NL8001737A - Werkwijze en bekisting voor het vervaardigen van kant en klare garages. - Google Patents

Description

---------- J

i \

Werkwijze en bekisting voor het vervaardigen van kant en klare garages

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van monolytische ruimtecellen van staal-beton met langswandschijven, een kopwandschijf en een plafond- en bodemschijf, bijvoorbeeld voor rechthoekige en aan de kopzijde 5 open kant en klaargarages, waarbij om te beginnen de tot een korf samengevatte bewapening in de vormruimte van een zich in een met de bedrijfsstand van de ruimtecel overeenkomende uitgangsstand bevindende bekisting wordt gebracht en beton wordt ingegoten, waarna de tenminste voorgeharde ruimtecel in zijn bedrijfsstand uit de 10 bewapening wordt gehaald en op een rolpalet rustend naar een volgend vervaardigingsstation wordt gereden.

De uitvinding betreft verder een inrichting voor het toepassen van de werkwijze met behulp van een bekisting, waarvan de vormruimte door een bij voorkeur samentrekbare kernbekisting 15 en een buitenbekisting wordt begrensd, die in bekistingsplaten oplosbaar is, welke bij de wandschijven van de ruimtecel behoren en met de rolpalet samenwerken.

De uitvinding is in het bijzonder bruikbaar voor het aan de lopende band vervaardigen van ruimtecellen uit staalbe-20 ton die na het uit de bekisting halen nog verder moeten worden bewerkt, bijvoorbeeld van een pleisterlaag worden voorzien, met daken en zwenkdeuren worden uitgerust of op een andere wijze worden bewerkt. De uitvinding is in het bijzonder geschikt voor het aan de lopende band vervaardigen van ruimtecellen uit staalbeton die met 25 behulp van voertuigen worden verplaatst, die een in de handel gebruikelijk onderstel, bijvoorbeeld een vrachtwagenonderstel en een speciale opbouw bezitten, omdat de uitvinding het vervaardigen van maatvaste ruimtecellen en daardoor het handhaven van het voorgeschreven gewicht van de ruimtecellen mogelijk maakt. Voor het ver- 800 1 7 37 2 vaardigen van kant en klare garages uit staalbeton is de uitvinding in het bijzonder goed geschikt, omdat zij een hoge mechanisatiegraad bereikt en daarom voor massafabrikage bijzonder geschikt is, waarin dergelijke bouwwerken uit rendements-5 overwegingen moeten worden vervaardigd.

De uitvinding gaat uit van de uit het Duitse Aus-legeschrift 21 61 301 bekende installatie met lopende band, welke twee achter elkaar liggende stations voor het manipuleren van de kernbekisting en de buitenbekisting heeft. Bij de bekende 10 werkwijze moet eerst de bodem met de daarbij behorende bewa pening op de rolpalet worden vervaardigd voordat men in een voor de buitenbekisting gelegen bekistingsstation de kernbekisting op de bodemplaat brengt en de bewapening voltooit. Dan wordt de rolpalet met de bodem en de voltooide bewapeningskorf in de 15 geopende buitenbekisting gerold, waarin de ruimtecel zijn be drijf sstand inneemt. Na het ingieten van het resterende beton in de vormruimte en het uitharden van de ruimtecel wordt deze eerst uit de buitenbekisting gehaald, naar het voor de buitenbekisting gelegen station teruggerold en van de binnenbekisting 20 bevrijd, voordat zij naar het volgende behandelingsstation wordt gereden.

Het van te voren vervaardigen van de bodem van de ruimtecel maakt slechts een geringe mechaniseringsgraad mogelijk en het manipuleren van de binnenbekisting tussen de beide 25 bekistingsstations staat slechts een beperkt gebruik van de be kisting toe.

Uit het Duitse Offenlegungsschrift 21 41 560 is het echter bekend om de kern- en buitenbekisting in een bekistingsstation en in een put onder te brengen, waarin de klare 30 bewapeningskorf van boven af met een kraan wordt ingehangen.

Er treedt dan een gunstige betonneringsstand op, waarin de kopkanten van de ruimtecelschijven onder alsmede in een horizontaal vlak liggen, en waarin al het beton kan worden gebracht, omdat het eerst in de vertikaal staande schijven en dan in de horizon-35 tale kopwandschijf vloeit. Deze bekende werkwijze maakt dus een 800 1 7 37 3 κ 3 verhoging van de mechaniseringsgraad mogelijk door het vereenvoudigen van de bewapening en betonning van de ruimtecel.

De werkwijze vereist echter zware hefwerktuigen boven de put en voor het transport van de uit de bekisting gehaalde ruimte-5 cel, alsmede een bijzonder kipstation, waarin de telkens op een bekistingsraam rustende ruimtecellen in de bedrijfsstand worden gezwenkt en op de rolpaletten worden neergezet. Een verhoging van het rendement loopt vast op de extra vervaardigingstrappen en de hiervoor noodzakelijke inrichtingen.

