NL8004665A - Elektrische schakelinrichting voor de koppeling van een automotor. - Google Patents

Elektrische schakelinrichting voor de koppeling van een automotor. Download PDF

Info

Publication number
NL8004665A
NL8004665A NL8004665A NL8004665A NL8004665A NL 8004665 A NL8004665 A NL 8004665A NL 8004665 A NL8004665 A NL 8004665A NL 8004665 A NL8004665 A NL 8004665A NL 8004665 A NL8004665 A NL 8004665A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
switch
unit
gear
lever
shift
Prior art date
Application number
NL8004665A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Daihatsu Motor Co Ltd
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP11255479A external-priority patent/JPS5638991A/ja
Application filed by Daihatsu Motor Co Ltd filed Critical Daihatsu Motor Co Ltd
Publication of NL8004665A publication Critical patent/NL8004665A/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H59/00Control inputs to control units of change-speed-, or reversing-gearings for conveying rotary motion
    • F16H59/02Selector apparatus
    • F16H59/0217Selector apparatus with electric switches or sensors not for gear or range selection, e.g. for controlling auxiliary devices
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60WCONJOINT CONTROL OF VEHICLE SUB-UNITS OF DIFFERENT TYPE OR DIFFERENT FUNCTION; CONTROL SYSTEMS SPECIALLY ADAPTED FOR HYBRID VEHICLES; ROAD VEHICLE DRIVE CONTROL SYSTEMS FOR PURPOSES NOT RELATED TO THE CONTROL OF A PARTICULAR SUB-UNIT
    • B60W10/00Conjoint control of vehicle sub-units of different type or different function
    • B60W10/02Conjoint control of vehicle sub-units of different type or different function including control of driveline clutches
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60WCONJOINT CONTROL OF VEHICLE SUB-UNITS OF DIFFERENT TYPE OR DIFFERENT FUNCTION; CONTROL SYSTEMS SPECIALLY ADAPTED FOR HYBRID VEHICLES; ROAD VEHICLE DRIVE CONTROL SYSTEMS FOR PURPOSES NOT RELATED TO THE CONTROL OF A PARTICULAR SUB-UNIT
    • B60W10/00Conjoint control of vehicle sub-units of different type or different function
    • B60W10/10Conjoint control of vehicle sub-units of different type or different function including control of change-speed gearings
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60WCONJOINT CONTROL OF VEHICLE SUB-UNITS OF DIFFERENT TYPE OR DIFFERENT FUNCTION; CONTROL SYSTEMS SPECIALLY ADAPTED FOR HYBRID VEHICLES; ROAD VEHICLE DRIVE CONTROL SYSTEMS FOR PURPOSES NOT RELATED TO THE CONTROL OF A PARTICULAR SUB-UNIT
    • B60W30/00Purposes of road vehicle drive control systems not related to the control of a particular sub-unit, e.g. of systems using conjoint control of vehicle sub-units
    • B60W30/18Propelling the vehicle
    • B60W30/1819Propulsion control with control means using analogue circuits, relays or mechanical links
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16DCOUPLINGS FOR TRANSMITTING ROTATION; CLUTCHES; BRAKES
    • F16D48/00External control of clutches
    • F16D48/06Control by electric or electronic means, e.g. of fluid pressure
    • F16D48/068Control by electric or electronic means, e.g. of fluid pressure using signals from a manually actuated gearshift linkage
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16DCOUPLINGS FOR TRANSMITTING ROTATION; CLUTCHES; BRAKES
    • F16D2500/00External control of clutches by electric or electronic means
    • F16D2500/10System to be controlled
    • F16D2500/102Actuator
    • F16D2500/1028Pneumatic
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16DCOUPLINGS FOR TRANSMITTING ROTATION; CLUTCHES; BRAKES
    • F16D2500/00External control of clutches by electric or electronic means
    • F16D2500/10System to be controlled
    • F16D2500/104Clutch
    • F16D2500/10406Clutch position
    • F16D2500/10412Transmission line of a vehicle
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16DCOUPLINGS FOR TRANSMITTING ROTATION; CLUTCHES; BRAKES
    • F16D2500/00External control of clutches by electric or electronic means
    • F16D2500/30Signal inputs
    • F16D2500/308Signal inputs from the transmission
    • F16D2500/30806Engaged transmission ratio
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16DCOUPLINGS FOR TRANSMITTING ROTATION; CLUTCHES; BRAKES
    • F16D2500/00External control of clutches by electric or electronic means
    • F16D2500/70Details about the implementation of the control system
    • F16D2500/704Output parameters from the control unit; Target parameters to be controlled
    • F16D2500/70422Clutch parameters
    • F16D2500/70424Outputting a clutch engaged-disengaged signal
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H63/00Control outputs from the control unit to change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion or to other devices than the final output mechanism
    • F16H63/40Control outputs from the control unit to change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion or to other devices than the final output mechanism comprising signals other than signals for actuating the final output mechanisms
    • F16H63/46Signals to a clutch outside the gearbox
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T74/00Machine element or mechanism
    • Y10T74/20Control lever and linkage systems
    • Y10T74/20012Multiple controlled elements
    • Y10T74/20018Transmission control
    • Y10T74/2014Manually operated selector [e.g., remotely controlled device, lever, push button, rotary dial, etc.]
    • Y10T74/20159Control lever movable through plural planes

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Automation & Control Theory (AREA)
  • Arrangement Or Mounting Of Control Devices For Change-Speed Gearing (AREA)
  • Control Of Driving Devices And Active Controlling Of Vehicle (AREA)
  • Hydraulic Clutches, Magnetic Clutches, Fluid Clutches, And Fluid Joints (AREA)

