NL8004168A - Uittrekgeleidingsgarnituur voor schuifladen en dergelijke. - Google Patents

Description

5 * - , * * t t \ * VO τ4ΐ -1- CJittrekgeleidingsgarnituur voor schuifladen, en dergelijke

De uitvinding "betreft een uittrekgeleidingsgarnituur voor schuifladen en dergelijke, met aan weerszijden telkens een zich aan de zijde van een meubellichaam bevindende draagrail, en zich aan de zijde'van de lade bevindende uittrekrail en een, tussen deze beide rails differen-5 tiaal lopende middenrail, waarbij de belasting van de schuiflade via looprollen of dergelijke overgebracht wordt.

Dergelijke uittrekgeleidingen vinden veelvuldige toepassing in de moderne meubelbouw. Zij vergemakkelijken het uittrekken van de schuifladen en zorgen er voor, dat er ook bij hoge gewichten van de schuif-10 laden geen vastklemming optreedt terwijl toepassing van een zogenaamde differentiaal-uittrekgeleiding - welke aan weerszijden een drietal rails namelijk een zich aan de ladezijde bevindende uittrekrail, een zich aan de zijde van het lichaam van het meubel bevindende draagrail en een daartussen differentiaal lopende middenrail bevat - de mogelijkheid biedt, 15 de schuiflade geheel uit het lichaam van het meubel uit te trekken, zodat het inwendige van de schuiflade overal goed toegankelijk is, terwijl de schuiflade niettemin in het lichaam van het meubel goed vastgehouden wordt.

De laatste tijd is bij uittrekgeleidingsgarnituren de toepassing 20 van zogenaamde loopwagens - welke de looprollen dragen - in toenemende mate in zwang gekcmen.

De voordelen van dergelijke loopwagens bestaan in de mogelijkheid tot voordelige vervaardiging (de loopwagens kunnen in hun geheel uit kunststof gespoten worden) en in de bijzonder rustige loop van dergelijke 25 uittrekgeleidingsgarnituren.

Nadelig is bij dergelijke geleidingen dikwijls, dat de loopwagens, ten opzichte van elkaar niet nauwkeurig gericht zijn, d.w.z. dat het tot ongelijkmatige afloop tussen rail en loopwagen bij het uittrekken of inschuiven van de schuiflade kont. Zo kan bij voorbeeld de ene loopwagen, 30 vóórdat de uittrek- resp. inschuif beweging van het garnituur beëindigd is, reeds bij zijn eindaanslag aangekomen zijn, waardoor die loopwagen wordt vastgehouden en de looprollen of kogeltjes tussen de open rails niet meer vrij kunnen af rollen.

i 800 4168 L..

-2-

Doel van de uitvinding is nu een uittrekgeleiding van de in de aankef vermelde soort, -waarbij de beweging van de beide loopwagens ten opzichte van elkaar en ook ten opzichte van de middenrail bestuurd wordt, zodat optimaal gelijkmatige beweging bij het uittrekken en het weer in-5 schuiven van de schuiflade bereikt wordt. Daarbij is het de bedoeling, dat de loopwagens over de afzonderlijke rails niet of althans niet over noemenswaardige weglengte kannen gaan verschuiven.

In het bijzonder dienen de loopwagens en/of de rails tijdens het inbrengen van de uitgenomen schuiflade in de juiste stand gehouden te 10 worden, zodat, bij het hierop aansluitend ten opzichte van elkaar verschuiven van de rails, de loopwagens zich in de voor de bewegingsafloop juiste stand bevinden.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de looprollen aan elke zijde van de schuiflade zijn gelegerd in een tweetal loopwagens, 15 waarvan de éne in de draagrail en de andere in de uittrekrail gelegerd is, terwijl tussen die beide loopwagens en/of één loopwagen en de draag -of uittrekrail is voorzien in een gedwongen besturing.

Bij voorkeur is er, volgens de uitvinding, voorts in voorzien, dat in het midden van de middenrail een tandwiel gelegerd is, dat met 20 heugelprofielen aan de beide loopwagens in ingrijping verkeert en aldus de gedwongen besturing vormt.