10 Uit het Duitse Auslegeschrift 24 62 352 is het ten slotte bekend om de bewapening niet op de kernbekisting te bevestigen, de kernbekisting tezamen met de wapening op een de buitenbewapening vormende kiptafel te heffen en het betongieten telkens na het kippen van de bekisting in de voor het gieten 15 gunstigste stand in een aantal arbeidsganggedeelten uit te voeren. In de laatste ingenomen betongietstand wordt dan eerst de kernbekisting verwijderd, waarop na het terugkippen van de buitenbekisting en de uitgeharde ruimtecel naar de bedrijfsstand het volledig uit de bekisting halen wordt uitgevoerd. Een 20 verbetering van de mechaniseringsgraad vereist bij deze bekisting het aanwezig zijn van een groot aantal van kernbekistingen en een dienovereenkomstig aantal van hefwerktuigen teneinde het betongieten van het vervaardigen van de bewapening onafhankelijk te maken, de kernbekisting telkens met de buitenbekisting samen 25 te brengen respectievelijk daaruit te verwijderen en de ruimtecel van de kiptafel naar de rolpaletten over te brengen. De bekende werkwijze vereist ten opzichte van de andere bekende werkwijzen ook een groot aantal van extra vervaardigingstrappen en inrichtingen die de produktie langer en ingewikkelder maken.

30 Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag om de bedoelde werkwijze zodanig te verbeteren, dat een de totale bewapening omvattende bewapeningskorf buiten de bekisting zonder het gebruik van de kernbekisting wordt vervaardigd en zonder hefwerktuig onder gebruikmaking van aanwezige inrichtings-35 delen in de gesloten vormruimte kan worden ingebracht, waarin 80 0 1 7 37 4 de ruimtecel in één fase wordt gestort en waaruit zij zonder het gebruikmaken van hefwerktuigen naar de bedrijfsstand op de rolpalet uit de bekisting kan worden gehaald.

Volgens de uitvinding is dit bereikt, doordat de 5 klare bewapeningskorf in de vormruimte wordt gerold en in een betongietstand wordt gekipt, waarin in opzichzelf bekende wijze de kopkanten van de ruimtecelschijven onder alsmede in een horizontaal vlak liggen en waarin al het beton wordt ingebracht, en doordat de ruimtecel in zijn bedrijfsstand wordt terugge-10 kipt alsmede volledig uit de bekisting wordt gehaald voordat zij naar het volgende behandelingsstation wordt gereden.

Volgens deze werkwijze nemen de vormruimte respectievelijk de ruimtecellen slechts twee standen, evenwel de telkens gunstigste standen in nadat zij een corresponderende 15 kipbeweging hebben uitgevoerd. Op deze wijze kan men enerzijds de bewapeningskorf met de rolpalet in de gesloten vormruimte brengen en anderzijds de ruimtecel in één arbeidsgang storten. Aangezien men bovendien - alle bekistingsdelen gemeenschappelijk en voor zover nodig tezamen met de ruimtecel kipt, vereist men 20 slechts één bekistingsstation en geen kipstation, waarbij men de rolpalet voor de vormruimtebegrenzing gebruikt.

De uitvinding heeft daarom in hoofdzaak het voordeel, dat zij het fabrikageproces vereenvoudigt en de inrichtingskosten verlaagt zonder de zojuist gegoten ruimte-25 cellen sterker dan tot nu toe te belasten. De uitvinding maakt daarom het vervaardigen mogelijk van nauwkeurige ruimtecellen met een hoger rendement.

Bij voorkeur en volgens een tweede kenmerk van de uitvinding wordt de ruimtecel door in- en uitzwenken van de 30 uiterste vormruimtebegrenzingen met uitzondering van de bodem- begrenzing in- respectievelijk uit de bekisting gehaald.

Op deze wijze kan men zonder hefwerktuigen werken die tot nu toe voor het manipuleren van de buitenbekistingsplaten noodzakelijk waren.

35 Volgens de uitvinding kan men zodanig verder te 800 1 7 37 5 werk gaan dat de ruimtecel om de bodemkant van zijn kopwand wordt gekipt en teruggekipt. Daartoe heeft men een verhoudingsgewijs eenvoudig te verkrijgen, bij voorkeur hydraulische aandrijving nodig. Daardoor is het mogelijk om het zwenk- en 5 kipmechanisme samen te vatten, in het bijzonder hydraulisch te bedienen.

Hiertoe is het verder doelmatig om de werkwijze zodanig uit te voeren, dat de uiterste zwenkbare vormruimte-begrenzingen om de kopwandkanten worden gezwenkt. Hierdoor wor-10 den alle deelgebieden van de bekistingsplaten over verschil lende afstanden ten opzichte van de vormruimtegrenzen bewogen, hetgeen een vergemakkelijking bij het overwinnen van de hecht-krachten tot gevolg heeft.

