NL8004258A - Inrichting voor het bedienen van een vizier, in het bijzonder voor motorrijders. - Google Patents

Description

* T/tj/lh/3

Inrichting voor het bedienen van een vizier, in het bijzon-der voor motorrijders.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het bedienen van een vizier van een helm, in het bijzonder van een motorhelm.

In het bijzonder de vizieren van helmen voor motor-5 rijders, moeten gemakkelijk op te klappen zijn om de opening in de helm vrij te maken en bovendien moeten deze in de gesloten en geheel geopende stand gezet kunnen worden en ook in alle tussen deze eindstanden inliggende standen, door middel van bedieningsorganen die door de gebruiker gemakke-10 lijk met slechts één hand bediend kunnen worden, hetgeen essentieel is voor motorrijders.

In de Italiaanse octrooiaanvrage no. 20250 A/78 wordt een vizier beschreven waarvan de uiteinden scharnierend bevestigd zijn aan de helm door middel van schuifelementen 15 die in geschikte geleidingen of banen in de helm lopen en samenwerken met bedieningsmiddelen door middel waarvan de gebruiker het vizier eerst een rechtlijnige beweging kan geven waardoor de randen van een richel in de helm af bewegen, waarna het vizier om de pennen van de scharnieren kan-20 telt om de opening van de helm vrij te maken.

De uitvinding heeft betrekking op verbeteringen in het verschuiven en in een gewenste hoekstand vastzetten van het vizier, waarbij ook de mogelijkheid van het min of meer neutraliseren van de op het vizier uitgeoefende windkracht, 25 wanneer het voertuig in beweging is, wordt overwogen. Deze oplossingen zijn totaal gebaseerd op de kenmerken van de conclusies 1,2,4,5,7,8 en 12 van de eerder genoemde aanvrage. In het bijzonder zijn de bedieningsmiddelen voor het vizier voorzien van een tandheugelsysteem waarvan één van de 30 elementen aan de helm is bevestigd en het andere beweegbaar en door de bedieningsmiddelen bedienbaar met het vizier; bovendien is een scharnier aangebracht, zodat door het bedienen van het beweegbare deel van het tandheugelstelsel, Β0Ω42 58 -2- het vizier een rechtlijnige en daarna een hoekverplaatsing ondergaat.

De uitvinding zal nu worden uiteengezet in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde tekeningen 5 die, slechts als voorbeeld, enige uitvoeringsvormen van de inrichting weergeven zoals toegepast op een normale motorhelm, voorzien van een ingebouwd vizier.

* Figuur 1 is een perspectivisch aanzicht van een van de inrichting volgens de uitvinding voorziene helm.

10 Figuur 2 toont op grotere schaal een horizontale doorsnede volgens de .lijn II-II in figuur 1.

Figuur 3 is een vertikale dwarsdoorsnede volgens de lijn III-III in figuur 2.'

Figuur 4 is een vooraanzicht van de in figuur 1 15 getoonde inrichting, waarbij bepaalde delen in dwarsdoorsnede worden getoond.

Figuren 5 en 6 zijn resp. met figuur 2 en 4 overeenkomende aanzichten en tonen een variatie van de inrichting.

20 In de tekeningen zijn telkens onderdelen die over eenkomen met die welke beschreven en weergegeven zijn in het genoemde octrooischrift aangegeven met dezelfde verwij-zingssymbolen. In het bijzonder A betrekking op de helm en B op het vizier waarvan de rand BI in een richel Al ligt 25 nabij de rand van de opening van het vizier, terwijl de letter C één van de twee inrichtingen aangeeft van het vizier die werkzaam verbonden zijn met één enkel bedienings-orgaan D dat op een geschikte plaats van de helm is aangebracht, zoals nader uiteengezet zal worden.

30 Zoals in het bijzonder in figuur 2 en 4 is te zien, is aan elk einde van het vizier B een bus 22d bevestigd, bijvoorbeeld door middel van veelhoekige koppelingen 66; de bus eindigt aan het einde tegenover het bevestigtngs-einde in een kroon 68 die een buigzame pakking 70 in kontakt 35 houdt met de richel van een huis in de naaf van een rondsél 26d, waardoor op deze wijze tussen de genoemde delen een wrijvingskoppeling wordt gevormd zoals later uiteengezet zal worden.

