NL8000415A

NL8000415A - Werkwijze en toestel voor het met elkaar mengen van vloeistoffen en vaste stoffen.

Info

Publication number: NL8000415A
Application number: NL8000415A
Authority: NL
Original assignee: Condor Eng & Mfg
Priority date: 1979-01-25
Filing date: 1980-01-23
Publication date: 1980-07-29
Also published as: FR2447223A1; US4239396A; DE3002720A1; GB2040177A; GB2040177B; JPS5935248B2; CA1145326A; JPS55167034A

Description

Werkwijze en toestel voor het met elkaar mengen van vloeistoffen en_vaste_stoffen.

* i

Lx 5647

De uitvinding heeft betrekking op een van een aandrijf-lichaam voorzien toestel voor het met elkaar mengen van vloeiende stoffen, omvattende een eerste toevoer voor een eerste vloeiende stof, een tweede toevoer voor de tweede vloeiende stof, en een aan-5 drijflichaam, waarmede deze vloeiende stoffen met elkaar kunnen worden gemengd. De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het doorlopend met elkaar mengen van twee verschillende vloeiende stoffen.

Olie- en gasbronnen worden aangebroken door het invoeren 10 van zuur- en gelsamenstellingen in meervoudige stappen, hetgeen het invoeren van vaste stoffen vereist, die grondig met een vloeistof zijn gemengd, alvorens in de aardlaag te worden gepompt. Daarbij wordt met een mengtoestel water van een aantal voorraadvaten afgenomen, en gemengd met zand en polymeren of andere scheikundige toe-15 voegsels. Het mengsel wordt vervolgens onder druk door een doorboorde putbuis heen diep in de onderaardse laag gepompt om het omgevende gesteente te breken. Wanneer dan de gepolymeriseerde vloeistof later uit de aardlaag wordt weggepompt, blijft het zaad achter om de breuk open te houden. Gas of olie kunnen dan door de breuk naar de put af-20 vloeien.

De uitvinding beoogt een mengtoestel en een werkwijze van de voornoemde soort te verschaffen, die in het bijzonder geschikt zijn voor de laatstgenoemde toepassing.

Daartoe heeft het toestel volgens de uitvinding als ken-25 merk, dat de eerste toevoer wordt bepaald door een in hoofdzaak cilindervormige mantel, dat het aandrijflichaam draaibaar is rond een as, die coaxiaal is met de as van de eerste toevoer, en voorts een bovenkamer omvat, die in open verbinding staat met deze eerste toevoer, dat het aandrijf lichaam verder schoepen omvat, waarmede op de 30 eerste vloeiende stof, die deze bovenkamer binnentreedt, een middelpuntvliedende kracht kan worden uitgeoefend, teneinde deze stof door een dwars uitmondende uittree-opening dwars op de draaiingsas van dit lichaam naar buiten te richten, en dat de tweede toevoer coaxiaal buiten dit aandrijflichaam is aangebracht, en is voorzien van 35 een in de asrichting gerichte opening, waarmede de tweede vloeiende stof in de asrichting in een stroom met grote stromingssnelheid kan

Ofl Π A 1 45 - 2 - worden ingevoerd, waarbij de baan van de eerste vloeiende stof bij het verlaten van het aandrijflichaam de baan van de tweede vloeiende stof uit de voornoemde opening loodrecht snijdt, een en ander zodanig, dat de eerste stof met de tweede wordt meegesleept en volledig 5 wordt gemengd.

De uitvinding verschaft voorts een werkwijze, die als kenmerk heeft, dat een stroom van een van de te mengen stoffen in de asrichting door een leiding wordt gevoerd, die coaxiaal buiten een toevoerleiding voor de andere stof is gelegen, waarbij de laatstge-10 noemde door deze toevoerleiding gescheiden van de eerstgenoemde stroom wordt gehouden, en onder invloed van een middelpuntvliedende kracht in een baan wordt gebracht, die de eerstgenoemde stroom snijdt, teneinde een innige menging tussen de beide stromen tot stand te brengen, alvorens deze door een gemeenschappelijke afvoer worden 15 afgevoerd.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening; hierin toont: fig. 1 en 2 een zij- resp. bovenaanzicht van een op een vrachtauto geplaatste inrichting met een mengtoestel volgens de uit-20 vinding; fig. 3 eed doorsnede, gedeeltelijk in aanzicht, van een voorkeursuitvoeringsvorm van het toestel volgens de uitvinding; fig. 4 een afbeelding in perspectief met weggebroken gedeelten van een dergelijk mengtoestel met een anders uitgevoerd aan-25 drijflichaam; en fig. 5 een dwarsdoorsnede volgens de lijn V-V van fig. 3·

