NL8000478A - Inrichting voor het verstellen van de helling van een rugleuning van een rolstoel of dergelijk zitmeubel. - Google Patents

Description

\

Inrichting voor het verstellen van de helling, van een rugleuning van een rolstoel of dergelijk zitmeubel.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verstellen van de helling van een rugleuning van een rolstoel of dergelijk zitmeubel met aan de rugzijde van de leuning aangebrachte schuif.

5 Bij de bekende inrichtingen van de genoemde soort is slechts een trapsgewijze verstelling van de helling van de rugleuning mogelijk. Verder zijn de bekende inrichtingen omslachtig hanteerbaar. Voor.het verstellen van de helling van de rugleuning moet eerst een rugleuningvastzetting wor- 10 den vrijgemaakt. Dan moet de leuning in de gewenste stand worden gezwenkt. Daarna vindt een nieuwe vastzetting plaats.

» _ De bekende inrichtingen hebben daarvoor verscheidene handgrepen nodig, waarbij in de regel beide handen gelijktijdig nodig zijn. Het gevolg is, dat geen hand meer vrij is voor 15 het houden van de in de rolstoel zittende persoon.

Aan de onderhavige uitvinding ligt daarom het probleem ten grondslag een inrichting van de bovengenoemde soort te verschaffen, die een traplose verstelling van de helling van de rugleuning alsmede de bediening met êên hand voor het ver-20 stellen mogelijk maakt.

Dit probleem wordt volgens de uitvinding opgelost, doordat aan de rugleuning, die zwehkbaar is gelegen aan het rol-stoelgestel, tenminste êên steun scharnierend is verbonden, die door een reminrichting krachtoverbrengend is gehouden, 25 waarbij de reminrichting door een aan de schuif aangebrachte bedieningsinrichting voor het traploze verstellen van de helling van de rugleuning kan worden vrijgemaakt.

Door middel van de oplossing volgens de uitvinding kan de rugleuning in iedere gewenste stand worden gebracht. Een 30 traploze verstelling tussen een opstaande en een horizontale stand is mogelijk. De vergrendeling resp. vastzetting van de rugleuning vindt in beide zwenkinrichtingen automatisch plaats. Voor het zwenken van de rugleuning is het slechts noodzakelijk de reminrichting vrij te maken. Daardoor is ook de veilig-35 heidsgraad aanzienlijk verhoogd. De rugleuning is bij onbediende reminrichting geblokkeerd. Verder is het gunstig dat de verstelling van de helling van de rugleuning aan de schuif 8000478 - - 2 - resp. rugleuninggreep kan plaatsvinden. Het hanteren van de verstelinrichting van de rugleuning is daardoor aanzienlijk vereenvoudigd.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht 5 aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding schematisch is weergegeven. Daarin tonen: fig. 1 een verstelinrichting voor de rugleuning met de kenmerken, van de uitvinding gedeeltelijk in doorsnede en 10 gedeeltelijk in zijaanzicht en fig. 2 de inrichting volgens fig. 1 in vooraanzicht.

In de figuren 1 en 2 is een deel van een rolstoelgestel, namelijk het linkerzijframe 10 van dit gestel weergegeven, waaraan een rugleuning om een zwenkpunt 28 ongeveer 90° zwenk-15 baar is gelegen. De rugleuning is in de figuren 1 en 2 niet weergegeven. Weergegeven is slechts de linker framebiiis. 1 van het frame van de rugleuning. Deze framebuis 1 is, zoals fig. 1 toont, om het zwenkpunt resp. rugbuisdraaipunt 28 zwenkbaar. Aan de linker framebuis 1 van de rugleuning is een 20 steun 2 scharnierend aangebracht. Het scharnierpunt is met het cijfer 27 aangeduid. Evenzo is een stèun aan de rechter framebuis van de rugleuning scharnierend aangebracht, die in fig. 1 achter de framebuis 1 ligt en daarom niet zichtbaar is. De steun 2 is door een remhuis 24 heen verschuifbaar ge-25 leid, waarbij het remhuis 24 aan het rolstoelgestel resp. aan het zijframe 10 van het rolstoelgestel om,een zwenkpunt 29 zwenkbaar is gelegerd. In het huis 24 is een reminrichting 14 aangebracht, die in de onbediende toestand de steun 2 in zijn stand houdt resp. blokkeert. De reminrichting 14 bestaat uit 30 twee remblokken 3,3', die in de vorm van in het remhuis 24 zwenkbaar aangebrachte remplaten zijn uitgevoerd. De remplaten resp. remblokken 3,3' hebben telkens een boring 23,23* voor de doorgang van de steun 2. Zoals uit fig. 1 duidelijk blijkt, zijn de remplaten aan een einde naar de binnenwand van het 35 remhuis toe omgebogen en steunen met hun omgebogen einden op de plaatsen 30,30' van de binnenwand van het remhuis. De plaatsen 30,30' vormen tevens de zwenkpunten van de beide remplaten resp. remblokken 3,3'. Tussen de beide remplaten is een schroefdrukveer 15 aangebracht, die de beide remplaten 40 normaal uiteenspreidt, zodat zij met hun binnenranden van hun 8000478 - 3 - * ' Ό.

