NL7908237A - Drukgevoelige hechtmiddelprodukten en werkwijze voor de vervaardiging daarvan. - Google Patents
Drukgevoelige hechtmiddelprodukten en werkwijze voor de vervaardiging daarvan. Download PDFInfo
- Publication number
- NL7908237A NL7908237A NL7908237A NL7908237A NL7908237A NL 7908237 A NL7908237 A NL 7908237A NL 7908237 A NL7908237 A NL 7908237A NL 7908237 A NL7908237 A NL 7908237A NL 7908237 A NL7908237 A NL 7908237A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- layer
- release
- sensitive adhesive
- pressure
- release layer
- Prior art date
Links
Classifications
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C09—DYES; PAINTS; POLISHES; NATURAL RESINS; ADHESIVES; COMPOSITIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; APPLICATIONS OF MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- C09J—ADHESIVES; NON-MECHANICAL ASPECTS OF ADHESIVE PROCESSES IN GENERAL; ADHESIVE PROCESSES NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE; USE OF MATERIALS AS ADHESIVES
- C09J7/00—Adhesives in the form of films or foils
- C09J7/20—Adhesives in the form of films or foils characterised by their carriers
- C09J7/21—Paper; Textile fabrics
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C09—DYES; PAINTS; POLISHES; NATURAL RESINS; ADHESIVES; COMPOSITIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; APPLICATIONS OF MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- C09J—ADHESIVES; NON-MECHANICAL ASPECTS OF ADHESIVE PROCESSES IN GENERAL; ADHESIVE PROCESSES NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE; USE OF MATERIALS AS ADHESIVES
- C09J7/00—Adhesives in the form of films or foils
- C09J7/20—Adhesives in the form of films or foils characterised by their carriers
- C09J7/201—Adhesives in the form of films or foils characterised by their carriers characterised by the release coating composition on the carrier layer
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C09—DYES; PAINTS; POLISHES; NATURAL RESINS; ADHESIVES; COMPOSITIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; APPLICATIONS OF MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- C09J—ADHESIVES; NON-MECHANICAL ASPECTS OF ADHESIVE PROCESSES IN GENERAL; ADHESIVE PROCESSES NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE; USE OF MATERIALS AS ADHESIVES
- C09J2400/00—Presence of inorganic and organic materials
- C09J2400/20—Presence of organic materials
- C09J2400/28—Presence of paper
- C09J2400/283—Presence of paper in the substrate
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C09—DYES; PAINTS; POLISHES; NATURAL RESINS; ADHESIVES; COMPOSITIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; APPLICATIONS OF MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- C09J—ADHESIVES; NON-MECHANICAL ASPECTS OF ADHESIVE PROCESSES IN GENERAL; ADHESIVE PROCESSES NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE; USE OF MATERIALS AS ADHESIVES
- C09J2423/00—Presence of polyolefin
- C09J2423/005—Presence of polyolefin in the release coating
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C09—DYES; PAINTS; POLISHES; NATURAL RESINS; ADHESIVES; COMPOSITIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; APPLICATIONS OF MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- C09J—ADHESIVES; NON-MECHANICAL ASPECTS OF ADHESIVE PROCESSES IN GENERAL; ADHESIVE PROCESSES NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE; USE OF MATERIALS AS ADHESIVES
- C09J2423/00—Presence of polyolefin
- C09J2423/16—Presence of ethen-propene or ethene-propene-diene copolymers
- C09J2423/165—Presence of ethen-propene or ethene-propene-diene copolymers in the release coating
-
- C—CHEMISTRY; METALLURGY
- C09—DYES; PAINTS; POLISHES; NATURAL RESINS; ADHESIVES; COMPOSITIONS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; APPLICATIONS OF MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- C09J—ADHESIVES; NON-MECHANICAL ASPECTS OF ADHESIVE PROCESSES IN GENERAL; ADHESIVE PROCESSES NOT PROVIDED FOR ELSEWHERE; USE OF MATERIALS AS ADHESIVES
- C09J2433/00—Presence of (meth)acrylic polymer
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T156/00—Adhesive bonding and miscellaneous chemical manufacture
- Y10T156/11—Methods of delaminating, per se; i.e., separating at bonding face
- Y10T156/1168—Gripping and pulling work apart during delaminating
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T156/00—Adhesive bonding and miscellaneous chemical manufacture
- Y10T156/11—Methods of delaminating, per se; i.e., separating at bonding face
- Y10T156/1168—Gripping and pulling work apart during delaminating
- Y10T156/1195—Delaminating from release surface
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T428/00—Stock material or miscellaneous articles