Men kan de nieuwe werkwijze ook zodanig uitvoeren, 15 dat bij het kippen van de bekisting naar de betongietstand en uit de betongietstand naar de bedrijfsstand van de ruimtecel de te verwerken gewichten gereduceerd kunnen worden.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat de vormruimte van de plafondschijf in de betongietstand gesloten 20 wordt en in deze stand wordt geopend voordat de ruimtecel naar zijn bedrijfsstand wordt teruggekipt.

Aangezien men de vormruimte pas afsluit nadat de bekisting in de betongietstand is aangekomen, behoeft men het de afsluiting vormende bekistingsdeel niet op te heffen. Met dit 25 bekistingsdeel behoeft ook bij het terugkippen van de bekisting geen rekening te worden gehouden, aangezien het reeds in de betongietstand van de kipbare bekisting wordt losgemaakt. Enerzijds heeft dit het voordeel, dat de kipmomenten gemakkelijker te beheersen zijn. Dit is onder andere daarom van belang, om-30 dat bij het kippen van de bekisting naar een richting het op tredende positieve kipmoment kleiner wordt en tenslotte in een negatief kipmoment overgaat, dat opgevangen moet worden. Anderzijds is in de met de bedrijfsstand van de ruimtecel identieke uitgangsstand de bekistingsruimte niet alleen aan de de ingiet-35 opening vormende, verhoudingsgewijs met een klein vlak uitge- 800 1 7 37 6 voerde kopwand open, doch ook aan het plafond van de ruimtecel. Daardoor kan het inbrengen van de bewapening in de bekisting onder omstandigheden aanzienlijk worden vergemakkelijkt, in het bijzonder indien de bewapeningskorf pas in de vormruimte 5 wordt voltooid en uitgericht.

Met het oog op het besparen van arbeid en energie bij het openen en sluiten van de vormruimte is verder een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding nog gekenmerkt, doordat de vormruimte in de betongietstand vaststaat en de bij de pla-10 fondschijf behorende afsluiting bij het openen en sluiten wordt bewogen.

In het bijzonder treden de voordelen van de uitvinding op bij het vervaardigen van ruimtecellen, in het bijzonder kant en klare garages van staalbeton met een boven het vlak van het 15 dak uitstekende dakrand (een zogenaamde atica) van staalbeton, hetgeen opzichzelf bekend is uit het Duitse Offenlegungsschrift 24 31 606, zie in het bijzonder figuur 31. De daardoor optredende trogvormige vormgeving van de dakschijf vereist bij mono-lytische kant en klare garages namelijk een dakrandbekisting.

20 Bij de tot nu toe bekende vervaardigingswijzen worden na het inbrengen van het plafondbeton deze dakrandbekistingen bijvoorbeeld door klappen in de bedrijfsstand gebracht, daarna met beton gevuld en na het uitharden van het beton door terugkippen weer uit de bekisting gehaald. Dergelijke werkzaamheden zijn kost-25 baar en vertragen het voltooien van de ruimtecel onder omstandigheden zeer aanzienlijk.

Bij een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt het vervaardigen van ruimtecellen met een dakrand van het beschreven soort vergemakkelijkt, doordat de vormruimte een dak-30 rand omvat en zijn opening in de betongietstand loodrecht tot het vlak van de plafondschijf staat. Daardoor kan het vervaardigen van de dakrand zonder extra werk in de werkwijze worden opgenomen, omdat door de openingsbeweging de vlakken van de dakrand niet afsluitend kunnen werken.

35 Kant en klare garages van staalbeton moeten over het 8001737 i μ 7 algemeen met een dakhuid worden uitgerust om de binnenruimte af te dichten. Ook dat vond tot nu toe in een afzonderlijke bewerking buiten het betongietstation plaats. Volgens de uitvinding wordt dit werk eveneens bij het betongieten uitgevoerd, 5 doordat op de binnenzijde van de bij de plafondschijf behoren de afsluiting voor het sluiten van de vormruimte een dakhuid wordt bevestigd en door de ruimtecel bij het ontkisten wordt overgenomen.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht 10 aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een aantal uitvoeringsvormen van een inrichting voor het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding zijn weergegeven.

