NL8004982A

NL8004982A - Elastische kabel alsmede werkwijze en inrichting voor het vervaardigen ervan.

Info

Publication number: NL8004982A
Application number: NL8004982A
Authority: NL
Original assignee: Eisler Robert
Priority date: 1979-09-07
Filing date: 1980-09-02
Publication date: 1981-03-10
Also published as: IT1132626B; DE3032936A1; IT8024425A0; BE884985A; GB2058901A; JPS5652617A; FR2465114A1

Description

» · « H.O. 29.405

Elastische kabel alsmede werkwijze en inrichting voor het vervaardigen ervan.

De uitvinding heeft betrekking op een elastische kabel ("sandow"), voorzien van haken alsmede op een werkwijze en inrichting voor het vervaardigen ervan.

De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een elastische 5 kabel gevormd uit ten minste een elastisch langwerpig orgaan waarvan ten minste een uiteinde is voorzien van een haak, bijvoorbeeld van een musketonhaak.

Er bestaan tegenwoordig diverse typen elastische kabel. De eerste typen elastische kabel zijn samengesteld uit een elastisch orgaan, ge-10 vormd door een bundel elastische draden omgeven door een gevlochten mantel. Op elk uiteinde van een dergelijke elastische kabel zijn haken aanwezig gevormd door een stijve metalen draad aangebracht om het uiteinde welke draad een haak vormt. Deze elastische kabels hebben een aantal bezwaren zoals het gewicht ervan, het risico van roest als de 15 metalen draad niet is behandeld, enzovoort. Bovendien zijn de haken ervan als zij niet van een musketon zijn voorzien gevaarlijk; zij raken los en kunnen zich bijvoorbeeld vastzetten in de omgeving enzovoort.

Tenslotte is het vervaardigen van een dergelijke haak relatief ingewikkeld en daardoor kostbaar.

20 Eveneens zijn elastische kabels bekend waarbij de haken afzonder lijk van het elastische orgaan zijn vervaardigd uit synthetisch materiaal. Deze haken zijn gevormd uit een buisvormig of enigszins kegelvormig deel dat eindigt in een haak. Voor het vervaardigen van een elastische kabel schuift men het uiteinde van het elastische orgaan in het 25 inwendige van het buisvormige element dat één geheel vormt met de haak, vervolgens brengt men een kram of een ring op het uiteinde van het elastische orgaan opdat deze ring komt te steunen op de schouder of op het gereduceerde deel van het buisvormige of kegelvormige stuk en men trekt de haak terug. Hoewel door deze samenstelling een aantal nadelen 30 van de bovenbeschreven elastische kabels met haken zijn opgeheven is deze oplossing niet volledig bevredigend. De haak uit synthetisch mate= riaal is betrekkelijk zwak; als de elastische kabel niet is gespannen glijdt de haak over het elastische orgaan en blijft niet steeds op het uiteinde ervan bevestigd. Tenslotte omvat het vervaardigen een aantal 35 handelingen die noodzakelijkerwijze met de hand moet worden uitgevoerd waardoor deze vervaardiging kostbaar wordt.

80 0 4 982 2

De uitvinding heeft tot doel een elastische kabel te verschaffen, waarbij bovengenoemde bezwaren worden opgeheven, alsmede een werkwijze en een inrichting voor het vervaardigen van een dergelijke elastische kabel.

5 Hiertoe heeft de uitvinding betrekking op een elastische kabel van het hierboven beschreven type, welke kabel het kenmerk heeft, dat de haak vervaardigd uit gespoten materiaal bestaat uit een haak verbonden met een gevormd lichaam op het einde van het elastische orgaan dat elastisch is vervormd, waarbij een inzetstuk in het inwendige van de 10 haak is geplaatst.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding is het uiteinde van het inzetstuk, dat zich bevindt in het lichaam van de haak, zodanig gebogen dat het niet evenwijdig is met de hartlijn van het elastische orgaan of van de haak.

15 Volgens een ander kenmerk is het uiteinde van het inzetstuk gebogen zodanig dat het werkelijk de hartlijn van de haak snijdt.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding is het elastische orgaan voorzien van een ring die een plaatselijke deformatie verzekert.