Description

i. £ T Sch/lh/Daihatsu/1 *; -1-
Elektrische schakelinrichting voor de koppeling van een automotor 5 De uitvinding heeft betrekking op een elektrische schakelinrichting voor het sequentieel bedienen van de koppeling van een automotortransmissie.
Bij een auto met een aandrijfinrichting, waarbij gebruik wordt gemaakt van een met de hand verschuifbare 10 transmissie en een tussen de transmissie en de uitgangsas van de motor aangebrachte, met de hand bedienbare koppeling, vindt het schakelen plaats door het hanteren van een ver-snellingshefboom, die op de stuurkolom of de autobodem is . aangebracht. In het algemeen dient de chauffeur, voorafgaand 15 aan het verplaatsen van de versnellingshefboom voor het uitvoeren van een versnellingswisseling in de transmissie, een koppelingspedaal in te trappen voor het ontkoppelen van de koppeleenheid, via welke de motor de ingangsas van de transmissie aandrijft. Op deze wijze wordt de versnellingshefboom 20 door de chauffeur gehanteerd, wanneer de koppelingseenheid zich in zijn ontkoppelde positie bevindt, waarin de overbrenging van de motor naar de ingangsas van de transmissie is onderbroken. De aldus ontkoppelde koppeleenheid wordt opnieuw in zijn gekoppelde toestand gebracht na voltooiing 25 van de versnellingswisseling, waardoor de motor opnieuw de ingangsas van de transmissie kan aandrijven.
Met behulp van de aandrijfinrichting van het bovenbeschreven type is voor het hanteren van de versnellingshefboom een zekere vaardigheid van de bestuurder nodig, 30 terwijl het hanteren tevens tijd en moeite kost. Met het oog hierop is reeds een verbetering voorgesteld, waarbij de genoemde bezwaren zijn overwonnen, en de vervaardigings-kosten geringer zijn dan die van de bekende aandrijfinrichting met gebruikmaking van automatische transmissie- en een 35 automatisch bediende koppeling; volgens deze bekende verbetering wordt gebruik gemaakt van een aandrijfinrichting
fl/1 AA AAR
-2- met een met de hand verschuifbare transmissie en een automatische koppeling, zoals bijvoorbeeld is onthuld in de Amerikaanse Octrooischriften 2.732.447, nr. 3.910.388, nr. 4.144.424 en nr. 4.158.404.
5 De uitvinding betreft de aandrijfinrichting van het type, waarbij gebruik wordt gemaakt van een met de hand verschuifbare transmissieeenheid en een automatisch bediende koppeling en beoogt het verschaffen van een verbeterde elektrische schakelinrichting daarvoor, die een eenvoudige 10 constructie vertoont, een gering aantal schakelaars bezit en die derhalve goedkoop kan worden vervaardigd en geïnstalleerd in een auto in samenhang met de met de hand bedienbare ver-snellingshefboom voor de transmissieeenheid.
Volgens de uitvinding wordt een elektrische 15 schakelinrichting verschaft voor toepassing in samenhang met een aandrijfinrichting met een met de hand verschuifbare transmissieeenheid, die omvat: een versnellingshefboom, die in een eerste en een tweede versnellingswisselingsrichting verplaatsbaar is, welke richtingen onderling tegengesteld 20 zijn, waarbij de versnellingshefboom na verplaatsing in de eerste versnellingswisselingsrichting verschuifbaar is in elke gewenste versnellingspositie van één groep en na verplaatsing in de tweede versnellingswisselingsrichting verschuifbaar is in elke gewenste versnellingspositie van een 25 andere groep, met inbegrip van de achteruitrijdpositie, alsmede een automatisch bestuurde koppelingseenheid, die is aangebracht tussen de transmissieeenheid en een automotor en is ingericht voor het selectief aannemen van een gekoppelde en een ontkoppelde positie, welke koppelingseenheid 30 in'de gekoppelde positie vermogensoverdracht tussen de automotor en de transmissieeenheid bewerkstelligt en in de ontkoppelde positie deze vermogensoverdracht onderbreekt.
De elektrische schakelinrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat een bedieningsorgaan, waarvan een 35 elektromagnetische besturingseenheid deel uitmaakt, die elektrisch is verbonden met een elektrische voedingsbron en werkzaam is voor het in de ontkoppelde en gekoppelde positie brengen van de koppelingseenheid, wanneer resp. de elektro- 8004665 -3- d- Η magnetische besturingseenheid wordt bekrachtigd en niet bekrachtigd, de besturingsschakeling voor het selectief openen en sluiten van een keten tussen de elektromagnetische besturingseenheid en de elektrische voedingsbrong, alsmede 5 een schakeleenheid, waarvan een slagschakeleenheid en een knopschakeleenheid deel uitmaken, welke eenheden met elkaar in serie zijn geschakeld voor het besturen van de werking van de besturingsschakeling. De slagschakeleenheid omvat een normaal open eerste, tweede en derde schakelaar, welke eerste 10 schakelaar wordt gesloten onder invloed van de verplaatsing van de versnellingshefboom in de eerste versnellingswisselings-verschuivingsrichting, welke tweede schakelaar wordt gesloten onder invloed van de verplaatsing van de versnellingshefboom in de tweede versnellingswisselingsrichting en welke 15 derde schakelaar wordt gesloten onder invloed van de verplaatsing van de versnellingshefboom in zowel de eerste als de tweede versnellingswisselingsrichting, waarbij de eerste, de tweede en de derde schakelaar parallel met elkaar geschakeld zijn.
De knopschakeleenheid maakt deel uit van een op 20 de versnellingshefboom aangebrachte, met de hand bedienbare knopeenheid voor scharnierbare verplaatsing in de onderling tegengestelde eerste en tweede schakelrichting en omvat een normaal gesloten vierde schakelaar, die in serie is geschakeld met de tweede schakelaar, een in serie met de 25 eerste schakelaar geschakelde, normaal gesloten vijfde schakelaar, alsmede een in serie met de derde schakelaar geschakelde, normaal gesloten zesde schakelaar. Bij scharnieren in de eerste schakelrichting door het uitoefenen van een uitwendige hanteringskracht, zoals die vereist is voor het ver-30 plaatsen van de versnellingshefboom in de eerste versnellingswisselingsrichting opent de knopeenheid de vierde en de zesde schakelaar, maar opent de vijfde schakelaar bij het scharnieren in de tweede schakelrichting door het uitoefenen van een andere uitwendige bedieningskracht, zoals die ver-35 eist is voor het verplaatsen van de versnellingshefboom in de tweede versnellingswisselrichting.
De besturingsschakeling kan of wel een in serie met de elektromagnetische besturingseenheid geschakelde -4- schakeltransistor of een relaiseenheid met een relaisspoel omvatten, die is aangesloten tussen de elektrische voedingsbron en de schakeleenheid, en een in serie met de elektromagnetische besturingseenheid opgenomen relaisschakelaar.
5 De eerste, de tweede en de derde schakelaar van de slagschakeleenheid zijn bij voorkeur zo ontworpen, dat de eerste of de tweede schakelaar wordt gesloten, wanneer de versnellingshefboom wordt verplaatst vanuit een neutrale positie over een met 80 tot 100% van de totale slag correspon-10 derende richting, vereist om de versnellingshefboom te verplaatsen vanuit de neutrale positie naar één van de verschillende versnellingsposities van de corresponderende groep in de corresponderende richting, terwijl de derde schakelaar is gesloten, wanneer de versnellingshefboom over 30"tot 80% 15 van zijn totale slag wordt verplaatst vanuit zijn neutrale positie. Door deze rangschikking wordt het voordeel verkregen, dat ongewenste en/of onnodige ontkoppeling van de koppelingseenheid wordt vermeden, die anders zou optreden onder invloed van trillingen van de transmissieeenheid na 20 het uitvoeren van een versnellingswisseling.
De genoemde en verdere kenmerken zullen in de nu volgende beschrijving worden verduidelijkt aan de hand van de tekening. In de tekening tonen:
Fig. 1 een perspectivisch aanzicht van een auto-25 motor, waarop het principe van de uitvinding wordt toegepast;
Fig. 2 een bovenaanzicht van een deksel voor een versnellingsbak voor het dragen van éen versnellingshefboom, waarbij het patroon is weergegeven voor verplaatsing van de 30 versnellingshefboom in verschillende versnellingsposities;
Fig. 3 een schematisch longitudinaal dwarsdoor-snedeaanzicht van een gedeelte van een transmissieeenheid, waarin de bijzonderheden van een schakelaar in samenhang met de transmissieverschuivingsvorken zijn getoond; 35 Fig. 4 een perspectivisch aanzicht van een slag- schakeleènheid, die.kan worden toegepast in de inrichting volgens de uitvinding;
Fig. 5 een bovenaanzicht van de slagschakeleenheid 8004665 4 » -5- volgens fig. 4;
Fig. 6 een zij-doorsnedeaanzicht van de slag-schakeleenheid volgens fig. 4;
Fig. 7 een schema van de rangschikking van diverse 5 contactelementen van de slagschakeleenheid;
Fig. 8 een longitudinaal dwarsdoorsnedeaanzicht van een knopeenheid in één richting, waarin de bijzonderheden van de van de knopeenheid deeluitmakende schakelaars zijn weergegeven? 10 Fig. 9 een met fig. 8 corresponderend aanzicht, waarin de knopeenheid vanuit een verschillende richting is gezien?
Fig. 10 een dwarsdoorsnedeaanzicht langs de lijn X
in fig. 8; 15 Fig. 11 een dwarsdoorsnedeaanzicht langs de lijn XI in fig. 8?
Fig. 12 een schema van een door de inrichting volgens de uitvinding te bedienen koppelingsbesturings-mediums ch akeling ? 20 Fig. 13 een langsdoorsnede van een gedeelte van een in fig. 12 getoonde twee-standen klep in een andere bedrijf spositie?
Fig. 14 een elektrisch schakelschema, waarvan de inrichting volgens de uitvinding deel uitmaakt? 25 Fig. 15 een elektrische schakeling van de schakelaars in de knopeenheid volgens een variant van de uitvinding ? en
Fig. 16 een elektrisch schakelschema van een variant van de in. de schakeling volgens fig. 14 toegepaste 30 besturingsschakeling.
Alvorens over te gaan tot de beschrijving van de uitvinding wordt opgemerkt, dat in de verschillende figuren dezelfde onderdelen telkens met dezelfde verwijzingssymbolen zijn aangeduid.
35 Fig. 1 allereerst toont een automotor, die van bekende constructie kan zijn en een motorhuis EC omvat, een vloeistofkoppeling en een koppelingshuis TC, alsmede een met de hand verschuifbare transmissieeenheid Tü aan de ene -6- zijde van de vloeistofkoppeling en het koppelingshuis TC, tegenover het motorhuis EC, die alle in lijn met elkaar zijn gekoppeld, zoals de vakman bekend is. Het motorhuis EC vertoont een krukas 10 (zie fig. 12) die, wanneer een koppelings-5 eenheid in zijn koppelingspositie wordt gehouden, voor bedrijf is gekoppeld met een vermogensingangsas 11 (zie fig. 12) van de transmissieeenheid Tü voor het overdragen van een van de motor afkomstige rotatieas vanaf de automotor met inwendige verbranding naar de transmissieeenheid TU. Deze 10 eenheid TU draagt op zijn beurt de rotatiekracht via een uitgangsas (niet getekend) over naar de voorassen van de auto (niet getekend) door middel van een eindaandrijfeenheid en een differentieel.
Zoals in de tekening is weergegeven, vertoont het 15 motorhuis EC een carburator 12, een luchtfilter 13, een verdeler 14 en een oliefilter 15, die daarop allen volgens een bekende rangschikking zijn aangebracht.
De vloeistofkoppeling en het koppelingshuis TC bevatten een koppelomvormer en een koppelingseenheid, die 20 in fig. 12 in het algemeen zijn aangeduid met 16 en 17.
Verwijzend naar fig. 12 omvat de vloeistofkoppeling 16 een aandrijforgaan 18, dat star is aangebracht op de krukas via een torusvormige omhulling 19 van de koppelomvormer, alsmede een aangedreven orgaan of turbine 20, die star is 25 aangebracht op een tussenas 21 en zich bevindt binnen een ruimte S, die wordt begrensd door het aandrijforgaan 18 en de torusvormige omhulling 19. Het ene eind van de tussenas 21, dat is opgenomen in de krukas 10 voor een daarvan onafhankelijke rotatie, terwijl het andere einde star is verbonden, 30 bijvoorbeeld als ëén geheel is gevormd, met een van de koppelingseenheid 17 deeluitmakend koppelingswiel 22.
Volgens deze constructie kan een van de krukas 10 afkomstige rotatiekracht via het aandrijforgaan 18 worden overgedragen naar de tussenas 21, en vandaar via de vloeistofkoppeling 35 naar de turbine 20, zoals de deskundige bekend is.
Nog steeds wordt verwezen naar fig. 12; de in deze figuur getoonde koppelingseenheid 17 is van het type met een membraanveer en omvat, behalve het koppelingswiel 22, 8004665 • n -7- een op de transmissieingangsas 11 aangebrachte koppelings-plaat 23 voor axiale verplaatsing ten opzichte van de as 11, een ringvormige drukplaat 24, die axiaal ten opzichte van de transmissieingangsas 11 verplaatsbaar is voor selectieve 5 koppeling en ontkoppeling van de drukplaat 24 ten opzichte van het koppelingswiel 22, alsmede een de drukplaat 24 aan een buitenste omtreksdeel daarvan dragende membraanveer 25.
De membraanveer 25 is door middel van een koppelingvrijgeef-lager 27 aangebracht op een ontkoppelring 26, die axiaal ver-10 plaatsbaar is aangebracht op een bus 28, die als êén geheel is gevormd met de koppelomvormer en het koppelingshuis TC en zich naar het inwendige van het huis TC uitstrekt in aliënering met de krukas 10. De koppelingseenheid 17 omvat verder een vrijgeefhefboom 29 met aan één einde daarvan 15 aangebrachte gevorkte einden 29a, die zich uistrekken over de zich inwendig uitstrekkende sleuf 28, en op de resp. zijden van de bus 28 zijn geplaatst en in aangrijping verkeren met de ontkoppelring 26. De vrijgeefhefboom 29 is op een koppelingsvrijgeefas 30 aangebracht, waarvan het ene 20 einde star is verbonden met het andere einde van de vrijgeefhefboom 29 binnen de vloeistofkoppeling en het koppelingshuis TC en het andere einde uitwendig ten opzichte van de vloeistofkoppeling en het koppelingshuis TC is geplaatst, welk andere einde van de vrijgeefas 30 op zijn beurt 25 is verbonden met een koppelingsbedieningshefboom 31. Deze hefboom 31 is scharnierbaar rond de vrijgeefas 30 tussen een gekoppelde en ontkoppelde positie, éën en ander zoals later zal worden besproken, en wordt -normaliter naar zijn gekoppelde positie gedrongen door de werking van een terug-30 trekveer 32, zoals in fig. 12 is weergegeven. Indien en zolang als de koppelingsbedieningsas 31 in de gekoppelde positie wordt gehouden volgens fig. 12, vertoont de membraanveer 25 een •konvorm' in een van het koppelingswiel 22 afgewende richting, waardoor een voorspanningskracht wordt uit-35 geoefend op de koppelingsplaat 23 via de drukplaat 22, waardoor deze plaat 23 tegen het koppelingswiel 22 wordt gedrongen. In deze situatie kan de van de krukas 10 afkomstige rotatieas, die wordt overgedragen naar de tussenas 21, via -8- het koppelingswiel 22 worden overgedragen naar de transmissie-ingangsas 11 en vandaar door de koppelingsplaat 23, zodat een vermogensoverdrachtlijn wordt gevormd tussen de motor en de transmissieeenheid TU. Indien daarentegen de koppelingsbe-5 dieningsas 31 wordt gescharnierd vanuit de gekoppelde positie naar de ontkoppelde positie tegen de werking van de terug-trekveer 32 in, zoals later zal worden beschreven, duwt de vrijgeefhefboom 29 tegen de ontkoppeling 26, waardoor de mem-' braanveer 25 doorbuigt in de richting van het koppelingswiel 10 22, waardoor tevens de drukplaat 24 vanaf het koppelingswiel 22 wordt verplaatst. Bij verplaatsing van de drukplaat 24 vanafi.'hët koppelingswiel 22, wordt de koppelingsplaat 23, die in contact is gedrongen met het koppelingswiel 22, ontkoppeld van het koppelingswiel 22, waardoor de vermogensoverdrachtlijn 15 tussen de motor en de transmissieeenheid Tü wordt onderbroken.
De aandacht wordt erop gevestigd, dat zoals in fig. 12 is weergegeven, de tussenas 21, waarvan het ene einde in de krukas 10 is ingestoken voor daarvan onafhankelijke rotatie, het ene einde van de transmissieingangsas 11 opneemt, 20 dat daarin is ingestoken- voor van de tussenas onafhankelijke rotatie. Dienovereenkomstig wordt de zowel de turbine als het daarop aangebrachte koppelingswiel 22 dragende tussenas 21 in aliënering met de krukas 10 en de transmissieingangsas 11 gedragen.
25 Nu wordt opnieuw verwezen naar fig. 1; de trans- missieéenheid Tü is via een later te beschrijven versnellings-wisselingskoppelsysteem voor bedrijf gekoppeld met een ver-snellingshefboom 33. Het ene einde daarvan vertoont een knop-eenheid 34, die voor de hand van een chauffeur toegankelijk 30 is, en het andere einde is zodanig verplaatsbaar ondersteund, zoals later zal worden beschreven, dat de versnellingshef-boom 33 volgens een in fig. 2 getoond, vooraf bepaald patroon kan bewegen. In samenhang met het verplaatsingspatroon van de versnellingshefboom 33 wordt aangenomen, dat de voor het be-35 schrijven van de onderhavige uitvinding gebruikte, met de hand verschuifbare transmissieeenheid Tü van het type met vier voorwaartse versnellingen en één achterwaartse versnelling met een parkeervergrendelstand is, die koppelbaar is 80 0 4 66 5 -9- met een corresponderende pal, die kan zijn aangebracht op het transmissiehuis. Zoals in fig. 2 is weergegeven, wordt corresponderend aangenomen, dat de versnellingshefboom 33 verplaatsbaar is vanuit een neutrale positie ën naar zes ver-5 schillende versnellingsposities, die bestaan uit een eerste,een tweede, een derde en een vierde voorwaartse versnellings-positie "l", ”2”, "3" en "4“, een achterwaartse versnellings-positie "R" en een parkeerpositie "P". Voor dit doel is een bovendeksel 35, dat deel uitmaakt van een naast de bestuurders 10 stoel op de binnenvloer van de auto aangebrachte lagerkast 36, waardoorheen de versnellingshefboom 33 zich uitstrekt, voorzien van twee geleidingssleuven 35a en 35b, die zich vanaf de neutrale positie én voor de versnellingshefboom 33 in onderling tegengestelde richtingen V en W uitstrekken, onderling ge-15 aliëneerd, twee andere geleidingssleuven 35c en 35d, die zich vanaf het ene einde van de geleidingssleuven 35a, afgewend van hun neutrale positie ”NH - in onderling tegengestelde richtingen X en Y uitstrekken, onderling gealiëneerd, twee verdere geleidingssleuven 35e en 35f, die zich onderling gealiëneerd 20 in onderling tegengestelde richtingen X en Y uitstrekken vanaf de neutrale positie HN", en nog twee verdere geleidingssleuven 35g en 35h, die zich onderling gealiëneerd in onderling tegengestelde richtingen X en Y uitstrekken vanaf het van de neutrale positie "N" afgewende ene einde van de ge-25 leidingssleuf 35b. Corresponderende vrije einden van de geleidingssleuven 35c, 35e en 35g, die zijn gepositioneerd aan de ene zijde van de geleidingssleuven 35a en 35b van het paar, tegenover de geleidingssleuven 35d, 35f en 35h, corresponderen met resp. de eerste voorwaartse positie, de derde voorwaartse 30 positie en de parkeerpositie "1", n3" en "P"., terwijl de corresponderende vrije einden van de geleidingssleuven 35d, 35f en 35h, die zijn gepositioneerd aan de andere zijde van de geleidingssleuven 35a en 35b van het paar resp. corresponderen met de tweede voorwaartse positie, de vierde voorwaartse 35 positie en de achteruitrijdpositie, resp. "2", ”4" en "R".
