NL7908767A - Werkwijze en inrichting voor het stapelen van plano's. - Google Patents

Description

VO 87^5

Werkwijze en inrichting voor het stapelen van plano's.

De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een werkwijze voor het stapelen van plano’s, alsmede een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

Sr is een automatische inrichting "bekend hij een inrichting 5 voor het verwerken van*golfkarton, welke inrichting is bestemd om op een bepaald formaat gesneden vellen golfkarton te stapelen, bijvoorbeeld op een hef tafel. Het transport vanaf de dwarssnijder naar de stapelinrichting geschiedt door transportbanden, waarop de vellen dakpansgewijze op elkaar liggen. Deze' stapeling wordt ver-10 oorzaakt doordat de transportbanden langzamer lopen dan de aankomende kartonbaan.

Het verwisselen van stapels geschiedt door de voltooide stapel zijdelings te bewegen en vervolgens de stapelinrichting, bijvoorbeeld de heftafel, opnieuw op zijn plaats te brengen.

15 Aangezien het afvoeren van stapels moet kunnen geschieden zonder dat de produkfciesnelheid van de inrichting wordt gereduceerd, moet binnen de dakpansgewijze gestapelde stroom vellen een tussenruimte worden gecreeerd, om de voor de stapelverplaatsing vereiste tijd te verschaffen.

20 Het is reeds bekend voor dit doel de aankomende golfkarton- vellenstroom op te stuwen. Het stuwen kan geschieden door een stuwklep, die van boven naar beneden wordt geklapt, of door een aanslaglijst, die tussen twee .transportbanden -om- . hoog wordt gebracht. Verder is het mogelijk een van de banden stil 25 te zetten, terwijl de daaropvolgende banden met onveranderde snelheid verder lopen. De tussenruimte in de gestapelde stroom vellen wordt verkregen door het snelheidsverschil van twee, op elkaar volgende bandtrajecten.

Alle bekende methoden hebben het nadeel dat door het op-30 stuwen een ongelijkmatige stapeling van de vellen optreedt.

73 0 87 67 « * - -2-

Door verschillende vrijvingsverhoudingen zullen opeenvolgende velen over elkaar vorden geschoven met als gevolg dat hij de stapelvorming storingen optreden. Tijdens het stuwen kunnen afzonderlijke vellen ook zijdelings uitwijken, zodat een zuivere 5 stapeling onmogelijk wordt. Ingeval meerdere stapels tegelijkertijd naast elkaar worden gevormd, zullen in dat geval onderlinge ineengrijpingen tussen de stapels optreden, hetgeen de scheiding van de stapels bemoeilijkt en aanzienlijke storingen in het bedrijf veroorzaakt.

10 De uitvinding beoogfc een onder alle omstandigheden gelijk matige dakpansgewijze stapeling van de vellen en een nauwkeurige stapelvorming mogelijk te maken.

Hiertoe wordt volgens de uitvinding de werkwijze volgens conclusie 1 toegepast, gebruikmakend van een inrichting volgens 15 conclusie 1*.

De uitvinding heeft het voordeel dat ondanks dat de noodzakelijke tussenruimten in de stroom vellen worden aangebracht, de stand van de vellen in de dakpansgewijze·stapeling in hoofdzaak gelijk blijft, het uitwijken van vellen uit de 20 stroom in zijdelingse richting wordt vermeden en het verschuiven van de vellen onderling in hun langsrichting kan worden verhinderd, zodat een bedrijfszekere stapeling van de vellen met nauwkeurige bepaalde stapelranden wordt bereikt.

Verdere uitvoeringsvormen van de uitvinding blijken uit 25 de volgconclusies.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting voor het stapelen van kartonvellen worden beschreven.

Fig. 1' is een schematisch zijaanzicht van een stapel·— 30 inrichting voor golfkartonplano ’ s bij een continue dakpansgewijze gestapelde, een stapelhouder vullende vellenstroom; fig. 2 is een schematisch zijaanzicht overeenkomstig fig. 1, echter met een reeks onderbroken stroom vellen en fig. 3 is een schematisch zijaanzicht, ten dele in 35 doorsnede, van het scheidingsstation voor vellen.