- Y10T428/14—Layer or component removable to expose adhesive
- Y10T428/1452—Polymer derived only from ethylenically unsaturated monomer
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T428/00—Stock material or miscellaneous articles
- Y10T428/28—Web or sheet containing structurally defined element or component and having an adhesive outermost layer
- Y10T428/2839—Web or sheet containing structurally defined element or component and having an adhesive outermost layer with release or antistick coating
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T428/00—Stock material or miscellaneous articles
- Y10T428/31504—Composite [nonstructural laminate]
- Y10T428/31855—Of addition polymer from unsaturated monomers
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T428/00—Stock material or miscellaneous articles
- Y10T428/31504—Composite [nonstructural laminate]
- Y10T428/31855—Of addition polymer from unsaturated monomers
- Y10T428/31909—Next to second addition polymer from unsaturated monomers
- Y10T428/31913—Monoolefin polymer
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y10—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
- Y10T—TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
- Y10T428/00—Stock material or miscellaneous articles
- Y10T428/31504—Composite [nonstructural laminate]
- Y10T428/31855—Of addition polymer from unsaturated monomers
- Y10T428/31909—Next to second addition polymer from unsaturated monomers
- Y10T428/31928—Ester, halide or nitrile of addition polymer
Landscapes
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Organic Chemistry (AREA)
- Adhesive Tapes (AREA)
- Laminated Bodies (AREA)
Description
N/29.326-Fa/vdM '* \ v 1 A»*
Drukgevoelige hechtmiddelprodukten en werkwijze voor de vervaardiging daarvan.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op drukgevoelige hechtmiddelprodukten met een drukgevoelige hechtmiddellaag en êén of meer loslatende lagen. Opgemerkt wordt dat de hierin gebruikte term "drukgevoelige hechtmid-5 delprodukten of voorwerpen" duidt op drukgevoelige hechtmid- delplaten, banden of tweezijdig beklede banden.
In de meeste gevallen wordt de gewone drukgevoelige hechtmiddelband of plaat op zichzelf opgewonden teneinde een rol te vormen voor vele toepassingen. Het druk-10 gevoelige bindmiddel wordt dan beschermd door het middel te lamineren met het oppervlak van de plaat of band die tegenover het beklede oppervlak ligt, of door tijdelijk een loslatende plaat er tussenin te steken.
Teneinde de plaat of band te gebruiken wordt 15 deze eerst afgetrokken van de rol of wordt de loslatende plaat verwijderd; het is echter nodig om een loslatende laag te verschaffen, teneinde deze verwijdering of het lostrekken te vergemakkelijken.
De onderhavige uitvinding is tot stand gekomen 20 door beschouwing van het feit, dat een bevredigende losla tende eigenschap en andere eigenschappen worden verleend aan de drukgevoelige hechtmiddelvoorwerpen, waarin de loslatende laag in contact wordt gehouden met de drukgevoelige hechtmiddellaag door een specifieke combinatie van beide lagen.
25 Verschillende aspecten van de onderhavige uitvinding worden hieronder opgesomd: (i) De onderhavige uitvinding is fundamenteel gekenmerkt door een specifieke combinatie van een lossende laag A, die uitsluitend bestaat uit een polyolefine-elasto-30 meer a, met een vooraf bepaalde scheurmodulus en een voorbe paalde oppervlaktebevochtigbaarheid en een drukgevoelige hechtmiddellaag F, hoofdzakelijk samengesteld uit een poly- 7908237 2 * '* · acrylaat, die beide met elkaar in contact mogen komen. M.a.w. de uitvinding is gekenmerkt door een A - F systeem.
(ii) De onderhavige uitvinding wordt verder gekenmerkt doordat boven de boven genoemde combinatie de los-5 sende laag A en een wapenende tussenlaag B voor verbetering van de hechting tussen de laag A en een rugsubstraat tegelijk worden geëxtrudeerd onder gegeven omstandigheden/ teneinde de laag A te binden aan het substraat door middel van de tussenlaag B en de laag A in contact te laten komen 10 met de laag F, waarbij er een sterkere binding is tussen de laag A en het substraat. M.a.w. de uitvinding is gekenmerkt door een B - A - F systeem. . .
(iii) De onderhavige uitvinding wordt nog verder gekenmerkt doordat i.p.v. de lossende laag A gebruik wordt 15 gemaakt van een lossende laag (A + c), bestaande uit een harsmengsel (a + c), verkregen door een specifiek polyetheen c toe te voegen aan het polyolefine-elastomeer a, welk mengsel men in contact laat komen met de drukgevoelige hechtmid-dellaag F om een bevredigende loslaatbaarheid en andere 20 eigenschappen te verschaffen. M.a.w. de uitvinding is geken- merkt door een (A + c) - F systeem.
