NL8602364A - Zetel, stoel of dergelijke. - Google Patents

Description

* -4 -1- 25847/CV/tj

Korte aanduiding: Zetel, stoel of dergelijke.

De uitvinding betreft een zetel, stoel of dergelijke met een rugleuning, bijv. twee beenparen en twee armleuningen, evenals met een 5 verstelinrichting voor het instellen van de schuine stand van de rugleuning en tot diens verstelling tussen verschillende werkstanden onder het ter hulp nemen van de armleuningen, van welke althans een een tandstang-vormige vertanding bezit, die met een arreteerorgaan aan het bovenste einde van althans een paar van benen van de zetels samenwerkt.

10 Er zijn reeds verschillende uitvoeringen van zetels met meer dere gebruikstanden bekend, bij welke de rugleuning een verschillend schuine stand met behulp van regelinrichtingen verkrijgt, die in verband met armleuningen of aan dezen zijn aangebracht.

Volgens een bekende uitvoeringsvorm is de rugleuning van de 15 zetel aan de zitting aangekoppeld en is ieder van de armleuningen voorzien van een tandstangvormige vertanding, waarin een arreteerorgaan ingrijpt, dat aan het boveneinde van althans een beenpaar van de zetel is aangebracht.

In ieder geval zijn de arceteerorganen aan de benen vast of star aangebracht en sluiten als zodanig niet de mogelijkheid uit, dat zij zich toeveallig uit 20 de vertanding kunnen vrijmaken, zodat de gebruiksstand van de zetel of stoel op oncontroleerbare wijze kan worden veranderd, indien aan de rugleuning bepaalde stoten meegedeeld worden of ook ten gevolge van de schuine stand van.de armleuningen ten opzichte van de benen.

Daartegenover bestaat het doel de onderhavige uitvinding daarin 25 een regelinrichting te verschaffen, die voor het regelen onder gebruik making van de armleuningen van de helling van de rugleuning van de zetel, stoel of dergelijke voor het instellen in meerdere gebruiksstanden dient, welke inrichting zwenkbare arreteerorganen bezit, die veiliger en effectiever zijn dan die van de bekende opstellingen en die in staat zijn on-30 afhankelijk van de schuine stand van de armleuningen met betrekking tot de zetelbenen en onafhankelijk van de de rugleuningen rechtstreeks of via de armleuningen meegedeelde stoten in kiprichting een automatische vergrendeling uit te voeren.

Voor het bovengenoemde deel is de onderhavige uitvinding op 35 een zelfblokkerende of arreterende inrichting volgens de conclusie 1 gericht. Dienovereenkomstig is volgens de uitvinding bij de nieuwe zetel, stoel of dergelijke er zorg voor gedragen, dat het arreteerorgaan aan het 3SÖ23S4 «4*· .Λ -2- 25847/CV/tj boveneinde van het paar zetelbenen zo zwenkbaar aangebracht is, dat het zich in een richting, bijv. in de richting van de wijzers van de klok, draait en automatisch met de tandstangvormige vertanding van de automatische armleuning ingrijpt, indien op de rugleuning een zich naar achteren 5 zwenkende kipkracht uitgeoefend wordt, en zich in tegengestelde richting draait en zich van de tandstangvormige vertanding verwijdert en van deze vrijmaakt, indien de overeenkomstige armleuning wordt opgelicht, om de helling van de rugleuning te wijzigen. Hierbij kan bijv. de opstelling zodanig zijn uitgevoerd, dat de tandstangvormige vertanding van iedere 10 armleuning op de grond of bodem van een goot of kanaalvormige geleidings-groef is aangebracht, dat het arreteerorgaan tenminste een glijdend in de geleidingsgroef ingrijpende en in deze geleid geledingsgedeelte en een met de tandstangvormige vertanding ingrijpende tand of tand- resp. neuschtig uitsteeksel bezit en dat het geleidingsgedeelte en de tand resp. tand-15 resp. neusachtig uitsteeksel in excentrische opstelling en op tegenover elkaar liggende tegengestelde zijden van een loodrecht vlak zijn aangebracht, welke door de zwenkas van het arreteerorgaan verloopt.