Dankzij de uitvinding kan men de haak in een enkele handeling ver-20 vaardigen. De plaatselijke deformaties van het elastische orgaan bevestigen dit op het lichaam van de haak en maken het mogelijk een bijzonder betrouwbare verbinding te verzekeren, die meer weerstand biedt dan de weerstand tegen het openen van de haak.

Volgens een ander kenmerk heeft de uitvinding betrekking op een 25 werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke elastische kabel volgens welke werkwijze men een plaatselijke deformatie van het uiteinde van het elastische orgaan veroorzaakt, men een inzetstuk in de vorm van een haak plaatst in de vorm en men het synthnetische materiaal in de vorm injecteert om het inzetstuk en het gedeformeerde uiteinde van 30 het elastische orgaan tot één geheel te vormen.

Volgens een bijzonder voordelig kenmerk van de werkwijze veroorzaakt men de plaatselijke deformatie van het uiteinde van de elastische kabel in het inwendige van de vorm met behulp van tegengesteld gerichte lamellen die plaatselijk de uiteinden van het elastische orgaan samen-35 drukken en injecteert men materiaal tussen de lamellen voor het behouden van de plaatselijke samendrukking na het terugtrekken van de lamellen uit de vorm. De werkwijze volgens de uitvinding heeft het voordeel van een zeer eenvoudige uitvoering.

Als bovendien het inzetstuk van de haak en het uiteinde dat plaatse-40 lijk is gedeformeerd van het elastische orgaan (dat in het inwendige 800 4 982 *_ ♦ 3 van de vorm komt) onafhankelijk zijn vereenvoudigt men het op zijn plaats brengen van deze elementen en men vermijdt dat deze elementen zich verplaatsen voor het sluiten van de vorm. In feite, als volgens de stand van de techniek het inzetstuk tot één geheel wordt gevormd met 5 het uiteinde van het elastische orgaan voor het bijvoorbeeld vormen van een ring, heeft de praktijk aangetoond dat zeer vaak dit inzetstuk zich tot een oog vormt ("se oulevait"), omdat het niet in evenwicht is en het sluiten van de vorm hindert of zelfs de vorm beschadigt.

Of volgens de werkwijze van de uitvinding komt het inzetstuk volle-10 dig in het inwendige van de vorm en kan niet uit evenwicht raken omdat het nog niet is verbonden met het elastische orgaan. Bovendien is het uiteinde van het elestische orgaan ten minste gedeeltelijk vastgeklemd in het vaste deel van de vorm ter hoogte van de doorlaatopening van het elastische orgaan.

15 Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op een gereedschap voor het vervaardigen van elastische kabels en het in uitvoering brengen van de bovenbeschreven werkwijze, welk gereedschap het kenmerk heeft, dat het oppervlak van de doorsnede van de doorgang van het elastische orgaan kleiner is dan het oppervlak van de doorsnede van het elastische 20 orgaan, dat niet is samengedrukt.

Volgens een ander kenmerk heeft de doorgangsopening voor het elastische orgaan een afgeknot kegelvormige vorm waarvan de kleinste dwarsdoorsnede is gekeerd naar de holte van de vorm.

Aan de hand van een tekening, waarin uitvoeringsvoorbeelden zijn 25 weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Fig. 1 toont een gedeeltelijke doorsnede van een uiteinde van een elastische kabel volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een gedeeltelijke doorsnede overeenkomend met die van fig. 1 en geeft een soort deformatie van het uiteinde van een elastisch 30 orgaan weer.

Fig. 3 toont een doorsnede van een variant van een bevestigingsor-gaan volgens de uitvinding.

Fig. 4 toont schematisch een eerste gereedschap voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.

35 Fig. 5 toont schematisch een tweede gereedschap voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.

Fig. 6 toont een andere uitvoeringsvorm van een haak volgens de uitvinding.

Fig. 7 toont een doorsnede over de lijn VII-VII in fig. 6.