Uit de beide Duitse octroorschriften 2.315·316, ten name van Merz, en 2.018.611, ten name van Stanley, is op zichzelf de toepassing van tandwielen en heugels als middelen ter besturing van uittrekgeleidingen 25 bekend. Het betreft hier echter een andere soort uittrekgeleidingen, aangezien hierbij géén loopwagens worden toegepast en derhalve ook niet het probleem bestaat, de plaatsen van die loopwagens te bepalen.

Een verder, met de uitvinding beoogd, doel bestaat hierin, een dergelijk uittrekgeleidingsgarnituur zodanig uit te voeren dat wanneer 30 de schuiflade geheel uit het meubellichaam uitgetrokken wordt, de afzonderlijke delen van het uittrekg arnituur niet uit elkaar vallen, doch zodanig aan elkaar vastgehouden worden, dat de schuiflade zonder extra maatregelen weer in het meubellichaam ingeschoven kan worden, waarbij zich de afzonderlijke delen van het uittrekgeleidingsgarnituur, d.w.z.

3.5 draagrail, uittrekrail, binnenrail en loopwagens in die stand bevinden, waarin het onmiddellijk functioneren van het uittrekgeleidingsgarnituur gewaarborgd is.

Dit verdere doel wordt volgens de uitvinding bereikt dat één van 800 4 1 68 -3- * i de loopwagens is voorzien van een arretering,, welke de loopwagen bij uitgetrokken schuif rail aan de middenrail onverplaatsbaar vasthoudt.

Bij voorkeur is er hierbij verder in voorzien, dat de arretering zich bevindt aan de loopwagen, welke gelegerd is in de zich aan de meu-5 bellichaamzijde bevindende draagrail.

Een bijzonder betrouwbare en veilige arretering wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat die arretering wordt gevormd door een bij voorkeur door een veer belaste schuif, welke bij uitgetrokken schuiflade in een gat in de middelste veer grendelend een ligplaats inneemt.

10 Overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is er in voorzien, dat de loopvlakken van de draagrail en van de uit-trekrail ongeveer in het midden zijn voorzien van een verdieping. Bij deze uitvoering neemt de in het meubellichaaningeschoven schuiflade al het ware een ligplaatsstand in in die verdiepingen en wordt telkens één 15 looprol van een loopwagen door de last van de schuiflade in de verdieping gedrukt.

Bij het uittrekken van de schuiflade moet dan een minimale weerstand worden overwonnen, waardoor er echter veilig en betrouwbaar voor wordt gezorgd, dat de schuiflade niet onwillekeurig naar voren kan rollen.

20 Overeenkomstig een andere, verdere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is er in voorzien, dat de middenrail in vorm aansluitend in de loopwaagens gelegerd is.

Overeenkomstig nog een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is er voorzien, dat de loopwagens zijn voorzien van een randribbe, 25 welke in verticale richting tot voorbij het profiel van de uittrekrail, resp. de draagrail reikt en waaraan het heugelprofiel gevormd is.

Volgens nog een verdere uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding is de uittrekrail aan het achtereinde voorzien van een aanslag, of de er in gelegerde loopwagen tegen uitvallen borgt.

30 Wanneer de schuiflade geheel uit het meubellichaam uitgetrokken wordt, hangt de in de uittrekrail gelegerde loopwagen in de rail en draagt de middenrail, waarbij de in de rail van het meubellichaam gelegerde loopwagen op de middenrail vastgehouden wordt en met die meubel-lichaamrail uitgetrokken wordt.

35 Volgens een ander uitvoeringsvoorbeeld overeenkomstig de uitvin ding is er in voorzien, dat door een op de middenrail draaibaar gelegerde klink, welke als twee-armige hefboom uitgevoerd is en welke in vol- 800 4 1 68 -k- ledig uitgetrokken stand van de rails, bij beide loopwagens of éên loopwagen en de draag- of uittrekrail tegenhoudend aanslag neemt en beide delen, op afstand van elkaar houdt, en.aldus de gedwongen besturing vormt. Bij voorkeur is er verder in voorzien, dat de klΐnk in een ver-5 dieping in een loopwagen een grendelligplaats inneemt.