(iv) Het aspect (iii) van de onderhavige uitvinding en uiteindelijk de basisuitvinding gedefinieerd in het aspect (i) worden nog verder gekenmerkt, doordat de los-25 sende laag (A + c) en de wapenende tussenlaag B voor verho ging van de hechting tussen de laag (A + c) en het rugsubstraat tegelijkertijd gecoëxtrudeerd worden, onder gegeven omstandigheden, ter binding van de laag (A + c) aan het substraat door de wapenende tussenlaag B en de lossende laag 30 (A + c) in staat wordt gesteld in contact te blijven met de drukgevoelige hechtmiddellaag F met het oog op het verschaffen van een verhoogde hechting van de lossende laag (A + c) aan het rugsubstraat. M.a.w: de uitvinding is gekenmerkt door een B - (A + c) - F systeem.
35 De uitvinding wordt thans nader toegelicht aan 790823? ' £ 3 # de hand van de bijgaande tekeningen.
Figuren 1-6 illustreren de gebruikelijke voorwerpen.
Figuren 1 en 2 zijn doorsneden van resp. de 5 drukgevoelige hechtmiddelplaat en -band.
Figuur 3 is een schematische doorsnede van de drukgevoelige tweezijdig beklede band met lossende platen bekleed op beide zijden van een rugsubstraat en figuur 5 is een schematische doorsnede van de 10 tweezijdig beklede band met een lossende plaat aan één zijde van een rugsubstraat. In beide gevallen heeft de band drukgevoelige hechtmiddellagen op beide zijden, welke lagen in contact worden gehouden met de lossende lagen.
Figuur 4 is een perspectivisch aanzicht van een 15 rol van het tweezijdig beklede band van figuur 3 en figuur 6 is een perspectivisch aanzicht van een rol van het tweezijdig beklede band van figuur 5.
Figuren 7-22 zijn vergrote doorsneden van gedeelten van typische uitvoeringsvormen van de drukgevoelige 20 hechtmiddelprodukten met een lossende laag A, omvattende alleen het polyolefine-elastomeer a volgens de onderhavige uitvinding.
Figuren 7 en 8 zijn vergrote gedeeltelijke doorsneden van de drukgevoelige hechtmiddelplaten met een 25 lossende laag A volgens de onderhavige uitvinding en figuren 9 en 10 zijn overeenkomstige aanzichten van de drukgevoelige hechtmiddelbanden.
Figuren 7 en 9 illustreren de uitvoeringsvormen, waarin geen wapenende tussenlaag B noodzakelijk is, 30 terwijl de figuren 8 en 10 de gevallen tonen, waarin de tussenlaag B vereist is ter verbetering van de hechting tussen de lossende laag A en het substraat II.
Figuren 11-22 zijn vergrote doorsneden van gedeelten van typische uitvoeringsvormen van de tweezijdig be-35 klede drukgevoelige hechtmiddelbanden met een lossende laag A
7908237 V .
. · 4 vólgens de onderhavige uitvinding, • figuur 11 illustreert de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband met een tweezijdige lossende plaat met aan beide zijden de lossende lagen A volgens de 5 onderhavige uitvinding, die zodanig is ontworpen dat wanneer deze op zichzelf wordt opgewonden onder vorming van een rol, de lossende lagen A-in contact worden gehouden met de beide zijden van de hechtmiddellaag F, teneinde een specifieke combinatie te verschaffen overeenkomstig de onderhavige uit-10 vinding. D.w.z. dat deze figuur een vergrote doorsnede- aanzicht verschaft van de hechtmiddelband, waarin het substraat II bekleed is aan beide zijden met de lossende lagen A, bestaande uit alleen het polyolefine-elastomeer a, waarbij de open zijde van êën van deze lagen bekleed is met de 15 drukgevoelige hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis F.
Figuur 12 toont de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband met 2 lossende platen, elk met aan één zijde een lossende laag A, die zodanig is ontworpen dat de lossende lagen A in contact worden gehouden met beide 20 zijden van de drukgevoelige hechtmiddellaag F, teneinde de specifieke combinatie te bereiken overeenkomstig de onderhavige uitvinding. Met name toont figuur 12 een vergrote doorsnede van de tweezijdig beklede band, waarin het substraat II bekleed is aan êën zijde met de lossende laag A, bestaan-25 de uit het polyolefine-elastomeer a alleen en waarin de laag A in contact wordt gehouden met beide zijden van de drukgevoelige hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis F.
Figuur 13 is een aanzicht van de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband, bestaande uit een rug-30 substraat II met aan beide zijden lossende lagen, waarvan er één een lossende laag A volgens de onderhavige uitvinding is en de andere een lossende siliconelaag I, welke band zodanig is ontworpen dat wanneer ze tot een rol wordt gevormd, één zijde van de drukgevoelige hechtmiddellaag F in contact komt 35 met de lossende laag A en de andere zijde in contact is met 7908237 5 *
de lossende siliconelaag I. Zo toont figuur 13 een vergrote doorsnede van de tweezijdig beklede band, waarin het substraat II bekleed is aan één zijde met de lossende laag A en aan de andere zijde met de lossende siliconelaag I, onder 5 vorming van een lossende plaat en waarin de lossende laag A
in de lossende plaat in contact komt met de drukgevoelige hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis F.
