen voorzien zijn van een heen en weer beweegbare actuator parallel aan de rotatie-10 as van het genoemde aandrijfelement, eerste kam- en kamvol-germiddelen, welke kam samenwerkt met de genoemde heen en weer beweegbare actuator welke kam parallel' beweegbaar is aan de rotatie-as van het genoemde aandrijf element, en de genoemde kamvolgermiddelen heen en weer geactueerd kunnen 15 worden door de genoemde kam in een richting loodrecht op de genoemde rotatie-as, tweede kam- en kamvolgermiddelen waarbij de genoemde tweede kam samenwerkt met de genoemde eerste kamvolgermiddelen en de genoemde tweede kamvolgermiddelen beweegbaar zijn via de genoemde tweede kam in een richting 20 parallel aan de genoemde rotatie-as en samenwerken met het genoemde ene deel van de genoemde houder teneinde het snijelement radiaal te bewegen ten opzichte van de genoemde rotatie-as.
6. Boormachine van het type voorzien van een roteer-25 baar aangedreven spindel gemonteerd op een slede en voorzien van een boorspil aan een uiteinde daarvan, gekenmerkt door een op de boorspil gemonteerde houder die met de boorspil kan roteren en kan oscilleren rond een as die transversaal ten opzichte van de rotatie-30 as van de genoemde boorspil verloopt, een snijelement gedragen door de genoemde houder en radiaal nastelbaar met betrekking tot de oscillatie-as daarvan, welk snijelement door de oscillatie van de houder beweegbaar is zodat de srdjrand ervan over een gekromde weg zwaait tegen een werk-35 stuk in de genoemde machine, actuatormiddelen voor de genoemde houder en het genoemde snijelement, welke actuatormiddelen voorzien zijn van binnen- en buitenactuatorstangen gemonteerd voor een onafhankelijke heen en weer gaande beweging in de spindel en coaxiaal ten opzichte van elkaar 40 en ten opzichte van de spindel gepositioneerd, middelen 80 06 18 1 gekoppeld, met de binnenactuat or stang en met de houder voor het vertalen van de heen en weer gaande beweging van de genoemde ac-tuatorstang in een oscillerende beweging van de genoemde houder en middelen geactueerd door de genoemde 5 buitenactuatorstang voor het radiaal nastellen van het genoemde snijelement en voor het stevig ondersteunen ervan in alle nagestelde posities ervan.
7· Boormachine van het type, voorzien van een aangedreven spindel die een boorspil draagt en roterend aandrijft, 10 met het kenmerk, dat de boorspil voorzien is van een scharnierbaar gemonteerde gereedschaphouderplaat welke scharnierbaar kan worden geactueerd vanaf de achterzijde van de spindel door middelen die door deze spindel en de genoemde boorspil verlopen en een snijelement, dat ge-15 dragen wordt door en scharnierend beweegbaar is met de genoemde plaat, nastelmiddelen voor het bewegen van het genoemde snijelement tussen vooraf bepaalde grenzen radiaal ten opzichte van de scharnieras van de genoemde plaat en de rotatie-as van de genoemde boorspil gedurende rotatie 20 van deze boorspil, voorzien van middelen voor het stevig ondersteunen van het genoemde snijelement in alle radiaal nagestelde posities ervan.
8. Machine volgens conclusie 7, m e t het kenmerk, dat de genoemde nastelmiddelen voorzien zijn 25 van actuatormiddelen die axiaal verlopen door de genoemde spindel en de genoemde boorspil en die vanaf de achterzijde van de genoemde spindel bedienbaar zijn.
9. Machine volgens conclusie 7, m e t het kenmerk, dat de middelen voor het scharnierbaar 30 actueren van de genoemde snijgereedschaphouderplaat en de genoemde nastelmiddelen voorzien zijn van afzonderlijke actuatorelementen gemonteerd in de genoemde spindel coaxiaal ten opzichte van de spindel en ten opzichte van elkaar, waarbij beide actuatorelementen kunnen roteren met de ge-35 noemde spindel en onafhankelijk axiaal verschuifbaar kunnen bewegen ten opzichte van de spindel en ten opzichte van elkaar.
