NL8000422A - Afsluiter voor de afvoeropening van een reservoir. - Google Patents

Description

Jf

Afsluiter voor de afvoeropening van een reservoir.

De uitvinding heeft betrekking op een afsluiter voor de afvoeropening van een reservoir voor losgestorte materialen, omvattende een schuifplaat die in een huis langs een geleiding beweegbaar is en door middel van een onder de schuifplaat in het 5 randgebied van de afvoeropening opgestelde nokinrichting in verticale richting aan een on de afvoeropening lopende afdichting aandrukbaar is en in deze stand kan worden vergrendeld.

Een dergelijke afsluiter is bekend uit het Duitse octrooi-schrift 932.599. Daarbij bestaat de nokinrichting uit een enkel-10 voudige in het midden onder de schuifplaat opgestelde afsluitnok met excentrische ondersteuning op een slede die over glijrails in horizontale richting beweegbaar is.

Een naar buiten geleide schuifstang die gelijktijdig de rotatieas van de afsluitnok vormt, dient zowel voor het aandrijven 15 van de afsluitnok als ook voor het bewegen van de uit een slede, de schuifplaat en de afsluitnok bestaande eenheid langs de glij-geleiding. Het aanbrengen en geleiden van de schuifplaat is aan de slede ten gevolge van de schamierverbinding niet bedrijfszeker, en wel zowel gedurende het verschuiven van de de schuifplaat dragende 20 slede als ook gedurende het aandrijven van de afsluitnok. Verder kan een kantelen van de schuifplaat gedurende het aandrukken tegen de afvoeropening niet zéker worden vermeden, en de enkelvoudige afsluitnok waarborgt geen geheel rondom afdichtend aanliggen van de schuifplaat tegen de afdichting. In een tussenstand voor het 25 verkleinen van de openingsdoorsnede van de afvoeropening kan de schuifplaat niet blijven staan, omdat naar beneden vallend los gestort materiaal de scharnierlagering van de schuifplaat aan de slede zal beschadigen, en het omhoog heffen en aandrukken van de 89 0 0 422

.I

#Γ 2 Ί schuifplaat slechts in de eindstand van de schuifplaat onder de afvoeropening kan plaats vinden. De glijrails voor de slede kunnen snel door naar beneden vallend materiaal worden verstopt en de sledebeweging afremmsn of onmogelijk naken.

5 Een andere schuif voor het afsluiten van de afvoeropening van een reservoir voor losgestort materiaal is uit het Duitse Auslegeschrift 17 81 411 bekend. Ook in dat geval wordt de schuifplaat door middel van een nokinrichting in de sluitstand gebracht.

Er zijn aan tegenoverliggende zijden onder de afvoeropening telkens 10 een horizontale reeks van afzonderlijke door handhefbomen bedienbare excentriéknokken draaibaar gelagerd, waarvan de bovenzijden in de o onderste stand van de excentrieknokken de glijgeleiding voor de schuifplaat vormen en die in de bovenste stand de schuifplaat tegen de afdichting aandrukken. Weliswaar zijn in dit geval twee reeksen 15 van de afzonderlijke nokken aangebracht die een gelijkmatiger aanliggen van de schuifplaat tegen de afvoeropening tot gevolg hébben dan een enkele in het midden aangrijpende excentrieknok, doch ook hier treedt slechts een puntsgewijze ondersteuning van de schuifplaat in de sluitstand op en daardoor het gevaar van lekkage bij uit-20 buigen van de schuifplaat. Het hanteren van de schuif is omslachtig, omdat de excentriéknokken van elke rij afzonderlijk door middel van een handhefbocm moeten worden bediend. Bovendien kan het door deze afzonderlijke bediening gebeuren, dat enkele excentriéknokken niet in de definitieve sluitstand worden gébracht, zodat de aan-25 drukking tegen de schuifplaat ongelijkmatig is. Een ander nadeel van deze opstelling is, dat de excentriéknokken de glijgeleiding voor de schuifplaat vormen, waardoor zij aan een verhoogde slijtage onderhevig zijn en aan de nokvlakken voortijdig wegslijten, zodat de aandrukkracht minder wordt. Dit nadeel moet worden voorkanen 30 door de schuifplaat dun en licht uit te voeren en slechts in verbinding met licht losgestort materiaal te gébruiken. Zo gering mogelijk op de excentrieknokken werkend gewicht is ook met het oog op de handverstelling van de afzonderlijke excentrieknokken van belang. Daardoor kan de békende schuif slechts voor kleine reservoirs 35 -en bepaalde losgestorte materialen worden gébruikt en zijn gébruiks- 300 0 4 22 3 gebied is dus beperkt.