Figuur 14 illustreert het tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband, bereid door een lossende laag 10 A volgens de onderhavige uitvinding in contact te laten komen met êén zijde van een drukgevoelige hechtmiddellaag F en een lossende siliconelaag I in contact te laten komen met . de andere zijde- Zo is deze figuur een vergrote doorsnede van de tweezijdig beklede band, waarin de lossende laag A 15 bestaande uit een polyolefine-elastomeer a alleen en aan êên zijde als bekleding aangebracht op een rugsubstraat II in contact wordt gelaten met één zijde van de drukgevoelige hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis F en de lossende siliconelaag I, gevormd op de andere zijde van het substraat II, 20 in contact wordt gelaten met de andere zijde van de laag F.
Figuur 15 is een overeenkomstig aanzicht als figuur 13, waarin echter de drukgevoelige hechtmiddellaag van figuur 13 is samengesteld uit een integrale laag VIII, omvattende de polyacrylaatlaag F en een niet-polyacrylaat-25 laag IV en waarin de siliconelaag I in contact wordt gelaten met de niet-polyacrylaatlaag IV.
Figuur 16 is een overeenkomstig aanzicht als figuur 14, behalve dat de drukgevoelige hechtmiddellaag F van figuur 14 is gevormd als een integrale laag VIII, omvat-30 tende de polyacrylaatlaag F en een niet-polyacrylaatlaag IV, waarbij de siliconelaag I in contact staat met de niet-polyacrylaatlaag IV.
Figuur 17 is een overeenkomstig aanzicht als figuur 11, met dien verstande dat een wapenende tussenlaag B is 35 aangebracht tussen een lossende laag A volgens de onderhavi- 7908237 6
C
ge uitvinding en een rugsubstraat II.
Tussen de figuren 18 en 12, 19 en 13, 20 en 14, 21 en 15 en 22 en 16 bestaat dezelfde verwantschap als tussen de figuren 17 en 11, de figuren 18, 19, 20, 21 en 22 5 zijn vergrote aanzichten in doorsnede, gelijkende op de overeenkomstige aanzichten.
Figuren 23-38 zijn vergrote aanzichten in doorsnede van typische uitvoeringsvormen van de drukgevoelige hechtmiddelprodukten met een lossende laag A + c,. omvattende 10 een polyolefine-elastomeer/polyetheenmengsel a + c volgens de onderhavige uitvinding.
Figuren 23 en 24 zijn vergrote doorsneden van de drukgevoelige hechtmiddelplaten met een lossende laag A + c volgens de onderhavige uitvinding en figuren 25 en 26 zijn 15 overeenkomstige aanzichten van de drukgevoelige hechtmiddel- banden. Figuren 23 en 24 illustreren de uitvoeringsvormen, waarin geen wapenende tussenlaag B noodzakelijk is, terwijl de figuren 25 en 26 die zijn, waarin de tussenlaag B nodig is voor het verbeteren van de hechting tussen de lossende 20 laag en het substraat II.
Figuren 27-38* zijn vergrote aanzichten in doorsnede van typische uitvoeringsvormen van tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelbanden met een lossende laag A + c volgens de onderhavige uitvinding. Figuur 27 illustreert het 25 tweezijdig beklede 'drukgevoelige hechtmiddelband met een dubbelvlakkig lossende plaat met aan beidé zijden de lossende lagen A + c volgens de onderhavige uitvinding, die zo is ontworpen, dat wanneer deze op zichzelf wordt opgewonden tot een rol, de lossende lagen A + c in contact worden gehouden 30 met beide zijden van de hechtmiddellaag F, teneinde de spe cifieke combinatie overeenkomstig de onderhavige uitvinding te verkrijgen. D.w.z. deze figuur is een vergrote doorsnede van het hechtmiddelband, waarin het substraat II aan beide zijden is bekleed met de lossende lagen A + c, omvattende 35 het polyolefine-elastomeer/polyetheenmengsel a + c, waarbij 7908237 > 7 de open zijde van ëën van de lagen is bekleed met de drukge-voelige hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis F. Figuur 28 toont het tweezijdig beklede drukgevoelige band met 2 lossende platen, die elk op één zijde een lossende laag A + c 5 hebben, die zo is ontworpen dat de lossende lagen A + c in contact komen met beide zijden van de drukgevoelige hechtmiddellaag F, teneinde de specifieke combinatie te bereiken volgens de onderhavige uitvinding. Met name is figuur 28 een vergrote doorsnede van de tweezijdig beklede band, waarin 10 het svibstraat II aan ëën van zijn zijden is bekleed met de lossende laag A + c, bestaande uit het polyolefine-elasto-meer/polyetheenmengsel a + c en waarin de laag A + c in contact wordt gehouden met beide zijden van de drukgevoelige hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis F.