10. Machine volgens conclusie 7( ® e t het kenmerk, dat de middelen voor het scharnierend 40 actueren van de genoemde snijgereedschaphouderplaat en de 8006181 genoemde nastelmiddelen voorzien zijn van afzonderlijke respectievelijke binnen- en buitenactuatorelementen, waarbij de ac tuat or element en gemonteerd zijn in de spindel coaxiaal ten opzichte van de spindel en ten opzichte van 5 elkaar en bestemd om te roteren met de genoemde spindel en bestemd om onafhankelijk axiaal schuivend te bewegen ten opzichte van de genoemde spindel en ten opzichte van elkaar, terwijl verder afzonderlijke aandrijf middelen aanwezig zijn voor het onafhankelijk heen en weer actueren van de ge-10 noemde binnen- en buitenactuatorelementen.
11. Machine volgens conclusie 7* m e t het kenmerk, dat de middelen voor het scharnierend actueren van de genoemde snijgereedschaphouderplaat en de genoemde nastelmiddelen afzonderlijke respectievelijke binnen-15 en buitenactuatorelementen hebben, welke ac tuat ore lementen gemonteerd zijn in de genoemde spindel coaxiaal ten opzichte van de spindel en ten opzichte van elkaar en aangepast aan een rotatie met de genoemde spindel en een onafhankelijke axiale glijbeweging ten opzichte van de genoemde 20 spindel en ten opzichte van elkaar, welke machine verder voorzien is van aandrijfmiddelen voor het heen en weer gaand actueren van het genoemde binnenactuatorelement en afzonderlijke aandrijfmiddelen voorzien van een roteerbaar aangedreven voedingsschroef en een daarmee samenwerkende 25 moer, welke moer lineair kan bewegen door rotatie van de genoemde voedingsschroef en functioneel verbonden is met het genoemde buitenactuatorelement teneinde verschuivend dit element longitudinaal op het genoemde binnenactuatorelement in de genoemde spindel te actueren.
12. Machine volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat de middelen voor het schamierbaar actueren van de genoemde snijgereedschaphouderplaat voorzien zijn van een heen en weer beweegbare trekstang in de genoemde spindel en roteerbaar met de genoemde spindel 35 waarbij de genoemde nastelmiddelen voorzien zijn van een trekhuls gemonteerd in de genoemde spindel concentrisch ten opzichte van de genoemde trekstang, welke trekhuls kan roteren met de genoemde spindel en onafhankelijk van de genoemde trekstang verschuifbaar kan worden geactueerd.
15. Machine volgens conclusie 7, 1 e t het 80 06 18 1 27 : j kenmerk, dat de genoemde snijgereedschaphouderplaat voorzien is van afzonderlijke onderling "beweegbare delen die gekoppeld zijn door flexibele en veerkrachtige middelen die normaal de genoemde delen onderling op afstand van 5 elkaar houden en die het mogelijk maken om een van de genoemde delen ten opzichte van de ander te bewegen in zijn algemeenheid radiaal ten opzichte van de scharnieras van de genoemde plaat en de rotatie-as van de genoemde boorspil, waarbij het genoemde ene plaatgedeelte dat het snijelement 10 draagt en het andere plaatgedeelte scharnierbaar zijn bevestigd aan de genoemde boorspil.
14. Machine volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat de genoemde nastelmiddelen voorzien zijn van een verschuifbaar actuatorelement in het genoemde 15 andere plaatgedeelte beweegbaar ten opzichte van het ene plaatgedeelte teneinde in samenwerking met de genoemde flexibele en veerkrachtige middelen het snijelement na te stellen.
15. Machine volgens conclusie 13» met het 20 kenmerk, dat de genoemde nastelmiddelen voorzien zijn van kam- en kamvolgermiddelen in het andere plaatgedeelte, welke kamvolgermiddelen samenwerken met het genoemde ene plaatgedeelte en verschuifbaar ten opzichte daarvan kunnen bewegen, en de kammiddelen gezeteld zijn op de genoemde 25 kamvolgermiddelen en beweegbaar zijn om verschuifbaar deze laatste te actueren in de richting naar of van het genoemde ene plaatgedeelte.
16. Machine volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de genoemde kamvolgermiddelen verschuif- 30 baar kunnen bewegen langs de rotatie-as van de genoemde boorspil en de genoemde kammiddelen verschuifbaar kunnen bewegen langs de scharnieras van de genoemde plaat.