800 4 2 58 • 4 -3-

GrendelmiddeXen 24d zijn in aangrijping met het gat in de bus 22d; de kop van de grendelmiddelen valt in een ringvormig einde van een richel in het vizier B om dit tijdens de beweging op zijn plaats te houden. De grendelmidde-5 len 24d kunnen bestaan uit een gewone schroef die in het van schroefdraad voorziene gat van de bus 22d wordt geschroefd; in het weergegeven geval zijn de grendelmiddelen 24d vervaardigd van een buigzaam spuitgegoten materiaal, dat uitloopt in een kop 72 die meegevend in kontakt is met een 10 schouderstuk van de bus 22d.

De bus lOd van het rondsel 26d vormt het andere element van het scharnier 10d-12d en wordt roteerbaar vastgehouden door een steunplaat 12d zodat-een met het rondsel verbonden schuif wordt gevormd, die beweegbaar is in gelei-15 dingen 74, die in langsrichting lopen van een plaat,'en een holle buis l6d ondersteunt die, te zamen met de delen welke de inrichting C vormen in een richel 75 in een zijdeel van de helm A worden opgenomen.

De holle steunbuis 16d en dus de inrichting C is 20 aan de wand van de helm A bevestigd door middel van met aangrijpingstanden 76 van buigzaam materiaal in de holle buis voorziene pennen die de gaten in de bodenwand van de richel 75 van de helm A aangrijpen. Het is duidelijk dat deze delen vervangen kunnen worden door overeenkomstige 25 onderdelen zoals schroeven of dergelijke.

De plaat of de holle steunbuis 16d is voorzien van een heugel 28d aan één van de einden tegenover de bodenwand van één van de geleidingen 74; de plaat of holle buis kan dus het rondsel 26d aangrijpen dat over een kleine lengte 30 uit de holle buis I6d uitsteekt, opdat het stelsel 12d-26d in geleidingen 74 kan.bewegen, eerst, vrij en daarna met aangrijping van het rondsel 26d van het stelsel met heugel 28, zoals nog nader beschrijven zal worden. Om de gewenste positionering van het rondsel 26d tijdens de lineaire be-35 weging bepaald door het stelsel 12d-26d te verzekeren, is het rondsel op een excentrische plaats voorzien van een pen 78 die in aangrijping is met een zich in langsrichting langs het inwendige van de holle ondersteuningsbuis 16d uitstrek- 800 42 58 -4- kende sleuf 80. De groef eindigt in een vergroot gedeelte 82, dicht nabij het begingedeelte van de heugel 28d. Wanneer het rondsel 26d in aangrijping is met de heugel, komt de pen 78 los uit de groef 80. De plaat van de steun I2d eindigt 5 aan het vrije einde in een klem 52d die één van de einden van een buigzaam bedieningsorgaan. F vasthoudt dat bijvoorbeeld uit een staaldraad, Bowden-kabel of Teleflex-kahel of dergelijke bestaat. Dit besturingsorgaan F loopt verschuifbaar in een geschikte omhulling, die binnenin de helm A is 10 vastgemaakt terwijl het andere einde van dit orgaan bevestigd is aan handbedieningsmiddelen D van de helm A in een voor de gebruiker gemakkelijk toegankelijke plaat. De onderrand van de helm A draagt, door middel van de pen 84, een gekartelde schuif 36d waar een tandwiel 85 mee is gekoppeld. 15 De tanden van dit tandwiel grijpen op een diametraal tegenoverliggende plaats de andere twee einden van de buigzame bedieningsorganen F aan (welke betrekking hebben op linker en rechter bedieningsinrichtingen C in de helm A).

Elk van de einden 85, in het bijzonder van Teleflex 20 kabels heeft een schroeflijnvormig gewikkelde draad waarvan de slagen een heugel, vormen die in aangrijping is met de tanden van het tandwiel 83. De einden kunnen natuurlijk voorzien zijn van geschikte heugels zodat door middel van de beweging van de schuif 36a het mogelijk is om de twee 25 inrichtingen C van het vizier B te bewegen. Het tandwiel 83 kan ook een tuimelaar omvatten afhankelijk van de eigenschappen van de gebruikte buigzame bedieningsorganen F.

De bedrijfsstand van de.inrichting C blijkt duidelijk uit de bovenstaande beschrtjvinh. In figuur 2 en 4 30 wordt de inrichting getoond in de toestand overeenkomend met de neergelaten en ingetrokken stand van het vizier B, dat wil zeggen met de rand daarvan in aangrijping met de richel Al van de helm A. Om het vizier te openen kan de gebruiker bijvoorbeeld met de duim van één hand de gekartel-35 de omtrek van de schuif 36d aangrijpen om deze te roteren. Hierdoor brengen de buigzame kabels F op de stelsels I2d-26d van elke inrichting C synchrone bewegingen over, beide in de richting van pijl x in figuur 2.