Zoals in fig. 1 is weergegeven, is het van de knopeenheid 34 afgewende einde van de versnellingshefboom 33 star aangebracht op een algemeen gebogen koppelelement 37, -10- waarvan het ene einde star is verbonden met de versnellings-hefboom 33 en het andere einde zodanig is verbonden met een wand van de lagerkast 36 via een lageras 38 door middel van een universeel koppelelement (niet getekend), dat het 5 koppelelement 37 zowel een roterende beweging rond de lageras 38 kan ondergaan als een scharnierende beweging in een evenwijdig met de longitudinale hartlijn van de lageras 38 verlopend vlak. Dit koppelorgaan 37 is op zijn beurt voor bedrijf gekoppeld met een verschuivings-en selectiehefboom 39 10 met twee op afstand geplaatste armen 39a aan één einde daarvan,. welke op afstand geplaatste armen 39a zodanig zijn ontworpen en zodanig zijn verbonden met het koppelorgaan 37 dat, wanneer het orgaan 37 wordt geroteerd rond de lageras 38 als gevolg van de verplaatsing van de versnellingshefboom 33 in 15 een van de richtingen V en W, de verschuivings- en selectiehefboom 39 kan worden geroteerd rond de longitudinale hartlijn daarvan en dat, wanneer het koppelorgaan 37 wordt gescharnierd in het met de lageras 38 evenwijdige vlak als gevolg van de verplaatsing van de versnellingshefboom 33 in 20 ëën van de richtingen X en Y loodrecht op de richtingen V en W, de verschuivings- en selectiehefboom 39 axiaal kan worden bewogen. De aandacht wordt erop gevestigd, dat dat gedeelte van de hefboom 39, dat zich los uitstrekt via de wand van de lagerkast 36, afgewend van de lageras 38, is voorzien van een 25 stofadichtende membraanbus 40, die daarop is aangebracht voor het afdichten van een ringvormige ruimte (niet getekend) tussen de verschuivings- en selectiehefboom 39 en de lagerkast 36. Het zal dan ook duidelijk zijn, dat de verplaatsing van de versnellingshefboom 33 in de tegengestelde richtingen 30 V en W resulteert in resp. de verplaatsing tegen de wijzers van de klok en met de wijzers van de klok mee van de verschuivings- en selectiehefboom 39, terwijl de verplaatsing van de versnellingshefboom 33 in de tegengestelde richtingen X en Y resulteert in de axiale verplaatsing van de ver-35 schuivings- en selectiehefboom 39, resp. afgericht van en toegericht naar de lagerkast 36.
De verschuivings- en selectiehefboom 39 is voor bedrijf gekoppeld met een verschuivings- en sèlectieas 41, 8004665 -11- die zich roteerbaar en axiaal verplaatsbaar door het transmissiehuis uitstrekt, via twee, een eerste en een tweede, onderling gescheiden bewegingsomzet- en koppelelementen, zodat, wanneer de verschuivings- en selectiehefboom 39 wordt 5 geroteerd en axiaal verplaatst, de verschuivings- en selectiehefboom 41 resp. axiaal kan worden verplaatst en rond zijn eigen langsas kan worden geroteerd. In het bijzonder omvat het in fig. 1 in het algemeen met 42 aangeduide bewegingsomzet- en koppelelement 42 een selectiearmorgaan 43, dat star is ge-10 koppeld aan het ene einde van de verschuivings- en selectiehefboom 39, een verbindingsstaaf 44, waarvan het ene einde roteerbaar is verbonden met het andere einde van het selectiearmorgaan 43 en het andere einde roteerbaar is verbonden met een cilindrische bus 45, die roteerbaar is aangebracht op 15 een steunas 46, die op zijn beurt star is aangebracht op een lagersteun 47, die is bevestigd aan het voertuigchassis (niet getekend) en zich uitstrekt in een richting, in hoofdzaak loodrecht op de verschuivings- en selectieas 41, welke cilindrische bus 45 is voorzien van een eerste zwaaiarm 48 20 en een tweede zwaaiarm 49. Deze zwaaiarmen 48 en 49 zijn star verbonden, dan wel als één geheel gevormd, met de tegengestelde einden van de cilindrische bus 45 en strekkend zich daarvandaan uit onder resp. rechte hoeken met de bus 45, met een voorafbepaalde onderlinge hoekafstand rond de langsas van 25 de bus 45. Het vrije einde van de eerste zwaaiarm 48 is scharnierbaar verbonden met het einde van de verbindingsstaaf 44, dat is afgewend van het armorgaan 43. Anderzijds werkt het vrije einde van de tweede zwaaiarm 49 samen met de verschuivings- en selectieas 41 via een in hoofdzaak langwerpig 30 bedieningsorgaan 50, waarvan het ene einde star is gekoppeld met de tweede zwaaiarm, het andere einde glijdbaar samenwerkt met een aangrijpingsgroef 51, die zich over een bepaalde hoekafstand uitstrekt in een omtreksrichting van de as 41 en wordt begrensd door twee tegenoverelkaar gelegen boogvormige 35 uitsteeksels 52, die zijn bevestigd aan of als één geheel zijn gevormd met de verschuivings- en selectieas 41.
Het eerste bewegingsomzet- en koppelelement 42 met de bovenbeschreven opbouw is ontworpen om op de volgende ΟΠΛΑ AAR
-12- wijze te werken. Wanneer de verschuivings- en selectiehef-boom 39 wordt geroteerd, ondergaat het. van de hefboom 39 afgewende einde van de selectiearm 43 een scharnierende verplaatsing rond de langsas van de verschuivings- en selectiehefboom 39.
5 Deze scharnierende beweging van dat einde van de selectiearm 43 wordt via de verbindingsstang 44 overgedragen op de eerste zwaaiarm 48 onder rotatie van de cilindrische bus 45 rond de steunas 46. Bij rotatie van de cilindrische bus 45 rond de .steunas 46 veroorzaakt het bedieningsorgaan 50, waarvan het 10 ene einde is bevestigd aan de cilindrische bus 45 via de tweede zwaaiarm 49 en het andere einde samenwerkt met de aangrijpings-groef 51 een axiale verplaatsing van de verschuivings- en selectiearm 41. Er wordt op gewezen dat, indien de versnellings-hefboom 33 wordt verplaatst in de richting V of W, de. ver-15 schuivings- en selectieas 41 axiaal wordt verplaatst in een richting, resp. vanaf en naar het transmissiehuis.
Het tweede bewegingsomzet- en koppelelement, dat in fig. 1 in het algemeen met het getal 53 is aangeduid, omvat een geleidingsbus 54, die axiaal niet-verplaatsbaar, maar 20 roteerbaar op de verschuivings- en selectiehefboom 39 is aangebracht, alsmede een in hoofdzaak L-vormige verschuivings-hefboom 55, waarvan het ene einde scharnierbaar is verbonden met de geleidingsbus 54, waarbij een tussengelegen gedeelte van de verschuivingshefboom 54 scharnierbaar via een steun-25 bout 56 op een steun 57 vast op het voertuigchassis is aangebracht. Het tweede bewegingsomzet- en koppelelement 53 omvat verder een verbindingsstaaf, waarvan het ene einde schamier-baar is verbonden met het andere einde van de verschuivingshef boom 54, alsmede een verschuivingsarm 59, waarvan het 30 ene einde scharnierbaar is verbonden met het andere einde van de verbindingsstaaf 58 en het andere einde star is bevestigd aan het buiteneindvlak van de verschuivings- en selectieas 41. Dit tweede bewegingsomzet- en koppelelement 53·is ontworpen om op de volgende wijze te werken. Wanneer de ver-35 schuivings- en selectiehefboom 39 axiaal wordt verplaatst, scharniert de verschuivingshefboom 55 rond de steunbout 56 onder invloed van de geleidingsbus 54, die axiaal niet-verplaatsbaar is aangebracht op de verschuivings- en selectie- 80 0 4 6 6 5 “13- ί hefboom 39. (De aandacht wordt erop gevestigd, dat de axiale verplaatsing van de hefboom 39 niet wordt overgedragen naar de eerste zwaaiarm 48, die is bevestigd aan de cilindrische bus 45, ten gevolge van de scharnierende verbinding tussen de 5 eerste zwaaiarm 48 en de verbindingsstaaf 44). De scharnierende verplaatsing van de verschuivingshefboom 55 wordt op zijn beurt via de verbindingsstaaf 58 overgedragen naar de verschut vings- en selectieas 41 en vandaar via de verschuivings-arm 59, onder rotatie van de verschuivings- en selectieas 41.
10 Er wordt op gewezen dat, indien de versnellingshefboom 33 wordt verplaatst in de richting X of Y, de verschuivings- en selectieas 41 op de in fig. 1 aangeduide wijze wordt geroteerd in resp. de richting tegen de wijzers van de klok en met de klok mee.
15 De axiale verplaatsing van de verschuivings- en selectiehefboom 41 als gevolg van de beweging van de versnellingshefboom 33 in de richting V of W brengt een binnen-eindgedeelte van de verschuivings- en versnellingshefboom 41 in aangrijping met êên van de drie verschuivingsvorken 60, 61 20 en 62, die voor bedrijf zijn aangebracht en behuisd in het transmissiehuis, zoals in fig. 3 is weergegeven. Anderzijds veroorzaakt de roterende verplaatsing van de verschuivings-en selectieas 41 als gevolg van de beweging van de versnellingshefboom 33 in de richting X of Y een verplaatsing van één 25 van de drie verschuivingsvorken 60 t/m 62, die in aangrijping is geweest met het binneneindgedeelte van de verschuivings-en selectieas 41 als gevolg van de axiale verplaatsing van die as 41, in een corresponderende richting, hetzij links of rechts in fig. 3, waardoor de vermogenoverdracht in de 30 transmissieeenheid TU op een bepaalde versnellingsverhouding wordt geselecteerd. Indien bijvoorbeeld wordt aangenomen, dat de versnellingshefboom 33 in de neutrale positie "N" wordt gehouden en de bestuurder de hefboom 33 vanuit de neutrale positie "N" verplaatst naar de eerste voorwaartse positie "1", 35 brengt de beweging van de versnellingshefboom 33 in de richting V naar het buiteneinde van de geleidingssleuf 35a het binneneindgedeelte van de verschuivings- en selectieas 41 in aangrijping met de verschuivingsvork 60 en zorgt de -14- daarop volgende verplaatsing van dezelfde versnellingshefboom 33 in de richting X langs de geleidingssleuf 35c een verplaatsing van de verschuivingsvork 60 in een beweging naar links in fig. 3, waardoor de transmissieeenheid TU de ver-5 snellingsbak in een met de eerste voorwaartse versnelling corresponderende positie brengt. Een soortgelijke beschrijving is van toepassing wanneer de versnellingshefboom 33 in één van de andere posities wordt geplaatst, waarbij de aandacht • erop wordt gevestigd,dat, wanneer en zolang als de ver-10 snellingshefboom 33 in de neutrale positie staat halverwege de baan, bestaande uit de opeenvolgende geleidingssleuven 35e, 35f, het binneneindgedeelte van de verschuivings- en selectieas 41 altijd in een zodanige positie wordt gehouden, dat hij in aangrijping verkeert met de verschuivingsvork 61.
15 Zoals in de fig. 1 en 2 is getekend, draagt het
Van de transmissieeenheid Tü deeluitmakende transmissiehuis een normaal geopende schakeleenheid 63 die aan de buitenzijde van het transmissiehuis is geplaatst. Deze normaal geopende schakeleenheid 63 is ingericht om te worden gesloten 20 voor het sluiten van een elektrische keten, zoals later zal worden beschreven, en wel slechts dan, wanneer de versnellingshefboom 33 wordt verschoven tot de parkeerpostie "P". Daartoe omvat de schakeleenheid 63 een schakelhuis 64, die met draad is bevestigd aan een einddeksel 65 van het transmissie-25 huis, een bedieningsstang 66, waarvan het ene einde zich bevindt binnen het schakelhuis 64 en het andere eind zich bevindt binnen het transmissiehüis in aliënering met de verschuivingsvork 62, waarbij een tussengedeelte van de bedieningsstang 66 zich glijdbaar uitstrekt door het 30 schakelhuis 64, een elektriciteit geleidend brugorgaan 67 binnen het schakelhuis 64, dat star is bevestigd aan het ene einde van de bedieningsstang 66, een voorspanningsveer 68 voor het onder voorspanning houden van de bedieningsstang 66, zodat deze een uitwendig uitstekende positie aan-35 neemt, alsmede twee vaste contactorganen 69a en 69b, die onderling op afstand zijn geplaatst rond de langsas van de bedieningsstang 66. De genoemde schakeleenheid 63 is zodanig ontworpen,-dat de vaste contactorganen 69a en 69b elektrisch onderling zijn kortgesloten via het elektriciteit · 80 0 4 66 5 -15- geleidende brugorgaan 67 in slechts die situatie, waarin de bedieningsstang 66 is verplaatst naar een ingetrokken positie, zoals in fig. 3 is weergegeven, tegen het veerelement 68, waarbij het andere einde van de bedieningsstang 66 in contact 5 wordt gehouden met de verschuivingsvork 62. Het zal dan ook duidelijk zijn dat> nadat de versnellingshefboom 33 is verschoven naar de parkeerpositie "P", waarna de verschuivingsvork 62 in fig. 3 op de boven aangegeven wijze naar links is verplaatst, de vaste contactorganen 69a en 69b elektrisch 10 onderling worden verbonden via het brugorgaan 67, waardoor de schakeleenheid 63 in een gesloten positie wordt gebracht-Aan het transmissiehuis is star een differentieel-huis 70 bevestigd, waarop een slagschakeleenheid 71 star is aangebracht. Deze eenheid 71, waarvan de details later 15 ' zullen worden besproken aan de hand van de fig. 4 t/m 7, vertoont een schakelarm 72, die zodanig via een verbindings-stang 73 is. gekoppeld met de verschuivingsarm 59, en vervolgens, via een in hoofdzaak L-vormig koppelorgaan 74, dat de zwaaibeweging van de verschuivingsarm 59 als gevolg van 20 de axiale verplaatsing van de verschuivings- en selectie-hefbóom 39, zoals boven is beschreven, kan worden overgedragen naar de schakelarm 72, waardoor deze tot scharnieren kan worden gebracht op een hierna te beschrijven wijze.
Nu wordt verwezen naar de figuren 4 t/m 7? de 25 slagschakeleenheid 71 omvat een in hoofdzaak segmentvormige gestelplaat 75, die bij voorkeur van zink is vervaardigd door toepassing van een bekende vormgevingstechniek, bijvoorbeeld gieten, en voorzien is van een met 75a aangeduid, daarin aangebracht doorlopend gat·, een verplaatsbare contact-30 drager 76 uit kunststof, die is voorzien van massieve en holle lageruitsteeksels 76a en 76b, die daarmee als één gèheel zijn gevormd- en zich naar buiten uitstrekken vanaf, heb lichaam van de contactdrager 76, in onderling tegengestelde richting en onderling gealiëneerd, alsmede een schakelaar-35 plaat 77 met een omtreksflens 77a en een daarin aangebrachte lageruitsparing 77b, welke schakelaarplaat 77 is bevestigd aan de gestelplaat 75 via de omtreksflens 77a door gebruikmaking van een aantal bevestigingsorganen 78, bijvoorbeeld -16- schroeven, waarbij de contactdrager 76 voor bedrijf is aangebracht tussen de gestelplaat 75 en de schakelaarplaat 77. Als gevolg van de bovenbeschreven positionering van de contactdrager 76 zijn de massieve en holle lageruitsteeksels 5 76a en 76b, die beide één geheel vormen met de contact drager 76, roteerbaar ingestoken in resp. het doorgaande gat 75a en de lageruitsparing 77b, zoals het beste in fig. 6 te zien is. De contactdrager 76 is op zijn beurt gekoppeld met de schakelaararm 72, waarvan het ene einde schamierbaar 10 is verbonden met de verbindingsstang 73, zoals blijkt uit fig. 1, terwijl het andere einde star is bevestigd aan het massieve lageruitsteeksel 76a via één of meer bevestigings-organen 79, bijvoorbeeld schroeven, zodat de contactdrager 76 te zamen met de schakelaararm 72 kan scharnieren rond 15 de langsas van elk van de uitsteeksels, namelijk het massieve lageruitsteeksel 76a en het holle uitsteeksel 76b.
De contactdrager 76 vertoont drie verplaatsbare contactbruggen 80, 81 en 82, die daardoor worden gedragen voor verplaatsing te zamen met de contactdrager 76, welke 20 contactbruggen 80 en 81 boven elkaar zijn gepositioneerd in aliënering met de denkbeeldige lijn door het scharniermidden van de contactdrager 76, onder rechte hoeken met de langsas van het massieve lageruitsteeksel 76, terwijl de contact-brug 82 lateraal ten opzichte van de contactbrug 80 is ge-25 positioneerd rond de richting van scharnierende beweging van de contactdrager 76, zoals in fig. 7 schematisch is aangeduid. Al deze contactbruggen 80 en 82 worden op een soortgelijke wijze gedragen door de contactdrager 76; nu zal de wijze waarop één van de contactbruggen, bijvoorbeeld 30 de brug 80, wordt gedragen door de contactdrager 76 worden beschreven, in het bijzonder aan de hand van fig. 6.
Zoals het best kan worden gezien in fig. 6, zetelt de contactbrug 80 binnen een corresponderende uitsparing 76c aan een oppervlak van de contactdrager 76,· dat is 35 toegewend naar de schakelaarplaat 77 en in de richting van die plaat 77 wordt gedrongen door de werking van op afstand geplaatste schroefveren 83, die zijn aangebracht tussen de bodem van de corresponderende uitsparing 76c en de contact- 80 0 4 6 6 5 -17- brug 80.
De schakelaarplaat 77 bezit, zoals het duidelijkst is weergegeven in fig. 7, een aantal stellen vaste contactelementen 80a, 80b en 80c, 8la, 8lb en 81c, en 82a, 82b, 82c 5 en 82d, die alle vast zijn aangebracht aan êën oppervlak van de schakelaarplaat 77, dat is gericht naar de verplaatsbare contactdrager 76. De vaste contactelementen 80a en 80b zijn op onderlinge afstand geplaatst en gerangschikt in een gebogen rij, die zich uitstrekt in een richting, evenwijdig aan 10 de richting van scharnierende verplaatsing van de verplaatsbare contactdrager 76. Het vaste contactelement 80c bezit een voldoend grote lengte om zich te kunnen uitstrekken tussen de vaste contactelementen 80a en 80b, evenwijdig met de gebogen rij van deze contactelementen 80a en 80b en bezit een 15 voldoend grote afstand van deze contactelementen 80a en 80b om een elektrische verbinding van het contactelement 80c via de verplaatsbare contactbrug 80 op de contactdrager 76 mogelijk te maken met de vaste contactelementen 80a en 80b.
Op dezelfde wijze vertonen de vaste contact-20 elementen 81a en 81b een onderlinge afstand en zijn gerangschikt in een gebogen rij, evenwijdig met de gebogen rij vaste contactelementen 80a en 80b, en het vaste contactelement 81c bezit een voldoend grote lengte om zich te kunnen uitstrekken tussen de vaste contactelementen 81a en 25 81b, evenwijdig aan de gebogen rij van deze contactelementen 8la en 81b en vertoont een voldoend grote afstand ten opzichte van de contactelementen 81a en 8ib om een elektrische verbinding van het element 81c via de verplaatsbare contactbrug 81 op de contactdrager 76 mogelijk te maken met elk 30 van de vaste contactelementen 8la en 81b. De aandacht wordt erop gevestigd, dat de vaste contactelementen 81a en 81b elektrisch onderling verbonden dienen te zijn door middel van een geschikte elektrische bedrading. Volgens de uitvinding bestaan evenwel de vaste contactelementen 81a en 81b 35 uit de van elkaar afgewende einden van één enkel contactorgaan, waarvan het middengedeelte is ingebed in de schakelaarplaat 77.
De vaste contactelementen 82a tot en met 82d
zijn gerangschikt in de bewegingsbaan van de verplaatsbare Q Λ Λ L AAR
-18- contactbrug 82, waarbij elk stel contactelementen 82a en 82c of 82b en 82d is ingericht om elektrisch onderling te worden verbonden via de verplaatsbare contactbrug 82, afhankelijk van de positie van de contactdrager 76.
5 De slagschakeleenheid 71 van de boven beschreven constructie kan worden beschouwd als een gecombineerde schakeleenheid, waarvan vijf schakelaars A, B, C, D en E deel uitmaken. De eerste schakelaar A bestaat uit de verplaatsbare contactbrug 80 en de vaste contactelementen 10 80a en 80c; de tweede schakelaar B uit de verplaatsbare contactbrug 80, die eveneens deel uitmaakt van de eerste schakelaar A, terwijl de vaste contactelementen 80b en 80c ook deel uitmaken van de eerste schakelaar A; de derde schakelaar C uit de verplaatsbare contactbrug 81 en.de vaste 15 contactelementen 81a, 8lb en 81c; de vierde schakelaar D uit de verplaatsbare contactbrug 82 en de vaste contactelementen 82a en 82c; en ten slotte de vijfde schakelaar E uit de verplaatsbare contactbrug 82, die eveneens deel uitmaakt van de vierde schakelaar D, alsmede de vaste contact-20 elementen 82b en 82d.
De slagschakeleenheid 71 is ingericht voor de volgende werking. Met het oog op het feit, dat de schakelaar-arm 72, die te zamen met de contactdrager 76 verplaatsbaar is, voor bedrijf is gekoppeld met de versnellingshefboom 33, 25 zoals boven aan de hand van fig. 1 is uiteengezet, wordt de contactdrager 76 in een neutrale positie gehouden, waar een positioneringsopening 72a in de schakelaararm 72 is ge-aliëneerd met een positioneringsuitsparing 75b in de geste1-plaat 75, wanneer en zolang als de versnellingshefboom 33 30 in de neutrale positie "N" wordt gehouden of wordt verplaatst in één van de geleidingssleuven 35a en 35b (fig. 2) in een corresponderende richting V of W, maar kan scharnieren in de eerste of tweede richting, welke richtingen onderling tegengesteld zijn, zóals met de pijlen XI en Y1 in fig. 7 35 is weergegeven, rond de langsas van de lageruitsteeksels 76a of 76b, afhankelijk van de richting X of Y, waarin de versnellingshefboom 33 wordt bewogen. In deze neutrale positie van de contactdrager 76 is de contactbrug 80 gepositioneerd 80 0 4 6 6 5 -19- tussen de contactelementen 80a en 80b, zoals in fig. 7 met onderbroken lijnen is aangeduid, is de contactbrug 81 op dezelfde wijze gepositioneerd tussen de contactelementen 81a en 81b, zoals eveneens met onderbroken lijnen is aangeduid, 5 en vormt de contactbrug 82 een koppeling tussen de contactelementen 82a en 82b, zoals in fig. 7 eveneens door onderbroken lijnen is weergegeven. Met andere woorden: wanneer en zolang als de contactdrager 76 zich in zijn neutrale positie bevindt, is de eerste, de tweede, de derde en de 10 vijfde schakelaar, resp. A, B, C en E geopend, terwijl de vierde schakelaar D is gesloten.