40 Fig. 8 toont een doorsnede over de lijn VIII-VIII in fig. 6.

800 4 982 4

Fig. 9 toont een doorsnede over de lijn IX-XI in fig. 6.

Fig. 10 toont een doorsnede over de lijn X-X van fig. 6.

Fig. 11 toont een doorsnede over de lijn XI-XI van het bovenste deel van de haak.

5 Volgens de fig. 1 en 2 is een elastische kabel volgens de uitvinding samengesteld uit een elastisch orgaan 1 bevestigd aan een haak 2. Deze haak is samengesteld uit een gesp 3 verbonden met een lichaam 4 dat zelf is verbonden met het uiteinde van het elastische orgaan 1.

Het elastische orgaan 1 kan een bundel rubberdraden zijn welke bun-10 del wel of niet met een gevlochten mantel is omgeven. Ook kan een enkele elastische draad worden toegepast met of zonder omhulling. De gesp 3 van de haak 2 is gesloten door een musketon 5, die één geheel vormt met het lichaam 4.

In het inwendige van de gesp 3 is een inzetstuk 6 aangebracht waar-15 van het bovenste uiteinde 61 is teruggebogen op een wijze analoog aan de vorm van de haak, terwijl het onderste uiteinde 62 slechts licht is teruggebogen om de hartlijn X-X van de haak te snijden. Fig. 1 toont sporen 7 die zijn achtergelaten door het knijporgaan dat in de vorm heeft gediend voor het plaatselijk deformeren van het uiteinde van het 20 elastische orgaan 1.

De doorsnede in fig. 2 toont schematisch de deformatie van het uiteinde van het elastische orgaan in het inwendige van het lichaam 4.

Het knijporgaan wordt gevormd door nabij elkaar geplaatste lamellen die plaatselijk het uiteinde 1 samendrukkend deformeren. Tijdens het 25 terugtrekken ervan laten deze lamellen de sporen 7 achter die de ruwheid van het lichaam van de haak versterken; dit verbetert het grijpen van de haak. Tijdens het aldus plaatselijk deformeren van het uiteinde van het elastische orgaan 1 vormt men verankeringszones voor het gegoten materiaal.

30 De lamellen (L) zijn voldoende bij elkaar gebracht opdat tussen twee sporen 7 het elastische orgaan zich niet kan deformeren, het geheel van de deformatie is tot aan het uiteinde 9 van het orgaan 1 gedrukt in het inwendige van het lichaam.

Fig. 3 toont een variatie van de deformatie van het uiteinde van 35 het elastische orgaan. Volgens deze variant brengt men een ring of een pen 8 aan om het uiteinde van het elastische orgaan 1 waarbij de andere elementen van de haak identiek zijn.

Al naar het gebruik dat gemaakt wordt van de haak kan de musketon in feite vervallen hetzij direct bij het vormen of het injecteren, het-40 zij later door afsnijden.

80 0 4 98 2 **» « 5

Het is eveneens mogelijk slechts een deel van het inzetstuk 6 te bedekken en het hoofddeel 61 van het inzetstuk 6 dat de haak 31 vormt bijvoorbeeld vrij te laten. Het onderste uiteinde 62 van het inzetstuk 6 is gebogen op zodanige wijze dat het niet meer evenwijdig is aan de 5 hartlijn X-X van de inrichting. Dit is van belang om te voorkomen dat het inzetstuk en als gevolg daarvan het bovenste deel 31 van de gesp niet kunnen draaien om het rechter deel 33 en het uiteinde van de gesp 31 van de musketon vrij kunnen maken.

De amplitude van de plaatselijke deformaties hangt af van de elas-10 ticiteit van het elastische orgaan en/of van het synthetische materiaal dat dient voor het vervaardigen van de haak. De plaatselijke deformatie of deformaties die het uiteinde van het elastische orgaan 1 verbinden met het lichaam 4 van de haak 2 moeten weerstand bieden tegen een trekkracht die groter is dan die die het openen van de haak 31 veroor-15 zaakt.