800 4258 -5-

In het bijzonder worden de steunplaten 12d gedwongen langs geleidingen 74 te bewegen, zonder dat de rondsels 26d worden geroteerd, daar deze in de vergrendelde hoekstand worden gehouden tengevolge van de aangrijping van de pennen 5 78 in de resp. rechtlijnige groeven 80.

Hieruit volgt dat het vizier B horizontaal in de richting van de pijl X wordt verschoven, zoals in figuur 2 wordt getoond, en deze beweging gaat door totdat de tanden van het rondsel 26d in aangrijping komen met het heugel 28d. 10 In dit geval heeft een verdergaande beweging in de richting van de pijl X tot gevolg dat het vizier B omhoog beweegt, en dus van de opening van de helm afbeweegt.

Tengevolge van de aanwezigheid van de koppeling 70, kan het vizier B in elke stand tussen de twee eindstanden 15 gestopt en gefixeerd worden, waarbij de eerste eindstand horizontaal is (waarin het vizier de opening van de helm afsluit) en de andere onder een hoek staat (waarbij de opening van de helm geheel geopend is).

De werking van de koppeling 2 op het vizier B ver-20 zekert,konstant de gewenste positionering van het vizier, zelfs in het geval van een sterke wind, omdat het mogelijk is om de werking van de koppeling 70 te variëren door deze te voorzien van geschikte instelmiddelen. waarmee de rem-werking op het vizier B aangepast kan worden. Bovendien kan 25 de werking van de koppeling aangepast en geregeld worden om het automatisch sluiten van het vizier te bereiken waarbij gebruik gemaakt wordt van de windkracht wanneer het vizier zich in een stand.bevindt dicht nabij de gesloten stand.

30 Om de werking van het vizier B te vergemakkelijken, zijn de twee inrichtingen C aan de helm A bevestigd door de bodem van de richels 75 zodanig te richten.dat deze onder een geschikte hoek ten opzichte van de vertikale hartlijn van de helm A staan en naar voren en naar buiten ten opzich-35 te van de helm divergeren. Deze constructie vergemakkelijkt het opklappen van het vizier B, daar het voldoende is. om deze een.geringe rechtlijnige beweging te geven om de rand daarvan vrij te maken van de richel A, waarna het vizier 800 42 58 -6- omgeklapt kan worden.

Het is duidelijk dat door het bedienen van de gekartelde ring 36d, in de richting tegengesteld aan de eerder besprokene, de bovengenoemde bewegingen in omgekeerde volgor-5 de optreden, zodat het vizier B neergelaten wordt en gedwongen wordt in de uitsparing Al van de helm naar binnen te bewegen.

Figuren 5 en 6 van de tekeningen tonen een vereenvoudigde uitvoering.van de inrichting volgens de uitvinding/ 10 overeenkomend met hetgeen weergegeven is in figuur 2 en 3 van het genoemde octrooischrift. In deze uitvoeringsvorm is de plaat of holle buis l6f voorzien van geleidingen 74f voor het ondersteunen van de plaat 12f, die ook als een steun gevormd is tussen de armen waarvan een bus 22f vrij 15 loopt, die door. middel van de koppeling 68f met het vizier B is verbonden.

De steunplaat 22f draagt een scharnierende verbin-dingsstang 84 die, door middel van de pen 14f (door de complementaire plaat lOf) de bus 22f voor het vizier B 20 draagt.

De verbindingsstang 86 is in het vrije einde voorzien van tanden 26f die gevormd worden door een rondsel dat (zoals hierna beschreven zal.worden) een tandheugel 28f in de bodemwand van een holle buis 16f aangrijpt. De 25 wand is ook, op een geschikte plaats,, voorzien van een tand 88 die uitgevoerd is als een hellend.vlak en die in kontakt kan komen met de zijde van de verbindingsstang 86f.

De plaat 22f eindigt in een klem 52f voor de be-dieningskabel I, die,.zoals getoond in figuur 1 verbonden 30 is met de bedieningsmiddelen D.