Verder is uit het Duitse Offenlegungschrift 26 50 677 een schuif bekend met een schuifplaat die op een verplaatsbaar raam door middel van lasbouten is gelagerd. Bij het aanlopen van 5 een aanslag van de schuifplaat tegen een aanslagstuk aan het einde van de beweging van het naar binnen gaan, richten de lasplaten zich uit de schuine uitgangsstand omhoog en heffen de schuifplaat naar de sluitstand. Bij deze schuif werken vele beweegbare onderdelen samen, waarvan de beweegbaarheid door het naar beneden vallende 10 materiaal kan worden benadeeld, waardoor de schuifbeweging wordt gestoord. De kostbare constructie wordt bovendien nog duurder gemaakt, doordat de onderdelen zeer sterk moeten zijn opdat zij bij hoge drukken van de schuifplaat tegen de contrarand niet uitbuigen.

Een geheel rondlopend afdichtend aanliggen van de schuifplaat tegen 15 de afdichtranden van de afvoeropening is bij deze inrichting geheel niet zeker, omdat de schuifplaat slechts puntsgewijze tegen de lasplaten is ondersteund, en door slijtage van de beweegbare onderdelen verkregen speling door deze slijtage niet kan worden opgeheven.

20 Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag een afsluiter van het bovengenoemde soort net een nokinrichting zodanig uit te voeren, dat de schuifplaat in elke willekeurige stand ten opzichte van de afvoeropening kan worden vergrendeld en in elke stand volkomen gelijkmatig en niet onder een hoek tegen 25 de afdichtranden van de afvoeropening kan worden gedrukt, onafhankelijk van het feit boe zwaar en van welk soort het op de schuifplaat rustende materiaal is, en dat de nokinrichting centraal bedienbaar is. Daarbij wordt een eenvoudige constructie met slechts weinig beweegbare onderdelen nagestreefd die een practisch onderhoudsvrije * 30 werking van de afsluiter mogelijk maken.

Volgens de uitvinding is dit bereikt, doordat het excentriek-lichaam van de nokinrichting in hoofdzaak over de gehele lengte van het bijbehorende randgebied van de afvoeropening loopt.

Op deze wijze wordt bereikt, dat de schuifplaat in hoofdzaak 35 over de lengte van het bijbehorende randgebied van de afvoeropening op 80 0 0 4 22 4 een doorgaande lijn niet onderbroken tegen de afdichting van een afvoeropening wordt aangeperst, zodat een gas- en waterdichte afsluiting van de afvoeropening wordt verkregen. Voor het verstellen van de in aanpassing aan de afvoeropening lange excentriek-5 lichaam is een enkelvoudig bedieningsorgaan voldoende. De constructie is eenvoudig, robuust en werkt ten gevolge van het geringe aantal beweegbare onderdelen gedurende lange tijd practisch onderhoudsvrij.

Het lange excentrieklichaam spant de schuifplaat niet alleen in de gesloten eindstand vast, doch maakt ook het instellen van willekeurige 10 spleetbreedten van de afvoeropening mogelijk. Het vergrendelen is daarbij zo vast, dat een onbedoeld verschuiven van de schuifplaat door de druk van het gestorte materiaal niet kan plaatsvinden.

De afmetingen en de vorm van de schuifplaat zijn voor de werking van de nokinrichting onbelangrijk, omdat het excentrieklichaam aan 15 de afmetingen daarvan is aangepast en zowel lange als ook korte zijden van de schuifplaat gelijkmatig zijn ondersteund. De glijgeleiding voor de schuifplaat is onafhankelijk van de nokinrichting. Zij treedt slechts bij ontgrendelde schuifplaat in werking en maakt een vrije verschuiving voor het openen of sluiten van de afvoeropening 20 mogelijk. Zowel de glijgelëiding als ook de schuifplaat zijn daarom slechts onderworpen aan een geringe slijtage.