In fig. 1 en 2 is een mengtoestel op het achtereinde van een vrachtauto T bevestigd. Deze vrachtauto omvat een onderstel 12 met een open raamwerk 14, dat op het laadvlak 15 is bevestigd, welk 30 raamwerk dient voor het ondersteunen van pompen, leidingen, kleppen en andere hulpstukken, die bij het mengtoestel 10 behoren. Een aan-drijfmotor M met een vloeistofvat 16 is met een pomp 18 gekoppeld, waarvan de zuigzijde 19 is verbonden met een aansluitkast 20, waarmede verbindingen met geschikte leidingen naar water- en/of elie-35 voorraadvaten kunnen worden gemaakt, welke voorraadvaten niet zijn afgebeeld. De water- en oliestroom wordt geregeLd met kranen 21 op de aansluitkast 20, die met de hand kunnen worden bediend, teneinde de hoeveelheid water en olie, die van de voorraadvaten naar de zuigzijde 19 van de pomp wordt gevoerd, te kunnen regelen.

80 0 0 4 15 * £ - 3 -

De pomp 18 omvat een afvoeraansluiting 22, die door middel van een leiding 24 is verbonden met een toevoeropening 26 aan een zijde van het mengtoestel. Een stromingsmeter 25 ie in de leiding 24 opgenomen, teneinde de door de pomp 18 afgegeven hoeveelheid vloei-5 stof te kunnen meten·

Voor het toevoeren van zand of andere vaste stoffen naar het mengtoestel 10 is een paar dicht bij elkaar gelegen opvoerbui-zen 28 aanwezig, die zich opwaarts vanuit een trechter 29 uitstrekken, terwijl in elke buis 28 een opvoerschroef is aangebracht, welke 10 schroeven door middel van een in een kast 28’ aan het boveneinde van de buizen 28 aangebrachte vloeistofmotor en een kettingoverbrenging kunnen worden aangedreven, teneinde zand uit de trechter 29 naar het boveneinde van deze buizen te voeren· Een uifcstroomopening 30 aan het boveneinde van elke buis 28 bevindt zich boven een bovenopening 32, 15 die de toevoeropening voor de vaste stoffen van het mengtoestel vormt. Een storttrechter 33 is op het raamwerk 14- van de vrachtauto bevestigd, en bezit een afvoermondstuk 34, dat schuin naar beneden is gericht, en in verbinding staat met het inwendige van de toevoer 32. Deze storttrechter dient voor het toevoeren van kleine hoeveel-20 heden scheikundige toevoegsels, wanneer deze vereist zijn, die daarbij door middel van een schroef 33’ naar het mondstuk 34 worden gedreven. De toevoer van zand en van dergelijke toevoegsels wordt geregeld door het regelen van de draaisnelheid van de verschillende schroeven vanuit een bedieningspaneel 35» dat op het raamwerk 14 is 25 bevestigd. In fig. 1 en 2 zijn de opvoerbuizen 28 ten opzichte van het mengtoestel opgetild, hetgeen de vervoersstand van deze buizen is. Wanneer deze buizen echter worden neergelaten, waarbij dan het boveneinde 30 boven de toevoeropening 32 is gelegen, rust een poot 36 aan het benedeneinde ervan op de bodem, teneinde de opvoer-30 buizen 28 op de gewenste hoogte ten opzichte van de zandtoevoer en van de toevoeropening 32 van het mengtoestel te ondersteunen. De opvoerbuizen 28 en de trechter 29 kunnen daarbij langs een driehoekige steun 37 aan het achtereinde van het vrachtauto-onderstel glijden.

Deze verplaatsing van de opvoerbuizen 28 geschiedt met behulp van 35 een vloeistofcilinder 38, die het benedeneinde van de trechter 29 met het achtereinde van de laadvloer verbindt.

Het mengtoestel 10 bezit aan het benedeneinde een afvoer 40, die met een aansluitkast 4l in verbinding staat, die van een aantal kranen voor verschillende afvoeraansluitingén 42 is voorzien.

o η η η A

- 4 -

Deze aansluitingen kunnen met pompen worden verbonden, waarmede het mengsel kan worden weggepompt.