Voor het vervaardigen van een elastische kabel voorzien van een haak plaatst men het uiteinde van het elastische orgaan 1 in een vorm en na het op zijn plaats brengen van het inzetstuk 6 sluit men de vorm.

De organen in de vorm van lamellen die zich uitstrekken in het inewen-20 dige van de vorm (niet weergegeven) drukken plaatselijk het uiteinde van het elastische orgaan samen en deformeren dit. Het is van bijzonder berlang dat de lamellen,- die deze plaatselijke deformatie verzekeren en die zich uitstrekken vanaf twee zijden van de vorm zich nabij elkaar bevinden voor het deformeren van het elastische orgaan op zodanige wij-25 ze dat een plaatselijke samendrukking plaats heeft als aangegeven in fig. 2. Omdat de lamellen dichtbij elkaar liggen en omdat de lamellen van de twee groepen tegengesteld aan elkaar zijn gericht stroomt het elastische materiaal (dat praktisch niet samendrukbaar is) naar het vrije uiteinde van het elastische orgaan, dat wil zeggen in het deel 30 overeenkomend met het lichaam 4 van de haak (fig. 2).

De lamellen maken het injecteren van synthetisch materiaal mogelijk dat na afkoeling respectievelijk harding banden vormt die de plaatselijke deformatie (samendrukking) van het elastische orgaan handhaaft.

In het geval van een plaatselijke deformatie die een ring en lamellen 35 combineert wordt de ring dichterbij het uiteinde van het elastische orgaan geplaatst dan het overeenkomstige deel op de lamellen.

Het synthetische materiaal dat is geïnjecteerd vormt het lichaam 4 en de gesp 3 en bedekt geheel of gedeeltelijk al naar gewenst het deel 61 van het inzetstuk 6. Dit inzetstuk kan bestaan uit een willekeurig 40 versterkt materiaal. Het is van bijzonder voordeel als het inzetstuk

AflO k 982 6 uit een metallisch materiaal is vervaardigd.

In het tweede geval van de werkwijze met als resultaat een haak als weergegeven in fig. 3 verbindt men tevoren een ring of dergelijke met het vrije uiteinde van het elastische orgaan om een plaatselijke defor-5 matie van dit orgaan te veroorzaken. Men plaatst dit uiteinde van het orgaan 1 in de vorm voor of na het plaatsen van het inzetstuk 6. Vervolgens injecteert men als boven aangegeven. Hoewel de ring 8 uit willekeurig materiaal kan bestaan heeft het de voorkeur dat een metallische ring wordt gebruikt.

10 Uiteindelijk kan op algemene wijze de plaatselijke deformatie van het uiteinde van het elastische orgaan worden gerealiseerd met andere middelen op het uiteinde van het elastische orgaan. Men kan bijvoorbeeld beogen (niet weergegeven) het uiteinde te openen om ten minste gedeeltelijk de vezels die het elastische orgaan vormen te bevrijden, 15 om synthetisch materiaal te injecteren op deze vezels of nog in dit uiteinde een orgaan te brengen in de vorm van een munt die plaatselijke deformatie enzovoort veroorzaakt, eventueel voltooid door een deformatie door samendrukking met behulp van een plaatje en/of een samendruk-king door lamellen van de vorm.

20 Tenslotte is het om de verbinding tussen het lichaam van de haak en het elastische orgaan te verbeteren van bijzonder voordeel in het geval van een omhuld elastisch orgaan een onder invloed van warmte smeltbare omhulling te gebruiken of een omhulling die vastlast op het synthetische materiaal dat het lichaam 4 vormt.

25 Om de werkwijze uit te voeren gebruikt men bij voorkeur een vorm als weergegeven in de fig. 4 en 5. Deze vorm is samengesteld uit twee delen 10, 11 met middelen die het mogelijk maken te voorkomen dat plastisch materiaal geïnjecteerd onder druk ontsnapt door de doorgangsope-ning 12 van het elastische orgaan 1. Hiervoor kiest men de kleinere 30 dwarsdoorsnede van de opening 12 dan de doorsnede van het elastische orgaan 1. Men kan dit deel verkleinen tot deformatie van het elastische orgaan 1 bij zijn elastische deformatiegrens. Bovendien is de vorm voorzien van een afdichting.