Het contact evenwel tussen de contactbrug 80 met ëén van de contactelementen 80a en 80b voor het sluiten van een corresponderende elektrische keten tussen het cóhtact-15 element 80a of 80b en het contactelement 80c via de contactbrug 80 treedt op, wanneer de contactdrager 76 aan hoekver-plaatsing wordt onderworpen vanaf de neutrale positie in de eerste richting XI of de tweede richting Yl, waardoor derhalve de contactbrug 80 een hoekverplaatsing ondergaat binnen 20 het gebied van 80 tot 100% van de volledige slag van de beweging van de contactdrager 76 in de corresponderende richting XI of Yl vanaf de neutrale positie. Met andere woorden: de eerste en de tweede schakelaar A en B zijn gesloten, wanneer en nadat de contactdrager 76 zijn hoekver-25 plaatsing heeft voltooid in de corresponderende richting XI of Yl binnen het gebied van 80 tot 100% van de volledige hoekverplaatsingsslag van de contactdrager 76.
Op dezelfde wijze vindt het contact tussen de contactdrager 81 en elk van de contactelementen 81a en 81b 30 voor het sluiten van een corresponderende elektrische keten tussen de contactelementen 81a en 8lb en het contactelement 81c via de brug 81 plaats, wanneer de contactdrager 76 aan hoekverplaatsing wordt onderworpen vanaf de neutrale positie in de eerste richting XI of de tweede richting Yl, 35 waardoor tevens de contactbrug 81 een hoekverplaatsing ondergaat binnen het gebied van 30 tot 80% van de totale verplaatsingsslag van de contactdrager 76 in de corresponderende
richting XI of Yl vanaf de neutrale positie. Met andere O Λ Λ / A A A
-20- woorden: tengevolge van de opbouw uit één deel of de onderlinge elektrische verbinding van de contactelementen 81a en 81b/ zoals hiervoor is beschreven, wordt de derde schakelaar C gesloten wanneer de contactdrager 76 een hoekverplaatsing 5 ondergaat in de eerste richting XI of de tweede richting Y1 binnen het gebied van 30 tot 80% van de volledige ver-plaatsingsslag van de contactdrager 76 in de eerste richting XI of de tweede richting Yl.
De contactbrug 82, die wordt gedragen door de 10 contactdrager 76 te zamen met de andere contactbruggen 80 en 81, die een elektrische keten sluit tussen de contact-elementen 82a en 82c wanneer en zolang als de contactdrager 76 zich in zijn neutrale positie bevindt, kan worden verplaatst tot een zodanige positie, dat hij een brug 15 vormt tussen de contactelementen 82b en 82d, waardoor daartussen een elektrische keten wordt gesloten, wanneer de contactdrager 76 een hoekverplaatsing ondergaat in de richting Yl vanuit zijn neutrale positie. Met andere woorden: wanneer de contactdrager 76 wordt gescharnierd in de 20 richting Yl vanaf zijn neutrale positie, wordt de vijfde schakelaar E gesloten terwijl de vierde schakelaar D wordt geopend.
Nu zullen in het bijzonder aan de hand van de figuren 8 tot en met 11 de details van de op de in fig. 1 25 getoonde versnellingshefboom 33 aangebrachte knopeenheid 34 worden besproken.
Nu wordt verwezen naar de fig. 8 t/m 11; de knopeenheid 34 omvat een in hoofdzaak langwerpig dragerblok 84 uit kunststof, waarvan het ene einde is ingericht voor 30 ontvangst van en hiet-losmaakbaar is verbonden door middel van een kruispen 85 met het vrije einde van de versnellingshefboom 33. Het andere eindgedeelte van het dragerblok 84 vertoont een in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede en bezit twee vaste contactbanden 86 en 87 van elektriciteit 35 geleidend materiaal, die daar vast gedraaid omheen zitten, op onderlinge afstand ten opzichte van de langsas van het dragerblok 84. Dit dragerblok 84 draagt een eerste, een tweede en een derde verplaatsbaar contactorgaan, resp. 88, 8004665 -21- 89 en 90, die elk zijn vervaardigd van elektriciteit geleidend en elastisch materiaal en met ëën einde vast zijn bevestigd aan een tussengedeelte van het dragerblok 84 door middel van enige geschikte verbindingswijze, bijvoorbeeld het strak daar-5 In : instéken’·'· of via een corresponderende lageropening 84a aan een bijbehorend zijvlak van het dragerblok 84, zoals in fig. 8 is weergegeven. Deze contactorganen 88, 89 en 90 strekken zich omhoog uit vanaf het tussengedeelte van het dragerblok 84 waaraan ze zijn bevestigd en lopen uit nabij 10 - de bovenkant van het dragerblok 84. Er wordt op gewezen, dat het eerste contactorgaan 88 en het derde contactorgaan 90 zijn gepositioneerd aan één zijde van het dragerblok 84, op zijdelingse afstand, naast elkaar geplaatst, terwijl het tweede contactorgaan 89 aan de andere kant van hetze~lfde 15 dragerblok 84 is geplaatst. Het vrije einde van de eerste twee contactorganen 88 en 89 wordt normaal gedrongen naar, en derhalve in contact gehouden met de contactband 86 door de veerwerking van het corresponderende contactorgaan 88 of 89. Op dezelfde wijze wordt het vrije einde van het derde 20 contactorgaan 90 normaal gedrongen naar en derhalve in contact gehouden met de contactband 87 door de veerwerking van het contactorgaan 90. Zoals in fig. 14 is weergegeven, is de contactband 86 elektrisch geaard, terwijl de contactband 87 elektrisch is verbonden met het tweede contactorgaan 89 25 door middel van een geschikte bedrading, die in de knopeen-heid 34 is ingebouwd. Anderzijds zijn de eerste drie contactorganen 88 tot en met 90 elektrisch verbonden met resp. het vaste contactelement 80b, het vaste contactelement 80a en het vaste contactelement 81c van de slagschakeleenheid 71 30 door middel van bijbehorende bedradingen 91, 92 en 93.
. Het zal aan de hand van de voorgaande constructie-beschrijving duidelijk zijn, dat de contactband 86 en het eerste contactorgaan 88 een zesde schakelaar F vormen, dat de contactband 86 en het tweede contactorgaan 89 een zevende 35 schakelaar G vormen en dat de contactband 87 en het derde contactorgaan 89 een achtste schakelaar H vormen.
Nog steeds wordt verwezen naar de fig. 8 t/m 11; de knopeenheid 34 omvat verder een in hoofdzaak langwerpig -22- knoplichaam 94 met een zich axiaal uitstrekkende cilindrische holte 94a, het ene einde van welke holte 94a open is, terwijl het andere einde daarvan is gesloten ter plaatse van een eindwand 94b, alsmede een kaporgaan 95, dat in de tekening 5 is weergegeven als een bevestigd aan het gesloten einde van het knoplichaam 94 door gebruikmaking van een aantal schroef-organen 96. Het kaporgaan 95 kan evenwel ook aan het gesloten einde van het knoplichaam 94 zijn bevestigd door gebruikmaking van een geschikte hechtstof, dan wel als één ge-10 heel zijn uitgevoerd met het knoplichaam 94.
Het knoplichaam 94 is op het dragerblok 84 bevestigd met het in doorsnede rechthoekige eindgedeelte van het dragerblok 84 los ingestoken in de cilindrische holte 94a. Dit aldus aangebrachte knoplichaam 94 is scharnierbaar ver-15 bonden met het dragerblok 84 door middel van een dwars- schamierpen 97, waarvan de einden ter weerszijden lagerend worden gedragen door het knoplichaam 84, waarbij het middengedeelte van de scharnierpen 97 zich volledig door het dragerblok 84 uitstrekt in een richting, die in hoofdzaak even-20 wijdig loopt aan de richting, waarin het eerste contactorgaan 88 tegengesteld gericht is aan het tweede contactorgaan 89 aan respJ. zijden van het dragerblok 84, zodat het knoplichaam 94 met het zich daarop bevindende kaporgaan 95 met de hand kan worden gescharnierd tussen een uitgetrokken 25 en ingedrukte positie rond de dwars-scharnierpen 97. Zolang evenwel een trekkracht noch een drukkracht wordt uitgeoefend op het knoplichaam 94, wordt dit in een neutrale positie gehouden tussen de uitgetrokken en ingedrukte positie door de werking van een ontspanningsmechanisme, waarvan de op-30 bouw nu in het bijzonder aan de hand van fig. 8 zal worden besproken.
Het ontspanningsmechanisme omvat een ontspannings-kogel 98, die is opgenomen in een zich axiaal uitstrekkende holte 84a in het dragerblok 84, grenzend aan de eindwand 94b, 35 een voorspanningsveer 99 die is aangebracht in de holte 84a en de ontspanningskogel 98 onder een zodanige voor-spanning stelt, dat hij naar buiten steekt vanuit de holte 84a, alsmede een ontspanningsuitsparing 100a. De ontspannings- 80 04 665 -23- uitsparing 100a is aangebracht in een axiaal uitstekend deel 100 met een in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede, dat als één geheel is gevormd met de eindwand 94b en daarvandaan. uitsteekt tot binnen de holte 94a in aliënering met 5 de langsas van het dragerblok 84, eindigend ter plaatse van een positie op enige afstand van de bovenzijde van het dragerblok 84. Dit ontspanningsmechanisme is zodanig ontworpen dat, wanneer het knoplichaam 94 scharniert rond de dwars-scharnierpen 97 in de met de resp. pijlen X2 of Y2 in 10 de figuren 8, 10 en 11 aangeduide richting, onder invloed van het aanleggen van een corresponderende bedieningskracht daarop, de ontspanningskogel 98, die ten dele samenwerkt met de ontspanningsuitsparing 100a in het axiaal uitstekende deel 100, zoals in fig. 8 is weergegeven, kan worden ge-15 drongen tot inwaartse terugtrekking binnen de holte 84a tegen de werking van de voorspanningsveer 99, waarbij hij ontsnapt uit de uitsparing 100, waarbij er evenwel op wordt gewezen dat, wanneer de corresponderende bedieningskracht, die op het knoplichaam 94 is uitgeoefend, daarvan wordt af-20 genomen, het knoplichaam 94 automatisch kan terugkeren tot de oorspronkelijke neutrale positie door de werking van de voorspanningsveer 99.
Het met de eindwand 94b ëén geheel vormende axiale uitsteeksel 100 is zodanig gedimensioneerd dat, 25 wanneer het knoplichaam 94 zich in zijn getoonde neutrale positie bevindt, het vrije einde van het eerste contactorgaan 88 en het tweede contactorgaan 89 een zekere afstand vertoont vanaf het omtreksvlak van het axiale uitsteeksel 100. Zoals duidelijk zal worden aan de hand van de nu volgende 30 beschrijving, dient dit axiale uitsteeksel 100 tegelijkertijd als middel voor het ontkoppelen van het contactorgaan 88 of 89 van de contactband 86, afhankelijk van de scharnier-richting van het knoplichaam 94.
Als middel voor het ontkoppelen van het derde 35 contactorgaan 90 van de contactband 87, die daarmee normaal in aangrijping verkeert door de werking van zijn eigen veerkracht, is het knoplichaam 94 als éên geheel gevormd met een zijdelings zich daarin uitstrekkend uitsteeksel 94c 8004665 -24- in een richting loodrecht op de holte 94a en uitlopend ter plaatse van een positie op een zekere afstand van het vrije einde van het contactorgaan 90, zoals het beste in fig. 10 kan worden gezien. Dit zijdelingse uitsteeksel 94c is inge-5 richt om onder kracht het contactorgaan 90 te ontkoppelen van de contactband 87, én wel slechts wanneer het knoplichaam 94 rond de dwars-scharnierpen 87 scharniert in de richting X2.
Het verwijzingsgetal 101 representeert een 0-ring 10 van elastisch materiaal, die is aangebracht tussen het onderste einde van het knoplichaam 94 en het dragerblok 84. Deze O-ring 101 doet niet alleen dienst ter voorkoming van het binnentreden van vreemde materie in de holte 94a, maar verschaft tevens een extra voorspanningskracht, die in 15 samenwerking met de voorspanningskracht van de veer 99, de knop 94 in de richting van de neutrale positie dringt.
Met de bovenbeschreven opbouw wordt, wanneer de drukkracht wordt uitgeoefend op het knoplichaam 94 bij een poging tot verplaatsing van de versnellingshefboom 33 in de 20 richting X, het knoplichaam 94 in de richting X2 gescharnierd, totdat twee op afstand geplaatste aanslaguitsteeksels 94e en 94f, die, zoals het beste is weergegeven in de fig. 10 en 11, als êên geheel zijn uitgevoerd met het knoplichaam 94, aangrijpen tegen het dragerblok 84. Wanneer het knoplichaam 94 25 zodanig is gescharnierd in de richting X2, werken het axiale uitsteeksel 100 en het laterale uitsteeksel 94c samen met de resp. vrije einden van de bijbehorende contactorganen 88 en 90 onder ontkoppeling van de contactorganen 88 en 90 vanaf de bijbehorende contactbanden 86 en 87. Aldus kunnen 30 de zesde schakelaar F en de achtste schakelaar H worden geopend, terwijl het tweede contactorgaan 98 in aangrijping blijft met de contactband 86, hetgeen betekent dat de zevende schakelaar G gesloten blijft.
Wanneer anderzijds de trekkracht wordt uitgeoefend 35 op het knoplichaam 94 in een poging tot verplaatsing van de versnellingshefboom 33 in de richting Y scharniert het knoplichaam 94 in de richting Y2, totdat een lateraal uitsteeksel 94d, dat als êên geheel is gevormd met het knop- 80 0 4 6 6 5 -25- lichaam 94 en zich zijdelings tot in de holte 94a uitstrekt, zoals het beste is weergegeven in de fig. 10 en 11, tot aan-grijping komt tegen het dragerblok 84. Wanneer het knop-lichaam 94 aldus in de richting Y2 scharniert, wordt het 5 axiale uitsteeksel 100 tot samenwerking gebracht met het vrije einde van het tweede contactorgaan 89 onder ontkoppeling van het contactorgaan 89 vanaf de contactband 86. Aldus kan de zevende schakelaar G worden geopend terwijl de zesde schakelaar F en de achtste schakelaar H gesloten blijven.
10 De automotoreenheid omvat verder een door vacuüm bestuurt bedieningsorgaan 102, waarvan de opbouw nu zal worden beschreven aan de hand van de fig. 12 en 13, welk bedieningsorgaan is aangebracht op het motorhuis EC door middel van ëên of meer beenorganen 102a, zoals in fig. 1 is weerge-15 geven.
De fig. 12 en 13 tonen een koppelingbedienings-vloeistofketen, waarvan het bedieningsorgaan 102 deel uitmaakt. De getoonde keten omvat een vacuümreservoir 103, dat in verbinding staat met een brandstofinlaatspruitstuk 20 104 van de automotor, en wel via een vloeistofdoorlaat 105, waarvan het ene einde in verbinding staat met het vacuümreservoir 103 en het andere eind opent in de richting van een gedeelte van het inlaatspruitstuk 104, stroomafwaarts ten opzichte van een bekende regelklep 12a ten opzichte van 25 de stromingsrichting van het lucht-’brandstofmengsel in de richting van één of meer verbrandingskamers (niet getekend) van de motor. Op de vloeistofdoorlaat 105 is een controle-klep 106 aangebracht, die werkzaam is voor het vormen van de verbinding tussen het vacuümreservoir 103 en het inlaat-30 spruitstuk 104, en wel slechts dan, wanneer binnen het inlaatspruits tuk 104 een negatieve druk is ontwikkeld. Verder omvat de vloeistofketen een elektromagnetisch bediende, tweewegs klepeenheid 107 met drie poorten 107a, 107b en 107c; de poort 107a staat in verbinding met het vacuümreservoir 35 103 via een vloeistofdoorlaat 108; de poort 107 staat via een vloeistofdoorlaat 109 in verbinding met het bedieningsorgaan 102, en wel op een hierna te beschrijven wijze; de poort 107c ten slotte staat in verbinding met de atmosfeer.
Q fi fi A ζ -26-
Deze klepeenheid 107 vertoont eveneens een elektromagnetische spoel I07d, een kleporgaan 107e en een voorspanningsveer 107f, die alle daarin zijn opgenomen, en is zodanig ontworpen dat, wanneer en zolang als de elektromagnetische spoel 107d niet 5 elektrisch wordt bekrachtigd, het kleporgaan 107e in positie wordt gehouden voor het sluiten van de poort 107a en anderzijds voor het verbinden van de poort 107b roet de poort 107c. Wanneer evenwel de elektromagnetische spoel 107d op later te beschrijven wijze elektrisch wordt bekrachtigd, wordt het 10 kleporgaan 107e tegen de werking van de voorspanningsveer 107f verplaatst, zodanig dat de poorten 107a en 107b met elkaar in verbinding raken, terwijl de poort 107c wordt gesloten door het kleporgaan 107e.
Het door vacuüm bestuurde bedieningsorgaan 102 15 omvat een klephuis 110, een daarin aanwezig merobraanorgaan 111, dat het inwendige van het klephuis 110 verdeelt in een negatieve kamer 110a en een atmosferische kamer 110b aan weerszijden van het merobraanorgaan 111, een verbindingsstang 112, waarvan het ene einde star is bevestigd aan het 20 merobraanorgaan 111 en het andere einde voor bedrijf is gekoppeld met het vrije einde van de koppelingbedienings-hefboom 31, alsmede een binnen de negatieve kamer 110a aangebrachte voorspanningsveer 113, waarbij het membraanorgaan 111 normaal door de voorspanningsveer 113 in fig. 12 naar 25 links wordt gedrongen. Met de negatieve kamer 110a staat de vloeistofdoorlaat 109 vanaf de poort 107b van de klepeenheid 107 in verbinding.
Het klephuis 110 van het bedieningsorgaan 102 draagt een tweeslags klepeenheid 114 met een in hoofdzaak 30 langwerpig klephuis 115 dat is voorzien van een eerste kamer 115a, die zich daarin bevindt aan één einde daarvan, afgewend van het klephuis 110, en een daarin aangebrachte tweede kamer 115b aan het andere einde daarvan, welk klephuis 115 zodanig is bevestigd aan het klephuis 110, dat de tweede 35 kamer 115b zich bevindt aangrenzend aan en op één zijde van een wandgedeelte van het klephuis 110, dat is gericht naar de atmosferische kamer 110b. De eerste kamer 115a bezit een binnendiameter, die kleiner is dan die van de tweede kamer 80 0 4 6 6 5 \ -27- 115b en staat via een uitlaatpoort 115c in verbinding met de atmosfeer. De tweede kamer 115b staat in verbinding met de atmosferische kamer 110b in het klephuis 110 door middel . van één of meer openingen 116 in dat wandgedeelte van het 5 klephuis 110.
De tweeslags klepeenheid 114 omvat verder een geperforeerde plunjer 117 die is opgenomen in de eerste kamer 115a voor verplaatsing in de asrichting van het klephuis 115 en is voorzien van een drukstang 117b, die daarmee als één 10 geheel is gevormd en zich uitstrekt tot in de atmosferische kamer 110b via de tweede kamer 115b, alsmede een afdicht-ring 118, die nauw aansluitend maar verplaatsbaar is aangebracht op de drukstang 117b binnen de tweede kamer 115b voor het selectief onderbreken en tot stand brengen van de ver-15 binding tussen de eerste kamer.115a en de tweede kamer 115b. De plunjer 117 wordt normaal naar rechts in fig. 12 gedrongen door de werking van een voorspanningsveer 119, terwijl de afdichtring 118 normaal onder voorspanning staat door de werking van een voorspanningsveer 120 voor onderbreking van 20 de verbinding tussen de eerste kamer 115a en de tweede kamer 115b. Er wordt op gewezen, dat de voorspanningskracht, die wordt uitgeoefend door de voorspanningsveer 119 binnen .de eerste kamer 115a en werkzaam is op de plunjer 117, kleiner moet zijn dan de som van de voorspanningskracht van 25 de veer 113 binnen de negatieve kamer 110a en de terugtrek-veer 32. Derhalve is, zolang geen negatieve druk aanwezig is in de negatieve kamer 110a, zoals later zal worden beschreven, de plunjer 117 gescheiden van de afdichtring 118, waardoor deze een positie kan aannemen, waarin hij de 30 verbinding tussen de eerste kamer 115a en de tweede kamer 115b onderbreekt door de invloed van de voorspanningsveer 120, terwijl de voorspanningsveer 119 axiaal inwendig wordt gecomprimeerd voor het accumuleren van een axiale, naar buiten gerichte drukkracht, zoals in fig. 12 is aangeduid.
35 Wanneer evenwel op de in fig. 13 getoonde wijze het membraanorgaan 111 naar rechts wordt verplaatst zoals in fig. 12 is getoond, tegen de veer 113 onder invloed van de negatieve druk in de negatieve kamer 110a, wordt de ftnni 665 -28- plunjer 117 door de voorspanningsveer 119 corresponderend verplaatst, terwijl de drukstang 117b in aangrijping verkeert met het membraanorgaan 111 en gedurende de voortgezette verplaatsing van de plunjer 117, voorgespannen door de veer 5 119/ komt de plunjer in contact met en drukt derhalve tegen de afdichtring 118, waardoor deze tegen de veer 120 wordt verplaatst. Aldus worden de eerste kamer 115a en de tweede kamer 115b met elkaar in contact gebracht, zodat de atmosferische kamer 110b binnen het klephuis 110 in verbinding 10 raakt met de uitlaatpoort 115c via de openingen 116.en vandaar door de perforatie of perforaties van de plunjer 117.