In de tekening toont: figuur 1 een bekisting en een deel van de daarop 15 aansluitende lopende-bandinstallatie in zijaanzicht, figuur 2 een bovenaanzicht van figuur 1, figuur 3 de installatie van figuur 2 zonder rolpalet en zonder bekisting, figuur 4 hetzelfde als in figuur 1 echter met een 20 buitenwandbekisting en de kiphydraulica in meerdere standen van de bekisting, figuur 5 hetzelfde als in figuur 4 doch met de onderdelen na het uit de bekisting halen van de voltooide ruimtecel, 25 figuur 6 een schematisch zijaanzicht van een gedeel te van een vervaardigingsstraat voor kant en klare betongarages met het betongietstation in zijaanzicht, figuur 7 hetzelfde als in figuur 6 doch met de bekisting in de bedrijfsstand van de ruimtecel, 30 figuur 8 hetzelfde als in de figuren 6 en 7 doch met de bekisting in de betongietstand, figuur 9 hetzelfde als in figuur 8 doch met de bekisting gedurende het kippen, figuur 10 een schematisch zijaanzicht, gedeeltelijk 35 in doorsnede van de samentrekbare kernbekisting in samengetrok- 800 1 7 37 * δ ken toestand binnen een gedeeltelijk uitgeharde garage van staalbeton, figuur 11 een zijaanzicht van de bekisting in de richting naar de geopende kopzijde van de garage bij geopende 5 buitenbekisting, en figuur 12 een aanzicht van het tegenoverliggende einde van de ruimtecel, waarbij echter slechts één van de buiten-wandbekistingen is weergegeven.

Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bevindt 10 zich het bekistingsstation 1 in een put 2, waarvan de hoogte in hoofdzaak gelijk is aan de hoogte van de te vervaardigen ruimtecellen. In de put 2 is een spoor 3 met rails 4, 5 voor rolpaletten 6 aangelegd (figuur 2). De breedte van de put 2 is zodanig gekozen, dat de langswanden 7 respectievelijk 7' 15 daarvan evenals de in figuur 2 getekende dwarswand 8 in hoofd zaak loodrecht lopen en de benodigde ruimte voor de beweging van de delen openhouden kunnen. Tussen het bekistingsstation 1 en een aansluitend station 9 is de put 2 aan de bovenzijde open, zodat een klare bewapeningskorf 10, die op een rolpalet 6 is 20 neergezet, samen daarmee in het station 9 kan worden geplaatst.

Het neerzetten van de bewapeningskorf vindt zodanig plaats, dat de bij het punt 10' zichtbare bewapening van de bodem van de ruimtecel de voorgeschreven afstand 11 van de door de bovenzijde 12 van de rolpalet 6 bepaalde vormruimtebegrenzing aanhoudt.

25 Op het station 9 volgt een verder station 13, waar in de put 2 met een bedekking 14 is uitgerust, zodat een tunnel 15 ontstaat, waarin de zojuist uit de bekisting gehaalde ruimtecellen worden uitgehaxd. Op het station 13 volgen verdere stations, waarin de ruimtecellen worden voltooid en verder bewerkt.

30 Op de bodem 16 van de put 2 zijn niet alleen de rails 4 en 5 van het spoor 3 voor de rolpaletten aangebracht, doch ook twee boogvormige spoorstukken 17 en 18 die voor het geleiden en ondersteunen van telkens een bëkistingsplaat 19 respectievelijk 20 dienen. Bovendien liggen op de bodem 16 de 35 lagerbokken 21 van draaischarnieren 22 die een gemeenschappelijke 800 1 7 37 ii· i 9 draaias 23 hebben. De bussen van de draaischarnieren 22 zitten in de einden 24 van dwarsbalken 25 en 26, waarvan de verbin-dingsorganen 27 en 28 en dwarsbalken 29 en 30 uit figuur 3 blijken. Dit in zijn totaliteit met 31 aangeduide kipraam (figuur 4} is zodanig geconstrueerd, dat hij met een viervoudig 5 telescoperende hydraulische kipaandrijving 32 kan samenwerken, waarvan de telescopen in een zwenklager 33 zitten dat in een verdieping 34 van de put 2 is ondergébracht. Deze viervoudige telescoop is in figuur 5 met gestreepte lijnen weergegeven.

Het kipraam 31 is verder zodanig geconstrueerd, dat 10 de onderzijde 36 van de rolplaat 6 over de freemorganen 25 en 26 kan worden gereden en door het kipraam 31 kan worden ondersteund.

Het kipraam 31 dient verder voor het ondersteunen van de constructie 40 die een op de vormruimte aansluitend 15 raam 41 en een kernbekisting 42 ondersteunt. De kernbekisting 42 is in de figuren slechts aangeduid, omdat zij op bekende wijze is opgebouwd en zodanig is uitgevoerd dat haar de binnenzijden van de schijven van de ruimtecel vormende bekistings-wanden samen kunnen worden getrokken.

20 De met 40 aangeduide constructie bezit loodrechte raamdelen 43 met zwenklagers 44 en 45 voor telkens één van de beide buitenbekistingsplaten 19 en 20. Deze buitenbekistingspla-ten zijn aan twee-armige hefbomen 46 bevestigd, waarbij de vrije arm op een zwenkcilinder 47 is aangesloten, waarvan het steun-25 punt op horizontale traversen 48 van de constructie 40 zijn bevestigd. Deze delen van de constructie zijn op hun beurt met geschikte traversen 49 verbonden, die als steunpunt dienen voor hefcilinders 50 van een plafondbekistingsplaat 51, die op een twee-armige zwenkhefboom 52 is bevestigd.