De opening 12 met de afgeknotte kegelvorm voor het doorlaten van 35 het elastische orgaan 1 is zodanig dat zijn kleine basis in fig.4 naast de gietholte 13 is geplaatst.

Deze opening 12 is begrensd door een groef in het deel 13 dat één geheel vormt met het deel 11 en een pen 14 opneemt van complementaire vorm aanwezig op het stuk 15 en één geheel vormt met het beweegbare 40 deel 10 van de vorm.

800 4 982 7

Als weergegeven in fig. 5 wordt de afgeknot kegelvormige opening 12 bepaald door twee delen 16, 17 die zijdelings beweegbaar zijn en in tegengestelde richting (pijlen B) om het op zijn plaats brengen van het elastische orgaan 1 mogelijk te maken. De gietruimte wordt begrensd 5 door de delen 18, 19, die eveneens beweegbaar zijn in tegengestelde richting (pijlen C). Deze twee delen 18, 19 dragen koppen 20, 21 die passen bij de delen 18, 19.

Als weergegeven in de fig. 6 tot 11 is de elastische kabel samengesteld uit een elastisch orgaan 1 bevestigd op een haak 2. Deze haak 2 10 is samengesteld uit een haak 3 verbonden met een lichaam 4. Het uiteinde van het elastische orgaan 1 is bevestigd op het lichaam 4. Deze bevestiging vormt geen plaatselijke deformatie van het einde van het elastische orgaan 1. Deze blijvende deformatie wordt verkregen met ber-hulp van knijporganen, niet weergegeven, die sporen 7 op het lichaam 4 15 achterlaten. Bij het weergegeven voorbeeld is er een spoor 7 op het voorvlak van het lichaam 4 en zijn er twee spoten op het achtervlak. Deze twee achterste sporen zijn aangegeven met stippellijnen. De plaatsing van de sporen is zodanig dat bij projectie op het symmetrievlak van de haak de sporen gericht zijn als aangegeven in fig. 9.

20 De gesp 3 van de haak is versterkt met een inzetstuk 6 in de vorm van een cirkelboog. Dit inzetstuk 6 heeft een zodanige lengte dat het onderste uiteinde 62 zich bevindt in de hartlijn van het elastische orgaan 1 en dat zijn andere uiteinde 61 net reikt tot aan het uiteinde 31 van de gesp 3.

25 In fig. 6 zijn de gaten 11 aangegeven met in hoofdzaak kegelvormige vorm en die overeenkomen met het spoor van de pennen aangebracht op het inwendige van de vorm voor het plaatsen van het inzetsuk 106 tijdens het gieten. Deze pennen zijn zodanig verdeeld dat ten minste drie steunpunten voor het inzetstuk worden verkregen als schematisch weerge-30 geven in fig. 11.

De haak is gesloten door een musketon 5 waarvan de doorsnede veel kleiner is dan die van de gesp en van het lichaam omdat de musketon als enige functie heeft het sluiten van de haak. Als aangegeven in fig. 8 heeft de musketon een rechthoekige dwarsdoorsnede waarbij de grote zij-35 den evenwijdig liggen met het symmetrievlak (vlak van tekening van fig.

6). Dit maakt het mogelijk de musketon te deformeren en elastisch om te slaan naar de ene of de andere zijde van het symmetrievlak. Door het openen van de haak. Het uiteinde 31 van de haak is afgerond terwijl het uiteinde van de musketon ten opzichte van het uiteinde van de haak in 40 hoofdzaak vlak is.

flfl fl L Ofi 2 8

De verbinding tussen het lichaam 4 en de musketon 5 heeft plaats door een verbindingsoppervlak 41.

Fig. 7 toont in gedeeltelijke dwarsdoorsnede de plaatsing van de verschillende elementen en in het bijzonder die van het inzetstuk 6 in 5 de haak 3 en in het lichaam 4. De doorsneden van de fig. 8, 9, 10 tonen de vorm van het lichaam 4 in verschillende snijvlakken en de verbinding tussen het lichaam 4 en de musketon 5.