De vloeistofketen omvat een op vacuüm reagerende klepeenheid 121 met een schakelklep 122 en een besturings-klep 123 voor het besturen van de werking van de schakelklep 15 122. Deze laatste klep omvat een klephuis 124 met een uit laatpoort 124a, die in verbinding staat met de atmosfeer-/ en een inlaatpoort 124b die in verbinding staat met de atmosferische kamer 110b in het bedieningsorgaan 102 via een vloeistofdoorlaat 125, alsmede een voor bedrijf in het klep-20 huis 124 aangebracht kleporgaan 126, dat is ingericht voor het selectief sluiten en openen van de inlaatpoort 124b, dat wil zeggen voor het selectief onderbreken en vormen van de verbinding tussen inlaatpoort 124b en de uitlaatpoort 124a via het inwendige van het klephuis 124. Een midden-25 gedeelte van de vloeistofdoorlaat 125 staat in verbinding met de atmosfeer via een uitlaatleiding 127 waarin een stuwschijf 127a is aangebracht. De besturingsklep 123 omvat een klephuis 128, waarvan het inwendige door een membraanorgaan 129 wordt verdeeld in een negatieve kamer 128a 30 en een atmosferische kamer 128 b, een bedieningsstang 130, waarvan het ene einde star is verbonden met het membraanorgaan 129 en het andere einde star is verbonden met het kleporgaan 126, alsmede een binnen de negatieve kamer 128a aangebrachte voorspanningsveer 131, die het membraanorgaan 35 129 in de in fig. 12 getoonde situatie naar links dringt.
80 0 4 6 6 5 -29-
De atmosferische kamer 128b staat in verbinding met de atmosfeer; negatieve kamer 128a staat via een overbruggings-doorlaat 132 in verbinding met een gedeelte van de vloeistof-doorlaat 105 tussen het inlaatspruitstuk 104 en de controle-5 klep 106 in welke overbruggingsdoorlaat 132 een stuwschijf 132a is aangebracht,
De op vacuüm reagerende klepeenheid 121 volgens de bovenbeschreven constructie is zodanig ontworpen dat/ wanneer de negatieve druk, waarvan de waarde voldoend groot 10 is voor het overwinnen van de voorspanningsveer 131/ zich in de negatieve kamer 128a bevindt, het membraanorgaan 129 naar rechts wordt verplaatst tegen de werking van de voorspanningsveer 131 in, waardoor het kleporgaan 126, dat via de bedieningstang 130 is verbonden met het membraanorgaan 129, 15 de inlaatpoort 124b sluit, waarbij er evenwel op wordt gewezen dat, wanneer de negatieve druk binnen de negatieve kamer 128a vervolgens onder een vooraf bepaalde waarde wordt verlaagd, bijvoorbeeld -250mmHg, het eenmaal naar rechts verplaatste membraanorgaan 129 naar links wordt verplaatst 20 door de werking van de voorspanningsveer 131, waardoor het kleporgaan 126 de inlaatpoort 124b opent voor verbinding van de atmosferische kamer 110b in het bedieningsorgaan 102 via de doorlaat 125 met de atmosfeer, en vervolgens het inwendige van het klephuis 128, en tenslotte de uitlaatpoort 25 124a.
Fig. 14 toont een elektrisch systeem, waarin de diverse elektrische componenten,met inbegrip van de slag-schakeieenheid 71 (dat wil zeggen de schakelaars A, B, C, D en E) , de van de knopeenheid 34 deeluitmakende sdiakelaareenheid 30 (dat wil zeggen de schakelaars F, G, en H) en de elektromagnetische spoel 107d van de elektromagnetisch bestuurde klepeenheid 107 alle zijn opgenomen. Het getoonde elektrische systeem omvat in het algemeen een motorstartschakeling en een koppelingbesturingsschakeling, waarvan de details nu aan 35 de hand van fig. 14 zullen worden beschreven.
80 0 4 665 -30-
De motorstartschakeling omvat een elektrische voedingsbron ES, b.v. een autobatterij met een positieve en een negatieve aansluiting, welke negatieve aansluiting is geaard en welke positieve aansluiting elektrisch is ver-5 bonden met een ontstekingsschakeleenheid IG, en wel via een zekering 133. De ontstekingsschakeleenheid IG van bekende opbouw omvat een hoofdschakelaar 134, en een hulp- of start-schakelaar 135. Verder omvat de motorstartschakeling een motorstarter 36 van bekende opbouw, die na elektrische be-10 krachtiging, de motor start, welke motorstarter 136 elektrisch is verbonden met de positieve aansluiting van de elektrische voedingsbron ES en via een relaiseenheid RU eveneens met de starterschakelaar 135.
De relaiseenheid RU omvat een relaisspoel 137 15 waarvan het ene einde elektrisch is verbonden met een vast kontakt 135a van de starterschakelaar 135 en waarvan het andere einde elektrisch is geaard via de schakelaareenheid 63 en eveneens via de schakelaar D, een met de relaisspoel 137 parallel geschakelde weerstand 138 en een relaisschake-20 laar 139 met een beweegbaar contact 139a elektrisch is verbonden met de positieve aansluiting van de voedingsbron ES, alsmede een elektrisch met de starter 136 verbonden vast kontakt 139b. Deze relaiseenheid RU is zodanig ontworpen, dat, zodra de relaisspoel 137 wordt bekrachtigd, de relais-25 .schakelaar 139 wordt gesloten, waarbij het verplaatsbare kontakt 139a onder elektromagnetische besturing in aangrij-ping wordt gebracht met het vaste kontakt 139b, zodanig, dat het van de voedingsbron ES afkomstige elektrische vermogen aan de starter 136 wordt toegevoerd.
30 De koppelingbesturingsschakeling omvat een solenoide-besturingsschakeling SC met een npn-schakeltran-sistor 140, waarvan de basis elektrisch is verbonden met een vast kontakt 134a van de hoofdschakelaar 134, en wel via een diode 141 en een weerstand 142, de emitter elek-35 trisch is verbonden met het vaste kontakt 134a van de hoofdschakelaar 134, en wel via een andere diode 143, en tevens met aarde, en waarvan de collector elektrisch is verbonden met het vaste kontakt 134a van de hoofdschakelaar 134 via 8004665 -31- de parallelschakeling, bestaande uit de diode 144 en de elektromagnetische spoel 107d van de elektromagnetisch bediende klepeenheid 137. De solenoide-besturingsschakel-ling SC omvat tevens een weerstand 145, waarvan het ene 5 einde is verbonden met de basis van de transistor 140 en het andere einde is verbonden met de emitter van de transistor 140. Het knooppunt J tussen de diode 141 en de weerstand 142 is elektrisch verbonden met het kontaktelament 80c van de slagschakeleenheid 71, waarvan de constructie 10 hierboven is beschreven aan de hand van de figuren 4 t/m 7.
Het elektrische systeem omvat tevens een ach-teruitrijlamp 146 voor het verlichten van de achterzijde van de auto , wanneer de versnellingshefboom 33 in zijn achteruitrijpositie is geplaatst. Deze achteruitrij lamp 146 15 is elektrisch verbonden met het vaste kontakt 134a van de hoofdschakelaar 134 via de schakelaar E, een achteruitrij-lampschakelaar 147 en een zekering 148. De achteruitrij-lampschakelaar 147 is een normaal geopende schakelaar en wordt op de in fig.l getoonde wijze gedragen door de steun 20 47. De achteruitrijlampschakelaar 147 is ingericht om sèèchts dan te worden gesloten , wanneer de cilindrische bus 45 zijn rotatie rond de steunas 46 heeft voltooid, welke rotatie het gevolg is van de verplaatsing van de versnellingshefboom 33 in de richting W vanuit de neutrale 25 positie.
Het hiervoor beschreven elektrische schakel-systeem volgens de uitvinding werkt als volgt.
Stel dat de versnellingshefboom 33 zich in zijn neutrale positie bevindt,zonder dat het knoplichaam 94 door 30 de bestuurder is aangeraakt, en de starterschakelaar 135 vervolgens wordt gesloten, gevolgd door het sluiten van de hoofdschakelaar 134, waarin een verplaatsbaar kontakt 134a tot samenwerking wordt gebracht met een vast kontakt 134b, van de voedingsbron ES afkomstige stroom vloeit door de 35 relaisspoel 137 en de schakelaar D, die, zoals hiervoor is beschreven aan de hand van de figuren 4 t/m 7 wordt gesloten, onder bekrachtiging van de relaisspoel 137 werkzaam is voor het sluiten van de relaisschakelaar 139. Aldus -32- wordt de startmotor 136 bekrachtigd en wordt de motor gestart. Volgend op de bediening van de motor op de bovenbeschreven wijze, wordt een negatieve druk ontwikkeld binnen het in-laatspruitstuk 134, waardoor de binnen het vakuumreservoir 5 103 aanwezige negatieve druk wordt verlaagd. Aangezien op de in fig.14 getoonde wijze de eerste, de tweede en de derde schakelaar, resp. A,B en C , in de slagschakeleenheid 71 op dit moment alle worden geopend, en anderzijds de in de knopeenheid 34 op de versnellingshefboom 33 aanwezige 10 schakelaars F, G en H op de in £ig.l4 getoonde wijze worden gesloten, wordt het knooppunt tussen de weerstand 142 en de diode 141 in de solenoide-besturingsschakeling SC niet geaard. In deze situatie wordt een positieve spanning aangelegd aan de basis van de transistor 140 via de schake-15 laar 134, de weerstand 142 en de diode 141, waardoor de transistor 140 in zijn geleidende toestand wordt gebracht, waarin bekrachtiging optreedt van de elektromagnetische spoel 107d van de elektromagnetisch bestuurde klepeenheid 107(zie fig.12).
20 Wanneer de elektromagnetische spoel 107d op de hiervoor beschreven wijze is bekrachtigd, wordt het . kleporgaan 1.07e van de elektromagnetisch bestuurde klepeenheid 107 verplaatst naar rechts in fig.12 tegen de werking van de veer I07f, waardoor de poort 107c enerzijds wordt 25 gesloten en anderzijds de verbinding tussen de vloeistof-doorlaten 108 en 109 tot stand wordt gebracht.
Op deze wijze wordt de negatieve kamer 110a in het bedie-ningsorgaan 102 via de elektromagnetisch bestuurde klepeenheid 107 in verbinding gebracht met een vacuumreservoir 30 110, waardoor een negatieve druk ontstaat binnen de negatie ve kamer 110a. Daardoor wordt het membraanorgaan 111 in het bedieningsorgaan 102 naar rechts verplaatst tegen de richting van de veer 113 in, terwijl de bedieningsstang 112 naar rechts wordt getrokken voor het scharnieren van de 35 koppeling bedieningshefboom 31 tegen de terugtrekveer 32 in vanuit zijn gekoppelde positie naar zijn ontkoppelde positie. Nadat de hefboom 31 vanuit zijn gekoppelde positie 80 0 4 66 5 -33- naar zijn ontkoppelde positie is gescharnierd, is de kop-pelingseenheid 17 ontkoppeld, op de aan de hand van de figuur 12 aangeduide wijze voor onderbreking van de transmissie vande rotatiekracht van de krukas 10 naar de vermo-5 gensingangsas 11 van de transmissie-eenheid Tü.
De aandacht wordt erop gevestigd, dat, wanneer het membraanorgaan 111 naar rechts wordt verplaatst tegen de werking van de veer 113 in als gevolg van de introduk-tie van een negatieve druk in de negatieve kamer 110a in 10 het bdieningsorgaan 102, de tweeslachtsklepeenheid 114 zich in een positie bevindt, waarin de atmosferische kamer 110b in het bedieningsorgaan 102 in verbinding staat met de atmosfeer via de opening 116, vervolgens de tweede kamer 115b, de eerste kamer 115a en tenslotte de uitlaatpoort 15 115c.
Aan de hand van het voorgaande zal het duidelijk zijn, dat, wanneer en zo lang als de versnellingshef-boom 33 zich in zijn neutrale positie bevindt, het sluiten van de ontstekingsschakelaareenheid resulteert in ontkoppe-20 ling van de koppelingseenheid 17 en tegelijkertijd daarmee bekrachtiging van de motor, terwijl de krukas 10 in één richting roteert.
Na bediening van de automotor en nadat de automobilist de transmissie-eenheid TÜ in zijn eerste ver-25 snellingsstand heeft geplaatst, zal hij de versnellingshef- boom 33 in de neutrale positie brengen in de richting V langs de geleidingssleuf 35a en vervolgens de hefboom in de richting X drukken langs de sleuf 35c, waarbij zijn hand de knopeenheid 34 op de versnellingshefboom 33 grijpt gedu-30 rende de verplaatsing van de versnellingshefboom 33 vanuit de neutrale positie naar de eerste versnellingspositie ”1". Bij verplaatsing van de hefboom 33 in de richting V langs de leisleuf 35a tijdens de verplaatsing in de richting van de eerste versnellingspositie"1“, wordt de verschuivings-35 en selektie-as 41 axiaal verplaatst in een richting, afgewend van het transmissiehuis, waarbij het binnenste eindge- OA AA ft 5 -34- deelte daarvan tot samenwerking wordt gebracht met de ver-schuivingsvork 36. Wanneer vervolgens de versnellingshef-boom 33 in de richting X wordt verplaatst naar de eerste versnellingspositie "1" langs de leisleuf 35c, waarbij de 5 hand van de automobilist nog steeds de knopeenheid 34 hanteert, wordt de drukkracht op natuurlijke wijze uitgeoefend op het knoplichaam 94, waardoor dit in de richting X2 rond de dwars-scharnierpen 37 scharniert, waarbij de in de knopeenheid 34 aanwezige schakelaars F en H worden geo-10 pend, terwijl de schakelaar G in de knopeenheid 34 gesloten blijft, zoals hiervoren reeds is beschreven.
Gedurende de verplaatsing van de versnellings-hefboom 33 in de richting X naar de eerste versnellingspositie "1" langs de leisleuf 35c, wordt niet alleen de verschui-15 vings- en selektie-as 41 tegen de richting van de wijzers van de klok geroteerd voor verplaatsing van de verschuivings-vork 60 naar links volgens fig.3 voor het instellen van de versnellingseenheid van de transmissie-eenheid TU in een bepaalde versnellingsverhouding, korresponderend met de eer-20 ste versnellingspositie van de versnellingshefboom 33, maar wordt tevens de schakelarm 72 (zie de fig.l en 4 t/m 6) gescharnierd voor verplaatsing van de kontaktdrager 76 in de richting XI, zoals in fig.7 is weergegeven, waardoor de kontaktbruggen 80 en 81 in hun respektieve positie worden 25 gebracht voor het koppelen van de kontaktelementen 80a en 80c enerzijds en de kontaktelementen, resp. 8la en 8lc anderzijds, d.w.z. zodanig, dat de eerste en de tweede schakelaar resp. A en C worden gesloten.
In het bijzonder wordt de derde schakelaar C 30 in de slagschakeleenheid 71 eerst gesloten gedurende de beweging van de versnellingshefboom 33 over een afstand, die korrespondeert met 30 tot 80% van de totale slag daarvan, vanaf het knooppunt tussen de leisleuven 35a en 35c, d.w.z. , een positie tussen de neutrale positie en de eer-35 ste versnellingspositie, naar de eerste versnellingsposi- tie"l", waarna de eerste schakelaar A in dezelfde slagschakeleenheid 71 wordt gesloten gedurende de verplaatsing van 80 0 4 66 5 -35- de versnellingshefboom 33 over een met 80 tot 100% korres-ponderende slag van de hefboom 33 vanaf de tussengelegen positie (tussen de neutrale positie en de eerste versnel-lingspositie) naar de eerste versnellingspositie. Zelfs 5 echter, indien de derde schakelaar C wordt gesloten, voorafgaand aan het sluiten van de eerste schakelaar A, wordt de schakelaar H in de knopeenheid 34 geopend op een zodanige wijze, zoals hiervoor beschreven is, dat het knooppunt J in de besturingsschakeling SC nog niet is geaard vooraf-10 gaand aan het sluiten van de eerste schakelaar A, d.w.z. gedurende de verplaatsing van de versnellingshefboom 33 over een afstand, korresponderend met 0 tot 80% van de totale verplaatsingsslag daarvan vanaf de tussengelegen positie (tussen de neutrale positie en de eerste versnellingsposi-15 tie) tot de eerste versnellingspositie. Nadat de versnellingshefboom 33 is verplaatst over een grotere afstand dan 80% van de totale verplaatsingsslag, vanuit de tussengelegen positie tot de eerste versnellingspositie "1", wordt de eerste schakelaar A gesloten en wordt daardoor de junk-20 tie J in de besturingsschakeling SC geaard via de serie-schakeling van de schakelaars A en G. Wanneer de junktie J op deze wijze is geaard, wordt de toevoer van stroom naar de basis van de transistor 140 onderbroken, waardoor de transistor 140 in zijn sperrende toestand wordt gebracht 25 en de bekrachtiging van de elektromagnetische spoel I07d wordt opgeheven.
Bij het opheffen van de bekrachtiging van de elektromagnetische spoel 107d tengevolge van het in de sperrende toestand raken van de transistor 140, wordt de 30 klepeenheid 107e, die in de positie is gehouden voor het handhaven van de verbinding tussen de vloeistofdoorlaten 108 en 109, verplaatst onder de inwerking van de veer 107f voor onderbreking van de verbinding tussen deze doorlaten 108 en 109 en voor het in verbinding brengen van de door-35 laat 109 met de atmosfeer. Daardoor wordt het drukverschil tussen de kamers 110a en 110b in het bedieningsorgaan 102 nul, waardoor het membraanorgaan 111 in fig.12 naar links 80 o 4 6 6 5 -36- .
kan verplaatsen onder invloed van de werking van de veer 113. De verplaatsing van het membraanorgaan 111 naar links onder invloed van de voorspanning van de veer 113 vindt snel plaats, aangezien de lucht binnen de atmosferische 5 kamer 110b snel wordt uitgelaten naar de atmosfeer via de klepeenheid 114 in plaats van de doorlaat 127, waarin de drukopening 127a aanwezig is. In het bijzonder staat bij het begin van de verplaatsing van het membraanorgaan 111 in linkse richting onder de voorspanning van de veer 113 de 10 kamer 110a in verbinding met de atmosfeer via de openingen 116, de tweede kamer 115b, de eerste kamer 115a en de uit-laatpoort 115c, zoals hiervoor reeds is beschreven, waardoor een relatief grote hoeveelheid lucht binnen de atmosferische kamer 110a snel kan worden uitgelaten naar de atmos-15 feer, waardoor het membraanorgaan 111 snel naar links in fig.12 kan verplaatsen.
Op deze wijze keert kort na het opheffen van de bekrachtiging van de elektromagnetische spoel 107b de bedieningsstang 112 terug naar zijn uitgangspositie onder 20 de werking van de terugtrekveer 32, waarna de koppelings-bedieningshefboom 31 wordt gescharnierd vanuit zijn ontkoppelde positie naar zijn gekoppelde positie, waarbij de koppelingseenheid 17 wordt gekoppeld voor het overdragen van de van de krukas 10 Afkomstige rotatiekracht naar de 25 vermogensingangsas 11 van de transmissie-eenheid TU. Er wordt op gewezen, dat, kort voordat de koppelingseenheid 17 in zijn gekoppelde toestand is gebracht, de afdichtring 118, die naar links is verplaatst tezamen met de plunjer 117 gedurende de verplaatsing naar links van het membraan-30 orgaan lil, in een zodanige positie wordt gebracht, dat hij de verbinding onderbreekt tussen de eerste kamer 115a en de tweede kamer 115b onder onderbreking van de verbinding tussen de atmosferische kamer 110a en de atmosfeer via de tweeslagsklepeenheid 114. Zodra evenwel de verbin-35 ding tussen de eerste kamer 115a en de tweede kamer 115b is onderbroken door de afdichtring , zoals aan de hand van fig.12 is getoond, wordt de nog binnen de atmosferische kamer 110a aanwezige lucht uitgelaten naar de atmosfeer a η n l fi fi 5 -37- gedurende een gedeelte van de vloeistofdoorlaat 125 en vervolgens via de vloeistofdoorlaat 127.
In het bijzonder in het geval, waarin de opening van de brandstofklep 12a zo klein is, dat zich binnen 5 het inlaatspruitstuk 104 een negatieve druk kan ontwikkelen van een zodanige waarde, dat die praktisch gelijk is aan of hoger dan een vooraf bepaalde waarde, bijvoorbeeld -350mm Hg, wordt het membraanorgaan 129 van de besturingsklep 123 van de op vacuum reagerende klepeenheid 121 in fig.12 naar 10 rechts verplaatst tegen de werking van de veer 131, waardoor de schakelklep 122 in een zodanige gesloten positie wordt gehouden, dat hij de verbinding tussen de inlaatpoort 124b en de uitlaatpoort 124a via het inwendige van het huis 124 onderbreekt. Na het op de bovenbeschreven wijze'onder-15 breken van de verbinding tussen de eerste kamer 115a en de tweede kamer 115b in de tweeslagsklepeenheid 114, vindt het uitlaten van de nog binnen de atmosferische kamer 110a in het bedieningsorgaan 102 naar de atmosfeer via dat gedeelte van de vloeistofdoorlaat 125 en vervolgens via de vloeistof-20 doorlaat 127 op vertraagde wijze plaats, dat wil zeggen met een stromingssnelheid, waarbij het terugkeren van de bedie-ningsstang 112 in de trekrichting van de terugtrekveer 32 met een beheerste snelheid kan plaatsvinden. Dit betekent, dat, wanneer de van uit zijn ontkoppelde positie scharnieren-25 de koppelingbedieningshefboom 31 zijn gekoppelde positie benadert, de koppelingbedieningshefboom 31 wordt afgeremd zodat de koppeling van de koppelingseenheid 17 traag kan plaatsvinden.