Doelmatig kan de geleidingsgroef op de armleuning naar de zetelbenen toe open zijn en een T-vormige doorsnede bezit, waarbij gunstig het 20 geleidingsgedeelte van het arreteerorgaan zich slechts over een deel van de lengte van diens naar de armleuning toegekeerde zijde uitstrekt en een T-vormige doorsnede bezit, welke complementair is aan die van de T-vormige geleidingsgroef en in deze past. Bij voorkeur kan er zorg voor gedragen zijn, dat het arreteerorgaan de omtrek van een bijv. nagenoeg trapezium-25 vormig voorwerp heeft, waarvan de ene zijde de onderzijde van de bijbehorende armleuning toegekeerd is en enerzijds het geleidingsgedeelte en anderzijds de tand of het tand- of neusvormige uitsteeksel draagt en dat aan de tegenover liggende zijde aan het bijbehorende paar van zetelbenen om een as verzwenkbaar is gelegen, welke as evenwijdig aan de verzwenkas van de 30 rugleuning verloopt.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren weergegeven mogelijke uitvoeringsvorm van de constructie volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont schematisch in perspectief een zetel, stoel of 35 dergelijke volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont de vergrendeling- resp. arreteerinrichting volgens de uitvinding voor een zetel volgens fig. 1 in een zijaanzicht, gedeeltelijk 8602364 <* .

-3- 25847/CV/tj weergegeven op grotere schaal en gedeeltelijk in doorsnede afgedeeld, waarbij hier de vergrendelingsstand is weergegeven.

Fig. 3 toont de in fig. 2 weergegeven opstelling waarbij nog de ontgrendelde stand is weergegeven.

5 Fig. 4 toont de opstelling volgesn fig. 3 in een doorsnede vol gens de lijn IV-IV op nog grotere schaal.

De zetel of stoel volgens de uitvinding omvat twee voorste benen 1 en twee achterste benen 2, die paarsgewijs aan elkaar zijn toegevoegd en van onderen naar boven convergeren resp. naar elkaar toe lopen, 10 waarbij zij boven met behulp van stiften of tappen 3 scharnierend met elkaar zijn verbonden. Nabij het midden van de voorste benen 1 is met behulp van zijdelingse stiften of tappen 4 een zitting 5 aangekoppeld, welke aan de achterzijde aan het onderste deel van een rung leuning 6 met behulp van stiften of tappen 7 is aangekoppeld, die zijdelings ten opzichte van de 15 rugleuning uitsteken en zijn geleid in geleidingsgroeven of uitsparingen 8, die aan de binnenvlakken van de achterste benen 2 zijn aangebracht.

Aan de zijkanten van de rugleuning 6 zijn de armleuningen -9 van de zetel of stoel aangekoppeld, waarbij iedere armleuning boven de boveneinden van het uit voorste been en achterste been bestaande beenpaar 20 1, 2 verloopt en met deze met behulp van een arreteerorgaan 10 in ingrij- ping staat.

Iedere armleuning 9 bezit aan zijn binnenvlak of binnenzijde een goot- of kanaalvormige geleidingsgroef 11, bijv. in T-vorm, op de grond of bodem waarvan een tandstangvormige vertanding 12 is aangebracht, 25 die in samenwerking met het arreteerorgaan 10 het mogelijk maakt de helling van de rugleuning 6 te wijzigen en te regelen resp. in te stellen.

Het arreteerorgaan 10 is zwenkbaar, bij voorkeur op de tap of stift 3, welke het voorste been en het achterste been van een beenpaar 1, 2 verbindt, of concentrisch aan deze gelegerd, en bezit over een deel van zijn lengte 30 een T-vormig gedeelte 13, dat in de goot- of kanaalvormige geleidingsgroef 11 van de armleuning ingezet en in deze geleidend geleid is. Het bovengenoemde gedeelte 13 is in excentrische opstelling versprongen en aan een zijde van het loodrechte vlak X-X aangebracht, dat door de as van de tap of stift 3 gaat, tengevolge waarvan het arreteerorgaan 10 geneigd is, zich 35 om de stift of tap in een richting of andere richting te verzwenken of te oscilleren, indien het excentrische gedeelte 13 via de armleuning wordt blootgesteld aan een kracht, die naar boven of naar beneden is gericht.

8602364 -4- 25847/CV/tj

Ieder arreteerorgaan 10 bezit tenslotte aan de tegenover het T-vormige gedeelte 13 gelegen of hiervan afgekeerde zijde een tand of tand- of neus-vormig uitsteeksel 14, dat bestemd is om in de tandstangvormige vertan-ding 12 in te grijpen. In de praktijk zullen dan, indien de rugleuning 6 5 en met de rugleuning de armleuningen 9 worden onderworpen aan een schuif-kracht F, die naar achteren is gericht, de arreteerorganen 10 geneigd zijn, zich in de richting van de pijl A in fig. 2 te verdraaien. Op deze wijze wordt de tand of tand- of neusvormige uitsteeksel 14 van het arreteerorgaan 10 gedwongen zich te bewegen in de richting van de tandstangvormige 10 vertanding en met een tand van deze vertanding in ingrijping te blijven, om op deze wijze de glijbeweging van de armleuning 9 werkzaam tegen te gaan en de stabiele instelling of positionering van de rugleuning veilig te stellen.