17. Machine volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de kammiddelen voorzien zijn van een 35 door middel van een veer vooringestelde plunjer gemonteerd aan een beweegbaar langs de scharnieras van de plaat.
18. Machine volgens conclusie 17» gekenmerkt door een lagerhuis die het genoemde andere plaatgedeelte scharnierbaar monteert in de boorspil waarbij de 40 kamplunjer gemonteerd is voor een axiale glijbeweging in de 8 0 06 18 1 genoemde lagerhuis en de kamvolgermiddelen radiaal verlopen door de lagerhuis teneinde zittend samen te werken met de kammiddelen.
19· Machine volgens conclusie 9» m e t het 5 kenmerk, dat de genoemde nastelmiddelen voorzien zijn van eerste kam- en kamvolgermiddelen welke geactueerd kunnen worden voor het bewegen van het genoemde snijelement op de wijze als beschreven in conclusie 7, terwijl de tweede kam- en kamvolgermiddelen functioneel verbonden zijn met en 10 geactueerd kannen worden door een van de genoemde actuator-elementen voor het vertalen van de beweging van deze laatste naar een beweging van de eerste kam- en kamvolgermiddelen.
20. Machine volgens conclusie i e t het 15 kenmerk, dat de genoemde snijgereedschaphouderplaat voorzien is van afzonderlijke onderling beweegbare delen gekoppeld door flexibele en veerkrachtige middelen die normaal deze delen op onderlinge afstand van elkaar houden en die bestemd zijn om een van de genoemde delen te laten 20 bewegen ten opzichte van de ander in zijn algemeenheid radiaal met betrekking tot de scharnieras van de plaat en de rotatie-as van de boorspil, welk ene plaatgedeelte dat het snijelement draagt en het andere plaatgedeelte scharnier-baar is ten opzichte van de genoemde boorspil, waarbij de 25 middelen voor het scharnierbaar actueren van de genoemde snijgereedschaphouderplaat en de nastelmiddelen afzonderlijke actuatorelementen hebben gemonteerd in de spindel coaxiaal ten opzichte van de spindel en ten opzichte van elkaar, waarbij beide actuatorelementen roteerbaar zijn met 30 de spindel en onafhankelijk axiaal kunnen bewegen ten opzichte van de spindel en van elkaar, en de genoemde nastelmiddelen voorzien zijn van eerste kam- en kamvolgermiddelen die geactueerd kunnen worden voor het bewegen van het ene plaatgedeelte waarbij het genoemde snijelement radiaal wordt 35 nagesteld ten opzichte van de scharnieras van de plaat en de rotatie-as van de boorspil en de tweede kam- en kamvolgermiddelen functioneel gekoppeld zijn met en geactueerd kunnen worden door een van de actuatorelementen voor het vertalen van een beweging van deze laatste naar de eerste 40 kam- en kamvolgermiddelen. 80 06 18 1
21. Machine volgens conclusie 20, m e t het kenmerk, dat de genoemde eerste kam- en kamvolger-middelen gemonteerd zijn in en gedragen worden door het andere deel van de plaat, welke eerste kamvolgermiddelen 5 beweegbaar zijn langs de rotatie-as van de genoemde boor-spil teneinde het ene deel van de plaat te bewegen en het snijelement na te stellen en de eerste kammiddelen beweegbaar zijn langs de scharnieras van de plaat teneinde de eerste kamvolgermiddelen te actueren.
22. Machine volgens conclusie 21, m e t het kenmerk, dat de tweede kam- en kamvolgermiddelen gemonteerd zijn in de genoemde boorspil lateraal ten opzichte van de plaat en de eerste kam- en kamvolgermiddelen, waarbij de tweede kam- en kamvolgermiddelen samenwerken met 15 de eerste kammiddelen teneinde deze laatste langs de scharnieras van de plaat te bewegen en de tweede kammiddelen worden bediend door een van de actuatorelementen voor het actueren van de tweede kamvolgermiddelen en de eerste kammiddelen.