De doorsnede volgens fig. 11 toont als hierboven aangegeven de plaatsing van het inzetstuk in de haak en in het bijzonder de sporen 11 10 van de plaatsingspennen van de haak in de vorm.

Volgens een voorkeursuitvoering heeft het inzetstuk 6 een cirkelvormige dwarsdoorsnede.

Het vervaardigen en het gieten van een dergelijke haak op het uiteinde van een elastisch orgaan zijn eenvoudige en weinig kostbare han-15 delingen.

In de eerste plaats heeft het inzetstuk 6 een eenvoudige geometrische vorm want het gaat hierbij om een deel van een ring of een cirkelboog uit een ferrometaal met cirkelvormige doorsnede. De vorm van de haak is op zichzelf betrekkelijk eenvoudig waardoor de kosten van het 20 vervaardigen van de vorm laag zijn. Omdat de musketon een eenvoudige vorm heeft en er geen inklikken plaats heeft op het overeenkomstige uiteinde van de haak is de vorm eenvoudig zonder dat het noodzakelijk is in de uitgang van de vorm de musketon te klikken in het overeenkomstige uiteinde van de haak welke handeling noodzakelijk is bij bepaalde 25 musketonhaken.

Bovendien is de opening van de haak betrekkelijk groot terwijl de musketon zich zijdelings verplaatst (dat wil zeggen loodrecht op het vlak van fig. 6) in tegenstelling tot musketon met inklikorganen die naar achteren buigen in hetzelfde vlak als dat van de haak. In dit 30 laatste geval is de opening betrekkelijk klein des te meer naarmate de haak geen cirkelvormige vorm heeft maar een langwerpige vorm.

Tenslotte is het inzetstuk met weinig kosten te vervaardigen omdat het gaat om een stuk dat in grote serie kan worden vervaardigd waarbij niet veel opeenvolgende handelingen vereist zijn van snijden, buigen, 35 enzovoort.

Tenslotte is het plaatsen van het inzetstuk zeer eenvoudig omdat het inzetstuk komt te rusten op pennen aangebracht in de vorm. Als het inzetstuk een cirkelvormige doorsnede bezit plaatst het zich automatisch op de punten die bij voorkeur een ondersteuning op drie punten 40 verzekeren.

800 4 982

Claims

1. Elastische kabel ("Sandow") gevormd uit ten minste een elastisch langwerpig orgaan waarvan ten minste één uiteinde is voorzien van een haak, bijvoorbeeld een musketon, met het kenmerk, dat de haak, vervaar- 5 digd uit gespoten materiaal bestaat uit een gesp verbonden met een gevormd lichaam op het uiteinde van het elastische plaatselijk gedeformeerde orgaan waarbij een inzetstuk is aangebracht in het inwendige van de gesp.

2. Elastische kabel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 10 uiteinde van het inzetstuk dat zich in het lichaam van de haak bevindt gebogen is zodanig dat het niet evenwijdig is met de hartlijn van het elastische orgaan of van de haak.

3. Elastische kabel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het uiteinde van het inzetsuk is omgevouwen zodanig dat de hartlijn van de 15 haak werkelijk wordt gesneden.

4. Elastische kabel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het elastische orgaan is voorzien van een ring die een plaatselijke deformatie verzekert.

5. Elastische kabel gevormd uit ten minste een langwerpig elastisch 20 orgaan waarvan ten minste een uiteinde is voorzien van een haak, bijvoorbeeld een musketon, waarbij de haak, die is vervaardigd uit gespoten materiaal bestaat uit een gesp verbonden met een gevormd lichaam op het uiteinde van het elastische orgaan, dat plaatselijk is gedeformeerd met een inzetstuk in het inwendige van de gesp, volgens conclusie 1, 25 met het kenmerk, dat het inzetstuk en de gesp de vorm hebben van een cirkelboog.