Op doelmatige wijze bestaat de glijgeleiding uit telkens ëën nagenoeg loodrechte reeks van looprollen aan tegenovergelegen zijden van het huis, waarop de ontgrendelde schuifplaat met zijn 25 ondervlak glijdt. De beide looprolbanen maken een lichte, la- waaivrije en slijtagevrije heen- en weer beweging van de schuifplaat mogelijk. Het excentrieklichaam van de nokinrichting en de looprollen vormen de enige beweegbare onderdelen van de schuif en deze kunnen zodanig in het huis worden gelagerd, dat zij zich noch vastklemmen 30 noch door het neervallende materiaal worden verstopt.

Het excentrieklichaam is op doelmatige wijze aan een as uitgevoerd, waarvan de einden in tegenoverliggende wanden van het huis zijn gelagerd en die door middel van een bedieningsstangen-stelsel begrensd draaibaar is. Het bedieningsstangenstelsel kan 35 tenminste één in hoofdzaak loodrecht geleide stang omvatten die 800 0 4 22

V

5 % via zwenkplaten aan de ten opzichte daarvan dwarsgerichte excentriek-as aangrijpt en buiten de achteropening is opengesteld. De stang kan binnen of buiten het huis zijn opgesteld en recht of met een bocht zijn uitgevoerd.

5 Het bedieningsstangenstelsel kan met de hand of door een cilinder verstelbaar zijn. Dit hangt er van af hoe zwaar de schuifplaat is en hoe groot de af te sluiten afvoeropening van het reservoir is. Dienovereenkomstig kan de schuifplaat met de hand of door middel van een in het midden aangrijpende cilinder op de 10 looprollen verplaatsbaar zijn. De schuifplaat kan uit een eenvoudig stuk plaat metaal van willekeurige dikte bestaan. Een speciale fabricage van de schuif is niet nodig. Het huis kan uit gewoon metaal bestaan omdat het door de excentriékas wordt gestabiliseerd en cmdat er geen puntsgewijze, eventueel ongelijkmatige drukken op 15 worden uitgeoefend, doch doordat er slechts een gelijkmatige vlaksbelasting optreedt.

Bij een kleine schuif is een excentriékas voldoende voor het bereiken van een voldoende afdichting van de schuif. Op doelmatige wijze is de excentriékas buiten de voorste of achterste rand 20 van de afvoeropening (in bewegingsrichting van de schuifplaat gezien) opgesteld. De looprolreéksen zijn dwars tot de excentriékas aan de zijden van het huis eveneens buiten de afvoeropening aangebracht.

Op deze wijze bevinden de enige beweegbare onderdelen -van de schuif zich aan de andere zijde van de afvoeropening en kunnen niet door 25 neervallend materiaal worden benadeeld, waardoor de schuif gedurende lange tijd practisch onderhoudsvrij kan werken, onafhankelijk of in het reservoir fijn- of grofkorrelig, meer of minder vochtig materiaal is opgeslagen.

Bij grotere schuiven is het doelmatig, zowel buiten de 30 voorste als ook de achterste rand van de afvoeropening (in bewegingsrichting van de schuifplaat gezien) een excentriékas aan te brengen.

Bij de excentriekassen worden op doelmatige wijze gelijktijdig door middel van tenminste één gemeenschappelijk bedieningsstangenstelsel versteld. Op deze wijze werken beide excentriekassen volkomen 35 synchroon en er wordt een gelijkmatige druk van de schuifplaat tegen 800 04 22 k ir 6 ' de de afvoeropening ongevende afdichting bereikt. De looprollenreeksen bevinden zich in dit geval tussen de beide excentriekassen.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een uit-5 voeringsvorm van een afsluiter volgens de uitvinding is weergegeven.