23. Machine volgens conclusie 7) m e t het kenmerk, dat de genoemde snijgereedschaphouderplaat afzonderlijke onderling beweegbare delen heeft gekoppeld door flexibele en veerkrachtige middelen die de genoemde delen normaal op onderlinge afstand van elkaar houden en 25 die aangepast zijn om een van de delen te laten bewegen ten opzichte van de ander in zijn algemeenheid radiaal ten opzichte van de scharnieras van de plaat en de rotatie-as van de boorspil, waarbij het ene plaatgedeelte, dat het snijelement draagt en het andere plaatgedeelte scharnier-30 baar zijn bevestigd aan de boorspil, waarbij de middelen voor het scharnierbaar actueren van de genoemde snijgereedschaphouderplaat en de genoemde nastelmiddelen afzonderlijke respectievelijke binnen- en buitenactuatorelementen ' hebben gemonteerd in de genoemde spindel coaxiaal ten op-35 zichte van deze laatste en van elkaar, en afzonderlijke aan-drijfmiddelen voor de genoemde actuatorelementen, waarbij beide actuatorelementen roteerbaar zijn met de spindel en onafhankelijk axiaal verschuifbaar zijn ten opzichte van de spindel en van elkaar, en de aandrijfmiddelen voor het 40 buitenactuatorelement voorzien zijn van een roteerbaar aan- 80 06 18 1 gedreven voedingsschroef en een daarmee samenwerkende moer die functioneel gekoppeld is met het genoemde buitenactua-torelement teneinde dit element heen en weer gaand te actueren, waarbij de nastelmiddelen voorzien zijn van eerste 5 kam- en kamvolgermiddelen die geactueerd kunnen worden voor het bewegen van het genoemde ene plaatgedeelte, waarbij het genoemde snijelement radiaal ten opzichte van de scharnieras van de plaat en de rotatie-as van de boorspil wordt nagesteld en de tweede kam- en kamvolgermiddelen 10 functioneel zijn gekoppeld met en geactueerd kunnen worden door het genoemde buitenactuatorelement voor het vertalen van de beweging van dit laatste naar de eerste kam- en kamvolgermiddelen. 24-, Machine volgens conclusie 7, m e t het 15 kenmerk, dat de snijgereedschaphouderplaat afzonderlijke onderling beweegbare delen heeft gekoppeld door veerkrachtige en flexibele middelen die normaal deze delen op onderlinge afstand van elkaar houden en aangepast zijn om een van de delen te laten bewegen ten opzichte van de ander 20 in hoofdzaak radiaal met betrekking tot de scharnieras van de genoemde plaat en de rotatie-as van de genoemde boor-spil, welk ene plaatgedeelte, dat het snijelement draagt en het andere plaatgedeelte scharnierbaar bevestigd zijn aan de boorspil, en de middelen voor het scharnierbaar actueren 25 van de genoemde snijgereedschaphouderplaat en de genoemde nastelmiddelen afzonderlijke respectievelijke binnen- en buitenactuatorelementen hebben, gemonteerd in de genoemde spindel coaxiaal ten opzichte van de spindel en van elkaar, waarbij beide actuatorelementen kunnen roteren met de spin-50 iel en onafhankelijk axiaal verschuivend kunnen bewegen in de genoemde spindel en ten opzichte van elkaar, waarbij een vermogen leverende cylindercombinatie op aandrijvende wijze gekoppeld is met het genoemde binnenactuatorelement teneinde dit element verschuifbaar te actueren longitudinaal 35 in de spindel, en een elektrische motor op aandrijvende wijze gekoppeld is met het buitenactuatorelement via de voedingsschroef en de moer teneinde op verschuifbare wijze deze longitudinaal in de spindel en op het binnenactuatorelement te actueren, terwijl verder de genoemde nastelmidde-40 len voorzien zijn van eerste kam- en kamvolgermiddelen die 80 06 18 1 geactueerd kunnen worden voor liet bewegen van bet ene plaatgedeelte en bet nastellen van bet genoemde srdjelement in radiale richting met betrekking tot de scbarnieras van de plaat en de rotatie-as van de boorspil en de tweede kam-5 en kamvolgermiddelen samenwerken met bet buitenactuator-element en de eerste kam- en kamvolgermiddelen voor bet overdragen van een beweging van bet genoemde buitenactua-torelement naar bet ene plaatgedeelte via de eerste kamen kamvolgermiddelen. ✓j Q * * * ****** * 80 06 18 t
NL8006181A 1979-11-13 1980-11-12 Gereedschapcompensatiemechanisme. NL8006181A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US9383679 1979-11-13
US06/093,836 US4309925A (en) 1979-11-13 1979-11-13 Tool compensation mechanism