In tegenstelling hiermede blijkt, dat indien de schuifkracht F 15 op de rugleuning 6 ontbreekt en de armleuningen worden opgeheven zodat men op de armleuningen een kracht F' uitoefent, zoals in fig. 3 van de tekening is weergegeven, resp. de rugleuning naar voren wordt versteld, de arreteerelementen 10 geneigd zijn in de richting van de pijl B te zwenken om op deze wijze hun tand of tand- resp. neusvormig uitsteeksel 14 van 20 de tandstangvormige vertanding 12 te verwijderen. Dan kunnen de armleuningen 9 vrij langs de arreteerorganen glijden om de helling van de rugleuning 6 willekeurig te wijzigen.

Dankzij de zwenkbare resp. oscillerende arreteerorganen 10 en dankzij hun excentrisch aangebracht gedeelte 13 staat de inrichting vol-25 gens de uitvinding een zelfvergrendeling of automatische blokkering van de armleuningen toe, in welke schuine ligging resp. stand ten opzichte van de benen van de stoel of zetel zij zich ook bevinden; bovendien wordt hierbij iedere plotselinge en toevallige wijziging van de schuine stand resp. helling van de rugleuning verhinderd.

8602364

Claims (5)

1. Zetel, stoel of dergelijke met een rugleuning (6) bijv. twee beenparen (1, 2) en bijv. twee armleuningen (9), evenals met een verstel-5 inrichting voor het instellen van de schuine stand van de rugleuning en voor diens verstelling tussen verschillende werkstanden onder te hulp nemen van de armleuningen (9), van welke althans een (9) een tandstangvormige vertanding (12) bezit, welke met een arreteerorgaan (10) aan het bovenste einde van althans een paar benen (1, 2) van de zetel samenwerkt, met 10 het kenmerk, dat het arreteerorgaan (10) aan het bovenste einde van het voorgenoemde paar van zetelbenen zo zwenkbaar is aangebracht, dat het zich in een richting, bijv. in de richting van de wijzers van de klok (pijl A) dicht en automatisch met de tandstangvormige vertanding (12) van de overeenkomstige armleuning(9) ingrijpt, indien op de rugleuning (6) een zich 15 naar achteren zwenkende kipkracht (pijl F) uitgeoefend wordt, en zich in tegengestelde richting (pijl B) draait en zich van de tandstangvormige vertanding (12) verwijdert en van deze vrijmaakt, indien de overeenkomstige armleuning (9) opgelicht wordt om de helling van de rugleuning (6) te wijzigen.

2. Zetel, stoel of dergelijke volgens conclusie 1, met het ken merk, dat de tandstangvormige vertanding (12) van iedere armleuning (9) op de grond of bodem van een goot- of kanaalvormige geleidingsgroef (11) is aangebracht, waarbij het arreteerorgaan (10) althans een glijdend in de geleidingsgroef (11) ingrijpend en in deze geleid geleidingsgedeel-25 te (13) en een met de tandstangvormige vertanding (12) ingrijpende tand of tand- resp. neusvormig uitsteeksel (14) bezit, terwijl het geleidings-gedeelte (13) en de tand of tand- resp. neusvormig uitsteeksel (14) in excentrische opstelling en aan tegenover elkaar liggende tegengestelde zijden van een loodrecht vlak(X-X) zijn aangebracht, welk vlak door de 30 zwenkas (3) van het arreteerorgaan (10) verloopt.

3. Zetel, stoel of dergelijke volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de geleidingsgroef (11) op de armleuning (9) naar de zetelbenen (1, 2) toe open is en een T-vormige doorsnede bezit.

4. Zetel, stoel of dergelijke volgens conclusie 3, met het ken-35 merk, dat het geleidingsgedeelte (13) van het arreteerorgaan (10) zich slechts over een deel van de lengte van diens de armleuning (9) toegekeerde zijde uitstrekt en een T-vormige doorsnede bezit, die aan die van 8602364 -6- 25847/CV/tj ϊ· < * p de T-vormige geleidingsgroef (11) complementair is en in deze past.

5. Zetel, stoel of dergelijke volgens een der conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat het arreteerorgaan (10) de omtrek van een bijv. nagenoeg trapeziumvormig voorwerp heeft, wiens ene zijde de onderzijde 5 van de bijbehorende armleuning (9) toegekeerd is en enerzijds het ge-leidingsgedeelte (13) en anderzijds de tand (14) of het tand- of neus-vormig uitsteeksel (14) draagt en dat aan de tegenover liggende zijde aan het bijbehorende paar zetelbenen verzwenkbaar om een as (3) is gelegerd, welke as evenwijdig aan de verzwenkas (7) van de rugleuning (6) 10 verloopt. 8602364