doorgangsboringen 23,23' tegen de steun 2 zijn gedrukt en de steun 2 blokkeren. De aandrukplaatsen zijn in fig. 1 met Dl, D 2, D3enD4 aangeduid. De aandrukplaatsen zijn zodanig gelegerd, dat bij uiteengespreide remplaten een zelf-5 blokkering van de steun 2 optreedt. Op deze wijze is bij on-diende reminrichting de rugleuning veilig in zijn gewenste hellingsstand gehouden. Voor het verstellen van de helling van de rugleuning wordt de reminrichting 14 vrijgemaakt, d.w.z. de remblokken resp. remplaten door middel van een 10 aan^chuif 11 aangebrachte bedieningsinrichting 17 tegen de druk van de veer 15 in tegen elkaar gedrukt en daarmede de klemwerking tussen de remplaten en de steun op de punten D 1, D 2, D 3 en D 4 opgeheven. De schuif 11 is in de vorm van een handgreep uitgevoerd, waarbij aan de beide zijden van 15 de rugzijde van de .rugleuning een dergelijke handgreep is aangebracht. De bedienin^inrichting 17 is een handhefboom, waarvan de bewegingen door een bowdenkabel 26 op de beide remplaten in het remhuis 24 worden overgedragen. Bij een beweging van de handhefboom 17 naar de greep 11 toe worden de 20 beide remplaten in het remhuis 24 tegen elkaar gedrukt en de steun 2 vrijgegeven. De steun 2 is dan in het remhuis 24 in langsrichting heen en weer verschuifbaar. Op deze wijze is een traploze verstelling van de helling van de rugleuning mogelijk. In volgetekende lijnen is een opstaande stand van 25 de linker framebuis 1 van de rugleuning weergegeven. In streeppuntlijnen is de horizontale stand van de framebuis 1 aangeduid.

Zodra de gewenste helling van de rugleuning is verkregen wordt de handhefboom 17 vrijgegeven, zodat de beide remblok-30 ken 3,3' de steun 2 weer blokkereh. Deze wijze van blokkering vormt een verhoogde veiligheidsfactor, omdat een verandering van de helling van de rugleuning slechts door actieve bediening van de reminrichting 14 mogelijk is. Een ongewild verstellen van de helling van de rugleuning is daarom zoveel mó-35 gelijk uitgesloten. Verder is het duidelijk, dat de bediening resp. hantering van de reminrichting 14 door middel van een handhefboom 17 aan de schuifgreep 11 zo eenvoudig mogelijk is. De verstelling van de helling van de rugleuning is, inzoverre slechts een reminrichting 14 aanwezig is, met slechts ëën 40 hand mogelijk. De andere hand blijft dan voor andere werkzaam- 8000478 - 4 -

C

Λ heden vrij, bijv. het houden van de in de rolstoel zittende persoon. Het is echter ook denkbaar, dat in bijzondere gevallen aan iedere zijde van de rolstoel een reminrichting 14 is aangebracht. De steun 2 is in glijlegers 13,13', die 5 zijn aangebracht in 2r in het remhuis 24, heen en weer verschuifbaar geleid. Bij voorkeur gaat het om kunststoflegers, die geen onderhoud vereisen.

Om een glijden van de steun 2 uit het remhuis 24 naar boven en daarmede een ongewild kantelen van de rugleuning 10 naar voren te verhinderen, is het vrije einde, van de steun 2 voorzien van een aanslag 7. Bij voorkeur gaat het bij de aanslag 7 om een schroef, die bij het demonteren zonder meer kan worden verwijderd.

Zoals fig. 1 duidelijk toont, wordt niettegenstaande 15 de zwenkbaafheid van al de delen, d.w.z. van de rugleuning, van de steun 2 en van de reminrichting 14 bij geblokkeerde rem een starre en veilige ondersteuning verkregen. De veilige blokkering van de steun 2 door de remblokken 3,3' wordt door de geometrie van de zwenkbaar gelegerde delen bereikt.