Anderzijds wordt, in het geval waarin de ope-30 ning van de brandstofklep 12a zo groot is, dat de negatieve druk binnen het inlaatspruitstuk 104 kan worden verlaagd tot de vooraf bepaalde waarde van -250 mm Hg, het membraanorgaan 129 in de besturingsklep 123 niet naar rechts verplaatst, maar wordt onder voorspanning gehouden door de veer 131, 35 waardoor de schakelklep 121 in een geopende positie wordt gehouden voor het vormen van de verbinding tussen de inlaat- -38- poort 124b en de uitlaatpoort 124a via het inwendige van het klephuis 124. In dit geval vindt het uitlaten van de nog binnen de atmosferische kamer 110a in het bedienings-orgaan 102 aanwezige lucht na onderbreking van de verbin-5 ding tussen de eerste kamer 115a en de tweede kamer 115b in de tweeslagsklepeenheid 114 zeer snel plaats via de vloeistofdoorlaat 125, en vervolgens via de schakelklep 121 in de geopende positie. Dit betekent, dat de koppelings-eenheid 17 relatief snel wordt gekoppeld.
10 M.a.w.: de tweeslagsklepeenheid 114 doet, in samenwerking met de op vacuum reagerende klepeenheid 121, dienst voor het langzaam koppelen van de koppelingseenheid 17, wanneer de opening van de brandstofklep 12a klein is, en de automotor met constante snelheid of met geringe ver-15 snelling roteert, terwijl een snelle koppeling plaatsvindt, wanneer de opening van de brandstofklep 12a groot is en de automotor aan een hoge versnelling is onderworpen. De gecombineerde toepassing van de tweeslagsklepeenheid 114 en de op vacuum reagerende klepeenheid 121 is werkzaam voor 30 het vermijden van mogelijke schokken, die anders zouden optreden gedurende het abrupte koppelen van de koppelingseenheid en eveneens ter vermijding van het mogelijke razen van de motor, dat mogelijk zal optreden bij het koppelen van de koppelingseenheid.
25 Wanneer de versnellingshefboom 33 wordt ver schoven vanuit zijn neutrale positie en naar de eerste, tweede, derde of vierde versnellingspositie, resp. "1" "2",w3",en "4", wordt een transmissiesynchronisatie-een-heid, bestaande uit synchronisatieringen, in de transmis-30 sieenheid TU in werking gesteld gedurende verschuiving van de versnellingshefboom 33 naar de korresponderende versnellingspositie voor synchronisatie van daarbij behorende met elkaar samenwerkende motortandwielen met elkaar, voorafgaand aan de samenwerking van dergelijke bij elkaar be-35 horende tandwielen, waarna deze tandwielen met elkaar in kontakt worden gebracht. Deze bédrijfstoestand treedt op, wanneer de koppelingseenheid 117 zich in zijn ontkoppelde toestand bevindt. Op het moment evenwel waarop de koppe- 80 0 4 665 -39- lingseenheid 17 is gekoppeld, d.w.z., wanneer de versnellingshefboom 33 is verplaatst over een afstand van 80% van zijn totale slag vanuit de neutrale positie"N',' naar één van de eerste tot en met de vierde versnellingsposities, zijn de 5 tweef en tw-e bij elkaar behorende tandwielen al praktisch met elkaar gesynchroniseerd.
Wanneer de chauffeur zijn hand afneemt van het knoplichaam 94, na het verplaatsen naar de eerste versnel-lingspositie "1" van de versnellingshefboom 33, keert het 10 knoplichaam 94 terug naar zijn neutrale positie rond de dwars-scharnierpen 97, waardoor de geopende schakelaars F en H kunnen worden gesloten. Aangezien evenwel de eerste schakelaar A is gesloten , doordat het verplaatsbare kontakt 80 op dat moment een brug vormt tussen de kontaktelementen 15 80a en 80c, is het knooppunt J in de besturingsschakeling SC nog via de schakelaar A en van daar via de schakelaar G geaard. Derhalve verkeert de transistor 140 in de besturingsschakeling SC nog in zijn gesperde toestand, waardoor de bekrachtiging van de elektromagnetische spoel I07d is 20 opgeheven. Hierdoor is op het moment, waarop de verschuiving van de versnellingshefboom 33 tot de eerste versnel-lingspositie "1" isvoltooid, de koppelingseenheid 17 al in zijn gekoppelde toestand gehouden.
Wanneer de versnellingshefboom 33 op de boven-25 beschreven wijze is verschoven naar de eerste versnellings-positie "1", bestaat het gevaar , dat tengevolge van mogelijke variaties in de belasting op de motor en /of tengevolge van trillingen van de auto gedurende het rijden op een hobbelig wegdek, de versnellingshefboom 33 in de eer-30 ste versnellingspositie "1" naar voren en naar achteren schudt, afwisselend in de richting X en Y, met een zodanige tril-lingsamplitude, dat hij verplaatst over een grotereafstand dan 20% van en bijvoorbeeld binnen het gebied van 20 - 40% van de totale verplaatsingsslag van de versnellingshefboom 35 33 vanaf de eerste versnellingspositie "1" terugwaarts naar de neutrale positie. Als dit optreedt, kan de verplaatsbare
ó λ n /. β K
-40- kontaktbrug 80 ontkoppeld raken vanaf het kontaktelement 80a, en kan de verplaatsbare kontaktbrug 81 in aangrijping raken met het kontaktelement 81a, waardoor de schakelaars A en Cworden geopend resp. gesloten. Zelfs indien echter 5 de schakelaars A en C abusievelijk worden geopend of gesloten, zoals boven is beschreven, bestaat geen kans, dat de elektromagnetische spoel 107d wordt bekrachtigd. Dit is nl. het geval, aangezien alle schakelaars F, G en H in de knopeenheid 34 zijn gesloten, zolang het knoplichaam 94 10 is vrijgegeven van de uitwendige kracht, die noodzakelijk is om hem te doen scharnieren rond de dwars-scharnierpen 97 in de richting X2 of Y2, zodat derhalve het knooppunt J in de besturingsschakeling SC is geaard via het kontaktelement 80c, daarvandaan door de schakelaar C en tenslotte 15 door de schakelaars H en G. Met het oog hierop bestaat geen mogelijkheid van herhaaldelijk koppelen en ontkoppelen van de koppelingeenheid 17 in een korte tijdinterval, gepaard gaande met het razen van de automotor, dat zou kunnen optreden als gevolg van de trillingen van de transmissie-20 eenheid TU.
In het geval waarin de automobilist de versnel-lingshefboom 33 wenst te verschuiven vanaf de eerste ver-snellingspositie "1" naar de tweede versnellingspositie "2", dient hij de versnellingshefboom 33 vanuit de eerste ver-25 snellingspositie "1" in de richting Y te trekken. Voorafgaande aan de verplaatsing van de versnellingshefboom 33 in de richting Y naar de tweede versnellingspositie "2',' oefent de bestuurder op natuurlijke wijze de trekkracht uit op het knoplichaam 94, waardoor dat lichaam 94 scharniert 30 in de richting Y2 rond de dwars-scharnierpen 97, waarna de schakelaar G wordt geopend. Het openen van de schakelaar G dat plaatsvindt voorafgaand aan de verplaatsing van de versnellingshefboom 33 naar de tweede versnellingspositie "2" vanuit de eerste versnellingspositie "1" heeft tenge-35 volge , dat het knooppunt J in de besturingsschakeling SG wordt geïsoleerd van aarde, waardoor de van de voedingsbron ES afkomstige stroom kan vloeien naar de basis van de transistor 140 , zodat deze in 2ijn geleidende toestand -41- wordt gebracht. Daardoor wordt de elektromagnetische spoel 107d op de hierboven beschreven wijze bekrachtigd en wordt de elektromagnetisch bestuurde klepeenheid 107 in een zodanige positie gebracht, dat de vloeistofdoorlaten 108 en 5 109 met elkaar in verbinding raken. Zo wordt evenals in het geval waarin de versnellingshefboom 33 in de neutrale positie ”N" wordt gehouden, de koppelingseenheid 17 ontkoppeld.
Wanneer vervolgens de versnellingshefboom 33 wordt verplaatst vanuit de eerste versnellingspositie naar 10 de tweede versnellingspositie in de richting Y, terwijl het knoplichaam 94 nog wordt gescharnierd in de richting Y2 rond do dwars-scharnierpen 97, wordt de verschuivings- en selek-tie-as 71 volgens fig.l in de richting van de wijzers van de klok geroteerd, zoals hiervoor is beschreven, onder ver-15 plaatsing van de verschuivingsvork 60 naar rechts in fig.3, waardoor-de versnellingsbak van de transmissie-een-heid TU in een gekozen versnellingsverhouding wordt gesteld, die korrespondeert met de tweede versnellingspositie'^" van de versnellingshefboom 33. Tegelijkertijd wordt de contact-20 drager -76 van de slagschakeleenheid 71 in de richting Y1 volgens fig.7 geroteerd.
Wanneer de versnellingshefboom 33 na verplaatsing in de richting Y naar de tweede versnellingspositie "2" zijn verplaatsing heeft voltooid over een afstand, korrespon-25 derend met 20% van de totale verplaatsingsslag vanaf de eerste versnellingspositie "1" naar het knooppunt van de leisleuven 35a en 35c, d.w.z. een positie, gelegen tussen de afstand tussen de eerste versnellingspositie "1" en de tweede versnellingspositie"2", wordt de eerste schakelaar A in 30 de slagschakeleenheid 71 geopend en wordt de derde schakelaar C in deze eenheid 71 gesloten. Onder deze situatie is , aangezien de schakelaar G in de knopeenheid 34 is geopend, het knooppunt J in de besturingsschakeling SC nog niet geaard, waardoor de elektromagnetische spoel I07d nog bekrach-35 tigd is. Wanneer evenwel de versnellingshefboom 33 verder wordt verplaatst naar de tweede versnellingspositie ,,2" over meer dan 70% van de totale slag, vanaf de eerste versnellingspositie "1" naar de positie tussen de eerste versnellings- -42- positie "1" en de tweede positie "2", wordt de schakelaar C in de slagschakeleenheid 71 geopend. De op de bovenbeschreven wijze eenmaal geopende derde schakelaar C in de slagschakeleenheid 71 wordt weer gesloten, wanneer de ver-5 snellingshefboom 33 , die nog steeds wordt verplaatst naar de tweede versnellingspositie "2", een grotere afstand dan 30% van de totale verplaatsingslag heeft afgelegd van de hefboom 33 vanuit de positie tussen de eerste versnellingspositie "1" en de tweede versnellingspositie "2" naar de 10 tweede versnellingspositie "2", waarbij het sluiten van de derde schakelaar C wordt gehandhaafd, totdat de versnellings-hefboom 33 zijn verplaatsing naar de tweede versnellings-positie"2"voltooit over een afstand, korresponderend met 80% van de totale verplaatsingsslag daarvan vanuit de posi-15 tie tussen de eerste twee versnellingsposities "ln en "2" naar de tweede versnellingspositie "2“. Wanneer anderzijds de versnellingshefboom 33 gedurende zijn voortgestte verplaatsing naar de tweede versnellingspositie "2" voorbij de tussenpositie van de eerste en tweede versnellingspositie 20 "1" en "2" is verplaatst over een afstand, korresponderend met 80-100% van de totale slag van de hefboom 33 vanaf de tussenpositie naar de tweede versnellingspositie ,,2", worden de contactelementen 80b en 80c elektrisch met elkaar verbonden via de contactbrug 80, hetgeen betekent, dat de 25 tweede schakelaar B wordt gesloten.
De aandacht wordt erop gevestigd, dat, zelfs indien de derde schakelaar C op de bovenbeschreven wijze wordt gesloten, de elektromagnetische spoel l07d wordt bekrachtigd, terwijl dé koppelingseenheid 117 vervolgens 30 wordt ontkoppeld, zolang als de trekkracht wordt uitgeoefend op het knoplichaam 94 van de eenheid 34 gedurende de verplaatsing van dé versnellingshefboom 33 in de richting van de tweede versnellingspositie”2? Dit is het geval aangezien de schakelaar G op dat moment nog geopend is. Wan-35 neer evenwel de tweede schakelaar B op de bovenbeschreven
wijze wordt gesloten, vloeit de stroom vanaf het knooppunt J
8004665 -43- in de besturingsschakeling SC via de tweede schakelaar B en de schakelaar F af naar aarde, waardoor in hoofdzaak op hetzelfde moment als waarop de versnellingshefboom 33 is verplaatst naar de tweede versnellingspositie 2, de 5 elektromagnetische spoel 107d wordt ontdaan van bekrachtiging, evenals het geval is, wanneer de versnellingshefboom 33 wordt, verplaatst naar de eerste versnellingspositie "1”, waardoor de koppelingseenheid 17 in zijn gekoppelde toestand kan worden gebracht.
10 Wanneer evenwel de trekkracht op het knopli- chaam 94 wordt opgeheven na de volledige verplaatsing van de versnellingshefboom 33 naar de tweede versnellingspositie "2H, wordt de geopende schakelaar G opnieuw gesloten. Met het oog op de gesloten toestand van alle schakelaars F, G 15 en H, wordt de elektromagnetische spoel I07d in zijn niet-bekrachtigde toestand gehouden, waardoor de koppelingseenheid 17 in zijn gekoppelde toestand wordt gehandhaafd.
Zelfs na de volledige verplaatsing van de hefboom 33 naar de tweede versnellingspositie "2" bestaat het gevaar, dat 20 de eenmaal in de tweede positie gebrachte versnellingshef-boom 33 naar voren en naar achteren kan schudden in de richting Y naar de tussenpositie tussen de eerste en de tweede versnellingspositie "l" en "2" onder invloed van trillingen van de transmissie-eenheid TU en wel.met een zodanige tril-25 lingsamplitude, dat de afstand van meer dan 20% van de totale slag van de versnellingshefboom 33 vanaf de tweede versnellingspositie naar de tussenpositie tussen de eerste en de tweede positie "1" en ’'2" wordt overschreden, d.w.z. dat hij een zodanige afstand aflegt, dat hij in het gebied raakt, 30 waarin de verschuiving van de versnellingshefboom 33 naar de tweede versnellingspositie "2" wordt voltooid. In dit geval kan de tweede schakelaar B worden geopend en de derde schakelaar C worden gesloten. Evenals in het geval echter, waarin de versnellingshefboom 33 volledig naar de eerste versnel-35 lingspositie "1" wordt verplaatst, zoals al is beschreven, wordt, aangezien alle schakelaars F, G en H in de knopeenheid 34 zijn gesloten zolang kracht wordt uitgeoefend op het knop-
o λ n /. c a E
-44- lichaam 94 en aangezien het knooppunt J in de besturings-schakeling SC is geaard via een serieketen, bestaande uit de schakelaars B en F of de schakelaars C , H en G, de elektromagnetische spoel 107d in de niet-bekrachtigde 5 toestand gehouden, waardoor de koppelingseenheid 12 in zijn gekoppelde positie wordt gehandhaafd, ongeacht de schuddende beweging van de versnellingshefboom 33 als gevolg van de transmissie-eenheid TU afkomstige trillingen.
Indien de chauffeur de versnellingshefboom 33 .10 poogt te verschuiven vanaf de tweede versnellingspositie"2" naar de derde versnellingspositie "3", dient hij de hefboom 33 te verplaatsen in de richting X vanaf de tweede versnellingspositie "2" langs de leisleuven 35d, vervolgens de hefboom 33 zijdelings te verplaatsen tot in de leisleuf 35a 15 in de richting W naar de neutrale positie ”N" en tenslotte hem te verplaatsen in de richting X langs de leisleuf 35e in de richting van de derde versnellingspositie "3". Gedurende de verplaatsing van de versnellingshefboom 33 in de richting W naar de neutrale positie "N" wordt de verschui-20 vings- en selektie-as 41 axiaal verplaatst in de richting naar en tot nabij het transmissiehuis, zoals hiervoor is beschreven, waardoor het binneneinde van de as 41 tot aan-grijping wordt gebracht met de korresponderende verschui-vingsvork 61. De daaropvolgende beweging van de versnellings-25 hefboom 33 in de richting X vanaf de neutrale positie naar de derde versnellingspositie"3"langs de leisleuf35e, resulteert in een verplaatsing van de verschuivingsvork 61 voor instelling van de versnellingsbak op een geselekteerde \er-snellingsverhouding, korresponderend met de derde versnel-30 lingspositie "3" van de versnellingshefboom 33. Ook in dit geval werkt de in fig.14 getoonde schakeling op een zelfde wijze als gedurende de verschuiving van de hefboom 33 vanuit de neutrale positie "N" naar de eerste versnellingspositie "l".
35 Wanneer anderzijds de versnellingshefboom 33 in de derde versnellingspositie "3" naar de vierde versnel- 80 0 4 665 -45- lingspositie dient te worden verplaatst, behoeft hij slechts in de richting Y te worden bewogen langs de lei-sleuf 35e , waarbij hij langs de neutrale positie "N" 5 de leisleuf 35f doorloopt. Na zodanige verplaatsing van de versnellingshefboom 33 wordt de korresponderende verschui-vingsvork 41 naar rechts in fig.3 verplaatst, en wel op een zelfde wijze als boven is beschreven in samenhang met de verschuiving van de versnellingshefboom 33 vanuit de 10 eerste versnellingspositie "1" naar de tweede versnellingspositie "2” enerzijds, terwijl anderzijds de kontaktdrager 76 in fig.7 in de richting Y2 wordt geroteerd, op een zelfde wijze als hiervoor is beschreven in samenhang met de verschuiving van de versnellingshefboom 33 vanuit de eerste 15 versnellingspositie”lMnaar de tweede versnellingspositie "2"
Op deze wijze werkt op een zelfde wijze als hiervoor is beschreven in samenhang met de verschuiving van de versnellings-hefboom 33 vanuit de eerste versnellingspositie naar de tweede versnellingspositie de koppelingseenheid 17.
20 Wanneer de versnellingshefboom 33 dient te worden verplaatst vanuit de neutrale positie "N" naar de parkeerpositie "P” of de achteruitrijpositie "R", moet de hefboom 33 worden verplaatst in de richting W langs de leisleuf 35d en vervolgens zijdelings worden verplaatst in de 25 gewenste richting X of Y langs de leisleuf 35g of 35h. Hierbij wordt er evenwel de aandacht op gevestigd, dat, wanneer de versnellingshefboom 33 zo wordt verplaatst naar de parkeerpositie "P“, de verschuivingsvork 62 , die volgens fig.3 naar rechts wordt verplaatst op een zelfde wijze als 30 is beschreven in samenhang met de linkse verplaatsing van een van de verschuivingsvorken 60 en 61, oorzaak is van het sluiten van de normaal geopende schakeleenheid 63 op de wijze, die is beschreven in samenhang met de opbouw van de schakeleenheid 63. Wanneer anderzijds de versnellingshefboom 35 33 zo wordt verplaatst, naar de achteruitrijpositie "R", wordt de met het binneneinde van de verschuivings- en selek-tie-as 41 samenwerkende verschuivingsvork 62 in fig.3 naar rechts verplaatst, waarna de normaal geopende schakeleenheid 147 vervolgens wordt gesloten. Op het moment van vol- -46- naar de achteruitrijpositie, wordt de verplaatsbare kontakt brug 82 in zodanige positie gebracht, dat hij een overbrugging vormt tussen de kontaktelementen 82b en 82d, hetgeen betekent, dat de schakelaar D en E resp. worden geopend en 5 gesloten , terwijl tevens de achteruitrij lamp 146 tot ontbranding wordt gebracht. Zelfs in dit geval, d.w.z. gedurende de verschuiving van de versnellingshefboom 33 vanaf de neutrale positie "N" naar de parkeerpositie "P" of de achteruitrij positie "R", werkt de koppelingseenheid 17 op een .10 zelfde wijze als hiervoor is beschreven in samenhang met de verschuiving van de versnellingshefboom 33 tussen de eerste en de tweede versnellingspositie.
- De uivinding is niet beperkt tot het beschre ven uitvoeringsvoorbeeld. Diverse wijzigingen in de onder-15 delen en hun onderlinge samenhang kunnen worden aangebracht, zonder dat daardoor het kader van de uitvinding wordt overschreden. Bijvoorbeeld is de kontaktband 87 in de knop-eenheid 34 beschreven als elektrisch verbonden met het kon-taktorgaan 89; deze onderdelen kunnen evenwel elektrisch 20 van elkaar zijn geïsoleerd, in welk geval een extra schakelaar I deel kan uitmaken van de knopeenheid 34, die elektrisch in serie is geschakeld met de schakelaar H. In het bijzonder kan dit gemakkelijk worden bereikt door gebruikmaking van een extra kontaktelement 150, waarvan het ene 25 einde is verbonden met de kontaktband 86, en het andere einde is ingericht om selektief te worden gekoppeld met en te worden ontkoppeld van de kontaktband 87, in tegengestelde samenhang met het kontaktorgaan 90 van de schakelaar H.
De beschreven solenoide-besturingsschakeling 30 SC omvat de schakeltransistor 140 en de diodes 141, 143 en 144; hij kan evenwel zijn voorzien van een relais-eenheid die op de in fig.16 getoonde wijze een relaisspoel 151 omvat, die in serie is aangesloten tussen de hoofdschakelaar 134 en het kontaktelement 80 in de slagschakeleenheid 71, 35 alsmede een relaisschakelaar 152, die in serie is aangesloten tussen de hoofdschakelaar 134 en , via de elektromagnetische spoel 107d de aarde. In dit geval dient de relais- 80 04 665 -47- schakelaar 152 van het normaal gesloten type te zijn, dat kan worden geopend bij bekrachtiging van de relaisspoel 151.
Λ Λ Λ L C £ C