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8006181A true NL8006181A (nl) 1981-06-01

Family

ID=22241073

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8006181A NL8006181A (nl) 1979-11-13 1980-11-12 Gereedschapcompensatiemechanisme.

Country Status (17)

Country Link
US (1) US4309925A (nl)
JP (1) JPS5676308A (nl)
KR (1) KR830002260B1 (nl)
AR (1) AR225451A1 (nl)
AU (1) AU6416580A (nl)
BE (1) BE885371A (nl)
BR (1) BR8006755A (nl)
CA (1) CA1152777A (nl)
DD (1) DD154203A5 (nl)
DE (1) DE3042400C2 (nl)
FR (1) FR2469236A1 (nl)
GB (1) GB2063112B (nl)
IN (1) IN152632B (nl)
IT (1) IT1132597B (nl)
NL (1) NL8006181A (nl)
PL (1) PL227814A1 (nl)
RO (1) RO84453B (nl)

Families Citing this family (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3539335A1 (de) * 1985-11-06 1987-05-21 Heller Geb Gmbh Maschf Vorrichtung zum bearbeiten von kugelig gekruemmten innenflaechen an einem werkstueck
US4789280A (en) * 1986-04-11 1988-12-06 The Cross Company Tooling assembly for automatic tool changing
DE4104474C1 (nl) * 1991-02-14 1992-04-02 Cross Europa-Werk Gmbh, 7317 Wendlingen, De
ES2173791B2 (es) * 2000-04-28 2003-06-16 Danobat Proceso para la mecanizacion de la caja del diferencial de un vehiculoy dispositivo para llevarlo a efecto.
TW491743B (en) * 2001-09-28 2002-06-21 Ind Tech Res Inst Internal active compensation method and device for axial swinging of rotatory shaft tool
US7909548B2 (en) * 2007-04-26 2011-03-22 Joint Production Technology, Inc. Spherical internal motion cutting tool
CN106061697A (zh) * 2014-03-04 2016-10-26 木构造系统株式会社 孔扩张部形成装置
CN104368840A (zh) * 2014-11-11 2015-02-25 新乡日升数控轴承装备股份有限公司 一种数控球面孔镗床
KR102203045B1 (ko) 2017-12-01 2021-01-14 가부시키가이샤 하루 기쥬츠 겐큐쇼 디퍼렌셜 케이스 가공용의 절삭공구, 디퍼렌셜 케이스의 가공기 및 디퍼렌셜 케이스의 가공 방법

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2134210A (en) * 1935-11-14 1938-10-25 Standard Stoker Co Inc Machine for finishing spherical surfaces
US2540520A (en) * 1947-01-22 1951-02-06 Carl E Dilts Machine
DE905692C (de) * 1949-06-19 1954-03-04 German Gollwitzer Stahlhalter zum Ausdrehen kugeliger Hohlraeume
US3530745A (en) * 1967-03-27 1970-09-29 Valeron Corp Retractable cam set cutter
SU432984A1 (nl) * 1972-12-26 1974-06-25 сверлильных станков
US3914678A (en) * 1973-05-16 1975-10-21 Cross Co Control system for compensating for cutting machine tool wear
DE2804698C2 (de) * 1978-02-03 1982-08-12 Samson Ag, 6000 Frankfurt Bohrkopf
SE423872B (sv) * 1979-03-23 1982-06-14 Sandvik Ab Skalborrverktyg

Also Published As

Publication number Publication date
FR2469236B1 (nl) 1984-10-26
AR225451A1 (es) 1982-03-31
IN152632B (nl) 1984-02-25
PL227814A1 (nl) 1981-08-21
FR2469236A1 (fr) 1981-05-22
CA1152777A (en) 1983-08-30
DE3042400C2 (de) 1983-04-14
RO84453A (ro) 1984-06-21
RO84453B (ro) 1984-08-30
KR830002260B1 (ko) 1983-10-21
GB2063112A (en) 1981-06-03
BE885371A (fr) 1981-01-16
US4309925A (en) 1982-01-12
DD154203A5 (de) 1982-03-03
JPS5676308A (en) 1981-06-23
IT1132597B (it) 1986-07-02
IT8024384A0 (it) 1980-08-29
BR8006755A (pt) 1981-06-09
AU6416580A (en) 1981-05-21
GB2063112B (en) 1983-05-18
DE3042400A1 (de) 1981-05-21
KR830004056A (ko) 1983-07-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
SU1160926A3 (ru) Токарно-винторезный станок
SU659075A3 (ru) Устройство дл растачивани
NL8006181A (nl) Gereedschapcompensatiemechanisme.
RU2023546C1 (ru) Инструмент для удаления заусенцев
EP0232750B1 (en) Device for performing spot-facings, in particular at the non-accessible end of through-holes
US4621548A (en) Machine tool holder unit
US4583271A (en) Method and apparatus for burnishing splines and gears using synchronously rotated gears
US4302992A (en) Piston turning machine
US3599261A (en) Apparatus for machining pipes and the like
US4553295A (en) Mechanism for lathe-working articles
GB2142851A (en) Machine tool holder unit
US2619878A (en) Apparatus for machining inclined ball seats
RU2690880C1 (ru) Приспособление для затылования зубьев плоской протяжки
SU1516244A2 (ru) Резцова головка дл многопроходной обработки внутренних поверхностей
US2995967A (en) Devices for driving workpieces on automatic machine-tools
US3596546A (en) Machine tool resetting apparatus
SU933297A1 (ru) Фрезерна насадка
SU1717287A1 (ru) Устройство дл обработки внутренних фасонных поверхностей на токарных автоматах
SU524608A1 (ru) Расточна оправка
SU1542697A1 (ru) Обточна головка
SU618204A1 (ru) Расточна оправка
SU1158300A1 (ru) Расточна головка
SU394167A1 (ru) Механизм для обработки изделий
SU1555113A1 (ru) Устройство дл алмазного выглаживани деталей
SU948630A1 (ru) Устройство дл подачи на врезание абразивной ленты копировального ленточно-шлифовального станка

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BV The patent application has lapsed