7908767 -3- *

Volgens de tekening is de stapelinrichting 1 voorzien van een, van een niet afgebeelde veliensnijinrichting afkomstige transport inrïchting 2 in de vorm van twee boven elkaar aangebrachte eindloze transportbanden. Op deze transportinrichting 2 5 sluit een eindloze transportband 3 aan. Uit de transportinrichting 2 'komen de vellen ^ als een reeks dicht op elkaar aansluitende vellen en vallen vrij op de eindloze transportband 3.

Op de transportband 3 sluit een scheidingsstation 5 aan en daarop sluiten weer verder transporterende banden 6,7,8 en 9 10 aan.

De vellen 4 worden door de transportband 9 in een stapel-station 3 geplaatst. Dit stapelstation kan bestaan uit een heftafel of uit een stationaire tafel, waarbij steeds de stapeltafelplaat 11 dwars op de transportrichting van de vellen if- uit het 15 stapelstation kan worden gebracht.

Een vellen-aanslag 12 kan, op overigens niet aangegeven wijze, op de lengte van de velen worden ingesteld.

De dakpansgewijze gestapelde vellenstroom 13 wordt gevormd doordat de snelheid van de transportbanden kleiner is dan die van 20 de transportinrichting 2. Een dakpansgewijze stapeling in de stroom is gewenst,'omdat hierdoor de stapeling van de vellen k in het stapelstation gunstiger, namelijk met een· geringere aanvoersnelheid plaats heeft.

Het ledigen van het stapelstation 10 geschiedt door 25 zijdelings wegtransporteren van de stapeltafelplaat .11 met de zich daarop bevindende vellen stapel, waarbij de werksnelheid van de gehele inrichting niet behoeft te worden verlaagd. Hiervoor is het nodig, dat de stroom vellen 13 tijdens het ledigen van het stapelstation wordt onderbroken.Een dergelijke onderbreking 30 van de stroom vellen 13 is in fig. 2 afgebeeld.

De onderbreking van de stroom .vellen wordt nodig zodra het, naar het stapelstation 10 toe lopende deel ih van de stroom vellen de gewenste stapelhoogte 15, die in fig. 2 met streep-lijnen is aangegeven, heeft bereikt. Om deze stapelhoogte nauw-35 keurig te kunnen handhaven is bij de transportinrichting 2 een 7908767 er

J

-k- de afzonderlijke, op elkaar volgende vellen tellende inrichting l6 aangehracht. Op deze telinrichting 16 wordt een tevoren "bepaald aantal vellen ingesteld. Na het "bereiken van de tevoren ingestelde aantal levert de telinrichting een schakelsignaal aan het 5 scheidingstation 5, alsmede aan de aandrijving van de op dit station volgende transportbanden 6 tot 9· De snelheid van de transportbanden 6-9 wordt ten opzichte van de oorspronkelijke snelheid verhoogd. De snelheid van de transportinrichting 2 en van de transportband 3 wordt niet gewijzigd^ 10 Voor het afremmen van de uit de transportinrichting 2 tredende vëELen U dient een op zichzelf bekende tegenhoudinrichting 17, bijvoorbeeld in de vorm van een in hoogte instelbare, elastische aanslag.

Het scheidingsstation 5 bestaat uit een eindloze transport-15 band 18, die steeds met dezelfde snelheid als de transportbanden 6-9 wordt aangedreven. De transportband 18 is voorzien van keerrollen 19,20, waarvan er een aandrijfbaar is. Coaxiaal ten opzichte van deze keerrollen 19 en 20 zijn (niet afgebeelde) kettingwielen aangebracht, waarover een eindloze ketting 21 20 verloopt, waarvan het ene part jaloezielijsten 22 draagt. De aandrijving voor de ketting 21 met jaloezieli^ten 22 wordt door het, door de vellen telinrichting afgegeven signaal., in werking gesteld. De aandrijving voor de ketting 21 met jaloezielijsten 22 drijft deze aan met een snelheid, die correspondeert 25 met de snelheid van de eindloze transportband 3. De eerste, in het bovenpart aankomende j aloezielij st 22 en de daaropvolgende lijsten, heffen de bijbehorende vellen op en aldus zorgt de transportband 18 met de daaropvolgende transportbanden 6-9, waarvan de aandrijving door de vellentelinrichting op een hogere snelheid 30 . is geschakeld, dat exact de vereiste tussenruimte tussen de vellen wordt gecreëerd. Doordat" de transportbanden 6-9 en 18 met een hogere snelheid omlopen, ontstaat in de vellenstroom 13 de in fig. 2 met 23 aangegeven tussenruimte.