30 De raamtraversen 48 dragen regels 53 met tappen 55 die in haakvormige lagerb-lokken 56 kunnen grijpen die op de bodem 16 van de put 2 zijn bevestigd, zodra de bekisting zich in de figuur 1 weergegeven stand bevindt.

Gedurende het bedrijf worden in de beschreven in-35 800 1 7 37 10 stallatie kant en klare garages 60 gemaakt, waarvan er een in figuur 5 is weergegeven. In de daar weergegeven bedrijfsstand rust de kant en klare garage 60 met zijn bodemplaat 61 op de bovenzijde 12 van de rolpalet 6. Zijn kopwand 62 heeft een bui-5 tenwandbekisting nodig; de binnenbekisting bezit echter een bij de kopwand behorende bekistingsplaat 63 (figuur 1).

De ruimte-cel 60 heeft verder twee langswanden 64 alsmede een plafondplaat 65 waarboven zich een aangevormde atica 68 verheft. Ermee correspondeert een cassette 66 die op 10 de binnenzijde 67 van de plafondbekistingsplaat 51 is uitgevoerd.

Eerst wordt de palet 6 in het station 9 gebracht waarbij ook de klare bewapeningskorf 10 dan zodanig op de palet 6 kan worden geplaatst dat hij niet alleen zijn juiste stand ten opzichte van de bovenzijde 12 van de palet 6 heeft, 15 doch ook een juiste stand tot de vormruimte 70 van de bekisting inneemt, die in figuur 2 is getekend. Hierbij kunnen de bekis-tingsplaten 19 en 21 alsmede 51 in de afgezwenkte toestand staan die correspondeert met het uit de bekisting nemen. De bekistingsplaten 19 en 20 nemen deze stand in onder de werking 20 van de in naar binnen gaande richting van de zuigers tangen be laste cilinder 47, waarbij rollen 72 respectievelijk 73 over de gebogen spoorstukken 17 en 18 lopen. De bewapeningskorf wordt met behulp van de rolpalet 6 in de open of aan de buitenzijde reeds gesloten vormruimte 70 gerold, waarna door het belasten 25 van de zwenkcilinder 47 en 50 in buitenwaartse richting van de zuigerstangen de bekistingsplaten 19 en 20 alsmede 51 in de richting van de pijlen 74 respectievelijk 75 worden gezwenkt en de vormruimte wordt gesloten.

Na het vergrendelen van de rolpalet met de buiten-30 bekistingsplaten 19 en 20 wordt door het belasten van de aan drijving 32 in naar buiten bewegende richting van de cilinder respectievelijk zuigerstangen van de meervoudige telescoop de bekisting rond de as 23 naar de in figuur 4 weergegeven eindstand gezwenkt. In deze stand ligt de latere kopwandschijf 62 35 boven en vereist daarom geen uitwendige bekisting. Anderzijds 8 0 0 1 7 37

A· ♦ I

11 liggen de kopkanten 76 van de nu loodrecht staande schijven van de bodem 61, het plafond 65 en de langswanden 64 in een horizontaal vlak en onder in de bekisting.

Daardoor kan nu al het beton in de bekisting worden 5 gebracht, waarbij eerst de vormruimte inclusief de van de rolpalet naar buiten uit de bekisting gehaalde bodem van de ruimtecel wordt opgevuld en tenslotte het beton voor de kopwandschijven 62 wordt ingebracht. Alleen de kopwandschijf 62 moet worden weggetrokken voordat het beton uithardt.

10 Na het uitharden van het beton wordt door het naar binnen brengen van de aandrijving 32 de bekisting teruggezwenkt tot de regeltappen 55 in de haken 56 komen.

De hierboven beschreven intrekbare binnenbekisting 42 wordt nu ingeschakeld, waardoor de binnenzijden van de ruimte-15 celschijven uit de bekisting komen. Bovendien worden de grendels 30 losgemaakt en daarna de cilinders 47 en 50 in naar binnen bewegende richting van de zuigerstangen belast, zodat .de_vormruimte naar buiten wordt geopend. De hierdoor volledig uit de bekisting gehaalde ruimtecel kan met behulp van de rolpalet 20 6 uit het bekistingsstation 1 worden gereden. Zij gaat langs het station 9 en komt in het station 13. Een nieuwe palet 6 met klare bewapeningskorf 10 wordt op het spoor 3 naar beneden gebracht, waarna de vervaardigingswerkwijze wordt herhaald.

De grendels 80 kunnen met een willekeurig aantal zijn 25 aangebracht maar meestal is slechts één grendel 80 voldoende indien het kipraam 31 een voldoende dimensie bezit. Een dergelijke grendel bestaat op doelmatige wijze uit een console 81 met een boring voor een bij het punt 82 opgestelde grendelbout aan de palet en een console 83 met twee vorkhaken 84 die voor 30 het opnemen van de bout eveneens elk een boring 85 bezitten en in de betreffende buitenbekisting 19, 20 zijn bevestigd.