Bij een verdere uitvoeringsvorm, volgens de uitvinding is er in voorzien, dat de looprail tegen de klink steun neemt.

Bij voorkeur is daarbij, volgens de uitvinding de verdieping aangebracht in de loopwagen, welke zich aan de draagrailzijde bevindt.

10 Teneinde een optimaal bestuurde beweging van de loopwagens tijdens de werking van de uittrekinrichting te bereiken, is er, overeenkomstig een voordelige uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, voorts in voorzien, dat aan de draai as van de klink het tandwiel is aangebracht, dat in in— grijping verkeerd met de heugelprofielen aan de beide loopwagens.

15 De uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de tekening, waarin uitsluitend bij wijze van voorbeeld voor de uitvinding enkele uitvoeringsvormen overeenkomstig de uitvinding zijn weergegeven, nog. nader worden toegelicht. Uitdrukkelijk wordt daarbij gesteld dat de in de figuurbe-schrijving en verder ook in de conclusies opgencmen verwijzingscijfers 20 niet dienen te worden opgevat als een beperking voor de bescherming som-vang van de uitvinding, doch slechts bedoeld zijn om bij de weergegeven uitvoeringsvormen volgens de uitvinding bepaalde onderdelen gemakkelijk terug te vinden.

Fig. 1 is een zijaanzicht in doorsnede van een schuiflade met een 25 uittrekgeleidingsgarnituur volgens de uitvinding, waarbij de schuiflade in het meubellichaam ingeschoven is; fig. 2 is een soortgelijk aanzicht als fig. 1, bij uit het meubellichaam uitgetrokken, doch er nog in verankerde schuiflade; fig. 3 is een gedeeltelijke zijaanzicht van het uittrekgeleidings-30 garnituur bij geheel uit het meubellichaam uitgetrokken schuiflade; fig. k is een doorsnede van een schuiflade met een uittrekgeleidingsgarnituur volgens de uitvinding evenwijdig aan de frontplaat, waarbij aan de linkerzijde de uitvoering met afdekkende kunststofzijwand weergegeven is; 35 fig· 5 toont een drietal aanzichten van een gedeelte van een loop wagen met schuif, welke uit zijn grendel-ligplaats stand genomen is; fig. 6 toont een soortgelijk gedeelte, met een in de middenrail 800 4 1 68 * l -5- een grendel-ligplaats innemende schuif; fig. T toont een gedeelte van een loopwagen met een verdere variant van de schuif; de figuren 8-10 zijn doorsneden evenwijdig aan de frontplaat van 5 de schuiflade van verschillende uitvoeringsvormen van uittrekgeleidings-garnituren volgens de uitvinding; de figuren 11-13 zijn schematische zijaanzichten van een verder uitvoeringsvoorbeeld van een uittrekgeleidingsgamituur volgens de uitvinding, "bij ingeschove en volledig uitgetrokken schuiflade; 10 de figuren ih en 15 zijn dwarsdoorsneden van een uittrekgelei- dingsgarnituur volgens de uitvinding, waarbij in fig. ik een loopwagen met. looprollen en in fig. 15 een loopwagen met. loopkogels af geheeld is.

In de figuren volgens de tekening zijn telkens slechts die delen van het uittrekgeleidingsgamituur weergegeven, welke zich aan êên zijde 15 van de schuiflade en eventueel van een schap bevinden.. Uiteraard is het tweede deel van het uittrekgeleidingsgamituur, dat zich in de montage-stand aan de andere zijde van de schuiflade bevindt, analoog uitgevoerd.

In de figuren van de tekening zijn schuiflade en zijwand van het meubellichaam eveneens niet, of slechts schematisch, aangegeven, aange-" 20 zien deze en de bevestiging van het uitgevonden beslag aan het meubel geen deel van de uitvinding vormen en voor elke deskundige op dit gebied tot de bekende stand van de techniek behoren.