Claims (15)

1. Elektrische schakelinrichting voor toepassing bij een aandrijfinrichting voor een auto, met een met de hand verschuifbare transmissie-eenheid, omvattende een versnellings-hefboom, die verplaatsbaar is in een eerste en een tweede 5 versnellingswisselrichting, welke richtingen tegengesteld aan elkaar zijn, welke versnellingshefboom bij verplaatsing in de eerste versnellingswisselrichting verschuifbaar is naar verschillende versnellingsposities van één groep en bij verplaatsing in de tweede versnellingswisselrichting ver-10 schuifbaar is naar verschillende versnellingsposities van een andere groep, waarvan een achteruitrijpositie deel uitmaakt, alsmede een automatisch bestuurde koppelingseenheid, die is aangebracht tussen de transmissie-eenheid en selectief een gekoppelde en een ontkoppelde positie kan innemen, welke 15 koppelingseenheid in de gekoppelde positie de vermogensover-dracht tussen de automotor en de transmissie-eenheid mogelijk maakt en in de ontkoppelde positie die vermogensoverdracht blokkeert, gekenmerkt door een bedieningsorgaan, waarvan een elektromagne-20 tische besturing deel uitmaakt, die elektrisch is verbonden met een elektrische voedingsbron en werkzaam is voor het in de ontkoppelde en gekoppelde toestand brengen van de koppelingseenheid wanneer de elektromagnetische besturing respectievelijk is bekrachtigd en ontdaan van bekrachtiging; 25 een besturingsschakeling voor het selectief openen en sluiten van een elektrische keten tussen de elektromagnetische besturing en de elektrische voedingsbron; en een schakeleenheid met een slagschakeleenheid 30 en een knopschakeleenheid, die werkzaam is voor het besturen van de werking van de besturingsschakeling, welke slagschakeleenheid is voorzien van drie normaal geopende schakelaars, namelijk een eerste, een tweede en een derde schakelaar, welke eerste schakelaar wordt 8004665 -49- gesloten onder invloed van de verplaatsing van de versnellings-hefboom naar de eerste versnellingswisselrichting, welke tweede schakelaar wordt gesloten onder invloed van de verplaatsing van de versnellingshefboom in de tweede versnellings-5 wisselrichting en welke derde schakelaar wordt gesloten onder invloed van de verplaatsing van de versnellingshefboom naar de eerste of de tweede versnellingswisselrichting, welke drie schakelaars parallel met elkaar zijn geschakeld, en welke knopschakeleenheid is opgenomen in een 10 met de hand bedienbare knopeenheid, die is aangebracht op de versnellingshefboom voor scharnierende verplaatsing in een eerste en een tweede schakelrichting, welke richtingen tegengesteld zijn, en welke eenheid is voorzien van een met de tweede schakelaar verbonden, normaal gesloten' vierde 15 schakelaar, een met de eerste schakelaar verbonden, normaal gesloten vijfde schakelaar, alsmede een in serie met de derde schakelaar opgenomen, normaal gesloten zesde schakelaar, welke vierde en zesde schakelaar worden geopend onder invloed van de scharnierende verplaatsing van de knopeenheid in de 20 eerste schakelrichting als gevolg van het uitoefenen van een uitwendige bedieningskracht, die noodzakelijk is voor het verplaatsen van de versnellingshefboom in de eerste versnellingswisselrichting, welke vijfde schakelaar wordt geopend onder invloed van de scharnierende beweging van de 25 knopeenheid in de eerste schakelrichting als gevolg van het aanleggen van een andere uitwendige bedieningskracht, die vereist is voor het verplaatsen van de versnellingshefboom in de tweede versnellingswisselrichting.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het 30 kenmerk, dat de eerste en de tweede schakelaar worden gesloten, wanneer de versnellingshefboom wordt verplaatst vanuit de neutrale positie over een afstand, corresponderend met 80 tot 100% van de totale slag, die is vereist voor verplaatsing van de versnellingshefboom vSnuit de neutrale 35 positie naar één van de verschillende versnellingsposities van de corresponderende groep in de corresponderende richting, waarbij de derde schakelaar wordt gesloten, wanneer de versnellingshefboom wordt verplaatst vanuit an n l ft R -50- een neutrale positie over een afstand, corresponderend met 30 tot 80% van de totale slag.
3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de besturingsschakeling een schakeltransistor 5 omvat, waarvan de basis is verbonden met de elektrische voedingsbron, de emitter is verbonden met aarde en de collector via de elektromagnetische besturing is verbonden met de elektrische voedingsbron, waarbij de slagschakel-eenheid is verbonden met het knooppunt van de elektrische 10 voedingsbron en de basis van de schakeltransistor.
4. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de besturingsschakeling een schakeltransistor omvat, waarvan de basis is verbonden met de elektrische voedingsbron, de emitter is verbonden met aarde en dë 15 collector via de elektromagnetische besturing is verbonden met de elektrische voedingsbron, waarbij de slagschakel-eenheid is verbonden met het knooppunt van de elektrische voedingsbron en de basis van de schakeltransistor.
5. Inrichting volgens conclusie 1, met het 20 kenmerk, dat de besturingsschakeling een relaiseenheid omvat, waarvan de relaisspoel in serie is verbonden tussen de slagschakeleenheid en de elektrische voedingsbron, en waarvan de relaisschakelaar in serie is opgenomen met de elektromagnetische besturing, welke relaisspoel bij 25 bekrachtiging dient voor het openen van de relaisschakelaar.
6. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de besturingsschakeling een relaiseenheid omvat, waarvan de relaisspoel in serie is opgenomen met de slagschakeleenheid en de elektrische voedingsbron en waarvan de 30 relaisschakelaar in serie is opgenomen met de elektromagnetische besturing, welke relaisspoel bij bekrachtiging de relaisschakelaar opent.
7. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, gekenmerkt door een achteruitrij lampschakeling 35 met een achteruitrij lamp en een achteruitrijlampschakelaar, die in serie zijn opgenomen met elkaar en met de elektrische voedingsbron, welke achteruitrijlampschakelaar normaal geopend is en ingericht om te worden gesloten onder invloed 8004665 -51- van de verplaatsing van de versnellingshefboom naar de achteruitrijpositie, waarbij verder de slagschakeleenheid een normaal geopende zevende schakelaar omvat/ die wordt gesloten onder invloed van de beweging van de versnellings-5 hefboom in de tweede versnellingsrichting naar één van de versnellingsposities van de andere groep.
8. Elektrische schakelinrichting voor toepassing bij een aandrijfinrichting voor een auto, met een met de hand verschuifbare transmissie-eenheid, omvattende een versnellings-10 hefboom, die verplaatsbaar is in een eerste en een tweede versnellingswisselrichting, welke richtingen tegengesteld aan elkaar zijn, welke versnellingshefboom bij verplaatsing in de eerste versnellingswisselrichting verschuifbaar is naar verschillende versnellingsposities van één groep en bij 15 verplaatsing in de tweede versnellingswisselrichting verschuifbaar is naar verschillende versnellingsposities van een andere groep, waarvan een achteruitrijpositie deel uitmaakt, alsmede een automatisch bestuurde koppelingseenheid, die is aangebracht tussen de transmissie-eenheid en selectief 20 een gekoppelde en een ontkoppelde positie kan innemen, welke koppelingseenheid in de gekoppelde positie de vermogensover-dracht tussen de automotor en de transmissie-eenheid mogelijk maakt en in de ontkoppelde positie die vermogensoverdracht blokkeert, gekenmerkt door 25 een bedieningsorgaan, waarvan een elektromagne tische besturing deel uitmaakt, die elektrisch is verbonden met een elektrische voedingsbron en werkzaam is voor het in de ontkoppelde en gekoppelde toestand brengen van de koppelingseenheid wanneer de elektromagnetische besturing 30 respectievelijk is bekrachtigd en ontdaan van bekrachtiging? een besturingsschakeling voor het selectief openen en sluiten van een elektrische keten tussen de elektromagnetische besturing en de elektrische voedingsbron; en 35 een schakeleenheid met een slagschakeleenheid en een knopschakeleenheid, die werkzaam is voor het besturen van de werking van de besturingsschakeling, 8 0 0 4 6 6 5 -52- welke slagschakeleenheid is voorzien van een normaal geopende eerste en een normaal geopende tweede schakelaar, welke schakelaars worden gesloten onder invloed van de verplaatsing van de versnellingshefboom in resp. 5 de eerste en de tweede versnellingswisselrichting en met elkaar parallel zijn geschakeld, en welke knopschakeleenheid is opgenomen in een met de hand bedienbare knopeenheid, die op de versnellingshefboom is aangebracht voor scharnierende verplaatsing in 10 een eerste en een tweede schakelrichting, welke richtingen aan elkaar tegengesteld zijn, en een normaal gesloten derde schakelaar omvat, die in serie is opgenomen met de tweede schakelaar, alsmede een normaal gesloten vierde schakelaar, die in serie is opgenomen met de eerste“schakelaar, 15 welke derde schakelaar wordt geopend onder invloed van de scharnierende verplaatsing van de knopeenheid in de eerste schakelrichting als gevolg van het uitoefenen van een uitwendige bedieningskracht voor verplaatsing van de versnellingshefboom in de eerste versnellingswisselrichting, welke 20 vierde schakelaar wordt geopend onder invloed van de scharnierende verplaatsing van de knopeenheid in de tweede schakelrichting als gevolg van het uitoefenen van een andere uitwendige bedieningskracht, die vereist is voor verplaatsing van de versnellingshefboom in de tweede versnellingswisselrichting. 25
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de besturingsschakeling een schakeltransistor omvat, waarvan de basis is verbonden met de elektrische voedingsbron, de emitter is verbonden met aarde en de collector via de elektromagnetische besturing·>is verbonden 30 met de elektrische voedingsbron, waarbij de slagschakeleenheid is verbonden met het knooppunt van de elektrische voedingsbron en de basis van de schakeltransistor.
10. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de besturingsschakeling een relaiseenheid omvat, 35 waarvan de relaisspoel in serie is opgenomen tussen de slagschakeleenheid en de elektrische voedingsbron, en de relais-schakelaar in serie is geschakeld met de elektromagnetische besturing, welke relaisspoel bij bekrachtiging de relais- 80 0 4 6 6 5 -53- schakelaar opent.
11. Elektrische schakelinrichting voor toepassing bij een aandrijfinrichting voor een auto, met een met de hand verschuifbare transmissie-eenheid, omvattende een versnellings-. 5 hefboom, die verplaatsbaar is in een eerste en een tweede versnellingswisselrichting, welke richtingen tegengesteld aan elkaar zijn, welke versnellingshefboom bij verplaatsing in de eerste versnellingswisselrichting verschuifbaar is naar verschillende versnellingsposities van een groep en bij 10 verplaatsing in de tweede versnellingswisselrichting verschuifbaar is naar verschillende versnellingsposities van een andere groep, waarvan een achteruitrijpositie deel uitmaakt, alsmede een automatisch bestuurde koppelingseenheid, die is aangebracht tussen de transmissie-eenheid en selectief 15 een gekoppelde en een ontkoppelde positie kan innemen, welke koppelingseenheid in de gekoppelde positie de vermogensover-dracht tussen de automotor en de transmissie-eenheid mogelijk maakt en in de ontkoppelde positie die vermogensoverdracht blokkeert, gekenmerkt door 20 een bedieningsorgaan, waarvan een elektromagne tische besturing deel uitmaakt, die elektrisch is verbonden met een elektrische voedingsbron en werkzaam is voor het in de ontkoppelde en gekoppelde toestand brengen van de koppelingseenheid wanneer de elektromagnetische besturing 25 respectievelijk is bekrachtigd en ontdaan van bekrachtiging; een besturingsschakeling voor het selectief openen en sluiten van een elektrische keten tussen de elektromagnetische besturing en de elektrische voedingsbron; en 30 een schakeleenheid met een slagschakeleenheid en een knopschakeleenheid, die werkzaam is voor het besturen van de werking van de besturingsschakeling, welke slagschakeleenheid een normaal geopende eerste, tweede en derde schakelaar omvat, welke eerste scha-35 kelaar wordt gesloten onder invloed van de verplaatsing van de versnellingshefboom in de eerste versnellingswisselrichting, en welke tweede en derde schakelaar worden gesloten onder invloed van de verplaatsing van de versnellingshefboom 0. n A R R -54- in de tweede versnellingswisselrichting, en welke knopschakeleenheid is opgenomen in een hanteerbare knopeenheid, die op de versnellingshefboom is aangebracht voor scharnierende verplaatsing in een eerste 5 en een tweede schakelrichting, welke richtingen aan elkaar tegengesteld zijn, en voorzien is van een in serie met de tweede schakelaar opgenomen, normaal gesloten vierde schakelaar en een in serie met de eerste schakelaar opgenomen, normaal gesloten vijfde schakelaar, welke vierde schakelaar 10 wordt geopend onder invloed van de scharnierende verplaatsing van de knopeenheid in de eerste schakelrichting als gevolg van het uitoefenen van een uitwendige bedieningskracht, die vereist is voor verplaatsing van de versnellingshefboom in de eerste versnellingswisselrichting, welke vijfde schakelaar 15 wordt geopend onder invloed van de scharnierende verplaatsing van de knopeenheid in de tweede schakelrichting als gevolg van het uitoefenen van een andere uitwendige bedieningskracht, die vereist is voor het verplaatsen van de versnellings-hefboom in de tweede versnellingswisselrichting; en 20 een achteruitrijlampschakeling met een achteruit rij lamp en een achteruitrijlampschakelaar, die in serie zijn geschakeld met elkaar en eveneens tussen de derde schakelaar en de elektrische voedingsbron, welke achteruitrijlampschakelaar van het normaal geopende type is en ingericht om te 25 worden gesloten onder invloed van de verplaatsing van de versnellingshefboom in de achteruitrijpositie.
12,Elektrische schakelinrichting voor toepassing bij een aandrijfinrichting voor een auto, met een met de hand verschuifbare transmissie-eenheid, omvattende een versnellings-30 hefboom, die verplaatsbaar is in een eerste en een tweede versnellingswisselrichting, welke richtingen tegengesteld aan elkaar zijn, welke versnellingshefboom bij verplaatsing in de eerste versnellingswisselrichting verschuifbaar is naar verschillende versnellingsposities van één groep en bij 35 verplaatsing in de tweede versnellingswisselrichting verschuifbaar is naar verschillende versnellingsposities van een andere groep, waarvan een achteruitrijpositie deel uitmaakt, alsmede een automatisch bestuurde koppelingseenheid, 80 04 665 -55- die is aangebracht tussen de transmissie-eenheid en selectief een gekoppelde en een ontkoppelde positie kan innemen, welke koppelingseenheid in de gekoppelde positie de vermogensover-dracht tussen de automotor en de transmissie-eenheid mogelijk 5 maakt en in de ontkoppelde positie die vermogensoverdracht blokkeert, gekenmerkt door een bedieningsorgaan, waarvan een elektromagnetische besturing deel uitmaakt, die elektrisch is verbonden met een elektrische voedingsbron en werkzaam is voor het 10 in de ontkoppelde en gekoppelde toestand brengen van de koppelingseenheid wanneer de elektromagnetische besturing respectievelijk is bekrachtigd en ontdaan van bekrachtiging; een besturingsschakeling voor het selectief openen en sluiten van een elektrische keten tussen de 15 elektromagnetische besturing en de elektrische voedingsbron; een schakeleenheid met een slagschakeleenheid en een daarmee in serie geschakelde knopschakeleenheid voor het besturen van de werking van de besturingsschakeling, welke slagschakeleenheid is voorzien van een normaal geopende eerste 20 en tweede schakelaar, welke schakelaars zijn ingericht om te worden gesloten onder invloed van de verplaatsing van de versnellingshefboom in resp. de eerste en de tweede versnel-lingswisselrichting, welke eerste en tweede schakelaar parallel zijn geschakeld, welke knopschakeleenheid is opgenomen 25 in een met de hand bedien^bare knopeenheid, die is aangebracht op de versnellingshefboom voor scharnierende verplaatsing in een eerste en een tweede schakelrichting, welke richtingen tegengesteld aan elkaar zijn, en is voorzien van een in serie met de tweede schakelaar opgenomen, normaal gesloten 30 derde schakelaar en een in serie met de eerste schakelaar opgenomen, normaal gesloten vierde schakelaar, welke derde schakelaar wordt geopend onder invloed van de scharnierende verplaatsing van de knopeenheid in de eerste schakelrichting als gevolg van het uitoefenen van een uitwendige bedienings-35 kracht, die is vereist voor verplaatsing van de versnellingshefboom in de eerste versnellingswisselrichting, welke vierde schakelaar wordt geopend onder invloed van de scharnierende verplaatsing van de knopeenheid in de tweede schakelrichting O Λ n £ AAR -56- als gevolg van het uitoefenen van een andere uitwendige bedieningskracht, die vereist is voor verplaatsing van de versnellingshefboom in de tweede versnellingswiselrichting, welke slagschakeleenheid is voorzien van een 5 verplaatsbare contactdrager, die bedrijf is gekoppeld met de. versnellingshefboom voor scharnierende verplaatsing tussen een eerste en een tweede positie onder invloed van de beweging van de versnellingshefboom in resp. de eerste en de tweede versnellingswisselrichting, welke verplaatsbare drager is 10 voorzien van een daarop aangebrachte contactbrug, alsmede een starre met de verplaatsbare contactdrager aangebrachte schakelaarplaat met een eerste, een tweede en een derde contactelement, waarbij de eerste schakelaar van de slagschakeleenheid wordt gevormd door het eerste en het“tweede 15 contactelement en de contactbrug, de tweede schakelaar van de slagschakeleenheid wordt gevormd door het tweede en het derde contactelement en de contactbrug, welk tweede contactelement elektrisch is verbonden met de besturingsschakeling.
13.Elektrische schakelinrichting voor toepassing 20 bij een aandrijfinrichting voor een auto, met een met de hand verschuifbare transmissie-eenheid, omvattende een versnellingshefboom, die verplaatsbaar is in een eerste en een tweede versnellingswisselrichting, welke richtingen tegengesteld aan elkaar zijn, welke versnellingshefboom bij verplaatsing in 25 de eerste versnellingswisselrichting verschuifbaar is naar verschillende versnellingsposities van één groep en bij verplaatsing in de tweede versnellingswisselrichting verschuifbaar is naar verschillende versnellingsposities van een andere groep, waarvan een achteruitrijpositie deel 30 uitmaakt, alsmede een automatisch bestuurde koppelingseenheid, die is aangebracht tussen de transmissie-eenheid en selectief een gekoppelde en een ontkoppelde positie kan innemen, welke koppelingseenheid in de gekoppelde positie de vermogensover-dracht tussen de automotor en de transmissie-eenheid mogelijk 35 maakt en in de ontkoppelde positie die vermogensoverdracht blokkeert, gekenmerkt door een bedieningsorgaan, waarvan een elektromagnetische besturing deel uitmaakt, die elektrisch is verbonden 80 0 4 665 -57- met een elektrische voedingsbron en werkzaam is voor het in de ontkoppelde en gekoppelde toestand brengen van de koppelingseenheid wanneer de elektromagnetische besturing respectievelijk is bekrachtigd en ontdaan van bekrachtiging; 5 een besturingsschakeling voor het selectief openen en sluiten van een elektrische keten tussen de elektromagnetische besturing en de elektrische voedingsbron; en een schakeleenheid met een slagschakeleenheid 10 en een daarmee in serie geschakelde knopschakeleenheid voor besturing van de werking van de besturingsschakeling, welke slagschakeleenheid is voorzien van een normaal geopende eerste en tweede schakelaar, welke schakelaars zijn ingericht om te worden gesloten onder invloed'.van de verplaatsing van 15 de versnellingshefboom in resp. de eerste en de tweede versnellingswisselrichting, welke eerste en tweede schakelaar met elkaar parallel zijn geschakeld, welke knopschakeleenheid is opgenomen in een met de hand bedienbare knopeenheid en is voorzien van een normaal gesloten derde en vierde schakelaar, 20 welke schakelaars in serie zijn geschakeld met resp. de tweede en de eerste schakelaar, welke knopeenheid is voorzien van een in hoofdzaak langwerpig dragerblok, waarvan het ene einde star is gekoppeld met de versnellingshefboom en daarmee coaxiaal is 25 geplaatst, welk dragerblok is voorzien van een contactband, die rond het vrije eindgedeelte daarvan is gedraaid en eveneens is voorzien van een eerste en een tweede contactorgaan, welke contactorganen aan één einde daarvan zijn bevestigd, waarbij de respectieve vrije einden van het eerste 30 en het tweede contactorgaan in aangrijping verkeren met de contactband, in tegengestelde richting, door hun eigen veér-werking, alsmede een met de hand bedienbaar knoplichaam, waarin een holte is aangebracht en dat voorzien is van een dragerblok, zodanig, dat het vrije eindgedeelte van het 35 dragerblok is opgenomen in de holte, voor scharnierende verplaatsing in de eerste en de tweede schakelrichting, onderling tegengesteld, waarbij het knoplichaam is voorzien van een uitsteeksel, dat zich axiaal uitstrekt tot in de holte en 8004665 -58- eindigt op een geringe afstand van het vrije eindvlak van het dragerblok, welk uitsteeksel, wanneer het knoplichaam wordt gescharnierd in de eerste schakelrichting door het uitoefenen van een uitwendige bedieningskracht gedurende het 5 verschuiven van de versnellingshefboom in de eerste versnel-lingswisselrichting, het eerste contactorgaan scheidt van de contactband, welk uitsteeksel, wanneer het knoplichaam wordt gescharnierd in de tweede schakelrichting door het uitoefenen van een andere bedieningskracht gedurende het 10 verschuiven van de versnellingshefboom in de tweede versnel-lingswisselrichting, het tweede contactorgaan scheidt van de contactband, welke derde schakelaar wordt gevormd door het eerste contactorgaan en de contactband, terwijl de vierde schakelaar wordt gevormd door het tweede contactorgaan en 15 de contactband.
14. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vierde en de vijfde schakelaar in serie zijn geschakeld met resp. de tweede en de eerste schakelaar.
15. Elektrische schakelinrichting voor toepassing 20 bij een aandrijf inrichting voor een auto, met een met de hand verschuifbare transmissie-eenheid, omvattende een versnellingshefboom, die verplaatsbaar is in een eerste en een tweede versnellingswisselrichting, welke richtingen tegengesteld aan elkaar zijn, welke versnellingshefboom bij verplaatsing in 25 de eerste versnellingswisselrichting verschuifbaar is naar verschillende versnellingsposities van één groep en bij verplaatsing in de tweede versnellingswisselrichting verschuifbaar is naar verschillende versnellingsposities van een andere groep, waarvan een achteruitrijpositie deel . 30 uitmaakt, alsmede een automatisch bestuurde koppelingseenheid, die is aangebracht tussen de transmissie-eenheid en selectief een gekoppelde en een ontkoppelde positie kan innemen, welke koppelingseenheid in de gekoppelde positie de vermogensover-dracht tussen de automotor en de transmissie-eenheid mogelijk 35 maakt en in de ontkoppelde positie die vermogen soverdracht blokkeert, gekenmerkt door een bedieningsorgaan, waarvan een elektromagnetische besturing deel uitmaakt, die elektrisch is verbonden 80 0 4 665 -59- met een elektrische voedingsbron en werkzaam is voor het in de ontkoppelde en gekoppelde toestand brengen van de koppelingseenheid wanneer de elektromagnetische besturing respectievelijk is bekrachtigd en ontdaan van bekrachtiging; 5 een besturingsschakeling voor het selectief openen en sluiten van een elektrische keten tussen de elektromagnetische besturing en de elektrische voedingsbron; en een schakeleenheid met een slagschakeleenheid 10 en een knopschakeleenheid, die werkzaam is voor het besturen van de werking van de besturingsschakeling, welke slagschakeleenheid is voorzien van drie normaal geopende schakelaars, namelijk een eerste, een tweede en een derde schakelaar, welke eerste schakelaar wordt 15 gesloten onder invloed van de verplaatsing van de versnellings-hefboom naar de eerste versnellingswisselrichting, welke tweede schakelaar wordt gesloten onder.invloed van de verplaatsing van de versnellingshefboom in de tweede versnellingswisselrichting en welke derde schakelaar wordt gesloten onder 20 invloed van de verplaatsing van de versnellingshefboom naar de eerste of de tweede versnellingswisselrichting, welke drie schakelaars parallel met elkaar zijn geschakeld, en welke koppelingseenheid in zijn gekoppelde positie wordt gehouden, wanneer ten minste de eerste schakelaar 25 is gesloten, terwijl een uitwendige kracht, vereist voor verplaatsing van de versnellingshefboom in de eerste versnellingswisselrichting, wordt uitgeoefend op een op de versnellingshefboom aangebrachte knop, en eveneens wanneer ten minste de tweede schakelaar is gesloten, terwijl een uitwendige kracht, 30 vereist voor verplaatsing van de versnellingshefboom in de tweede versnellingswisselrichting op de knop wordt uitgeoefend, . welke koppelingseenheid eveneens in de gekoppelde positie wordt gehouden, wanneer de eerste, de tweede of de derde schakelaar is gesloten, terwijl geen uitwendige krachten 35 op de knop worden uitgeoefend. 80 0 4 665
NL8004665A 1979-09-03 1980-08-18 Elektrische schakelinrichting voor de koppeling van een automotor. NL8004665A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP11255479A JPS5638991A (en) 1979-09-03 1979-09-03 Servo-amplifier
JP11255479 1979-09-03
JP3126380 1980-03-11
JP3126380A JPS56128227A (en) 1979-09-03 1980-03-11 Automatic clutch