Ook in dit geval heeft bediening van de schijf 36d tot gevolg dat het stelsel 22f-86 in de richting van de pijl x verschuift, en dat de tanden 26f van de verbindingsstang 86 de tandheugel 28f. aangrijpen, terwi.j.1 het andere 35 einde van de verbindingsstang 86 ook.de klem 88 aangrijpt. Hieruit volgt dat de bus 22f en het einde van het vizier "B" los komt van het huis in de holle buis I6f, terwijl de daaropvolgende aangrijping van de tanden 26f met het tand- 800 42 58 -7- heugel 28f het vrijkomen van de rand van het vizier uit de richel "A" om de opening van de helm heen, voltooit.

De gebruiker voltooit dan het heffen van het vizier B door deze direkt vast te pakken of door gebruik te maken 5 van de windkracht om het vizier in een geschikte stand te krijgen.

Het zal duidelijk zijn dat modificaties aan de inrichting aangebracht worden. Het rondsel/tandheugelstelsel 26d-28d kan bijvoorbeeld op geschikte wijze vervangen worden 10 door een nok of excentriek, waarvan de omtrek één of meer uitsteeksels aan de holle steunbuis I6d aangrijpt om het vizier B (na een rechtlijnige verplaatsing) ook een hoek-verplaatsing om de. bus 22d te geven. De bediening van de schuif I2d kan ofwel door middel van vloeistof onder druk 15 of door middel van een zuiger-cilinderstelsel geschieden. Bovendien kan de holle steunbuis 16d in de constructie van de helm A worden aangebracht, waarbij duidelijk is dat deze . en andere wijzigingen binnen het kader en de geest van de uitvinding vallen.

800 4258

Claims (9)

1. Inrichting voor het bedienen van een vizier van een helm, in het bijzonder een motorhelm, gekenmerkt door een rondsel/tandheugelstelsel, waarbij het rondsel of dergelijke (26d-26f) gevormd wordt door een in 5 geleidingen (74) in de helm (A) bewegende schuif (I2d,12f) welke werkzaam verbonden is met bedieningsmiddelen (D), terwijl de tandheugel of dergelijke .middelen (28d-28f) bevestigd is aan en zich evenwijdig uitstrekt aan de geleidingen (74) om aan het vizier een verplaatsing te geven en 10 dit dus van de opening van de helm af te bewegen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat geleidingen (74) voor de schuif (12d) zich over een grotere lengte uitstrekken dan de lengte van de tanden (28d) van de tandheugel wanneer het vizier (B) 15 neergelaten is en de rand (B^) daarvan in de richel (A^ van de helm ligt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, i met het kenmerk, dat het rondsel of.dergelijke (26d) in een excentrische positie een.pen (78) heeft die een sleuf (80) 20 aangrijpt welke zich uitstrekt over een beperkte afstand evenwijdig aan de geleidingen (74) voor de schuif (12d) en die tenminste nagenoeg eindigt aan het begin van de heugel (28a) met een groter gedeelte (82) voor het loskomen van de heugel.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het rondsel (26f) aan één einde voorzien is van een verbindingsstang (86) die scharnierend verbonden is met het einde van de schuif (12f) en die, door middel van de pen (14f) de de bus (22f) voor het vizier 30 ondersteunende plaat (lOf) draagt.

5. Inrichting.volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de geleidingen (74f) voor de schuif (12f), nabij de einden.een geschikt gevormde tand (88) dragen die in aangrijping kan komen met de einden (14f) 35 van de verbindingsstang (86) voor het losmaken.van de rand (BI) van het vizier uit de richel (Al) van de helm. 800 4 2 58 -9-

6. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 1-5/ gekenmerkt door tussen de scharnieren voor het vizier (B) aangebrachte koppelingpakkingen (68/70) .

7. Inrichting volgens conclusies 1-6/ 5 met het kenmerk, dat de heugel (28d, 28f) en de geleidingen voor de schuif (12, I2f) aangebracht zijn in een steunplaat (16d, I6f) die aan de constructie van de helm (A) bevestigd kan zijn,

8. Inrichting volgens conclusie 1-7, 10 met het kenmerk, dat de bedieningsmiddelen (D) voor de .schuiven (I2d, 12f) uit buigzame middelen (F) bestaan die de schuiven werkzaam verbinden met van tanden voorziene stangen (85), welke samenwerken met een aan een bedieningsknop bevestigd tandwiel (83), welke knop roteerbaar in de helm is 15 bevestigd.

9. Helm voor motorrijders of dergeiijke, voorzien van twee van de inrichtingen volgens één of meer van de conclusies 1-8. 8 0 0 4 2 58