Zoals speciaal blijkt uit de figuren 1 en 2, alsmede 11-15, bestaat het uitgevonden uittrekgeleidingsgamituur uit een uittrekrail 1, welke 25 aan de zijwand, van de schuiflade 10 bevestigd is, een draagrail 3, welke bevestigd is aan de zijwand 11 van het meubellichaam, twee loopwagens 5,. waarvan de loopwagen k in de uittrekrail 1 en de loopwagen 5 in de draagrail 3 gelegerd is, en uit een middenrail 2, welke differentiaal tussen uittrekrail 1 en draagrail 3 afloopt en waarvan de beide hori-30 zontale flenzen 2' in de loopwagens h resp. 5 ingeschoven zijn en tussen de looprollen 6 van de loopwagens 4, 5 zijn gelegerd.

De middenrail 2 is aldus tussen uittrekrail 1 en draagrail 3 zogenaamd 'Vliegend", d.w.z. vrij beweegbaar, gelegerd.

De loopwagens k, 5 zijn in bepaalde gevallen voorzien horizontale 35 vereffeningsrollen 7» welke langs de verticale lijven van de rails bij de loopwagen k van de uittrekrail 1 en de middenrail 2, bij de loopwagen 5 van de draagrail 3 en van de middenrail 2 - opzij afrollen en 800 4 1 68 -6- aldus een absoluut rustige loop van het uittrekgeleidingsgarnituur waarborgen.

De loopwagens 5 zijn - behalve bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 10 - voorzien van, tot voorbij de profielen van de uittrek-5 rail 1 resp. van de draagrail 3 uitstekende randribben 12, welke zijn voorzien van een heugelprofiel 13.

Met dit heugelprofiel 13 verkeert een tandwiel 9 ia ingrijping, dat draaibaar gelegerd is in het midden van de middenrail 2, de loopwagens U, 5 en de middenrail 2 worden aldus ten opzichte van elkaar ge-10 dwongen bestuurd.

Met andere woorden vindt, onafhankelijk van de door de belasting van de schuiflade 10 teweeggebrachte wrijving van de looprollen 6 op de afzonderlijke rails, bij beweging van de Ine loopwagen k automatisch beweging van de andere loopwagen 5 plaats.

15 Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 10 is het heugelpro fiel 13 telkens binnen de breedte b van het profiel van de draagrail 3 resp. van de uittrekrail 1 aangebracht.

Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 1-10 bevat de in de draagrail 3 gelegerde loopwagen 5 een schuif 8, die door een blad-20 veer 15 belast wordt.

Wanneer de schuiflade 10, volgens fig. 3, geheel uit het meubel-lichaam uitgetrokken wordt en zich de loopwagen 5 vóór de draagrail 3 bevindt, drukt de veer 15 de schuif 8 door een gat resp. een uitsparing 22 in de onderste, horizontale flens 2' van de rail 2. De flens 2' en de 25 uitsparing 22 zijn, voor beter begrip, aangegeven in fig. 7·

Hierdoor wordt de loopwagen 5 op de middenrail 2 gehouden, welke op zijn beurt weer in de loopwagen b gehouden wordt, terwijl de loopwagen k in de uittrekrail 1 is gelegerd en door een aanslag 1k (fig. 2) t eg eng ehouden wordt.

30 Aldus kan derhalve de schuiflade 10 volledig uit het meubellichaam uitgetrokken worden, zonder dat de afzonderlijke delen van het uittrekgeleidingsgarnituur uitelkaar vallen.

Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de fig. 5 en 6 wordt de schuif 8 niet door een veer belast, doch is voorzien van twee opzij aan-35 gebrachte, ingedrukte verdiepingen 16, waarin afwisselend een aan de loopwagen 5 mee aangespoten nok 17 een ligplaats inneemt. Door de nok 17 wordt de schuif 8 hetzij in de werkzame stand of in de arrêteer- of 800 4 1 68 . * * -7- vastzetstand vastgehouden. Het verplaatsen van de sehuif geschiedt door de horizontale flenzen van de draagrail 3 resp. door de ligging van de loopwagen 5.