20 Om te vermijden dat door middel van de handhefboom 17 de beide remplaten te ver tegen elkaar worden gedrukt en opnieuw een blokkering van de steun 2 plaatsvindt,is in hef huis 24 tussen de beide remplaten een wegbegrenzing 25 aangebracht. De wegbegrenzing is in de vorm van een bus uitge-25 voerd. De wegbegrenzing zou precies zo goed in de vorm van een pen uitgevoerd kunnen zijn, die aan een naar de andere remplaat gekeerde zijde van een remplaat is aangebracht.

Alles wat in de beschrijving is aangegeven en in het bijzonder de in de tekening weergegeven ruimtelijke uitvoe-30 ring worden beschouwd als essentieel voor de uitvinding, in-zoverre zij afzonderlijk of in combinatie ten opzichte van de stand van de techniek nieuw zijn.

- C o η Ο 1 u s i e s - 8000478

Claims (11)

1. Inrichting voor het verstellen van de he-lling van een rugleuning van eenrolstoel of dergelijk zitmeubel met aan de rugzijde van de leuning aangebrachte schuif, met het kenmerk, dat aan de rugleuning, die zwenkbaar 5 is gelegerd aan het rolstoelgestel, tenminste een steun (2) scharnierend is aangebracht, die door een reminrichting (14) krachtoverbrengend is gehouden, waarbij de reminrichting (14) door een bedieningsinrichting (17), die is aangebracht aan de schuif (11), kan worden vrijgegeven voor het traploze 10 verstellen van de helling van de rugleuning.

2. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de reminrichting (14) bestaat uit tenminste een remblok (3,3')/ dat is aangebracht in een aan het 15 rolstoelgestel zwenkbaar gelagerde huis (24), en de steun (2) zich zodanig door het huis (24) heen uitstrekt, dat bij vrijgegeven rem de steun in het huis (24) heen en weer verschuifbaar en daarmede de helling van de rugleuning van een opstaande tot in een horizontale stand traploos veranderbaar 20 is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, me t het k e n m e.r k, dat het remblok (3 resp. 3') door een elas-- tisch element, bij voorkeur een veer (15), in de rem- resp. 25 blokkeerstand voorbelast is.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat in het remhuis (24) twee remblokken (3,3') zijn aangebracht, die in de vorm van rem- 30 platen met telkens een boring (23,23') voor de doorgang op de steun (2) zijn uitgevoerd, waarbij onder de invloed van een veer (15) of een dergelijk elastisch element de remplaten (3,3') met hun binnenranden van hun doorgangsboringen (23,23') tegen de steun (2) zijn gedrukt en de steun blok-35 keren.

5. Inrichting volgens conclusie 4,met het kenmerk, dat de remplaten in het huis. (24) telkens 8 0 0 0 4 7 S r i - 6 - om een einde zwenkbaar zijn gelegerd en een drukveer daartussen is aangebracht.

6. Inrichting volgens conclusie '5, m e t het kenmerk, dat de drukveer (15) een schroefveer is, 5 waardoor de steun (2) loopt.

7. Inrichting volgens één van de conclusies 4-6, met het kenmerk, dat een wegbegrenzing (25) voor de remplaten is. aangebracht, zodat de remplaten door 10 middel van de bedieningsinrichting (17) slechts zover tegen de werking van de veer (15) in tegen elkaar kunnen worden gedrukt, dat de steun (2) ongehinderd door de door-gangsopeningen (23,23') verschuifbaar is.

8. Inrichting volgens één of meer van de. voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bedieningsinrichting (17) voor het vrijgeven van de rem een aan de schuif aangebrachte handhefboom is, waarvan de bewegingen door een bowdenkabel (26) op de remblokken (3,3') over-20 draagbaar zijn.

9. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steun (2) aan het frame (1) van de rugleuning scharnierend is aangebracht. 25

10. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het scharnierpunt (27) van de steun aan de rugleuning, het zwenkpunt (28) van de rugleuning aan het rolstoelframe en het zwenkpunt (29) 30 van het remhuis (24) aan het rolstoelframe bij iedere stand van de rugleuning in de hoekpunten van een gedachte, zich vertikaal uitstrekkende driehoek liggen.

11. Inrichting volgens conclusie 7, m e t het 35 kenmerk, dat de wegbegrenzing (25) voor de remplaten door een deel van het huis (24) , het huis (24) zelf of stevig met het huis (24) verbonden delen is gevormd. 80 0 0 4 7 8