6. Elastische kabel gevormd uit ten minste een langwerpig elastisch orgaan waarvan ten minste één uiteinde is voorzien van een haak, bijvoorbeeld een musketon, waarbij de haak gevormd uit gespoten materiaal 30 bestaat uit een gesp die is verbonden met een gevormd lichaam op het uiteinde van het elastische orgaan, dat plaatselijk is gedeformeerd, met een inzetstuk in het inwendige van de gesp, volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de musketon een betrekkelijk dunne lamel is die zich uitstrekt vanaf het uiteinde van de haak welke lamel een elastici-35 teit bezit die het mogelijk maakt hem naar opzij te vouwen ten opzichte van het symmetrievlak van de haak.

7. Elastische kabel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de musketon een rechthoekige dwarsdoorsnede heeft waarvan de grote zijde evenwijdig is met het symmetrievlak. 80 0 4 982

8. Elastische kabel volgens één van de conclusies 5 tot 7, met het kenmerk, dat de haak een hexagonale doorsnede bezit.

9. Elastische kabel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het inzetstuk de vorm heeft van een cirkelboog met een doorsnede die ten 5 minste in hoofdzaak cirkelvormig is.

10. Werkwijze voor het vervaardigen van elastische kabels volgens één of meer van de conclusies 1 tot 9, met het kenmerk, dat men een plaatselijke deformatie uitvoert op het uiteinde van het elastische orgaan, met een inzetstuk in de vorm van een gesp geplaatst in de vorm en 10 men het synthetische materiaal in de vorm injecteert voor het verbinden van het inzetstuk en het gedeformeerde uiteinde van het elastische orgaan.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat men het plaatselijk deformeren van het uiteinde van de elastische kabel in het 15 inwendige van de vorm uitvoert met behulp van zich in tegengestelde richting uitstrekkende lamellen die plaatselijk het uiteinde van het elastische orgaan samendrukken en men synthetisch materiaal injecteert tussen de lamellen voor het blokkeren van de plaatselijke deformatie tijdens het afkoelen of harden van het synthetische materiaal.

12. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat men plaat selijk het uiteinde van het elastische orgaan deformeert voor het plaatsen ervan in de vorm met behulp van een ring of een pen.

13. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 10 tot 12, met het kenmerk, dat men het uiteinde van het elastische orgaan voorziet 25 van een ring en men bovendien dit uiteinde vervormt door samendrukken ervan met behulp van de vorm.

14. Werkwijze volgens één of meer van de conclusies 10 tot 13, met het kenmerk, dat men het synthetische ingespoten materiaal last op de omhulling die het elastische orgaan omgeeft.

15. Gereedschap voor het vervaardigen van elastische kabels volgens één of meer van de conclusies 1 tot 9 respectievelijk het uitvoeren van de werkwijze volgens één of meer van de conclusies 10 tot 14, omvattende twee vormdelen die een vormholte begrenzen, met het kenmerk, dat in de holte ter hoogte van de uitgangsopening van het elastische orgaan de 35 dwarsdoorsnede van de doorgangsopening van het elastische orgaan kleiner is dan de dwarsdoorsnede van het elastische orgaan, dat niet is samengedrukt . Gereedschap volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de doorgangsopening van het elastische orgaan de vorm heeft van een afgeknotte 40 kegel waarvan de kleine doorsnede is gekeerd naar de gietholte. 80 0 4 982

17. Gereedschap volgens één of meer van de conclusies 15 of 16, met het kenmerk, dat in het deel van de gietholte dat het uiteinde van het elastische orgaan opneemt elk van de twee delen van de vorm lamellen bezit die zijn bedoeld om het elastische orgaan samen te drukken.

18. Werkwijze volgens de conclusies 10 tot 14 voor het vervaardigen van een elastische kabel volgens één of meer van de conclusies 5 tot 9 met het kenmerk, dat men een inzetstuk met in hoofdzaak cirkelvormige dwarsdoorsnede gebruikt en men een vorm gebruikt met pennen die zich uitstrekken vanaf het niveau van het deel van de vorm dat dient voor 10 het vormen van de haak, welke pennen dienen voor het opnemen van het inzetstuk voor het injecteren. 800 4 982