NL7920192A - Inrichting voor de voorbereiding van een inslagdraad bij een weefmachine met weefspoelloze inbreng van de inslag. - Google Patents

Inrichting voor de voorbereiding van een inslagdraad bij een weefmachine met weefspoelloze inbreng van de inslag. Download PDF

Info

Publication number
NL7920192A
NL7920192A NL7920192A NL7920192A NL7920192A NL 7920192 A NL7920192 A NL 7920192A NL 7920192 A NL7920192 A NL 7920192A NL 7920192 A NL7920192 A NL 7920192A NL 7920192 A NL7920192 A NL 7920192A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
storage
weft
thread
wire
diverting
Prior art date
Application number
NL7920192A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Scheffel Walter
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from DE19792900186 external-priority patent/DE2900186C2/de
Priority claimed from DE19792903959 external-priority patent/DE2903959C2/de
Application filed by Scheffel Walter filed Critical Scheffel Walter
Publication of NL7920192A publication Critical patent/NL7920192A/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/34Handling the weft between bulk storage and weft-inserting means

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Description

·. a 7 9 Η O 1 9 £ -1- 21450/CV/ts
Aanvrager: Walter Scheffel, Weissenburg/Bayern, Bondsrepubliek Duitsland. Korte aanduiding: Inrichting voor de voorbereiding van een inslagdraad bij een weefmachine met weefspoelloze inbreng van de inslag.
5
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor de voorbereiding van een inslagdraad bij een weefmachine met weefspoelloze inbreng van de inslag en met een draadaftrek van plaatsvaste voorraadspoelen met behulp van een draaiende trekwals en met een tussen het inbrengmondstuk 10 en de trekwals aangebrachte opslaginrichting, welke de inslagdraad onder de vorming van een lus van zijn rechtlijnig verloop afleidt.
Bekende inrichtingen van deze soort, welke de inslagdraad van vaststaande voorraadspoelen continu aftrekken en na het opslaan vormslui-tend voor de inbreng van de inslag· vrijgeven,zoals bijvoorbeeld beschre-15 ven in het Duitse octrooi 2.117.705, werken met een afleidorgaan voor de draad, dat de inslagdraad tijdens het opslaan en tijdens het afvoeren uit de opslag leidt. Daardoor kan met een dergelijke inrichting voor iedere weefcyclus steeds slechts dezelfde inslagdraad ingebracht worden.
De verdere ontwikkeling van dergelijke weefmachines stelt de 20 eis ten minste twee of meerdere inslagdraden gemengd in te brengen zonder daarbij het vermogen van de weefmachine noch de belasting van de inslagdraden nadelig te beïnvloeden.
Bekende inrichtingen, welke het afwisselend inbrengen van twee of meer inslagdraden mogelijk maken, bezitten een aantal nadelen.
25 De inrichting volgens de Duitse octrooiaanvrage 2. 733· 525 bezit wel een draaibare trekwals en een opslaginrichting, welke de inslagdraad onder het vormen van een lus afleidt. Het nadeel ligt echter daarin, dat de inslagdraad bij het afvoeren uit de opslag .niet vormsluitend wordt geleid. Daar echter alle geavanceerde weefmachines·met inbreng van de inslag 30 door een stromingsmedium een zogenaamd bewegend veld bezitten v is hier een inbreng van de inslagdraad zonder vormsluitende handeling van het afvoeren uit de opslag niet synchroon met het bewegende veld te bereiken. Het tweede grote gebrek bestaat verder in de toepassing van inslagdraadremmen of klemmen, welke tijdens de beweging van de inslagdraad met volle snelheid 35 geschakeld worden. Deze schakeling beoogt het afremmen van de draad. Zoals bij alle wrijvingssluitende remmen ontstaan daarbij grote toleranties in de slip, in dit geval toleranties in de lengte van de door remmen af te meten draad. Deze slip is proportioneel aan de snelheid.
792 0 1 92 -2- 21450/CV/ts
Een verdere bekende inrichting is weergegeven in de Duitse octrooiaanvrage 2.048.934. Deze inrichting bezit wel het kenmerk van een opslag-inrichting, welke de inslagdraad onder het vormen van een lus van zijn rechtlijnig verloop afleidt en ook bij het afvoeren uit de opslag vorm-5 sluitend geleidt, maar hier is geen trekwals aanwezig. Daarom worden bij deze inrichting draadremmen tussen spoel en opslaginriehting en tussen op-slaginrichting en inbrengmondstuk toegepast. Begin en einde van de opslag-handeling woeden hier door de schakeling van deze rem bewerkstelligd. Ook hier treden door de invloed van de wrijving in de remmen grote toleranties 10 tij de meting van de inslagdraad op. Een verder nadeel bestaat verder daarin, dat in verband met het ontbreken van een trekwals de inslagdraad periodiek afgetrokkenw ordt, hetgeen bekende moeilijkheden en hoge belasting van de draad tot gevolg heeft.
In de Duitse octrooiaanvrage 2.427·400 is een inrichting beschreven, 15 welke een trekwals, een opslaginriehting en een draadrem bezit. De trekwals roteert slechts met het oog op het vullen van de accumulator, hetgeen een dis-continu aftrekken van de spoel met bekende nadelen bewerkstelligt. Het afvoeren uit de opslag vindt niet vormsluitend plaats. De inbreng van de inslagdraad wordt beëindigd via een draadrem, hetgeen de met de slip samen-20 hangende reeds genoemde nadelen tot gevolg heeft.
In de Duitse octrooiaanvrage 2.135.847 is eveneens een mogelijkheid beschreven voor het gemengd inbrengen van meerdere inslagdraden.Deze inrichting vertoont eveneens de reeds genoemde nadelen: dis-continu aftrekken van de voorraadspoel in verband met het ontbreken van een accumulator 25 en onnauwkeurige meting van de lengte van de inslagdraad in verband met het toepassen van remmen voor het afstoppen van de inslagdraad na de inbreng.
Al deze bekende inrichtingen vertonen met betrekking tot de kwaliteit van de afzonderlijke functies bij de inbreng van de inslag gebreken 30 in vergelijking met de opstelling volgens het Duitse octrooi 2.117.705, welke echter slechts geschikt is voor inbreng van een enkele inslag.