15 Figuur 29 illustreert de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband, bestaande uit een rugsub-straat II met aan beide zijden lossende lagen, waarbij ëën van de lossende lagen een laag a + c is, volgens de onderhavige uitvinding en de andere een lossende siliccnelaag I, 20 waarbij de band zo is ontworpen, dat bij vorming tot een rol één zijde van de drukgevoelige hechtmiddellaag F in contact komt met de lossende laag A + c en de andere zijde in contact komt met de lossende siliconelaag I. Zo is in figuur 29 een vergrote doorsnede gegeven van de tweezijdig beklede 25 band, waarin het substraat II aan één zijde is bekleed met de lossende laag en aan de andere zijde met de lossende siliconelaag I, onder vorming van een lossende plaat, en waarin de lossende laag in de lossende plaat in contact komt met de drukgevoelige laag op polyacrylaatbasis F.
30 Figuur 30 illustreert de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband, bereid door de lossende laag A + c volgens de onderhavige uitvinding, in contact te brengen met ëën zijde van een drukgevoelige hechtmiddellaag F en een lossende siliconelaag I in contact te brengen met 35 de andere zijde. Zo is deze figuur een vergrote doorsnede 7908237 * *· 8 van het tweezijdig beklede band, waarin de lossende laag- A + c, bestaande uit een polyolefine-elastomeer/polyetheenmeng-sel a + c en als bekleding aangebracht op één zijde van een rugsubstraat II, in contact staat met één zijde van de druk-5 gevoelige hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis F en de los sende siliconelaag I is gevormd op de andere zijde van het substraat II en in contact staat met de andere zijde van de laag F.
Figuur 31 is een overeenkomstig aanzicht als 10 figuur 29, waarbij echter de drukgevoelige hechtmiddellaag van figuur 29 is samengesteld uit een integrale laag VIII, omvattende de polyacrylaatlaag F en een niet-polyacrylaat-laag en waarbij de siliconelaag I in contact staat met de niet-polyacrylaatlaag IV.
15 Figuur 32 is een overeenkomstig aanzicht als figuur 30, waarbij echter de drukgevoelige hechtmiddellaag F van figuur 30 gevormd is uit een integrale laag IV en waarbij de siliconelaag I in contact staat met de niet-polyacrylaatlaag IV.
20 Figuur 33 is een overeenkomstig aanzicht als figuur 27, waarbij echter een wapenende tussenlaag B is aangebracht tussen de lossende laag A + c volgens de onderhavige uitvinding en een rugsubstraat II.
Tussen de figuren 34 en 28, 28 en 25, 36 en 30, 25 37 en 31 en 38 en 32 is dezelfde verwantschap als tussen de figuren 33 en 27; de figuren 34, 35, 36, 37 en 38 zij-n vergrote doorsneden gelijkend op de overeenkomstige aanzichten.
In de tekeningen hebben de referentie-aandui-dingen en nummers de volgende betekenissen; 30 T. Lossende siliconelaag, gebruikt in de techniek-.
II. Substraat.
3. Lossende plaat, waarin het substraat aan êën zijde is bekleed met silicone.
4. Drukgevoelige hechtmiddellaag (F).
35 5. Oppervlaktemdteriaal.
7903237 9 6. Tweevlakkig lossende plaat, waarin het substraat aan beide zijden is bekleed met lossende lagen van silicone, enz.
A. Lossende laag, bestaande uit alleen een polyolefine-5 elastomeer.
F. Drukgevoelige hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis.
III. Lossende plaat, waarin het substraat is bekleed aan ëën zijde met de lossende laag A volgens de onderhavige uitvinding.
10 B. Wapenende tussenlaag.
V. Lossende plaat, waarin het substraat is bekleed aan ëën zijde met de lossende laag A volgens de onderhavige uitvinding via een wapenende tussenlaag B volgens de onderhavige uitvinding.
15 VI. Dubbelzijdig lossende plaat, waarin het substraat is bekleed aan beide zijden met de lossende lagen A volgens de onderhavige uitvinding.
VII. Lossende plaat, waarin het substraat aan ëën zijde is bekleed met de lossende laag A volgens de onder-20 havige uitvinding en aan de andere zijde met de lossende siliconelaag I.
VIII. Drukgevoelige hechtmiddellaag, samengesteld uit de drukgevoelige hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis F en de drukgevoelige hechtmiddellaag op niet-25 polyacrylaatbasis IV.
