NL8005553A - Verende railbevestiging voor betondwarsliggers. - Google Patents

Description

f N/29.844-tM/f.

Verende railbevestiging voor betondwarsliggers.

De uitvinding heeft betrekking op een verende railbevestiging met veerdeel, schacht en klauw voor betondwarsliggers.

Voor de verende railbevestiging voor beton-5 dwarsliggers zijn verschillende bevestigingssoorten voorgesteld en toegepast. Volgens de laatste stand van de spoor-wegbovenbouw is het verend neerhouden van de rail op de dwarsligger de meest zinvolle bevestigingswijze.

De Duitse octrooiaanvrage 2911825.0 toont 10 een verende railbevestiging door middel van uit stafstaal gebogen veerklemmen. De hier beschreven railbevestiging heeft . het nadeel/ dat de bevestiging de rail niet direct zijwaarts geleiden kan. De zijwaartse krachten moet door een gelei-dingsplaat worden overgebracht. Verder is het ongunstig, 15 dat de betondwarsligger voor deze railbevestiging moet zijn voorzien van aanvullende wapeningen, waaronder de klauw van het bevestigingselement kan grijpen. Het vastspannen van dit railelement blijkt wegens de noodzakelijke draaibeweging moeilijk te zijn.

20 Uit het Duitse octrooischrift 1106788 is een veernagel voor houten dwarsliggers bekend, die zowel de zijwaartse krachten van de rail kan opnemen als een uiterst eenvoudige montage en demontage toelaat. Deze veernagel kan echter niet bij beton worden toegepast, daar de geringe wrij-25 vingscoëfficient tussen staal en beton niet de noodzakelijke waarde bereikt om de benodigde neerhoudkracht van de railbevestiging op te leveren. Bij inpersen van de veernagelschachten in de betondwarsligger zou de sterkte van het beton worden overschreden, zodat de betondwarsligger parallel aan de 30 wapening zou open scheuren.

De uitvinding beoogt een verende railbevestiging voor betondwarsliggers te verschaffen, die een eenvoudige montage en demontage door drukken of trekken in vertikale richting toelaat, een goede zijdelingse railaanligging heeft, 35 aan de eigenschappen van het beton is aangepast en als eenvoudig onderdeel is uitgevoerd. Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de klauw aan één zijde aan het ondereind van de schacht is aangebracht, een gat in de betondwars-0 Λ Λ r p i- -2- ligger de schacht en cë klauw van de railbevestiging vormslui-tend omgeeft en dit gat aan het dwarsliggeroppervlak een dwarsdoorsnede overeenkomstig het klauwprojectievlak loodrecht op de schachtrichting bezit en tot aan de klauwzone steeds 5 dwars op de klauwrichting over de schachtdikte verbreed uitloopt.

Een gunstige uitvoeringsvorm is gekenmerkt door de uitvoering met twee schachten, die door een rib verbonden zijn, waarbij de klauwen in het de schachten verbinden- 10 de vlak omgebogen zijn. Op doelmatige wijze spant het veer-deel de rail direct vast tegen de railvoet. Een verdere mogelijkheid is, dat het veerdeel een bevestigingsplaat of dergelijke vast spant. Ten slotte is het gunstig, dat de klauw en de as een hoek van 95-140° insluiten.

15 Met de uitvinding worden als voordelen ten opzichte van de stand van de techniek bereikt, dat een eenvoudig onderdeel voor de verende railbevestiging op beton-dwarsliggers is gevonden, dat zonder aanvullende wapening van de betondwarsligger kan worden toegepast. Op gunstige wijze 20 worden door de uitvoering van de klauw in de betondwarsligger in bedrijf aanvullende drukspanningen door de wigwerking van de klauw ingeleid, waarmee de bevestiging belangrijk tegemoet komt aan de eigenschap van het beton, beter druk- dan trek-spanningen te kunnen opnemen.

25 Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding is in de tekening afgeheeld en hierna verder beschreven.

Fig. 1 toont een railbevestiging in perspectivisch aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, fig. 2 de railbevestiging volgens fig. 1 in 30 langsdoorsnede, fig. 3 de railbevestiging volgens fig. 1 en 2 in dwarsdoorsnede in de montagestand, fig. 4 de railbevestiging volgens fig. 1 en 2 in dwarsdoorsnede in de werkstand.

35 Zoals uit fig. 1-4 blijkt, ligt een rail 1 bijvoorbeeld onder tussenschakeling van een niet afgebeelde tussenplaat op een betondwarsligger 2. De rail wordt door een verende railbevestiging 3 neergehouden. Deze railbevestiging 3 bestaat uit een veerdeel 4, een schacht 5 en een klauw 6.