De lengte'«an het j aloezietraj eet, de snelheden van de trans-.35 portbanden 6-9 en 18 ten opzichte van de snelheid van de jaloezie- * ♦ -* -5- .

lijsten 22 alsmede de lengten van de transportbanden 6-9, moeten op de vereiste leaigingstijd van het stapelstation 10 zijn' afgestemd.

De snelheden van de transportbanden 6-9 en 18 worden ach-5 tereenvolgens weer op de oorspronkelijke, geringere snelheid teruggeschakeld, zodra het laattste vel van het stroom-gedeéfce 19 de betreffende band verlaat. De hiervoor noodzakelijke sensors of dergelijke signaleringen zijn niet in de tekening aangegeven.

10 Het is ook mogelijk de trajectdeelbesturingen door over eenkomstige stunrmiddelen, zoals traj ectimpulsgevers of dergelijke uit te voeren.

Zoals blijkt uit fig. 2, kan bij toenemende stapelhoogte de transportbandenreeks 6,7,8 en 9 overeenkomstig en automatisch 15 in hoogte instelbaar zijn. Het is echter ook bij toepassing van een heftafel mogelijk de transportbanden op dezelfde hoogte te laten en de tafel geleidelijk omlaag te bewegen.

'7T0"BTtf

Claims (5)

1. Werkwijze voor het stapelen van plano's, waarbij een dakpansgewijze gestapelde stroom vellen met een tevoren bepaalde tussenruimte wordt toegevoerd aan een stapelstation,waarbij voor het vormen van de tussenruimte in de vellenstroom ter plaatse 5 van de scheidingsplaats twee transportbanden met verschillende snelheden worden aangedreven, met het kenmerk, dat de aanvoerende transportband met onveranderde snelheid verder wordt aangedreven, terwijl de afvoerende transportband met verhoogde snelheid wordt aangedreven en waarbij het achterblijvende 10 veHenstroomdeel van de sneller aangedreven afvoerende transportband wordt opgeheven en met de snelheid van de aanvoerende transportband verder wordt bewogen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afvoerende transportband weer met de snelheid van de toevoerende 15 transportband wordt aangedreven, zodra het" einde van de weglopende vellenstroom de afvoerende transportband heeft verlaten.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de afzonderlijke aangevoerde vellen voor de scheidingsplaats worden geteld en na het bereiken van een tevoren bepaald, te · 20 stapelen aantal vellen het scheiden in werking wordt gesteld. k. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het scheidingsstation (5) is voorzien van een de aangevoerde stroom vellen omhoog heffende en met de toevoersnelheid verder bewegende 25 inrichting (21,22).

5· Inrichting volgens conclusie k, met het' kenmerk, dat aan de toevoerende band (l8) een de vellenstroom (13) opheffende eindloze transporteur (2l) met dwarslijsten (22) is toegevoegd, over een deel van het traject daarvan, welke inrichting 30 Onafhankelijk van de toevoerende band aandrijfbaar is.

6. Inrichting volgens conclusie bt met het kenmerk, dat het scheidingsstation (5) is uit gerust met een vellentelinrichting (16), die de aandrijving van de afvoerende transportbanden “TFITüTTt - --:-: ,. * -7- ( 18,6-9) alsmede van de eindloze transporteur(21) met dwarslijsten (22) "bestuurt. .....71 0“f?1Hr 7