Met de uitvinding wordt dan ook beoogd een inrichting van bovengenoemde soort te verkrijgen, welke dezelfde voordelen heeft als de opstelling volgens de Duitse octrooiaanvrage 2.117.705 met betrekking tot 35 de inbreng van de inslag maar welke echter in staat is twee of meerdere inslagdraden afwisselend in te brengen.
Volgens de uitvinding kan dit daardoor worden bereikt, dat in combinatie met de trekwals als opslaginriehting langs althans een gelei- 792 0 1 92 ». ' -3- 21450/CV/ts dingsbaan heen en weer beweegbaar althans een afleidorgaan, welke de inslag-draad bij het uit de opslag afvoeren geleidt en door zijn aandrijving,de voor het uit de opslag afvoeren noodzakelijke weg binnen de tijdsduur van één inbreng van een inslag afjlegt en althans een afleidorgaan, dat de 5 inslagdraad bij het opslaan geleidt en dat door zijn aandrijving de voor het opslaag noodzakelijke weg tijdens een, over de enkelvoudige inslagin-brengtijd verminderde n- voudige weefcyclus afLegt, waarbij n ieder gewenst positief getal kan zijn.
Het omleiden van de inslagdraad van zijn rechtlijnig verloop in 10 de opslaginrichting kan zodoende met behulp van twee omleidorganen per inslagdraad plaatsvinden. Een omleidorgaan geleidt de inslagdraad indien het de inslagdraad van zijn rechtlijnig verloop onder het vormen van een lus omleidt, dus opslaat. Het tweede omleidorgaan geleidt de draad indien het uit de opslag wordt afgevoerd, dus van een lus in het rechtlijnige verloop 15 omleidt.
Het geleiden van de draad bij het afvoeren uit de opslag maakt een nauwkeurige synchronisatie van de draadpunt mogelijV tijdens de inbreng van de inslag met het over de weefbreedte bewegende stromingsveld. Het omleidorgaan, dat de inslagdraad bij het afvoeren uit de opslag geleidt, legt de 20 daartoe noodzakelijke weg af binnen de tijdsduur van de inbreng van een inslagdraad. Deze tijdsduur is voor alle inslagdraden, die worden ingébracht, gelijk. Het omleidorgaan, dat de inslagdraad tijdens de opslag geleidt, kan echter.zijn weg langzamer afleggen en viel des te langzamer naar mate meer irijslagdraden aan de inrichting voor inbreng ter beschikking staan. 25 Bij de inrichting, welke afwisselend twee inslagdraden inbrengt, komt iedere inslagdraad na de tweede machineomwenteling, dat wil zeggen, na 720° tot inbreng.
Daar de inbrenghandeling zelf ca. een halve machineomwenteling in beslag neemt (180°) staan na de inbreng van een .inslagdraad ongeveer ander-30 halve machineomwenteling terrbeschikking om deze inslagdraad opnieuwrop te slaan. Dit betekent, dat het omleidorgaan, dat de draad bij het opslaan geleidt, dienovereenkomstig ongeveer 5^0° draaihoek van de weefmachine ter beschikking heeft om over de gehele opslagweff_ te lopen. In deze inrichting worden dus afwisselend twee draadlussen gevormd en vrijgemaakt, terwijl, de 35 beide inslagdraden van de beide voorraadspoelen ononderbroken met constante snelheid aan de inrichting toegevoerd worden. Deze inrichting is ook met ieder willekeurig groter aantal inslagdraden te realiseren. Bij n inslagdraden staan dan aan ieder opslaand omleidorgaan n minus een halve 7920192 -4- 21450/CV/ts weefmachineomwenteling voor de doorloop van de opslagweg ter beschikking. Daarbij geldt voor ieder van deze n inslagdraden , dan n omwentelingen na het begin van de laatste inbreng van een inslag van een draad het begin van een nieuwe inbreng van een inslag van deze draad plaatsvindt. Het inbrengen 5 van alle inslagdraden vindt in volgorde volgens een vast schema plaats en alle inslagdraden worden voortdurend continu van hun voorraadspoelen afgetrokken.
Een bijzondere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding bestaat daarin, dat de naar* de opslag van de draad leidende omleid-10 organen in kortere tijd de opslagweg afleggen, dan de inslagdraden dit doen moeten volgens de zo juist beschreven wet volgens het aantal van de aanwezige inslagdraden. Daaruit volgt, dat de inslagdraden vroeger na een inbreng van een inslag weer opgeslagen zijn dan bij de hierboven beschreven inrichting. Er staan dan ook voortdurend meerdere opgeslagen inslagdraden ter 15 beschikking. Op het moment echter, waarop een inslagdraad gereed opgeslagen is, wordt de toevoer van de inslagdraad door schakeling van de trekwals beëindigd .
Daarmede heeft een dergelijke inrichting een dis-continu aftrekken van de inslagdraad. Het bijzondere kenmerk van deze inrichting, de kleine 20 snelheid van het opslaande omleidorgaan en daarmede de geringe snelheid van de trekwals, respectievelijk van de toegevoerde draad, laten ten opzichte van de bekende inrichtingen een discontinu aftrekken van de draad zonder nadelen toe.
Als praktische uitvoering kan bijvoorbeeld een inrichting met een 25 opslaand omleidorgaan, welke zijn opslagweg tijdens 3,5 omdraaiingen van de weefmachine aflegt, in achtvoudig aantal aan de weefmachine aangebracht worden. Ieder van deze acht inrichtingen is van het begin van een inbrengen van een draad af gerekend na vier omwentelingen van de weefmachine weer in staat een nieuwe draad af te geven. Het aanwezig zijn van het dubbele aan-30 tal, namelijk van acht inrichtingen, geeft daardoor de mogdijkheid iedere willekeurige van vier in dubbel aantal aanwezige kleuren bij iedere inslag in te brengen. De aandrijving van deze omleidorganen heeft volgens de beschreven wetten vormsluitend van de weefmachine gestuurd plaats te vinden.
Het overgeven van de draad van het opslaande omleidorgaan op het 35 uit de opslag afleverende omleidorgaan kan in veelvoudige vorm plaatsvinden. Bijvoorbeeld kan het opslaande omleidorgaan zodanig zijn uitgevoerd, dat daaraan de draad door het uit de opslag afgevende omleidorgaan onttrokken wordt, waarbij hij van het opslaande omleidorgaan afglijdt, of er kunnen 7920 1 92 -5- 21450/CV/ts ook aanvullende hulpbewegingen van de omleidorganen uitgevoerd worden, opdat een overgang van de draad van het ene op het andere omleidorgaan plaatsvindt.