ï*ig. 3 toont een voorkeursvorm van het mengtoestel volgens de uitvinding. Dit omvat een in hoofdzaak cilindervormige mantel 46 5 met een bovenflens 47, die aan de toevoer 32 kan worden bevestigd. Een tweede mantel 48 staat aan het boveneinde met een terugvoeraan-sluiting 49 in verbinding, terwijl het benedeneinde uitmondt in het inwendige van de mantel 46 door tussenkomst van een aantal onderling gescheiden openingen 50. Een toevoeraansluiting 26 voor water of een 10 andere dragervloeistof mondt uit in een ringvormige kamer 52 binnen een coaxiale mantel 3b rond de beide mantels b6 en 48. De mantels 46, 48 en 3b bezitten een gemeenschappelijke bodemplaat 55, die tevens de bovenwand van een verwijde mengkamer 56 vormt, welke kamer een cirkelvormige doorsnede heeft, en, zoals bij 57 is afgebeeld, ten 15 opzichte van de omtrekswand van de plaat 55 neerwaarts verwijdend is uitgevoerd· De bodemplaat 55 bezit voorts openingen 53, door middel waarvan de ringvormige kamer 52 met de mengkamer 56 in verbinding staat. Verbindingsflenzen 57' dienen voor het maken van een verbinding tussen het gedeelte 57 en een zich in neerwaartse richting ver-20 nauwend mantelgedeelte 58, dat uitloopt in een benedeneinde 59t dat ongeveer de vorm van een venturi-pijp heeft, en dat in verbinding staat met de afvoeraansluitingen bO.

Een aandrijflichaam 60 is draaibaar op een as 61, die coaxiaal met de mengkamer 56 verloopt, welk lichaam een boven- en een 25 benedenwand 62 reap. 63 bezit, waartussen dwars verlopende schoepen 64 zijn aangebracht. De bovenwand 62 bezit een dwars naar buiten gericht horizontaal gedeelte 65, dat aansluit op de onderzijde van een cilindervormige bovenopening 66. Deze ligt in het verlengde van de toevoeraansluiting 66 voor de vaste stoffen, en is dichtend met de 30 plaat 55 verbonden door tussenkomst van een draaibare dichting 67 tussen het boveneinde van de opening 66 en een neerwaarts gerichte schouder 68 van de plaat 55« De benedenwand 63 omvat eén dwars naar buiten gericht wandgedeelte 69, dat op een afstand van het gedeelte 65 van de bovenwand is gelegen, alsmede een verdikte middennaaf 70, 35 die op hetversmalde boveneinde 71 van een aandrijfas 72 is vastgespied.

De aandrijfas 72 is in een vaste buitenhuis 73 draaiend ondersteund door tussenkomst van kogellagers 74 en 75» terwijl het benedeneinde van deze as 72 van een tandwiel 76 is voorzien, dat gedeeltelijk door een mantel 77 is omgeven. Dit tandwiel kan bijvoorbeeld door 800 0 4 15 - 5 - ί. * middel van een ketting met een vloeistofmotor of dergelijke zijn gekoppeld, waarmede het aandrijflichaam kan worden aangedreven met een snelheid van 200..5 000 min (3»3»*83s ).Het benedeneinde van de huls 73 en de buitenkrans van het onderste- lager 75 zijn vast ver-5 bonden met een bodem ?8 van de mengkamer, bijvoorbeeld door middel van schroeven 79 of dergelijke. De mantel 77 is met de bodem 78 verbonden door middel van schroeven 80, waarbij een dichting tussen de kamer 38 en de aandrijfas wordt verkregen. Een neerwaarts gericht scherm 82 strekt zich uit tussen de huls 73 en de bodem 78 van de 10 mengkamer, en dient om de stroom van gemengd materiaal naar de aansluitingen *f0 te richten.

De schoepen 8b zijn gebogen, doch verlopen in hoofdzaak straalsgewijs, waarbij elke schoep een schuine binnenrand 8b heeft, en anderzijds uitloopt in een buitenrand 83« die glad aansluit op de 13 omtrek van de wanden 63 en 69. Deze schoepen zijn in de draaizin van het aandrijflichaam gekromd, teneinde de buitenwaartse beweging van de vaste stof te bevorderen, en een grote snelheid aan de stoffen te geven, die onder invloed van de middelpuntvliedende kracht in de vloeistofstroom naar buiten worden gedreven. Het aandrijflichaam 60 20 scheidt voorts de toevoer van vaste stof van de vloeistofstroom, teneinde ervoor te zorgen, dat de menging pas in het uittreepunt van de vaste stoffen en loodrecht op de stromingsrichting van de vloeistofstroom zal plaatsvinden. Dit bevordert een intiemere menging en sus-pendering van de vaste stoffen in de vloeistof, terwijl de snelheid 25 ervan tijdens de neerwaartse beweging door de mengkamer aldus wordt vergroot. De vaste stof wordt dan met de vloeistof door de afvoer-aansluitingen meegesleept, en zal zich niet in de mengkamer ophopen.