40 In het afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld is de railbevestiging 3 8005553 V i -3- met twee schachten 5 en twee klauwen 6 uitgevoerd/ die door een rib 7 verbonden zijn. In de betondwarsligger 2 is een gat 8 aangebracht, dat in het bovenste gebied een dwarsdoorsnede overeenkomstig het klauwprojectievlak heeft. Het aan de 5 railvoet 9 liggende binnenste begrenzingsvlak 10 en de daaraan aansluitende zijwaartse begrenzingsvlakken 11 strekken zich loodrecht op het dwarsliggeroppervlak 12 in de betondwarsligger 2 uit. Het tegenover de railvoet 9 liggende buitenste begrenzingsvlak 13 van het gat 8 verloopt steeds schuin 10 naar buiten in de diepte van de betondwarsligger 2. Daardoor verbreedt zich het gat 8 in deze richting naar onderen. Een neus 14 is aan het binnenste begrenzingsvlak 10 aangebracht.

De neus omvat de schacht 5 en de klauw 6 van de railbevesti-ging 3 zijwaarts vormsluitend. Het neusrugvlak 15 loopt even-15 wijdig aan het buitenste begrenzingsvlak 13 en komt aan het dwarsliggeroppervlak 12 samen met het binnenste begrenzingsvlak 10 van het gat 8.

De montage van de verende railbevestiging 3 geschiedt zo, dat deze met zijn schacht 5 en zijn klauw 6 20 schuin naar buiten in het gat 8 van de betondwarsligger 2 gevoerd wordt. Daarbij kan de klauw 6 tussen het neusrugvlak 15 en het buitenste begrenzingsvlak 13 langs de neus 14 voorbij glijden (fig.3). In de werkstand (fig.4), waarbij het veerdeel 4 van de railbevestiging 3 gespannen is, wordt de 25 railbevestiging 3 vertikaal geplaatst en grijpt deze met zijn klauw 6 onder de neus 14 in het gat 8. Dit ondergrijpen wordt ondersteund door de veerwerking van de railbevestiging 3. Daardoor wordt ondersteund, dat de railbevestiging 3 in de werkstand blijft.

30 In de gunstige uitvoering van de railbeves tiging 3 met een hoek van 95-140° tussen de klauw 6 en de schacht 5 wordt verder bereikt, dat de schacht 5 door de daardoor ontstane schuinte aan de neus 14 tegen het zijwaartse begrenzingsvlak 11 gedrukt wordt.

35 De demontage van de railbevestiging 3 ge schiedt op omgekeerde wijze. Daarbij moeten de schacht 5 en de klauw 6 tegen de veerkracht naar buiten gezwenkt worden.

Het gat 8 is op gunstige wijze door de gehele betondwarsligger 2 heengevoerd. Daarbij is het onbe-4Q langrijk, hoe de begrenzingsvlakken onder de werkstand van

8 0 0 ü 5 ü X

-4- de klauw 6 verder verlopen. Om een onnodige verzwakking van de betondwarsligger te vermijden, laat men ze onder dit vlak weer vertikaal verlopen.

80 0 5 5 5 Z

Claims (5)

1. Verende railbevestiging met een veer-deel/ een schacht en een klauw voor een betondwarsligger, met het kenmerk, dat de klauw (6) aan êën zijde aan het ondereind van de schacht (5) is aangebracht, een gat 5 (8) in de betondwarsligger (2) de schacht (5) en de klauw (6) van de railbevestiging (3) vormsluitend omgeeft en dit gat (8) aan het dwarsliggeroppervlak (12) een dwarsdoorsnede overeenkomstig het klauwprojectievlak loodrecht op de schacht-richting bezit en tot aan de klauwzone steeds dwars op de 10 klauwrichting over de schachtdikte verbreed uitlpopt.

2. Verende railbevestiging volgens conclusie 1, gekenmerkt door de uitvoering met twee schachten (5), die door een rib (7) zijn verbonden, waarbij de klauwen (6) in het de schachten (5) verbindende vlak om- 15 gebogen zijn.

3. Verende railbevestiging volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat het veerdeel (4) de rail (1) direct aan de railvoet (9) vastspant.

4. Verende railbevestiging volgens con-20 clusie 1 of 2,met het kenmerk, dat het veerdeel (4) een bevestigingsplaat of dergelijke vastspant.

5. Verende railbevestiging volgens conclusie 1-4, met het kenmerk, dat de klauw (6) en de schacht (5) een hoek van 95-140° insluiten. 25 8005553