IX. Dubbelzijdig lossende plaat, waarin het substraat aan beide zijden is bekleed met de lossende lagen A volgens de onderhavige uitvinding door de wapenende tussenlaag B volgens de onderhavige uitvinding.
30 X. Dubbelzijdig lossende plaat, waarin het substraat II aan ëën zijde is bekleed met de lossende laag A volgens de onderhavige uitvinding via de wapenende tussenlaag B van de onderhavige uitvinding en aan de andere zijde met de lossende siliconelaag I.
35 XVIII. Drukgevoelige hechtmiddellaag op niet-polyacrylaat- 7908237 10 basis.
A-c. Lossende laag, bestaande uit een polyolefine-elasto-meer/polyetheenmengsel.
F. Lossende plaat, waarin het substraat II aan één zijde 5 is bekleed met de lossende laag A + c volgens de on derhavige uitvinding.
XI. Lossende plaat, waarin het substraat II aan één zijde is bekleed met de lossende laag A + c volgens de# onderhavige uitvinding via de wapenende tussenlaag B 10 volgens de onderhavige uitvinding.
XIII. Dubbelvlakkig lossende plaat, waarin het substraat II aan beide zijden is bekleed met lossende lagen A-c volgens de onderhavige uitvinding.
XIX. Lossende plaat, waarin het substraat II aan één zijde 15 is bekleed met de lossende laag A + c en aan de andere zijde met de lossende siliconelaag I.
XV. Dubbelvlakkig lossende plaat, waarin het substraat II aan beide zijden is bekleed met lossende lagen A + c volgens de onderhavige uitvinding via een wapenende 20 tussenlaag B volgens de onderhavige uitvinding.
IV. Drukgevoelige hech'tmiddellaag op niet-polyacrylaat-basis.
In figuren 1 en 2 wordt de normale hechtmiddel-plaat en -band (in opgerolde toestand) weergegeven. In de 25 figuren 3 en 5 is het dubbelzijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband zo geconstrueerd, dat het gemakkelijk afgetrokken kan worden van de lossende plaat. Zo is figuur 3 een schematische doorsnede door het tweezijdig beklede band met lossende platen, aangebracht op beide zijden van het rug-30 steunsubstraat en is figuur 5 een schematische doorsnede van de tweezijdig beklede band met een lossende plaat aan één zijde van het rugsubstraat. In beide gevallen heeft de band drukgevoelige hechtmiddellagen aan beide zijden, welke lagen in contact worden gehouden met de lossende laag.
35 Figuur 4 is een perspectivisch aanzicht van een 7908237 11 rol van de tweezijdig beklede band van figuur 3 en figuur 6 is een perspectivisch aanzicht van een rol van de tweezijdig beklede band van figuur 5.
In deze tekeningen staat het cijfer 1 voor een 5 gebruikelijke lossende laag, gevormd uit silicone, enz., 2 voor een rugsubstraat, 3 voor een lossende plaat, omvattende een substraat met aan één zijde een lossende laag I, gevormd uit silicone, enz., 4 voor een drukgevoelige hechtmiddellaag, 5 voor een oppervlaktemateriaal en 6 voor een lossende plaat 10 met aan beide zijden lossende lagen I, gevormd uit silicone, enz.
De drukgevoelige hechtmiddellaag in de tweezijdig beklede band kan al dan niet een kernplaat bevatten, gemaakt uit Japans papier, een niet geweven ruglaag of een 15 kunststoffilm.
Opgemerkt wordt, dat de tweezijdig beklede banden niet alleen worden gebruikt in de vorm van een rol als aangegeven in de figuren 4 en 6, doch ook in de vorm van een plaat.
20 In de meeste gevallen gebruiken de boven ge noemde bekende drukgevoelige hechtmiddelplaten, -banden en tweezijdig beklede -banden algemeen een lossende laag, gemaakt uit silicone; echter werd gevonden, dat het gebruik van silicone de volgende problemen oplevert; 25 (a) wanneer het drukgevoelige hechtmiddel als bekleding is aangebracht op de lossende laag, gedurende de produktie van de drukgevoelige hechtmiddelplaten, -banden en tweezijdig beklede -banden, treedt afstoting op van het hechtmiddel op het aan te brengen oppervlak met resultaat dat 30 een onbevredigende hechtmiddellaag wordt verkregen.
(b) Wanneer het in de drukgevoelige hechtende plaat gebruikte drukgevoelige hechtmiddel een relatief lage bindingssterkte heeft, stroopt de plaat spontaan van de lossende laag af, ten gevolge van de overdreven grote los-35 sende capaciteit van het silicone, voorafgaande aan zijn ge- 7908237 . * 12 bruik. Als resultaat wordt de beschermende functie van de lossende laag, die deze oorspronkelijk moet bezitten met betrekking tot de drukgevoelige hechtende laag, opgeheven in een zodanige mate, dat het oppervlak van de drukgevoelige 5 hechtmiddellaag wordt verontreinigd.