Een bijzondere gunstige vorm van de uitvoering is de beweging van 5 de omleidorganen door een om twee omleidrollen geleide ketting of kettingvormig door de weefmachine vormsluitend aangedreven machineelement. Het voordeel bestaat daarin, dat het aandrijvende element van het omleidorgaan zich in continue beweging bevindt. De omloopsnelheid van de ketting is op de hierboven beschreven bewegingssnelheid van het omleidorgaan afgestemd.
10 De kettingen van de opslaande omleidorganen lopen dan ook langzamer rond dan de ketting van de uit de opslag afleverende omleidorganen. lede® uit de opslag afleverend omleidorganei geleidende ketting bezit een omleidorgaan en voert Per omwenteling van de weefmachine precies één omloop uit. De ketting, welke het opslaande omleidorgaan draagt voert een omloop uit 15 ( 2 n - 0,5) omwentelingen van de weefmachine bij n inslagdraden. Dit betekent, dat deze het opslaande omleidorgaan dragende ketting bij een weefmachine voor twee inslagdraden één omloop bij drie omwentelingen van de weefmachine uitvoert. Daaruit volgt, dat de het opslaande omleidorgaan dragende ketting (2 n - 1) omleidorganen gelijkmatig over zijn lengte 20 verdeeld moet .bezitten, opdat voor iedere opslaghandeling een omleidorgaan ter beschikking staat. Daarmede komen bij een weefmachine voor twee inslagdraden drie omleidorganen voor de opslag op de ketting voor het opslaan overeen.
In het algemene geval wordt beoogd, dat per inslagdraad telkens 25 een ketting met omleidorgaan voor het uit de opslag ontnemen en een ketting met omleidorganen voor het opslaan zijn aangebracht.
Een bijzondere uitvoeringsvorm wordt daardoor verkregen, dat de voor het uit de opslag ontnemen aangebrachfce ketting spiegelbeeldvorraig is en links een omleidorgaan draagt en deze voor het uit de opslag ont-30 nemen dienende ketting spiegelbeeldvormig symmetrisch rechts en links telkens een opslaande ketting met zijn omleidorganen toegevoegd is. Een dergelijke uitvoering is in staat twee inslagdraden op te slaan onder toepassing van slechts drie kettingen.
De hierboven beschreven algemene uitvoering van een inrichting 35 met dis-continue aftrek van de inslagdraad van de voorraëdspoel kan ook gerealiseerd worden in de bijzondere vorm, waarbij de omleidorganen op kettingen zjji geleid. Hiertoe zijn nabij de omkeerplaats van het opslaande omkeerorgaan, daar waar de opslaglus zijn minimale grootte heeft, draad- 792 0 1 92 -6- 21i(50/CV/ts voorleggers aangebracht. Deze draadvoorleggers worden centraal, van de pa-trooninrichting van de weefmachine gestuurd. Een aangestuurde draadvoorleg-ger brengt deze in het vanggebied van een omleidorgaan, zodat deze uitgekozen draad in de opslag geraakt en zodoende na overname door het voor het 5 uit de opslag ontnemen dienende omleidorgaan tot inbreng komt. De daarop volgende tot inbreng komende in3lagdraad werd reeds voor het beëindigen van het inbrengen van de voorafgaande inslagdraad door zijn daarbij behorende draadvoorlegger aan de opslag toegevoerd. Synchroon met de schakeling van een draadvoorlegger wordt de draadtoevoer door de daarbij behorende trekwals 10 geschakeld. Na beëindiging van de inbreng van de inslag wordt de toevoer van de draad door de daaraan toegevoerde trekwals weer afgeschakeld. Zoals reeds vermeld zijn de uit deze schakeling resulterende toleranties in de lengte van de afgemeten inslagdraad gering, daar de draadtoevoer in het gebied van de trekwals met geringe snelheid plaats vindt. De schakeling van 15 de draadtoevoer kan hetzij door uit- en inschakelen van de draadaandrukking tegen de trekwals plaatsvinden of door uit- en inschakelen van de draaiing van de trekwals.
De door de uitvinding bereikte voordelen zijn althans in hoofdzaak daarin te 2ien, dat onder het handhaven van een vorrasluitende handding 20 voor het uit de opslag ontnemen met volledige benutting van het energiebesparende bewegende stromingsveld tijdens het inbrengen meerdere willekeurig te kiezen draden afwisselend bij continue aftrek van de draden van de voorraadspoelen, of bij aanzienlijk gereduceerde aftreksnelheid van de voorraadspoelen periodiek afgetrokken tot inbreng kunnen komen.
25 Voor het afwisselend inbrengen van de inslagdraad is bij de inrich ting volgens de bovengenoemde Duitse octrooiaanvragen 2.117.705 en 2.733-525 voor iedere uit te kiezen inslagdraad een aan de rand van het weefsel aangebracht afzonderlijk mondstuk voor de inbreng van de inslagdraad aangebracht. Zodoende bezitten deze bekende inrichtingen overeenkom-30 atig met het aantal uit te kiezen inslagdraden een veelvoud van inbfeng-mondstukken, onafhankelijk, of het daarbij gaat om een weefmachine met slechts een aan een randzijde aangebracht mondstuk of om een weefmachine met meerdere over de weefbreedte verdeelde zogenaamde stafetten-mondstukken.
De stand en de effectieve werking van de inbrengmondstukken, welke 35 aan de rustende inslagdraden voor de inbreng de beweging meedelen, zijn voor een hoog weefvermogen en voor een weefkwaliteit van grote betekenis.
Om beide te bereiken, moet dit inbrengmondstuk, verder "hoofdmondstuk" genoemd»met zijn hartlijn gelijk aan de wereiste bewegingsrichting 792 0 1 92 -7- 21450/CV/ts van de draad zijn.
De bekende inrichtingen moeten dan ook ieder afzonderlijk met de uitgekozen inslagkleur belegd hoofmondstuk in de hoge frequentie van de inbreng van de inslag precies in de juiste stand brengen. Dit vereist 5 een gecompliceerd mechanisme, dat synchroon met de volgens programma gestuurde kleurkeusinrichting moet werken.
Door deze ruimtelijke verstelling van de hoofdmondstukken moeten de na inbreng aan de weefselrand afgesneden draden telkens in hun hoofdmondstuk in verschillende lengtes teruggetrokken en door een aanvullende 10 draadkiem mechanisch vastgehouden worden om een uittrekken uit het hoofdmondstuk te vermijden. Deze aanvullende draadkiem is ook nodig om tijdens het positioneren van het desbetreffende hoofdmondstuk in de inbrengstand overhangende draadeinden uit de monding van het hoofdmondstuk, die storend op het inbrengen van het naburige hoofdmondstuk zouden kunnen inwërken, 15 te vermijden.