Bij het in het meubellichaam inschuiven van de schuiflade 10 en 5 daardoor ook wan de loopwagen 5 in de draagrail 3, wordt de schuif 8 door de onderste horizontale flens van de draagrail 3 gelost uit de geborgde stand en is het uittrekgeleidingsgarnituur' volledig gereed voor gebruik.

Aan de middenrail 2 zijn aanslagen 18 gevormd, welke dienst doen 10 ter correctie van de loopwagenstand.

De verdiepingen 19 in de loopvlakken of -flenzen van de uittrek-rail 1 en van de draagrail 3 waarborgen, doordat bij gesloten schuiflade 10 de looprollen 6 er een ligplaats in innemen, betrouwbaar en veilig houvast van de schuiflade 10 in het meubellichaam. Bij het uittrekken 15 van de schuiflade moet eerst een geringe weerstand worden, overwonnen en de schuiflade 10 als het ware uit de verdieping 19 weggetrokken worden, tot vrije loop in voorwaartse richting mogelijk is. Hierdoor wordt voorkomen, dat de schuiflade 10 onwillekeurig uit het meubellichaam 11 kan rollen.

20 Bij het uitvoeringsvoorbeeid volgens de fig. 11-15 is, in het mid den van de middenrail 2, de klink 20 draaibaar op een as 21 gelegerd.

Deze klink 20 bevat een uitsteeksel 22 en een inkeping 23, welk bij geheel uitgetrokken schuiflade correspondeert met een uitsparing 24 en een uitsteeksel 25 aan de loopwagen 4, welke in de draagrail 1 loopt.

25 Aan het andere einde is de klink 20 - welke als een twee-armige hefboom is uitgevoerd - voorzien van een inkeping 26.

Deze inkeping neemt het achtereinde d.w.z. het van de schuiflade-frontplaat af gekeerde einde van de uittrekrail 1 op, wanneer zich de uittrekrail 1 in de verst uitgetrokken, voorste uitgetrokken stand bevindt.

30 In de genoemde stand is de hefbocmarm van de klink 20, welte bij de loopwagen 5 behoort, naar omlaag gekanteld, terwijl de andere hefboam-arm, d.w.z. die, welke bij de uittrekrail 1 behoort, naar boven gekanteld is.

Door deze uitvoering worden de loopwagens 4, 5 en de uittrekrail 1 35 ten opzichte van elkaar op afstand uiteengehouden.

In plaats van de uittrekrail 1 zou door de klink 20 ook de loopwagen 4 op afstand ten opzichte van de loopwagen 5 kunnen worden gehouden.

800 4168 , -8-

Door de volgens, de uitvinding voorgestelde uitvoering wordt er veilig en betrouwbaar voor gezorgd, dat wanneer de volledig uit de draag-rail 3 uitgetrokken schuiflade 10 weer ingebracht wordt, de uittrek-rail 1 en de loopwagen U niet vöortijdig binnenwaarts kunnen glijden.

5 Eerst moet de klink 20 uit zijn arretering met de loopwagen 5 worden gebracht, alvorens de uittrekrail 1 en de loopwagen ^ vrij gegeven worden.

Bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is op de as 21 nog het tandwiel 9 gelegerd. Dit tandwiel 9 verkeert in ingrijping met heugel- 10 profielen 13 aan de loopwagen k en aan de loopwagen 5» waardoor de beweging van die beide loopwagens l+, 5, evenals bij het tevoren beschreven uitvoer ingsvoorbeeld, ten opzichte van elkaar bestuurd worden.