In de tekening toont:

Fig. 1 een zij-aanzicht van de afsluiter, fig. 2 een bovenaanzicht van de afsluiter van fig. 1, de fig. 3 en 5 doorsneden volgens de lijnen III-III en 10 V-V van fig. 2 voor het toelichten van de schuif in de geopende en de gesloten toestand, en de fig. 4 en 6 doorsneden volgens de lijnen IV-IV in fig. 5 en VI-VI in fig. 3 voor het toelichten van de schuif in de standen van de fig. 3 en 5.

15 De schuif bestaat uit een huis 1, dat door middel van een flens 2 aan de bodem van een niet weergegeven reservoir is bevestigd, en dat zijdelings buiten de afvoeropening uitsteekt.

Een aan de flens 2 aansluitende stamp 3 van het huis zet zich voort door een door een pijl A gesmymboliseerde rechthoekige afvoeropening.

20 Aan zijn onderrand draagt de stomp 3 een random de opening lopende afdichting 4, die uit een sponning 5 naar beneden iets uitsteekt.

Naar onderen gerichte zijwanden 6 van het huis 1 omsluiten een uitloopschacht waarin een schuifplaat 7 is ondergébracht. De schuifplaat 7 kan uit een eenvoudig stuk plaat metaal met willekeurige 25 sterkte bestaan.

In de zijwanden 6 van het huis zijn evenwijdige reeksen van looprollen 8 vrij draaibaar op lagerbouten 9 verplaatst. De looprollen 8 kunnen uit groefkogellagers bestaan. De schuifplaat 7 ligt volgens de fig. 3 en 4 met zijn ondervlak op de looprollen 8 30 en kan daarop vrij heen en weer worden bewogen. Bij kleine schuif-platen kan de verschuiving met de hand plaats vinden. Bij grote schuifplaten 7 wordt op doelmatige wijze een in het midden aangrijpende cilinder 10, bijvoorbeeld een luchtcilinder, voor het verschuiven van de schuifplaat gébruikt.

35 Voor het opheffen van de schuifplaat 7 van de looprollen 8 800 0 4 22 3 7 in elke willekeurige stand onder de afvoeropening A dienen twee assen 11 en 12, waarvan de einden door afsplitsen 13 in de zijwanden 6 van het huis draaibaar zijn gelagerd en waarop telkens een excentriek lichaam 14 is gevormd dat doorgaand in hoofdzaak over de 5 lengte van het bijbehorende randgebied van de afvoeropening loopt.

De beide excentrieke assen 11 en 12 zijn buiten de voorste en achterste rand van de afvoeropening (gezien in de bewegingsrichting van de schuifplaat 7) opgesteld. Aan de onderzijde zijn telkens twee naar onderen gerichte zwenkplaten 15 vastgelast waartussen een stang 10 16 door middel van een bout 17 beweegbaar is bevestigd. De stang 16 kan uit een plaatstrook zijn vervaardigd die bij het punt 18 is versterkt. De stang kan zijn aangepast aan de omstandigheden recht of gekromd verlopen. Aan een oog 19 van de stang 16 grijpt een luchtcilinder 20 aan, waarvan de verstelling via de stang 16 een 15 gelijktijdige verzwenking van de beide excentriékassen 11 en 12 tot gevolg heeft. Eventueel kan deze verstelling met de hand plaats vinden.

Om de schuifplaat 7 voor het openen of sluiten van de afvoeropening 11 te kunnen verschuiven, worden de beide excentriek-20 assen 11 en 12 via de stang 16 naar de stand van fig. 3 gedraaid, zodat zij van de schuifplaat 7 vrijkomen en deze op de rollen 8 ligt en willekeurig heen en weer kan worden geschoven.

Voor het vergrendelen van de schuifplaat 7 in zijn sluit-stand of in elke willekeurige tussenstand worden de beide excentriék-25 assen 11 en 12 door de luchtcilinder volgens de fig. 5 en 6 gedraaid, zodat de beide lange excentrieklichamen van de excentriekassen 11 en 12 gelijkmatig tegen het ondervlak van de schuifplaat 7 aandrukken en het bovenvlak tegen de afdichting 4 aanpersen. Aangez-en de schuifplaat tenminste aan zijn ene lange rand over zijn gehele * 30 lengte gelijkmatig is ondersteund, wordt een water- en gasdichte afsluiting van de afvoeropening bereikt respectievelijk het instellen van een tussenstand van de schuifplaat (fig. 2) met een betrouwbare vergrendeling, die een onbedoeld verschuiven van de schuifplaat door de druk van het materiaal of de luchtcilinder 10 op betrouwbare 35 wijze belet.