Volgens figuur 6 dient voor de binnenbegrenzing van de vormruimte een kernbekisting 101, die op een raam 102 is bevestigd, waarvan de horizontale en vertikale raamdelen, waar-35 van telkens' één met 103 respectievelijk 104 is aangeduid, zover 80 0 1737 12 over de begrenzing van de binnenbekisting uitsteken, dat zij een aan de kopzijde gelegen afsluiting van de vormruimte kunnen vormen die door de kernbekisting 101 wordt begrensd. Het raam 102 is bij het punt 105 kipbaar om een horizontale as 106 gela-5 gerd, die in het gebied van de aan de kopzijde gelegen bodem- kant van de kant en klare garage van staalbeton is opgesteld.

Aan zijn van de kernbekisting 101 afgekeerde zijde draagt het raam 102 een stellage 107 met horizontale tappen 108 voor op-'vanghaken 109. Door de opvanghaken wordt het raam 102 en daar-10 door de kernbewapening 101 in de bedrijfsstand van de ruimtecel gehouden.

Onder de kernbekisting 101 loopt een spoor 110 waarop de rolpaletten 111 met flenswielen 112 lopen. Volgens figuur 6, die de uitgangsstand voor het vervaardigen van een 15 kant en klare garage van staalbeton toont, bevindt zich op de palet 111 een korf 114 die uit de bewapeningsstaven van de verschillende platen van de monolytische kant en klare garage is samengesteld. Indien men de rolpalet 111 in het betongietstation rijdt, stulpt men de bewapeningskorf 114 over de kernbekisting 20 101 en kan de bewapeningskorf voor het gieten fixeren.

In de figuren 11 en 12 bevindt het raam 102 zich op consoles 115 van een hulpraam 116. Daaraan zijn de lagers 117 van in totaal vier hydraulische cilinders bevestigd, waarvan twee cilinders 118 en 119 van een beweegbare buitenwandbekisting 25 120 en de cilinders 121 en 122 aan een andere beweegbare buiten wandbekisting 123 scharnierbaar zijn verbonden. In de beide buitenwandbekistingen 120 en 123 worden de langswanden van de kant en klare garage aan de buitenzijde gevormd. De buitenwandbekistingen 120 en 123 lopen op hun beurt op rollen 124 respec-30 tievelijk 125. Voor de rollen kunnen rails zijn aangébracht.

Aan het tegenoverliggende einde van de ruimtecel, dat wil zeggen aan de gesloten kopwandbinnenbekisting 126 van de kernbekisting 101 zijn aan hun niet weergegeven fundamentraam via consoles 127 cilinders scharnierbaar verbonden, waarvan de cilinder 128 35 met de weergegeven buitenwandbekisting 120 is verbonden. Een 800 1 7 37 ». * verdere cilinder is aan de buitenwandbekisting 123 toegevoegd. Aangezien de opstelling aan de beide buitenwandbekistingen identiek is, wordt alleen de buitenwandbekisting 120 nader toegelicht: zij bezit aan de onderkant 129 een console 130 die met 5 êen klauw 131 samenwerkt die op een glijlager 132 kan worden verschoven indien de zuigerstang 133 van de cilinder 128 naar buiten of naar binnen wordt bewogen. Deze beweging is door de pijl 134 aangeduid en kan bijvoorbeeld 0,7 meter bedragen. De einden van de dubbele pijl 134 geven de afmetingen van de ge-10 opende vormruimte aan.

Zoals uit figuur 7 blijkt kan door het bedienen van de cilinders 118, 119, 121, 122 en 128 in naar binnen bewegende richting van de zuigerstangen de vormruimte worden gesloten. Door via hydraulische zuigeraandrijvingen 135 bediende 15 grendels 136 kan de onder de kernbekisting 101 geplaatste rol- palet 111 met de naar binnengereden buitenbekisting 123 en de niet getekende buitenbekisting 120 worden vergrendeld. Dergelijke hydraulische vergrendelingen zijn bij het punt 137 ook voor het vergrendelen van de buitenbekistingen 120 en 123 met 20 het raam 102 in figuur 7 getekend.

In een put 138 bevindt zich onder het bij 139 aangeduide betonstortstation van figuur 8 het steunpunt 140 en een zwenkpunt 141 voor een meervoudige telescoopcilinder 142, die dubbel is uitgevoerd en aan zijn andere einde aan een niet 25 weergegeven raam draaibaar is verbonden, dat zich onder de rol- palet 111 kan afsteunen. Dit raam wordt op doelmatige wijze aan de rolpalet bevestigd.