(c) Moeilijkheden worden ondervonden met de drukgevoelige hechtmiddelband bij het opstapelen van de band op zichzelf, ten gevolge van de overdreven grote lossende capaciteit van het silicone, 10 (d) Bij de drukgevoelige hechtmiddelband ver toont de rugzijde (d.w.z. de lossende of siliconezijde) slechte inkthoudende eigenschappen ten gevolge van zijn neiging tot afstoting.
(e) Een doos van golfkarton of een dergelijk 15 voorwerp kan worden afgesloten met de drukgevoelige hecht middelband. Wanneer een aantal van dergelijke dozen echter op elkaar wordt gestapeld hebben ze de neiging van elkaar af te vallen, ten gevolge van de glibberigheid van de rugzijde, d.w.z., het silicone-oppervlak van de band.
20 (f) In de meeste gevallen heeft het drukgevoeli ge hechtmiddel, dat gebruikt wordt in de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband, een hoge coherente sterkte, doch een relatief lage bindingssterkte en derhalve laat het gemakkelijk los. Dit leidt tot gemakkelijk afscheuren van de .25 hechtende laag van de lossende laag, met als resultaat dat het oppervlak van het drukgevoelige hechtmiddel wordt verontreinigd.
(g) In de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband is het nodig dat de lossende eigenschap 30 wordt beheerst, afhankelijk van het doel, teneinde gemakke lijk lostrekken en toepassen van de band mogelijk te maken. Wanneer gebruik wordt gemaakt van silicone, kan daar een lossingsregelend middel aan worden toegevoegd om het loslatend vermogen in te stellen op een geschikt niveau. Zelfs in 35 dit geval is het loslatend vermogen geneigd om te wisselen, 790823/ • 4 13 afhankelijk van de bekledingsomstandigheden van het silicone en van het verloop van de tijd.
(h) De tweezijdig beklede drukgevoelige hecht-middelband maakt gewoonlijk gebruik van het thermisch har- 5 dende type silicone voor de lossende laag, hoewel hetzelfde waar is voor de drukgevoelige hechtmiddelplaat of dergelijk voorwerp. Echter gaat een deel van het niet omgezet laag moleculaire silicone gemakkelijk over in de drukgevoelige hechtmiddellaag, resulterende in een verlaging van de hech-10 ting daarvan. Een dergelijke neiging is vooral uitgesproken wanneer instelling van de lossende capaciteit vereist is.
(i) De tweezijdig beklede drukgevoelige hecht-middelband wordt soms zo afgewerkt, dat de band om zichzelf wordt opgewonden in een toestand waarin zijn breedte smal 15 wordt gemaakt, waarbij een bandrol wordt gevormd. Wanneer in dit geval een lange band wordt gebruikt treedt vaak een verschuiving op tussen de lossende laag en de hechtende laag, zodat de band telescopisch omhoog stijgt. Als resultaat hiervan is het moeilijk om de bandrol in de gewenste vorm te 20 houden. Een dergelijke neiging treedt meer uitgesproken op naarmate de bandbreedte nauwer is.
Naast het silicone wordt soms voor de lossende laag gebruik gemaakt van polyetheen, polyvinylchloride, polyvinylacetaat, alkydehars, enz. Dergelijk kunststofmate-25 rialen zijn echter nadelig omdat ze een loslatende capaciteit hebben, die onvoldoende is voor gebruik in de lossende laag. Wanneer bijv. dergelijke kunststofmaterialen worden gebruikt in drukgevoelige hechtmiddelband met een rugsubstraat van papier, is er gevaar dat het papier splijt, ten gevolge van 30 de slechte lossende eigenschap in het verloop van het af trekken van de band. Dientengevolge is er een moeilijke trap noodzakelijk voor het verhogen van de weerstand van het papier tegen splijten. Ook werd voorgesteld om het contactoppervlak van de hechtmiddellaag en de lossende laag, gevormd 35 uit kunststofmaterialen anders dan silicone, te verminderen 7908237 v 14 waardoor een wat grotere lossende capaciteit wordt verkregen; hierbij werden echter nog geen bevredigende resultaten verkregen.