Voor het verwerken van bepaalde stoffen kan een as 88 met een schroefgat 89 op een schroefeind 90 van de aandrijfas 61 worden 30 geschroefd. Deze as 88 bezit een aandrijfschroef 92 met spiraalvormige omtrek, zodat vanaf het benedeneinde de middellijn geleidelijk afneemt. Deze schroef bevordert de neerwaartse verplaatsing van korrelvormig materiaal naar het aandrijflichaam. Deze schroef zal voorts de kans op verstopping in de toevoer boven dit aandrijflichaam 35 verkleinen.

Zoals uit fig. 3 blijkt, staat de ringvormige kamer ^8 met een terugvoeraansluiting ^9 nabij het boveneinde van de toevoer voor vaste stof in verbinding, terwijl uit fig. 2 blijkt, dat deze aansluiting b$ met een leiding 96 is verbonden, die met de afvoerzijde - 6 - van de zuigaansluiting van een pomp met vaste opbrengst nabij de put-mond in verbinding staat. In bepaalde gevallen kan een bepaald gedeelte van het mengsel} dat door het mengtoestel wordt afgegeven, door de terugvoerleiding naar de ringvormige kamer bS worden terug-5 gevoerd, en dan door de openingen 50 naar de toevoer voor vaste stof juist boven de ingangszijde van het aandrijflichaam worden gericht. Zoals uit fig. 5 blijkt is een hol en in hoofdzaak cirkelvormig raamwerk 102 rond de buitenwand van de mengkamer aangebracht, waarvan de vartikale buitenwand is voorzien onderling gescheiden openingen 103, 10 die dienen voor het aanbrengen van bevestigingsbeugels, teneinde het geheel aan de achterzijde van de vrachtauto te kunnen ophangen.

Voorbeeld I:

Voor het aanbreken van een olieput werd een bewerking in vier trappen uitgevoerd. Water werd door de toevoeraansluiting 26 15 ingevoerd, terwijl KC1 door de toevoer voor vaste stoffen werd ingevoerd om met het water te worden gemengd. Tijdens de tweede stap werd 2 van een 7»5 %'s HCl-oplossing toegevoegd, samen met 1,2 kg/m^ citroenzuur (< 75 pn) voor het reinigen van de verbuizings-openingen. Vervolgens werd 120 water door het mengtoestel gepompt, 20 en gegeleerd met 4·, 8 kg/m^ water en 35 000 kg zand met een korrel-grootte van 850..2000 pm. Tenslotte werd 2 m van een 2 %*s KCl-op-lossing ingevoerd om alle vloeistof en zand in de bodemlaag te drijven. Bij draaiing van het aandrijflichaam met een snelheid van 1 000 min" (17s ) werd het mengsel met een snelheid van 4 nr/min (0,07 25 m^/s) met een druk van 0,3^ MPa afgegeven.

Voorbeeld II;

Soos wordt een samenstelling van een zuur of een gel in een bodemlaag gevoerd samen met zand, waarbij het zand in de bodemlaag achterblijft en het gel na het invoeren van het zand wordt ver-30 wijderd. Bij toepassing van het onderhavige mengtoestel werden de toevoegsels voor de gelvorming door de toevoer voor vaste stoffen samen met het zand toegevoerd. Daarbij werd bijvoorbeeld een 2 %‘s KC1-oplossing ingevoerd voor het vullen van de boorput, alsmede voor het 3 beproeven van de leidingen naar de putmond. Vervolgens werd 20 w 35 gel gemengd en in de bodemlaag gevoerd. Daarna werden toenemende concentraties van hetzelfde gel met 2^0 kg/m zand van minder dan 150 pm gemengd en ingevoerd, en vervolgens *f0 v? gel met 2^0 kg/m^ zand van ,400..2 000 pm, daarna 40 m^ gel met b60 kg/'m^ zand van 80 0 0 4 15

♦ V

- 7 - •2 400..2 000 pm, en tenslotte 40 m3 gel net 480 kg/nr zand van 400..