De beschreven onderdelen vormen samen een hefinrichting waarmede de bekisting van figuur 7 uit de daar weergegeven 30 horizontale stand, die de bedrijfsstand van de ruimtecel is, in een vertikale stand kan worden gezwenkt, die in figuur 8 is weergegeven. In deze stand lossen de tappen 108 zich dan vanzelf uit de vanghaken 109. In het betongietstation 139 (figuur 9) is de bij de plafondschijf van de kant en klare garage van staal-35 beton behorende bekistingsplaat 145, die met een dakrandbekisting 8001737 i4 146 is uitgerust, dat wil zeggen uit één stuk is uitgevoerd, loodrecht opgesteld en aan een bok 147 bevestigd, die loodrecht tot het vj.ak van de bekistingsplaat 145 tussen een in-en een uitbekistingsstand in de richting van de dubbele pijl 5 149 beweegbaar is. De einden van de dubbele pijl geven de stand weer voor het in en uit de bekisting halen. De daartussen liggende baan kan bij praktische verhoudingen gering worden gehouden. Maatgevend hiervoor is het vermijden van de sperwer-king van de dakranden. Over het algemeen is een speelruimte 10 van ongeveer 10 cm voldoende.

In de in figuur 8 weergegeven stand worden de buiten-wandbekistingsplaten, zoals bij 123 weergegeven, met hydraulische vergrendelingsinrichtingen 150, die met de inrichtingen corresponderen die aan de hand van figuur 7 zijn beschreven, met 15 de plafondwandbekisting 145 vergrendeld. Dan kan via de nog open kopzijde van de ruimtecel, die bij de kopwandbekisting 126 in de kern behoort, beton worden ingegoten. Het vrijliggende buitenvlak van de kopwand wordt met de hand weggetrokken.

In figuur 10 wordt de in zijn algemeenheid met 20 153 aangeduide ruimtecel van staalbeton met de beschreven dak rand 154 monolytisch gegoten en is dan aan vijf zijden met elk een langswand 155 van de plafondschijf 156, de bodemschijf 157 en de kopwand 158 afgesloten. Voor het uit de bekisting halen van de kernbekisting wordt deze samengetrokken. Daartoe is de 25 bij de plafondschijf 156 behorende bekistingsplaat 159 in loodrecht tot zijn vlak lopende geleidingen 160 en 161 gelagerd, alsmede op meerdere knikplaten 162 ondersteund die via een schuifstang 163 gemeenschappelijk worden aangedreven. De daarvoor benodigde bewegingsenergie wordt door een zuigeraandrijving 30 165 geleverd.

Zoals in samenhang met figuur 6 werd beschreven, wordt eerst door het verplaatsen van de rolpalet 111 naar het betongietstation de bewapeningskorf 114 over de kernbekisting 101 gestulpt. Daarna wordt door het bedienen van de betreffende 35 zuigeraandrijving de bekistingsruimte aan de langswandschijven 800 1 7 37 1-5 155 met de buitenbekistingsplaten 120 en 123 door het bedienen van de in samenhang met de figuren 11 en 12 beschreven hydraulische cilinder gesloten. Na het vergrendelen van de onderdelen wordt de bekisting door het bedienen van de in samenhang met 5 de figuren 8 en 9 beschreven hefinrichting met behulp van de naar buiten bewegende telescoopcilinder 142 over de in figuur 9 weergegeven tussenstand heen naar de betongietstand van figuur 8 gekipt. Door het bewegen van de bok 147 in de richting van de naar links wijzende pijl 149 wordt de vormruimte Van de bekis-10 ting met de bekistingsplaat 145 gesloten die door het bedienen van de hydraulische vergrendeling 150 vast met de bekisting wordt verbonden. De vormruimte is dan alleen aan de bovenzijde naar buiten open, doch door de kopwandbekisting 126 van de kernbekisting 102 naar binnen geheel afgesloten.

15 Na het ingieten van het beton en het wegtrekken .

van het latere buitenvlak van de kopwandschijf 158 van de ruimte-cel 153 wordt het beton zover uitgehard, dat de ruiintecel uit de bekisting kan worden gehaald. Dit uitharden kan door verwarmen van de binnen- en buitenbekisting plaatsvinden. De daar-20 voor benodigde verwarmingsinrichtingen zijn echter niet getekend.

Voor het uit de bekisting halen van de ruimtecel wordt de bekisting via de tussenstand van figuur 9 naar de uitgangs-stand van figuur 7 teruggezwenkt, nadat vooraf de grendel 150 is gelost en de bok 147 in de stand van figuur 9 in de richting 25 van de dubbele pijl 149 naar rechts is verplaatst. In de stand van figuur 7 zijn de consoles 130 in de klauwen 131 gevallen; door het bedienen van de in samenhang met de figuren 11 en 12 beschreven cilinder wordt de buitenbékisting door het verplaatsen van de buitenbekistingsplaten 120 en 123 geheel geopend. Daar-30 na wordt de kern, zoals in samenhang met figuur 10 is beschreven, samengetrokken. De rolpalet 111 kan dan met de daarop in zijn bedrijfsstand staande voltooide ruimtecel uit het betongiet-station 139 naar buiten worden gereden. Zij komt dan op tenminste één ander behandelingsstation, waarin zij bijvoorbeeld 35 door het aanbrengen van een verflaag, van garagedeuren en het 800 1 7 37 ί6 uitvoeren van verdere werkzaamheden wordt voltooid.