Met betrekking tot een verdere uit het Zwitserse octrooischrift 571.597 bekende inrichting wordt gesteld, dat door extreem klein gehouden afmetingen van meerdere samengevatte hoofdmondstukken het mogelijk zou zijn deze plaatsvast te legeren. Daartegenover is het echter algemeen 20 bekend, dat de hartlijn van het hoofdmondstuk gelijk met de vereiste bewegingsrichting van de draad moet zijn, terwijl bij de bekende inrichting hoogsten één mondstuk of hoogstens één draad met zijn mondstuk zich in de voor de beste omstandigheden voor het inbrengen vereiste stand bevindt, terwijl, de andere draden een ongunstige en daarmede opbrengst ver-25 minderende stand bezitten.
De momenteel van dergelijke weermachines verwachte hoge vermogens en weefkwaliteiten bij geringe energiebehoefte laten dan ook een vergelijke opstelling niet meer toe.
Samenvattend zijn dan ook bij de bekende inrichting, voor zover 30 oplossingen voor het gebied van de inbreng van de inslag door de aan de weefselrand gelegen hoofdmondstukken zijn voorgesteld, gecompliceerde aan slijtage onderhevige mechanismes voor beweegbare mondstukken en draadklemmen noodzakelijk, welke in verband met de daarmee samenhangende gevoeligheid voor storingen te vermijden zijl.
35 Dit kan slechts daardoor worden verbeterd, dat een nabij de weefeelkant aangebracht hoofdmondstuk voor iedere in te brengen draad of kleur een hulpmondstuk toegevoegd is, waarbij deze hulpmondstukken gebundeld voor het hoofdmondstuk zijn aangebracht en ieder hulpmondstuk neen 7920192 “8- 21450/CV/ts draadterugtrekinrichting ter beschikking staat, welke in staat is de desbetreffende ingebrachte draad na het snijden aan de weefselkant tot in de monding van het hulpblaasmondstuk terug te trekken.
De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand 5 van in bijgaande liguren schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.
Fig. 1 toont schematisch een aanzicht op een inrichting met telkens een omleidorgaan voor opslag en voor ontnemen uit de opslag op het tijdstip van de plaatsvindende inbreng van de inslag.
Fig. 2 toont schematisch een aanzicht op de inrichting met telkens 10 een omleidorgaan voor de opslag en voor het uit de opslag ontnemen op het tijdstip tegen het einde van de opslaghandeling.
Fig. 3 toont schematisch een aanzicht van de inrichting met telkens een omleidorgaan voor de opslag en voor het uit de opslag ontnemen op het tijdstip na de draadovername en het begin van het uit de opslag ontnemen 15 met inbreng van de inslag.
Fig. 4 toont schematisch een bovenaanzicht op de inrichting met geleiding van de omleidorganen door kettingen aan een weefmachine.
De figuren 5-8 tonen telkens een schematisch zijaanzicht van de inrichting volgens fig. *1 tijdens de verschillende fasen met een inslag-20 draad.
Fig. 9 toont een schematisch bovenaanzicht op een inrichting met twee opslagkettingen en een ketting voor het uit de opslag ontnemen voor telkens twee inslagdraden aan een weefmachine.
Fig. 10-13 tonen telkens schematisch een zijaanzicht van de inrich-25 ting volgens fig. 9 tijdens de verschillende fasen met de inslagdraad.
Fig. 14 toont schematisch een bovenaanzicht op de inrichting volgens fig. 9, echter voor meerdere volgens een programma te sturen inslagdraden aan een weefmachine.
Fig. 15 toont schematisch een zijaanzicht van de inrichting vol-30 gens vfig. 14,
Fig. 16 toont schematisch een weergave van het inbrenggebied van de weefmachine.
In de figuren 1-3 is een toevoerinrichting voor een inslagdraad van een weefmachine met een spoelloze inslaginbreng èn aftrek van plaatsvaste 35 voorraadspoelen met behulp van een zich draaiende trekwals weergegeven, welke in principe is opgebouwd ouit de hoofdas 1 van de weefmachine, de aandrijving 2 voor het de opslag bewerkstelligende omleidorgaan 5, het in-brengmondstuk 6, de voorraadspoel 7 met de inslagdraad 8 en de trekwals 9 7920192 -9- 21450/CV/ts met het aftrekmondstuk 10. Deze inrichting is geschikt voor slechts een inslagdraad 8, welke bij een continu aftrekken van de draad van de; voorraadspoel 7 via twee samenwerkende omleidorganen 4,5 wordt opgeslagen, waarbij het uit de opslag ontnemen en daarmede de inbreng vande inslag via 5 het inbrengmondstuk 6 vormsluitend met een bewegend stromingsveld plaats vindt.
Fig. 1 toont een fase van de voltooide inbreng van de inslag.
Fig. 2 toont de opslaghandeling door het omleidorgaan 4, dat zijn beweging volgens de pijl bij gelijktijdig na-ijlend voor het uit de opslag 10 ontnemen zorgdragend omleidorgaan 5 uitvoert.
Fig. 3 toont de inslagdraad 8 als lus uitgetrokken en door het voor het uit de opslag ontnemen zorgdragende omleidorgaan overgenomen, welke volgens de pijl het uit de opslag ontnemen met de gelijktijdige inbreng van de inslag via het inbrengmondstuk 6 vormsluitend uitvoert.Tegelijkertijd 15 wordt de eich vrijmakende draadlus 8 een verder draadgebied 8 uit toelevering door trekwals 9 van de voorraadspoel 7 mee ingebracht. Het aftrekmondstuk 10 dient slechts voor het strak trekken en daarmede slipvrije draad-omwikkellng om öe trekwals 9.
De toevoerinrichting voor de inslagdraad met dezelfde kenmerken, 20 echter in andere condructie is in de figuren 4-8 afgebeeld. Deze inrichting voor slechts een inslagdraad moet <in meervoudige uitvoering aan een weef-machine zijn toegevoegd om meerdere draden afwisselend toe toe voeren. De principiële opbouw bestaat uit de aandrijving 3 van de hoofdas 1 van de weefmachine naar de trekwals 9 en de omleidorganen 5, 17, 18, 19, die hun 25 opslaande en uit de opslag uitnemende beweging door de opstelling op telkens een om twee omleidrollen 11, 12, 13, 14 gevoedde continu rondlopende ketting 15, 16 of kettingvormig vormsluitend gedreven machineelement verkrijgen.
Van de voorraadspoel 7 wordt door de trekwals 9 en het aftrekmondstuk 10 continu inslagdraad 8 afgetrokken. De de opslaande omleidorganen 17, 18, 30 19 dragende ketting 15, loopt om de omleidrollen 11, 12 met een beduidend geringere snelheid rond, in dit geval bij drie omwentelingen van de weefmachine een omloop van de ketting 15 waartegenover de het voor het uit de opslag ontnemen zorgdragende omleidorgaan 5 dragende, om de omleidrollen 13, 14 rondlopende ketting 16 per omdraaiing van de weefmachine· eenmaal 35 rondloopt.
De in figuren 5-8 weergegeven fasen uit 1,5 weefmachineomwentelingen stellen slechts een deel uit de cyclus van de inrichting volgens de uitvinding weer. Het zal duidelijk zijn, dat, zoals bij fig. 5 beginnend, de 7920192 -10- 21450/CV/ts doop de trekwals 9 getransporteerde inslagdraad 8 door het omleidorgaan 17 tot een lus uitgetrokken en opgeslagen wordt, waarbij het in de inbrengmond-stukken 20 verblijvende draaddeel rust en daardoor strak gehouden wordt.
In fig. 6 is de opgeslagen draadlus in grootte toegenomen en vol-5 gens fig. 7 door het na-ijlende, voor het uit de opslag ontnemen zorgdra-geiide omleidorgaan 5 in het gebied van de omleidrollen 11, 13 waar de beide kettingen 15 en 16 de grootste toenadering ondervinden,van het opslaande omleidorgaan 17 afgestreken en overgenomen wordt.
Fig. 8 toont dan de inslagdraad 8 uit de opslag ontnomen en geheel 10 ingebracht, om in het gebied van de grootste toenadering van de kettingen 15, 16 bij de omleidrollen 12, 14 opnieuw door het opslaande omleidorgaan 18 te worden opgenomen en tot lus uitgetrokken opgeslagen te worden.
Voor de ongehinderde lusvorming wordt de ketting 15 door geleidingsrollen 21 en 22 omgeleid.
15 De toevoerinrichting voor de inslagdraad met dezelfde kenmerken, echter in andere uitvoering, welke afwisselend twee inslagdraden inbrengt, is weergegeven in de figuren 9—13-
De principiële opbouw bestaat uit aandrijving 3 van de hoofdas 1 van de weefmachine tot de trekwalsai. 102,103, tot de de omleidorganen dra-20 gende continu rondlopende opslaande kettingen 104, 105 en tot de voor het uit de opslag ontnemen -dienende ketting 106. De door de kettingen 104, 105 en 106 -gedragen omleidorganen 107-112 en 113, 114 zijn spiegelbeeldvormig opgeeteld, opdat deze tot de tussen de opslaande kettingen 104,105 aahgebrachte voor het uit de opslag ontnemen dienende ketting 106 afwisse-25 lend samen kunnen werken.
Deze inrichting met drie kettingen 104, 105 en 106 geeft voor iedere -cyclus van de weefmachine een inslagdraadlengte vormsluitend, bij contin..... aftrekken van de draad van de voorraadspoelen 180, 181 voor in brengen via de inbrengmondstukken 20 vrij.
30 Fig. 9 en 10 tonen een fase, welke een opgeslagen draadlus 80 door het omleidorgaan 114 uit de opslag ontneemt en de draad 80 tot inbrengen laat komen.
Gelijktijdig wordt door het omleidorgaan 107 dedooir de trekwals 103 verplaatste draad 81 tot een draadlus uitgetrokken, welke volgens fig.
35 11 nagenoeg zijn uiteindelijke grootte bereikt heeft en volgens fig. 12 door het tussentijds naageijlde voor het uit de opslag ontnemen zorgdragende omleidorgaan 113 in het gebied van de grootste toenadering van de omleidrollen 11, 13 van het omleidorgaan 107 wordt overgenomen en nu via de 792 0 1 92 -11-. 21450/CV/ts inbrengmondstukken 20 tot inbrengen komt, zoals in fig. 13 de uitgelegde lus van de draad 81 te onderkennen is. Hierop wordt de inslagdraad 81 door het opslaande omleidorgaan 111 opnieuw gegrepen.
De in fig. 11 uit de opslag gevoerde en ingébrachte inslagdraad 5 80 wordt daar in het gebied van de omleidrollen 12, 14 door het opslaande omleidorgaan 110 gegrepen en volgens fig. 12 en 13 tot een nieuwe opgeslagen lus uitgetrokken.
Bij deze afwisselend twee inslagdraden 80, 81 inbrengende inrichting komt iedere inslagdraad 80, 81 na de tweede omwenteling van de weef-10 machine, dat wil zeggen na 720°, tot inbrengen. De inbrenghandeling zelf . neemt een halve omwenteling van de weefmacMne (180°) in beslag, zodat anderhalve omwenteling van de weefmachine voor het opslagproces (540°)' ta?beschikking staan. Dit geeft volgens de uitvinding een van öetekenis zijnde gereduceerde gunstige continue aftreksnelheid van de voorraadspoe-15 len 180, 181.
De toevoerinriehting voor de inslagdraad volgens de uitvinding met dezelfde kenmerken, echter in een andere uitvoeringsvorm, welke afwisselend eerdere willekeurig volgens een programma te kiezendraden opslaat en voor de inbreng vrijgeeft is in de fig. 14 en 15 weergegeven.
20 De principiële opbouw bestaat uit aandrijving 3 van de hoofdas 1 van de weefmachine naar de de opslaande en de voor het uit de opslag ontnemen dienende omleidorganen 210-217 dragende, om de om?ueidrollen 11-16 rondlopende kettingen 104,105,106 en naar de trekwalsen 230-237.
Tot dit doel van de afwisselend willekeurig volgens een programma 25 te kiezen draden zijn nabij de omkeerplaats van de opslaande omleidorganen, daar waar de opslaglus zijn minimale grootte heeft, draadvoorleggers 220-227 aangebracht. Deze draadvoorleggers 220-227 zijn in twee groepen van telkens vier aan weerszijden van de voor het uit de opslag ontnemen dienende ketting 106 aangebracht en worden centraal door de patrooninrichting 30 van<de weefmacAine aangestuurd.
Voor ieder van de in dit uitvoeringsvoorbeeld aangebrachte te kiezen -vier kleuren zijn telkens twee voorraadspoelen 200-207 telkens een tot de beide groepen van de draadvoorleggers 220-227 toegevoegd aanwezig.
35 Op soortgèlijke wijze zijn de beide groepen van de draadvoorleg gers 220-227 met voorraadspoelen 200-207 telkens vier roterende aftrekwal-sen.230-237 toegevoegd. Synchroon met de schakeling van een draadvoorlegger wordt de draadtoevoer door de daarbij behorende trekwals geschakeld.
792 0 1 92 -12- 21450/CV/ts
Na beëindiging van de inbreng van de inslag wordt de toevoer van de draad door de daarbij behorende trekwals weer afgeschakéd.
De schakeling van de draadtoevoer kan hetzij door in- en uitscha-5 keling van de draaiing van de trekwalsen of door in- en uitschakeling van de draadaandrukking tegen de trekwalsen 230-237 door de aandrukrollen 240-247 en de daarmede samenwerkende draadklemmen 250-257 plaatsvinden.
In fig. 14 is weergegeven hoe de door de draadvoorlegger 224 uitgekozen dre&d .80, welke via trekwals 231 van voorraadspoel 201 komt, aan 10 het voor de opslag dierst doende omleidorgaan 213 voor meename voorgelegd wordt.
Het rustende draaddeel 80 van de voorraadspoel 201 wordt door de inbrengmondstukken 20 gespannen gehouden. Gelijktijdig wordt op de tegenover liggende zijde de door de draadvoorlegger 221 uitgekozen en voorgelegde 15 draad 81, welke van de voorraadspoel 202 komt, door het omleidorgaan 210 tot een opslaglus uitgetrokken, waarbij het toeleveren- van de nodige draadlengte door schakeling van de aandrukrol 242 tegen de trekwals 232 plaatsvindt. Synchroon met de werking van de aandrukrol 242 blijft de draadkiem 252 tot aan het einde van de inbrenghandeling geopend.
20 De door de opslaande omleidorganen 210-215 gevormde draadlussen worden telkens in het gebied van de grootste toenadering tussen de omleid-rollen 11, 13 en 15 door de voor het uit de opslag ontnemen dienende omleidorganen 216 ,217 overgenomen en uit de opslag ontnomen, respectievelijk ingebracht.
25 Voor de radiale geleiding van de over de omleidrol 13 rondlopende ketting 106 zijn de plaatsvast gelegerde ?Ollen 270, 271 aangebracht.
De uit deze schakelmogelijkheden resulterende lengtetoleranties van de afzonderlijke inslagdraden zijn draagbaar gering, daar de draadtoevoer in het gebied van de trekwalsen met geringe snelheid 'plaatsvindt.
30 De constructie volgens de uitvinding maakt het ook mogelijk de inrichting volgens fig. 14 en 15 in meervoudig aantal aan'een weefmachine aan te brengen, waarmede de aftreksnelheid van de draad nog verder gereduceerd wordt.
Een verdere uitvoeringsmogelijkheid van de uitvinding bestaat 35 daarin, dat alle omleidorganen 113, 114, 216,217 spiegelbeeldvormig uitgevoerd zijn en twee omleidorganen dragende kettingen 15, 16 overeenkomend met fig. 5-8 echter zodanig parallel aangebracht, met hun geleidingsbanen van de omleidorganen in hetzelfde loodrechte vlak liggen, opdat de zo naburige beide kettingen samen kunnen werken.
792 0 1 92 ; 1 -13- 21450/CV/ts
In fig. 16 is èen inrichting voor het afwisselend inbrengen van meerdere inslagdraden weergegeven, .«.welke in zijn principiële opbouw uit de kettingdraden 301, het weefblad 302, de draadschaar 303 met het rustende . hoofdmond3tuk 304 bestaat, waarbij het hoofdmondstuk 304 meerdere hulpmond-5 stukken 305 en 306, eveneens rustend, voorgeschakeld zijn. De hulpmond-stukken 305 en 306 zijn weer aan een draadterugtrekhefboom 310 en 311 toegevoegd, welke telkens na draadkeuze in de inslagdraden 307 en 308 een draadlus 309, met het oog op het terugtrekken van de draadpunt uit het hoofdmondstuk 304 vormen. Tussen de terugtrekinrichting 310, 311 voor de 10 inslagdraden 307, 308 en de voorraadppoelen 312 en 313 is bijvoorbeeld een draadmeet- en opslaginrichting van bovengenoemde soort aangebracht.
Terwijl het sturen van de terugtrekhefboraen 310, 311 synchroon van de draadkeuzeinrichting van de weefmachine en daarmede weer synchroon tot de draadvoorleggers volgens programma plaatsvindt, wordt de lus bijvoor-15 beeld voor het hoofdmondstuk 304 en de daarvoor geschakelde hulpmondstukken 305, 306 volgens een vooraf bepaalde werkwijze gestuurd. Daarbij is het mogelijk bij de inrichting volgens de uitvinding ook af te zien van draadklemmen aangezien de in de hulpmondstukken 305, 306 rustende draad-einden voor de duur gedurende welke dergelijke niet ingebracht moeten wor-20 den door een geringe luchtstroming gespannen worden gehouden. Indien een van de draden bijvoorbeeld de draad 307 ' voor de infereng volgens programma 'bestemd wordt, wordt door het vrijmaken van een draadlus zoals bij 309 het in een geringe luchtstroming liggende draadeinde 307 vrijgegeven om te worden ingetrokken door het hoofdmondstuk 304 en zo ingebracht te wor-25 den.
De mondstukken 304, 305 en 306 zijn alle zo gericht, dat voor het inbrengen een gunstig verloop van de draden 307, 308 door hulp en hoofdmondstukken heen verkregen wordt.
Na het plaatsvinden van het inbrengen wordt de ingebrachte draad 30 door de schaar 303 gesneden en door de terugtrekhefboom 310, 311 zo ver uit het hoofdmondstuk 304 teruggetrokken, tot het draadeinde 308 met de mending van het hulpmondstuk. 305, 306 afsluit.
Indien volgens het programma een uitgekozen inslagdraad meerdere malen achter elkaar ingebracht moet worden, wordt de terugtrekhefboom 35 310, 311 niet in werking gesteld en verblijft het afgesneden draadeinde in het hoofdmondstuk 304 om door versterkte luchtimpulsen uit hulpmondstuk 305, 306 en hoofdmondstuk 304 de versnelling voor het inbrengen te verkrijgen.
7920192 -14 - 21450/CV/ts
Indien volgens het programma in de rij van het inbrengen van de inslagdraden een andere inslagkleur moet worden ingebracht, wordt de het laatst ingebrachte draad na doorsnijden door de schaar 303 via de terug-trekhefboom 310, 311 uit het hoofdmondstuk 304 teruggetrokken, terwijl 5 tegelijk voor de daaropvolgende kleur de draadlus 309 door beweging van de hefboom 310, 311 vrijgemaakt en de punt van de inslagdraad in het hoofdmondstuk 304 geraakt en de draad zodoende ingebracht kan worden.
Daarbij is het van voordeel, dat het hoofdmondstuk met de daaraan toegevoegde hulpmondstukken plaatsvast zijn aangebracht en hun functie in 10 optimale voor de stroming gunstige stand zonder massatrillingen en daarmede zonder toerentalbegrenzing voor de weefmachine bereikt wordt.Naast een hoger vermogen van de weefmachine, kenmerkt deze inrichting volgens de uitvinding zich door zijn eenvoud en de weinige bewegende delen, die alleen bestemd zijn voor het terugtrekken van de draad, terwijl tegelijker-15 tijd ook kan worden afgezien van de gebruikelijk benodigde draadklemmen.
-CONCLUSIES- 792 0 1 92

Claims (7)

1. Inrichting voor de voorbereiding van een inslagdraad bij een weef-machine met een spoelloze inbreng van de inslag en met een d raadaftrek van 5 plaatsvaste voorraadspoelen met behulp van een zich draaiende trekwals en met een tussen inbrengmondstuk en trekwals aangebrachte opslaginrichting, welk de inslagdraad onder het vormen van een lus van zijn rechtlijnig verloop omleidt, met het kenmerk, dat in combinatie met de trekwals (9;107; 108;230—237) als opslaginrichting langs althans een geleidingsbaan heen 10 en weer beweegbaar althans een oinleidorgaan (5';113,114;216,217), welke de inslagdraad bij het uit de opslag ontnemen geleidt en, door zijn aandrijving (2, 3) de voor het uit de opslag ontnemen noodzakelijke weg binnen de tijdsduur van het inbrengen van een inslag aflegt en althans een omleidorgaan (4,7,19;107r112), dat de inslagdraad bij het opslaan geleidt 15 en dat door zijn aandrijving (2,3) de voor het opslaan noodzakelijke weg tijdens een, over de enjgolvoudige inslag inbrengtijd verminderde n-voudige weefcyclus aflegt, waarbij n ieder geheel positief getal kan zijn.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij als aandrijving en geleidingsbaan voor de oinleidorganen voor het opslaan en voor het uit de opslag 20 ontnemen telkens een continu rondlopende eindloze en over ten minste twee omleidrollen (11-14) geleide ketting (15, 16;104,105, 106) is aangebracht, met het kenmerk, dat de overbrenging (3) tussen de hoofdas (1) van de weefmachine en de kettingen (15, 16;104,105, 106 ) zo ingericht is, dat per weefcyclus de het voor het uit de opslag ontnemen dienende omleidorgaan 25 (5,; 113,114;216,217) geleidende ketting (16;106) een omloop uitvoert en de de opslaande omleidorganen (17, 18, 19;107—112) geleidende ketting (15; 104-105) 1/(2n-1) omlopen uitvoert en het aantal van (2n-1) opslaande omleidorganen (17,18,19;107-112) gelijkmatig verdeeld op deze ketting (15, 104,105) zijn aangebracht,
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een meerdere voor het uit de opslag ontnemen dienende omleidorganen (5;113, 114;216,217) geleidende ketting (16;106) een opslaande omleidorganen (4,· 17-19;107-112)210-215) dragende ketting (15) toegevoegd is, zodanig dat de geleidingsbanen van de voor het uit de opslgg ontnemen dienende omleid-35 organen ( 5;113, 114;216,217) in hetzelfde loodrechte vlak evenwijdig aan de geleidingsbanen van de opslaande omleidorganen (4, 17:19;107-112;210— 215) liggen, terwijl de opslaande omleidorganen (4,17, 18,19;107-112;210— 215) en de voor het uit de opslag ontnemen dienstdoende omleidorganen 792 0 1 92 -16- 21450/CV/ts (5; 113, 114;216-217) spiegelbeeldvormig uitgevoerd zijn, opdat de door de ketting (15) gedragen opslaande omleidorganen (4, 17-19; 107’· 112;210-215) met de door de andere ketting (16;166) gedragen voor het uit de opslag ontnemen dienstdoende omleidorganen (5,;113, 114;216—217) samen kunnen 5 werken.
4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een het voor het uit de opslag ontnemen dienstdoende omleidorgaan (113,114;216,217) geleidende ketting (16; 106) twee telkens opslaande omleidorganen (107-112; 210-215) dragende kettingen (104,105) toegevoegd zijn, zodanig, dat de 10 geleidingsbaan van de voor het uit de opslag’mtnemen dienstdoende omleidorgaan (113, 114; 216,217) midden tussen de geleidingsbanen van de beide andere kettingen (104,105) ligt, terwijl het voor het uit de opslag ontnemen dienstdoende omleidorgaan (113, 114;216,217) spiegelbeeldvormig uitgevoerd. is, opdat het met ieder van de naburige beide kettingen (104,105) 15 kan samenwerken.
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies voor het afwisselend toevoeren van meerdere, willekeurig te kiezen inslagdraden (pic a pic) met het kenmerk, dat meerdere trekwalsen (230-237) schakelbaar uitgevoerd zijn en daaraan remmen zijn toegevoegd, terwyl iedere inslagdraad 20 via een draadvoohlegger (220-227) loopt en iedere draadvoorlegger (220-227) door een signaal van de kleurkeuEeinrichting tesamen met de daarbij behorende trekwals (230-237) en rem zo wordt aangestuurd, dat slechts de in te brengen draad aan het opslaande omleidorgaan (210-215) wordt voorgelegd.
6. Inrichting voor de voorbereiding van een inslagdraad bij een weef- machine met spoelloze inbreng van de inslag en een draadaftrek van plaatsvaste voorraadspoelen, waarbij het inbrengen van meerdere inslagdraden afwisselend plaatsvindt, met het kenmerk, dat een nabij de weefselkant aangebracht hoofdmondfefeuk (304) voor iedere in te brengen draad of kleur 30 (307, 308) een hulpmondstuk (305, 306) toegevoegd is, waarbij deze hulp- mondstukken (305, 306) gebundeld voor het hoofdmondstuk (304) zijn aangebracht en iederehulpmondstuk (305,306) een draadterugtrekinrichting (310, 311. ter beschikking staat, welke in staat is de desbetreffende ingebrachte draad (307)306) na doorsnijden bij de weefselkant tot in de monding van 35 het hulpblaasmondstuk (305, 306) terug te trekken.
7. Werkwijze voor het bedrijven van de opstelling volgens conclu sie 6, met het kenmerk, dat de afzonderlijke draden (307)308) in de ruststand slechts tot aan de monding van de daaraan toegevoegde hulpmondstukken 7920192 ”17” 21450/CV/ts (305,306) reiken en de tot inbrengen komende draad (307, 308) door het vrijmaken «rvan de daaraan in de terugtrekinrichting (311, 312) toegevoegde draadlus (309) de monding van zijn hulpmondstuk (305, 306) verlaat en daarmede door het hoofdmondstuk (304) tot inbrenging in het weefvak geraakt 5 terwijl na de op het inbrengen van de inslag volgende doorsnijding deze draad (307, 308) weer tot aan de monding van zijn hulpmondstuk (305,306) teruggetrokken wordt. 792 0 1 92
NL7920192A 1979-01-04 1979-12-24 Inrichting voor de voorbereiding van een inslagdraad bij een weefmachine met weefspoelloze inbreng van de inslag. NL7920192A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE19792900186 DE2900186C2 (de) 1979-01-04 1979-01-04 Schußfadenwechselvorrichtung einer Düsenwebmaschine
DE2900186 1979-01-04
DE2903959 1979-02-02
DE19792903959 DE2903959C2 (de) 1979-02-02 1979-02-02 Schußfadenzuführungsvorrichtung einer Webmaschine mit schützenloser Schußeintragung und Abzug von ortsfesten Vorratsspulen mittels einer sich drehenden Zugwalze

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL7920192A true NL7920192A (nl) 1980-10-31

Family

ID=25777328

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL7920192A NL7920192A (nl) 1979-01-04 1979-12-24 Inrichting voor de voorbereiding van een inslagdraad bij een weefmachine met weefspoelloze inbreng van de inslag.

Country Status (6)

Country Link
EP (1) EP0022812A1 (nl)
JP (1) JPS56500179A (nl)
GB (1) GB2058854B (nl)
IT (1) IT1126633B (nl)
NL (1) NL7920192A (nl)
WO (1) WO1980001392A1 (nl)

Families Citing this family (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3012731C2 (de) * 1980-03-28 1982-02-04 Gebrüder Sulzer AG, 8401 Winterthur Schußfadenspeichervorrichtung
DE3203876A1 (de) * 1982-02-05 1983-08-18 Guenne Webmaschf Gmbh Vorrichtung zum getrennten und/oder gemeinsamen einblasen verschiedenfarbiger schussfaeden bei luftduesen-webmaschinen
GB2131055A (en) * 1982-11-27 1984-06-13 Bonas Machine Co Weft yarn metering apparatus

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS509904B1 (nl) * 1969-10-08 1975-04-16
CH541011A (de) * 1971-06-25 1973-08-31 Toyo Boseki Speise- und Führungseinrichtung für Eintragfäden
DE2135847C3 (de) * 1971-07-17 1975-01-23 Enshu Ltd., Kamimura, Takatsuka, Shizuoka (Japan) Vorrichtung zum wechselweisen Zuführen zweier unterschiedlicher Schußfäden zu den Düsen einer Webmaschine mit hydraulischem SchuBfadenelntrag
CH558847A (de) * 1973-06-08 1975-02-14 Rueti Ag Maschf Einrichtung zum speichern von schussfaeden.
CH571597A5 (nl) * 1974-05-06 1976-01-15 Rueti Ag Maschf
JPS52107185A (en) * 1976-03-04 1977-09-08 Aloka Co Ltd Probe for ultrasonic diagnostic device
CS200516B2 (en) * 1976-07-27 1980-09-15 Rueti Ag Maschf Weft thread conveying device for shuttleless weaving looms
JPS5418955A (en) * 1977-04-26 1979-02-13 Scheffel Walter Weaving machine with warping apparatus
DE2718476A1 (de) * 1977-04-26 1978-11-02 Walter Scheffel Schussfadenzufuehrungsvorrichtung mit abzug von einer vorratsspule fuer webmaschinen

Also Published As

Publication number Publication date
JPS56500179A (nl) 1981-02-19
EP0022812A1 (de) 1981-01-28
IT1126633B (it) 1986-05-21
GB2058854A (en) 1981-04-15
GB2058854B (en) 1983-04-20
WO1980001392A1 (en) 1980-07-10
IT7928267A0 (it) 1979-12-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
DE1535639C2 (de) Schußfaden-Zwischenspeicher für Webmaschinen mit feststehender Schußfaden-Vorratsspule
US3872692A (en) Automatic doffing system for a circular knitting machine
NL7907093A (nl) Werkwijze voor het weven met een spoelloze weefmachine, alsmede daarbij te gebruike inslagvoorbereidingsinrich- ting.
BRPI0902462A2 (pt) dispositivo de depósito para fio de amarrar de uma máquina de amarrar
US4761864A (en) Parallel thread supply system
DE3629983A1 (de) Spinn- und spulautomat
US4545099A (en) Device for individually separating and readying warp threads for threading into heddles and drop wires
NL7920192A (nl) Inrichting voor de voorbereiding van een inslagdraad bij een weefmachine met weefspoelloze inbreng van de inslag.
JPS606565A (ja) ボビンの多目的取扱機構を具備した糸処理機械
US4410017A (en) Method and apparatus for pneumatic insertion of a weft thread in the shuttle of a multi-feed weaving loom
US2889610A (en) Method and means for reeling of yarn
US3648459A (en) Warp knitting machine, particularly raschel machine
JPH0610221A (ja) 連続遠心紡績方法及び該方法を実施する精紡機
US4132248A (en) Winding device for filling-yarn bobbins
RU2189409C2 (ru) Способ поперечного вязания трикотажа и устройство для его осуществления
BE1027254B1 (nl) Werkwijze voor het aanvullen van garenvoorraden in een garenvoorraadinrichting van een textielmachine en een hiervoor voorziene garenvoorraadinrichting
US4220020A (en) Warp knitting machine with weft inserters
JP4176045B2 (ja) 柄用経糸製造方法および柄経糸用部分整経機
CS200478B2 (en) Apparatus for filling shuttles of travelling wave shedding looms with weft bobbins
DE2903959C2 (de) Schußfadenzuführungsvorrichtung einer Webmaschine mit schützenloser Schußeintragung und Abzug von ortsfesten Vorratsspulen mittels einer sich drehenden Zugwalze
JPH0686692B2 (ja) たて編用ビーム整経装置
SU1144621A3 (ru) Ткацкий станок с волнообразно-подвижным зевом
BE1014792A6 (nl) Weefmachine.
SU734318A1 (ru) Устройство зар дки уточной нитью прокладчиков дл ткацкого станка с волнообразно подвижным зевом
SU343603A1 (ru) УСТРОЙСТВР дл ЗАРЯДКИ ШПУЛЬ НА МНОГОЗЕВНЫХ