2 000 pm. Tenslotte werd met 18 aP water gespoeld on het gel uit de leidingen en de boorput te verdrijven.

Voorbeeld IIIi 5 In een drietraps bewerking werd 3 m^ van een 7,5 jfc's HC1- oplossing ingevoerd om de boorputopeningen te reinigen van achtergebleven boorslib. Eerst werd 20 tsP gel zonder zand ingevoerd, gevolgd door 16 gel met 1 900 kg zand van 200..400 pm, en daarna 80 vP gel met 24 000 kg zand van 400..800 pm. De laatstgenoemde gelinvoer kan 3 10 bijvoorbeeld geschieden met concentratievergrotingen van 125 kg/m 3 3 voor elke 20 m gel, zodat de laatste 20 m gel een concentratie van 500 kg/m^ zullen hebben. De stappen 2 en 3 kunnen twee of meer maal worden herhaald, alvorens de put met water wordt gespoeld, dat 2 % KC1 bevat. Het zuur en het gel worden achtereenvolgens in de drie 15 voornoemde stappen ingepompt met een snelheid van 4- wP/min (0,0? aP/s), waarbij drie pompeenbeden van 730 kV worden gebruikt, die met de aansluitkast 4-1 van het toestel 10 zijn gekoppeld.

Een gewijzigde uitvoeringsvorm van het mengtoestel volgens de uitvinding is in fig. 4 weergegeven. Het aandrijflichaam 110 om-20 vat daarbij een bovenplaat 112 en een benedenplaat 113, waartussen schoepen 114 gelijkmatig rond de as zijn verdeeld. De vorm van de schoepen 114 en van de platen 112 en 113 komt overeen met die van fig. 3· Teneinde echter het gebruik van dichtingen tussen de toevoer voor vaste stof en de bovenwand van dit lichaam te vermijden, bevindt 25 zich dit lichaam onmiddellijk beneden de toevoer 46 voor vaste stof, terwijl de bovenwand 112 is voorzien van een reeks ribben 116 op afstanden, die met die van de schoepen overeenkomen. De ribben 116 zijn gekromd, en kunnen dicht tegen het benedenoppervlak van de plaat 55 bewegen, teneinde elke vloeistofstroom tussen het aandrijflichaam 30 en de plaat 55 naar de toevoerzijde van dit lichaam tegen te gaan.

Op deze wijze wordt de toevoer van vaste stof aan de ingangssijde van dit aandrijflichaam doeltreffend gescheiden gehouden van de vloeistof-toevoer door de mengkamer. Er is geen toevoerschroef aanwezig, zodat de vaste stof rechtstreeks in de opening van het aandrijflichaam kan 33 vallen, waarbij de toevoersnelheid ervan door de schroeven 27 en 33' wordt geregeld.

800 0 4 15

Claims

1. Mengtoestel voor het met elkaar mengen van vloeiende stoffen, omvattende een eerste en een tweede toevoer voor een eerste resp. tweede vloeiende stof, en een aandrijflichaam voor het met elkaar mengen van deze stoffen, met het kenmerk, dat de eerste 5 toevoer wordt begrensd door een in hoofdzaak cilindervorm!ge aantel (46), dat het aandrijf lichaam (60, fig. 3; 110, fig. 4) draaibaar rond een as is opgesteld, die coaxiaal met de as van de eerste toevoer verloopt, welk lichaam een bovenkamer omvat, die in open verbinding staat met de eerste toevoer, dat het aandrijflichaam schoe-10 pen (64, fig. 3; 114, fig. 4) omvat, waarmede op de eerste vloeiende stof, die de bovenkamer binnentreedt, een middelpuntvliedende kracht kan worden uitgeoefend, tengevolge waarvan deze stof door een dwars uitmondende afvoer van het aandrijflichaam dwars naar buiten uit dit lichaam wordt gedreven, en dat de tweede toevoer (54) coaxiaal bui-15 ten dit aandrijflichaam is opgesteld, en van een of meer in de asrichting gerichte openingen (53) is voorzien, waarmede de tweede stof in een stroom met grote snelheid in de asrichting kan worden gericht, waarbij de baan van de eerste stof bij het verlaten van het aandrijflichaam de baan van de tweede dwars snijdt, zodat het eerste 20 grondig gemengd met de tweede wordt meegesleept.

2. Toestel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de in de asrichting gerichte openingen (53) buiten de bovenkamer van het aandrijflichaam zijn gelegen.

3· Toestel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 25 dat de eerste toevoer (46) de bovenkamer van het aandrijflichaam zodanig omringt, dat de bovenkamer van het aandrijflichaam van de tweede toevoer gescheiden wordt gehouden.

4. Toestel volgens een van de conclusies 1··3, met het kenmerk, dat het aandrijflichaam een boven- en een onderplaat (62, 63, 30 fig. 3; 112, 113, fig. 4) omvat, waarbij de schoepen (64, fig. 3$ 114, fig. 4) zich dwars tussen deze platen uitstrekken, dat de bovenplaat is voorzien van een middenopening (66, fig. 3)» die coaxiaal met de eerste toevoer is gelegen, en dat dichtingsmiddelen (67, fig· 3; 116, fig. 4) tussen de bovenplaat en de eerste toevoer zijn aangebracht. 35

5· Toestel volgens een van de conclusies 1..4, met het kea- merJ^ dat een mengkamer (57) coaxiaal ten opzichte van het a&ndrijf-lichaam is aangebracht, waarbij een aandrijfas (72) voor dit aan- 80 0 0 4 15 - 9 - drijflichaam zich in de asrichting door deze kamer uitstrekt, en dat het aandrijflichaam een omhulling (112, 112, fig· *0 voor de schoepen omvat, welke omhulling een middenopening (66, fig. 2) bezit, die in verbinding staat met de mengkamer, alsmede in de straalrichting 2 gerichte ribben (116) op bepaalde omtreksafstanden tussen de omhulling (112) en de eerste toevoer, welke ribben met het aandrijf-lichaam meedraaien, teneinde het doordringen van de tweede stof vanuit de mengkamer naar de eerste toevoer te verhinderen.

6. (Toestel volgens een van de conclusies 1..2, met het ken-10 merk, dat de eerste toevoer een toevoer voor vaste stoffen is, dat de tweede toevoer een vloeistoftoevoer is, dat voorts opvoer-middelen (28) zijn aangebracht om vaste stoffen naar de eerstgenoemde toevoer te voeren, welke opvoermiddelen met behulp van instelmid-delen (28) ten opzichte van de toevoer voor vaste stoffen kan worden 12 ingesteld, en die met de vloeistoftoevoer op een voertuig bevestigde vloeistoftoevoermiddelen in verbinding staan, die een pompeenheid (22) omvatten, die met een bron van vloeistof in verbinding staat, teneinde deze vloeistof onder druk te kunnen toevoeren.

7* Toestel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het 20 toestel op een voertuig (T) is bevestigd, dat de opvoermiddelen een op het voertuig aangebrachte steun (27) omvatten, die nabij het toestel zijn opgesteld, en een neerwaarts en buitenwaarts hellend steun-oppervlak voor de opvoermiddelen vormt, en dat de instelbare ondersteuning een bedieningsmiddel (38) omvat, waarmede de opvoermidde-22 len opwaarts en neerwaarts kunnen worden verplaatst tussen een stand, waarin deze met de bodem in aanraking zijn, terwijl het boveneinde (30) boven de toevoer voor vaste stof van het toestel is gelegen, en een vrij van de bodem zijnde opgeheven stand.

8. Werkwijze voor het doorlopend mengen van twee verschillen-30 de vloeiende stoffen, met het kenmerk, dat een stroom van een van de stoffen in de asrichting coaxiaal ten opzichte van de toevoer aan de andere stof wordt toegevoerd, waarbij de laatstgenoemde stof gescheiden van de eerstgenoemde wordt geleid, en door tussenkomst van een middelpuntvliedende kracht dwars op de baan van de eerste 35 wordt gericht, zodanig dat de beide stromen elkaar snijden, en een innige menging tussen beide plaatsvindt, alvorens het mengsel door een gemeenschappelijke afvoer wordt afgevoerd.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de eerste stof een vloeistof, en de tweede een vaste stof is. - 10 -

10. Werkwijze volgens conclusie 8 of 9» met het kenmerk, dat de eerste stof langs de binnenwand van een ringvormige kamer wordt gevoerd, terwijl de andere in de asrichting door een toevoer-leiding in een richting wordt toegevoerd, die evenwijdig is aan die 5 van de eerste stof.

11. Werkwijze volgens een van de conclusies 8..10, met het kenmerk, dat de stoffen door een mengkamer worden gevoerd, die vanaf het menggebied tussen de beide stoffen verwijdend is uitgevoerd. 800 0 4 15