Claims (14)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van monolyti-sche ruimtecellen van staalbeton met langswandschijven, een kopwandschijf en telkens één plafond- en bodemschijf, bijvoor- 5 beeld van vierhoékkige en aan de kopzijde geopende kant en klare garages, waarbij eerst de tot een korf samengevatte bewa- zich pening in de vormruimte van eenyin een met de bedrijfsstand van de ruimtecel corresponderende uitgangsstand bevindende bekisting wordt gebracht en beton wordt ingegoten, waarna de 10 tenminste voorgeharde ruimtecel in de bedrijfsstand uit de be kisting wordt gehaald en op een rolpalet rustend naar een volgend vervaardigingsstation wordt gereden, met het kenmerk, dat de klare bewapeningskorf (11Q in de vormruimte (70) wordt gerold en in een betongietstand wordt gekipt waarin op opzichzelf 15 bekende wijze de kopkanten (76) van de ruimtecelschijven (61-65) aan de onderzijde alsmede in een horizontaal vlak liggen en waarin al het beton wordt ingebracht, en dat de ruimtecel (60) in zijn bedrijfsstand wordt teruggekipt alsmede eerst volledig uit de bekisting wordt gehaald voordat zij naar het volgende ver- 20 vaardigingsstation (13) wordt gereden.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ruimtecel (60) door het in- en uitzwenken van de uiterste vormruimtebegrenzingen (19, 20, 51) met uitzondering van de bodembegrenzing (6) in en uit de bekisting wordt gehaald.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de ruimtecel (60) rond de aan de kopzijde gelegen bodem-kant wordt gekipt en teruggekipt.

4. Werkwijze volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de uiterste, zwenkbare vormruimtebegren- 30 zingen (19, 20, 51) rond de kopwandkanten (76) worden gezwenkt.

4 7

5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vormruimte van de plafondschijf (56) in de betongietstand wordt gesloten en in deze stand wordt geopend voordat de ruimtecel naar de bedrijfsstand wordt teruggekipt.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, 800 1 7 37 dat de vormruimte in de betongietstand vaststaat en de bij de plafondschijf behorende afsluiting (45, 46) bij het openen en sluiten wordt bewogen.

7. Werkwijze volgens conclusie 5 of 6, 5 met het kenmerk, dat de vormruimte een dakrand (54) heeft en zijn opening in de betongietstand loodrecht op het vlak van de plafondschijf (56) staat.

8. Werkwijze volgens één der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat op de binnenzijde van de bij de plafond- 10 schijf behorende afsluiting (45, 46) voor het sluiten van de vormruimte een dakhuid wordt bevestigd en door de ruimtecel bij het uit de bekisting halen wordt overgenomen.

9. Inrichting voor het toepassen van een werkwijze volgens één der conclusies 1- 8, met behulp van een be- 15 kisting, waarvan de vormruimte door een bij voorkeur samentrek bare kernbekisting en een buitenbekisting wordt begrensd die in bekistingsplaten kan worden onderverdeeld welke bij de wandschijven van de ruimtecel behoren en met de rolpalet samenwerken, met het kenmerk, dat de bekistingsplaten (19 en 20) 20 met een bij de plafondschijf (65) behorende bekistingsplaat (51) samenwerken en met de rolpalet (6) kunnen worden vergrendeld, waarop een hefinrichting (32) van de in scharnieren (22) gelagerde bekisting is ondersteund.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, 25 dat de bekisting een kipraam (31) met raamdelen (25 en 26) heeft voor het ondersteunen van de rolpalet (6) en een constructie (40) voor het bevestigen van de binnenbekisting (42) en voor het verplaatsen van de bekistingsplaten (19, 20 en 51).

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, 30 met het kenmerk, dat de bekistingsplaten (19, 20, 51) aan twee-armige hefbomen (46, 52) zijn verbonden die in scharnieren (44, 45) zitten en hydraulische zwenkaandrijvingen (47, 50) hebben.

12. Inrichting volgens één der conclusies 9-11, 35 gekenmerkt door grendels (53) met grendeltappen (55) voor haak- 800 1 7 37 4. » vormige consoles (56).

13. Inrichting volgens één der conclusies 9-11, met het kenmerk, dat tenminste de bij de plafondschijf (156) behorende bekistingsplaat (145) met de eveneens aanwezige dak- 5 randbekisting (146) loodrecht is opgesteld en aan een bok (147) is bevestigd die loodrecht op het vlak van de bekistingsplaat (145) beweegbaar is tussen een stand voor het in en uit de bekisting brengen.

14. Werkwijze en inrichting zoals weergegeven in 10 de tekening en/of besproken aan de hand daarvan. 8001737