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8004665A true NL8004665A (nl) 1981-02-18

Family

ID=35355666

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8004665A NL8004665A (nl) 1979-09-03 1980-08-18 Elektrische schakelinrichting voor de koppeling van een automotor.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US4344514A (nl)
JP (2) JPS5925702Y2 (nl)
BE (1) BE884803A (nl)
DE (1) DE3030838A1 (nl)
GB (1) GB2058963B (nl)
NL (1) NL8004665A (nl)

Families Citing this family (25)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0038787B1 (en) * 1980-04-14 1987-08-12 Karl Johan Boström A gear shifting device
US4533030A (en) * 1982-01-22 1985-08-06 Gabriel Albert L Clutch actuating system
DE3314111A1 (de) * 1983-04-19 1984-10-25 Dr.Ing.H.C. F. Porsche Ag, 7000 Stuttgart Einrichtung zur wegabhaengigen positionsangabe hydraulisch betaetigter schaltstangen
EP0136267B1 (en) * 1983-06-21 1987-09-30 FIAT AUTO S.p.A. System for controlling the operation of the propelling apparatus in a motor vehicle
FR2575707B1 (fr) * 1985-01-09 1990-01-12 Valeo Dispositif de detection de changement de vitesse pour la commande d'un embrayage associe a une boite de vitesses
GB8716973D0 (en) * 1987-07-17 1987-08-26 Automotive Prod Plc Transmission
GB8716974D0 (en) * 1987-07-17 1987-08-26 Automotive Prod Plc Transmission
GB8723547D0 (en) * 1987-10-07 1987-11-11 Automotive Prod Plc Clutch control
GB8820928D0 (en) * 1988-09-06 1988-10-05 Automotive Prod Plc Gear lever for vehicle transmission
FR2643316B1 (fr) * 1989-02-17 1993-09-10 Valeo Dispositif de detection de vitesse pour la commande d'un embrayage associe a une boite de vitesses
FR2673402B1 (fr) * 1991-03-01 1994-01-21 Valeo Levier de vitesses polarise pour commande d'un dispositif de changement de vitesses, notamment pour vehicules automobiles.
DE4237669A1 (de) * 1992-11-07 1994-05-11 Fichtel & Sachs Ag Kontaktanordnung für einen Schalthebelsensor
US5363946A (en) * 1993-06-02 1994-11-15 Chang Shih Hung Automation device for automobile manual shift system
DE4320591A1 (de) * 1993-06-22 1995-01-05 Burgess Gmbh Schaltvorrichtung zur Anordnung im Bereich eines Bedienungshebels
US5377797A (en) * 1993-07-30 1995-01-03 Eaton Corporation Clutch engagement control method in response to transmission shift lever position
GB9402252D0 (en) * 1994-02-05 1994-03-30 Automotive Products Plc Clutch control system
FR2724997A1 (fr) * 1994-09-26 1996-03-29 Peugeot Procede de changement de vitesse pour une boite de vitesses mecanique d'un vehicule automobile a embrayage electro-hydraulique et dispositif pour sa mise en oeuvre
DE19650450A1 (de) * 1995-12-18 1997-06-19 Luk Getriebe Systeme Gmbh Betätigungseinrichtung
DE19719614A1 (de) * 1996-05-11 1997-11-13 Luk Getriebe Systeme Gmbh Kraftfahrzeug
WO1999001312A1 (de) * 1997-07-05 1999-01-14 Luk Getriebe-Systeme Gmbh Verfahren und vorrichtung zum steuern einer kupplung
US6209408B1 (en) 1997-07-16 2001-04-03 Grand Haven Stamped Products Electrical sensing system for a vehicle shifter
WO1999003696A2 (en) * 1997-07-16 1999-01-28 Grand Haven Stamped Products, A Division Of Jsj Corporation Vehicle shifter responsive to shifting behaviors
DE19745673C1 (de) * 1997-10-17 1999-05-27 Daimler Chrysler Ag Fahrzeug mit automatisch betätigter Kupplung
US20030097892A1 (en) * 2000-08-11 2003-05-29 Volvo Lastvagnar Ab Shift lever and method for maneuvering an automatic transmission
CA2351301A1 (en) * 2000-08-25 2002-02-25 Bombardier Inc. Gear shift assembly for straddle-type vehicle

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2732447A (en) * 1955-02-21 1956-01-24 Combined electric switch and gearshift
JPS5652105Y2 (nl) * 1976-04-05 1981-12-04
JPS5334215A (en) * 1976-09-10 1978-03-30 Nissan Motor Co Ltd Switching device for operating automatic clutch
US4183424A (en) * 1977-05-06 1980-01-15 Abramian Vladimir A Vehicle gearchange lever with clutchswitch
US4131184A (en) * 1977-08-01 1978-12-26 Tsentralny Nauchno Issledovatelsky Avtomobilny I Avtomotorny Institut Nami Vehicle hydraulic transmission

Also Published As

Publication number Publication date
GB2058963B (en) 1983-05-18
US4344514A (en) 1982-08-17
JPS56128227A (en) 1981-10-07
GB2058963A (en) 1981-04-15
DE3030838A1 (de) 1981-03-26
JPS5630129U (nl) 1981-03-23
BE884803A (fr) 1981-02-16
JPS5925702Y2 (ja) 1984-07-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8004665A (nl) Elektrische schakelinrichting voor de koppeling van een automotor.
CN102105714B (zh) 具有可选择单向离合器的前轮驱动自动变速器
JPH0320759U (nl)
US4376896A (en) Switching assembly
KR870010980A (ko) 4륜 구동형 차량
SU1648245A3 (ru) Устройство переключени передач дл коробок передач с ручным управлением
JP2648873B2 (ja) 自動二輪車のクラッチ操作装置
JPS61207836A (ja) 小型車輛のガバナ装置
ITPI20010041A1 (it) Dispositivo meccanico per utilizzare come cambio sequenziale una trasmissione a variazione continua su un veicolo
US4950850A (en) Pedal switch assembly
KR100309484B1 (ko) 자동차 자동변속기의 위치자동전환장치
US4144958A (en) Device to effect control over the friction clutch of a transport vehicle
JPH08108768A (ja) 自動車の4輪駆動装置
JP3700189B2 (ja) トラクタの走行伝動装置
JP3505819B2 (ja) 作業車の操向操作装置
CN100400826C (zh) 电子节气门控制系统及两轮摩托车
JPS5930743Y2 (ja) 自動車用トランスフア装置のシフトロツク防止機構
JPS595623Y2 (ja) トラクタのダブルクラツチ装置
RU2077997C1 (ru) Способ управления трансмиссией транспортной машины и устройство для его осуществления
SU1604652A1 (ru) Механизм совмещенного управлени фрикционами и тормозами
KR100264604B1 (ko) 수동변속기용 클러치
FR2554769A1 (fr) Appareillage de manoeuvre et commande d'un groupe d'entrainement a variateur de vitesse pour vehicules automobiles
JPH07180519A (ja) 内燃機関の動弁装置
US1881022A (en) Dumping land vehicle
SU1593994A2 (ru) Двухпоточна электромеханическа передача т гового средства

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed