NL8005580A - Werkwijze en inrichting voor het laden van een wissel- laadbak. - Google Patents

Description

* 80334 vA/iran

Korte aanduiding : Werkwijze en inrichting voor het laden van een wissellaadbak.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het laden van een wissellaadbak op een met een op een draadkabel-hijsinrichting gebaseerde wissellaadbakin-richting uitgerust voertuig, waarbij de wissellaadbak een 5 midden aan de onderzijde van zijn voorste kopwand liggend, in de eerste plaats voor het laden op een met een ketting**laad-inrichting uitgerust voertuig bestemd grijpdeel heeft.

Voor het laden van wissellaadbakken worden bij vrachtauto's onder andere op draadkabel-hijsinrichtingen 10 gebaseerde wissellaadbakinrichtingen en op ketting-hijsinrichtingen gebaseerde wissellaadbakinrichtingen toegepast.

Deze wissellaadbakinrichtingen vereisen daardoor aan de wissellaadbak grijpdelen van verschillende soort, zodat een wissellaadbak, die een voor het laden met een wissellaadbak-15 inrichting van het kettinginrichtingtype (zie bijvoorbeeld het Finse octrooischrift 50081) geschikt grijpdeel heeft, thans niet kan worden geladen op een met een op een draadkabel-hij sinrichting gebaseerde wissellaadbakinrichting uitgeruste vrachtauto.

20 Het doel van de uitvinding is het opheffen van het genoemde nadeel, en de werkwijze volgens de uitvinding wordt in hoofdzaak gekenmerkt, doordat de vanaf elke draadkabel-haspel van de wissellaadbakinrichting komende optrek-draadkabel over tenminste twee keerrollen zodanig wordt geleid, dat de 25 kabel vanaf de in de langsrichting van het kipgestel van het voertuig buiten de overlangs gerichte gestelbalk van het kipgestel liggende, door de draadkabel haspels bepaalde lijn in de tussen de overlangs gerichte gestelbalken van het kipgestel liggende ruimte naar een plaats loopt in het midden 30 van deze ruimte, zodat de twee draadkabels zich aldaar op een « o n R 5 r n - 2 - kleine afstand van elkaar bevinden, en dat de optrek-draad-kabels aan het achtereinde van het kipgestel via een of meer nabij de middellijn van het kipgestel op voor de optrek-draadkabels geschikte plaatsen aangebrachte draadkabelrollen 5 worden geleid en de einden van de draadkabels worden verbonden met een grijporgaan, zoals een grijphaak, die met het grijpdeel van de te laden wissellaadbak samenwerkend is uitgevoerd.

De uitvinding omvat ook een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze, en de inrichting wordt in hoofdzaak 10 gekenmerkt, doordat de vanaf elke draadkabel-haspel van de wissellaadbakinrichting komende optrek-draadkabel zodanig is aangebracht, dat de kabel over tenminste twee, ten opzichte van het kipgestel vastgemonteerde of in de lengterichting daarvan verschuifbare keerroliën in de tussen de 15 overlangs gerichte gesbeSbalken van het kipgestel liggende ruimte loopt, zodat de twee draadkabels zich aldaar op een kleine afstand van elkaar bevinden, en dat op de betreffende plaatsen aan het achtereinde van het kipgestel op een tussen de gestelbalken van het kipgestel aangebrachte, dwarsgerichte 20 as een of meer draadkabel-rollen voor de geleiding van de optrek-draadkabel zijn gemonteerd, en dat aan de einden van de optrek-draadkabel een grijporgaan, zoals een grijphaak, is bevestigd, dat met het grijpdeel van de op te laden wissellaadbak samenwerkend is uitgevoerd.

25 De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening van enkele uitvoerings-voorbeelden.

Fig. 1 toont een bovenaanzicht van het vooreinde van de gestelconstructie van de wissellaadbak en het daarmede 30 verbonden grijpdeel.

Fig. 2 toont een zijaanzicht van het voorste deel van de gestelconstructie van de wissellaadbak van fig. 1.

Fig. 3 toont een bovenaanzicht van een wissellaadbakinrichting volgens de uitvinding, waarbij de optrek-draad-35 kabels op normale wijze volgens de door een wissellaadbak van het draadkabel-optrektype vereiste wijze verlopen.

Fig. 4 toont de inrichting volgens fig. 3, waarbij de optrek-draadkabels op de door een wissellaadbak van het kettinginrichting type vereiste wijze verlopen.

Λ 8005580 - 3 -

Fig. 5 en 6 tonen een voor de inrichting van fig. 3 en 4 alternatieve uitvoeringsvorm.

Fig. 7 en 8 tonen een voor de genoemde inrichtingen alternatieve uitvoeringsvorm.

5 In de figuren 1 en 2 is het voorste gedeelte weerge geven van de gestelconstructie 1 van de· wissellaadbak, die de overlangs gerichte bodembalken 2, een dwarsgerichte voorbalk 3 en een midden aan deze balk aangebrachte., als met een wissellaadbakinrichting van het kettinginrichting type samen-10 werkend bestemd grijpdeel 4 heeft.

In de figuren 3 en 4 is een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven. Deze heeft een aan het vooreinde van het kipgestel 5 aangebrachte hydromotor 6, die de op een ten opzichte van de overlangs gerichte ge-15 stelbalken 7 van het kipgestel 5 dwars aangebrachte as 9 gemonteerde draadkabel-haspels 8 ronddraait. Aan het achtereinde van het kipgestel 5 zijn op een dwars gerichte as 11 volgens fig. 3 en 4 de draadkabelrollen 10 aangebracht. De constructie en werking van een op een draadkabel-hijsinrichting gebaseerde 20 wissellaadbakinrichting van dit type zijn bijvoorbeeld beschreven in het Finse octrooischrift no. 31.134.

Teneinde de verlooplijnen van de optrek-draadkabels 12 te kunnen veranderen, zijn ongeveer midden aan het kipgestel 5 aan de beide zijden hiervan in hoofdzaak bij de nor-25 male verlooplijn van de draadkabels 12 aan het kipgestel de keerwielen 13 bevestigd. Bovendien zijn er in het voorge-deelte van het kipgestel 5 tussen de gestelbalken 7 van het kipgestel 5 andere keerwielen 14 en aan het achtereinde van het kipgestel. 5 op de as 11 op het midden van de as de één 30 of meer draadkabelrollen 15 * aangebracht.

Wanneer men met behulp van de bovenbeschreven, op een draadkabel-hijsinrichting gebaseerde wissellaadbakinrichting op het kipgestel 5 een wissellaadbak wil trekken, die een voor de toepassing met een wissellaadbakinrichting van 35 het kettinginrichting type bestemd grijpdeel volgens fig. 1 en 2 heeft, gaat men te werk op de in fig. 4 weergegeven wijze, dat wil zeggen, dat men de optrek-draadkabels 12 vanaf de draadkabelhaspels 8 zodanig leidt, dat zij over de keerwielen 13 naar de keerwielen 14 en om deze wielen verder naar 8005580 - 4 - het andere einde van het kipgestel 5 over de één of meer draadkabelrollen 15 verlopen. De einden van de optrek-draad-kabels worden met een afzonderlijk grijporgaan 16 verbonden, dat bijvoorbeeld een grijphaak is, die geschikt is voor de 5 verbinding met het grijpdeel 4 van de wissellaadbak. Daarna kan de wissellaadbak op het kipgestel 5 van het voertuig geheel volgens de gebruikelijke draadkabel-optreklaadmethode worden getrokken.

In fig. 5 en 6 is een uitvoeringsvoorbeeld van de 10 inrichting volgens de uitvinding weergegeven, die afwijkt van de voorgaande uitvoeringsvorm. De betreffende uitvoeringsvorm verschilt van de bovenweergegeven uitvoeringsvorm, doordat de keerrollen 13' en 14' zijn bevestigd aan een met betrekking tot het kipgestel 5 dwars aangebrachte balk 17, 15 welke balk vrij over de gestelbalken 7 van het kipgestel 5 in de langsrichting daarvan kan worden bewogen. In fig. 5 is overeenkomstig fig. 3 een geval weergegeven, waarin de optrek-draadkabels 12 op normale wijze over de draadkabelwielen 10 lopen voor het opladen van een voor een draadkabel-hijsin-20 richting bestemde wissellaadbak, terwijl in fig. 6 een met fig. 4 overeenkomende situatie is afgebeeld, waarin de op-trek-draadkabels 6 naar het midden van het kipgestel 5 worden geleid en aan hun einden met het grijporgaan 16 zijn verbonden. De draadkabels 12 verlopen daarbij vanaf de draadkabelhaspels 25 8 via de keerrollen 13' naar de keerrollen 14' en verder over de één of meer draadkabelrollen 15 naar het grijporgaan 16. Wanneer de wissellaadbak op het kipgestel 5 wordt getrokken kan de balk 17 zich met de keerrollen 13' en 14' vrij voor de wissellaadbak naar het vooreinde van het kipgestel verschui-30 ven.

De uitvoeringsvorm volgens fig. 7 en 8 verschilt in de eerste plaats van de hierboven weergegeven uitvoeringsvorm, doordat de hydromotor 61 en de draadkabelhaspels 81 aan het achtereinde van het kipgestel zijn aangebracht. Vanaf de draad-35 kabel-haspels 8' verlopen de draadkabels 12 normaal volgens fig. 7 om de aan de einden van de aan het vooreinde van het kipgestel 5 dwars liggende balk 8 aanwezige keerrollen 19 en verlopen terug naar het achtereinde van het kipgestel over de draadkabelwielen 10. Wanneer men met de betreffende wissel- 8005530

« I

- 5 - laadbak inrichting een wissellaadbak wil opladen, waarvan het grijpdeel soortgelijk is aan dat wat in de figs. 1 en 2 is weergegeven, leidt men de optrek-draadkabels zodanig, dat zij op de in fig. 8 weergegeven wijze verlopen, dat wil zeg-5 gen dat men aan het vooreinde van het kipgestel de draadkabels 12 wegleidt van de keerwielen 19 en deze over de keerwielen 13" en 14” leidt en verder over de één of meer draadkabel-roliën 15 naar het grijporgaan 16, waarmede de einden van de draadkabels worden verbonden.

3005580

Claims (4)

1. Werkwijze voor het laden van een wissellaadbak op een met een op een draadkabel-hijsinrichting gebaseerde wissellaadbakinrichting uitgerust voertuig, waarbij de wissel- 5 laadbak een midden aan de onderzijde van zijn voorste kopwand liggend, in de eerste plaats voor het laden op een met een ketting oplaadinrichting uitgerust voertuig bestemd grijpdeel heeft, met het kenmerk, dat de vanaf elke draadkabel-haspel (8, 8'),van de wissellaadbakinrichting komende optrek-draad-10 kabel (12) over tenminste twee keerrollen (13, 14, 13', 14', 13", 14") zodanig wordt geleid, dat de kabel vanaf de in langsrichting van het kipgestel (5) van het voertuig buiten de overlangs gerichte gestelbalk (7) van het kipgestel (5) liggende, door de draadkabelhaspels (8, 8') bepaalde lijn 15 in de tussen de overlangs gerichte gestelbalken (7) van het kipgestel (5) liggende ruimte naar een plaats in het midden van deze ruimte verloopt, zodat de twee draadkabels zich aldaar op een kleine afstand van. elkaar bevinden, en dat de optrek-draadkabels (12) aan het achtereinde van het kipgestel 20 (5) over één of meer nabij de middellijn van het kipgestel op de voor de optrek-draadkabels (12) geschikte plaatsen aangebrachte draadkabelrollen (15) worden geleid en de einden van de draadkabels (12) met een grijporgaan (16), zoals een grijphaak, worden verbonden, dat met het grijpdeel (4) van 25 de op te laden wissellaadbak samenwerkend is uitgevoerd.

2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1, waarbij tot de inrichting een aan het kipgestel aangebrachte, op een draadkabel-hijsinrichting gebaseerde wissellaadbakinrichting behoort, die een de draad- 30 kabel-haspels ronddraaiende hydromotor evenals aan beide zijden van het kipgestel vanaf de draadkabel-haspels uitgaande optrek-draadkabels omvat, met het kenmerk, dat de vanaf elke draadkabel-haspel (8, 8') van de wissellaadbakinrichting komende optrek-draadkabel (12) zodanig is aange-35 bracht, dat de kabel over tenminste twee ten opzichte van het kipgestel (5) vastgemonteerde of in de lengterichting daarvan verschuifbare keerrollen (13, 14, 13', 14', 13", 14") in de tussen de overlangs gerichte gestelbalken (7) van het kipgestel (5) liggende ruimte verloopt, zodat de twee draad- 8005580 - 7 - kabels zich aldaar op een kleine afstand van elkaar bevinden, en dat op de betreffende plaatsen aan het achtereinde van het kipgestel (5) op een tussen de gestelbalken (7) van het kipgestel aangebrachte, dwars gerichte as (11) een of meer draad-5 kabelrollen (5). voor het geleiden van de optrek-draadkabels (12) zijn gemonteerd en dat aan de einden van de optrek-draadkabels (12) een grijporgaan (16), zoals een grijphaak, is bevestigd, die met het grijpdeel (4) van de opte laden wissellaadbak samenwerkend is uitgevoerd.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de binnenste keerwielen (14, 14', 14") tussen de gestelbalken (7) van het kipgestel (5) aan het vooreinde van het kipgestel (5) liggen of tenminste zodanig zijn aangebracht, dat zij zich tijdens het laden van de wissellaadbak naar de 15 genoemde plaats verschuiven.

4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de buitenste keerwielen (14, 14’, 14") op de tussen de draadkabel haspels (8) en de aan het achtereinde van het kipgestel liggende draadkabelrollen (10) verlopende lijnen 20 liggen. 8005580