800 04 22

P

'ΐ 8

Binnen het kader van de conclusies vallen ook andere uitvoeringsvormen dan in de tekening zijn weergegeven.

800 0 4 22

Claims (14)

1. Afsluiter voor de afvoeropening van een reservoir voor losgestort materiaal, omvattende een schuifplaat die in een huis langs een glijgeleiding beweegbaar is en door middel van een onder de schuifplaat in het randgebied van de afvoeropening opgestelde 5 nokinrichting in verticale richting langs een rondom de afvoeropening lopende afdichting kan worden gedrukt en in deze stand vergrendelbaar is, roet het kenmerk, dat het excentrieklichaam (14) van de nokinrichting in hoofdzaak over de gehele lengte van het bijbehorende randgebied van de afvoeropening (A) zich uitstrékt.

2. Schuif volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat aan tegenoverliggende zijden (6) van het huis (1) telkens een in hoofdzaak horizontale reeks van looprollen (8) is opgesteld, waarop de ontgrendelde schuifplaat (7) met zijn ondervlak glijdt.

3. Schuif volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat 15 het excentrieklichaam (14) aan een as (11, 12) is uitgevoerd, waarvan de einden in tegenoverliggende wanden (6) van het huis (1) zijn gelagerd en die door middel van een bedieningstangenstelsel (15, 16) in beperkte mate draaibaar is.

4. Schuif volgens conclusie 3, net het kenmerk, dat het 20 bedieningsstangenstelsel tenminste één in hoofdzaak horizontaal geleidestang (16) omvat, die via zwenkplaten (15) aan de ten opzichte daarvan dwarsgerichte excentriekas (11, 12) aangrijpt en buiten de afvoeropening (A) is opgesteld.

5. Schuif volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de 25 stang (16) binnen of buiten het huis (1) is opgesteld en recht of gekromd is uitgevoerd.

6. Schuif volgens êen der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat het bedieningsstangenstelsel (15, 16) met de hand verstelbaar is.

7. Schuif volgens conclusie 3-5, met het kenmerk, dat het bedieningsstangenstelsel (15, 16) door middel van een cilinder (20) verstelbaar is.

8. Schuif volgens êen der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat buiten de voorste en/of achterste rand van de afvoeropening (A) 35 in bewegingsrichting van de schuifplaat (7) gezien, telkens een 800 04 22 β «r excentriekas (11 respectievelijk 12) is opgesteld.

9. Schuif volgens één der conclusies 3-8, niet het kenmerk, dat bij twee excentriekassen (11, 12) beide gelijktijdig door middel van tenminste één gemeenschappelijk bedieningsstangenstelsel (15, 16) 5 kunnen worden bediend.

10. Schuif volgens êên der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de schuifplaat (7) door middel van een in het midden aangrijpende luchtcilinder (10) op de looprollen (8) kan worden verplaatst.

11. Schuif volgens êên der conclusies 1-9, met het kenmerk, 10 dat de schuif plaat (7) met de hand op de looprollen (8) verplaatsbaar is.

12. Schuif rol volgens één der conclusies 1-11, met het kenmerk, dat de schuifplaat (7) uit een stuk plaatmetaal bestaat.

13. Schuif volgens één der conclusies 1-12, met het kenmerk, 15 dat het huis (1) door middel van een flens aan de afvoeropening (A) van het reservoir (1) kan worden bevestigd en een afvoerschacht omsluitende naar beneden gerichte wand (6) bezit waarin de excentriekassen (11 en 12) en de looprollen (8) zijn gelagerd.

14. Afsluiter zoals weergegeven in de tekening en/of 20 besproken aan de hand daarvan. 800 0 4 22