800 41 68

Claims (11)

1. Uittrekgeleidingsgar nituur voor schuifladen en dergelijke met aan veers 2d jden telkens een zich aan de meubellichaamzijde bevindende draag-rail, een zich aan de ladezijde bevindende uittrekrail, en een tussen deze beide rails differentiaal lopende middenrail, vaarbij de last van 5 de schuiflade via looprollen of dergelijke overgebracht wordt, met het kenmerk, dat de looprollen (6) aan elke zijde van de schuiflade (10) zijn gelegerd in tvee loopvagens (h, 5), waarvan de éne loopwagen in de draag-rail (3) en waar'/'an de andere loopwagen in de uittrekrail (1) gelegerd is, terwijl tussen deze beide loopwagens (h, 5) en/of êen loopwagen (^-, 5) 10 en de draag- of uittrekrail (1, 3) is voorzien in een gedwongen besturing.

2. Uittrekgeleidingsgaraituur volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in het midden van de middenrail (2) een tandwiel (9) gelegerd is, dat met heugelprofielen (13) aan de beide loopwagens (U, 5) in ingrij- 15 ping verkeerd en aldus de gedwongen besturing vormt.

3. Uittrekgeleidingsgarnituur volgens ten minste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat één van de loopwagens (*)·, 5) is voorzien van een arrêteer- of vastzetinrichting, welke die loopwagen bij uitgetrokken schuiflade (10) aan de middenrail (2) onverplaatsbaar vast- 20 houdt. Uittrekgeleidingsgarnituur volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de arrêteer- of vastzetinrichting zich aan de loopwagen (5) bevindt, welke in de zich aan de meubelliehaamszijde bevindende draagrail (3) gelegerd is. 25 5· Uittrekgeleidingsgarnituur volgens ten minste één der conclu sies 3 en U, met het kenmerk, dat de vastzetinrichting wordt gevormd door een, bij voorkeur door een veer belaste, schuif (8), welke bij uitgetrokken schuiflade (10) een grendel-ligplaats inneemt in een gat in de middenrail (2).

6. Uittrekgeleidingsgarnituur volgens ten minste één der conclu sies 1 en 2, met het kenmerk, dat de loopflenzen van de draagrail (3) en van de uittrekrail (1) ongeveer in het midden zijn voorzien van een verdieping (19)·

7. Uittrekgeleidingsgarnituur volgens ten minste één der conclu- 35 sies 1 en 2, met het kenmerk, dat de middenrail (2) in vorm aansluitend 800 4168 -10- in de loopwagens (U, 5) gelegerd is.

8. Uittrekgeleidingsg arnituur volgens ten minste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de loopwagens (k, 5) zijn voorzien van een randribbe (12), welke tot voorbij het profiel van de uittrek- 5 rail (1), resp. van.de draagrail. (3) in verticale richting uitsteekt, en waaraan het heugelprofiel (13) gevormd is.

9. Uittrekgeleidingsgarnituur volgens ten minste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de uittrekrail (1) aan het achtereinde is voorzien van een aanslag (1U), welke voorkomt dat de er in gelegerde 10 loopwagen er uit kan vallen.

10. Uittrekgeleidingsgarnituur volgens conclusie 1, gekenmerkt door . een op de middenrail (2) draaibaar gelegerde klink (20), welke uitgevoerd is als twee-armige hefboom en bij volledig uitgetrokken stand van de rails (1, 2, 3) bij beide loopwagens of een loopwagen (k, 5) en de 15 draag- of uittrekrail (1, 3) tegenhoudend aanslaat en beide delen op afstand van elkaar houdt en aldus de gedwongen besturing vormt.

11. Uittrekgeleidingsgarnituur volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de klink (20) grendelend een ligplaats inneemt in verdieping (22) in één van de loopwagens (5)·

12. Uittrekgeleidingsgarnituur volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de uittrekrail (1) tegen de klink (20) steun neemt.

13. Uittrekgeleidingsgarnituur volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de verdieping (21) is aangebracht in de loopwagen, welke zich aan de draagrailzijde bevindt. 25 1^. Uittrekgeleidingsgarnituur volgens tenminste één der conclusies 2 en 10, met het kenmerk, dat aan de draaias (21) van de klink (20) het tandwiel (9) aangebracht is, dat in ingrijping verkeert met de heugel-profielen (13) aan beide loopwagens (H, 5). 800 4 1 68