Thans zullen de aspecten (i) en (ii) van de 5 onderhavige uitvinding worden besproken. Als gevolg van grondige onderzoekingen, uitgevoerd met het oog op opheffen van de boven genoemde problemen, werd gevonden dat in druk-gevoelige hechtmiddelprodukten of -voorwerpen, zoals drukge-voelige hechtmiddelplaten, -banden en tweezijdig beklede 10 -banden, enz. de problemen, gepaard gaande met het gebruik van silicone, geheel worden opgelost door gebruik te maken van een lossende laag A van een polylefine-elastomeer a, met een scheurmodulus van minder dan 2,0 x 10° ^iBar en een be-vochtigbaarheid, uitgedrukt in termen van een evenwichts-15 contacthoek van meer dan 55° met betrekking tot een stan daardvloeistof met een oppervlaktespanning van 50 ^aBar en gebruikt volgens JIS K 6768 in de plaats van het silicone en door het gebruik van een drukgevoelig hechtmiddel, hoofdzakelijk samengesteld uit polyacrylaten, voor de drukgevoelige 20 hechtmiddellaag, die in contact wordt gehouden met de los sende laag A.
De onderhavige uitvinding, die ten grondslag ligt aan het zojuist genoemde gevondene, verschaft een drukgevoelig hechtmiddelprodukt met een nieuwe lossende laag A, 25 die een bevredigende hechtmiddeltoepassing levert aan het oppervlak zonder afstoting en die ten gevolge van de juiste lossingsgraad een beter op elkaar stapelbaar, voor inkt vatbaar en niet slippend kenmerk heeft, zonder dat problemen ontstaan, zoals spontaan loslaten van de drukgevoelige 30 hechtmiddellaag van de lossende laag, voorafgaande aan het gebruik ervan. Wanneer deze lossende laag praktisch wordt gebruikt in de dubbel beklede drukgevoelige hechtmiddelband, wordt de juiste graad van stabiel lossend vermogen verkregen die nauwelijks wordt beïnvloed d'oor de bekledingsomstandig-35 heden en het tijdsverloop, zonder dat problemen ontstaan zo- 7908237 15 als spontaan loslaten van de drukgevoelige hechtmiddellaag van de lossende laag, voorafgaande aan het gebruik. Bovendien treedt, wanneer de hechtmiddelen in de drukgevoelige hechtmiddellaag in contact komen met de lossende laag, geen 5 verlaging op van de hechting en treden geen afwijkingen op.
Het aspect (ii) van de onderhavige uitvinding wordt thans toegelicht. In sommige gevallen wordt de lossende laag als bekleding aangebracht op een rugsubstraat door extrusie. Wanneer het rugsubstraat is gevormd uit een poly-10 olefinefilm, een polyesterfilm of een metaalfolie, wordt een bevredigende hechtingsgraad verkregen tussen de lossende laag en het substraat; wanneer echter het rugsubstraat papier of weefsel was, werd vaak gevonden dat slechte adhesie ten opzichte van de lossende laag A, die door extrusie 15 was aangebracht, optrad. Als resultaat van uitputtende stu dies met betrekking tot de werkwijze voor het aanbrengen van de lossende laag A, d.w.z. voor het bekleden van het substraat door extrusie voor het doel van het oplossen van dit probleem, is duidelijk geworden dat het probleem kan worden 20 opgeheven door een tussentrap te verschaffen voor gelijktij dige coëxtrusie van een harsmateriaal b, dat een wapenende tussenlaag B vormt, voor verhoging van de hechting ten opzichte van het substraat boven de trap van het vormen van de lossende laag A van het polyolefine-elastomeer a. In dit 25 geval is het vereist dat de gecoëxtrudeerde bekleding zoda nig wordt aangebracht dat de drukgevoelige hechtende laag F, die hoofdzakelijk uit polyacrylaten bestaat, in contact komt met het polyolefine-elastomeer a en dat het polyolefine-elastomeer a op het substraat wordt aangebracht door bekle-30 ding via de wapenende tussenlaag B.
Met andere woorden de onderhavige uitvinding is gekenmerkt door een specifieke combinatie van het poly-ole-fine-elastomeer a, dat een lossende laag vormt, in de drukgevoelige hechtmiddelplaat of -band of tenminste één van de 35 lossende lagen in de dubbel beklede drukgevoelige hechtmid- 7908237 t 16 delband en dat een scheurmodulus en een bevochtigbaarheid heeft als gedefiniëerd in het voorafgaande, waarbij het polyacrylaat een hoofddeel vormt van de drukgevoelige hecht-middellaag F, die in contact moet komen met de lossende 5 laag A.
Wanneer de lossende laag A wordt gevormd, kan de coëxtrusiebekleding van de lossende laag A en de tussenlaag B tegelijkertijd tot stand worden gebracht, teneinde een meer uniek produkt te verkrijgen.
10 Figuren 7-22 zijn vergrote doorsnede-aanzichten van typische uitvoeringsvormen van de drukgevoelige hecht-middelprodukten met een lossende laag A, die alleen een poly-olefine-elastomeer a volgens de onderhavige uitvinding bevat.
Figuren 7 en 8 zijn vergrote doorsneden van 15 drukgevoelige hechtmiddelplaten met een lossende laag A"vol gens de onderhavige uitvinding en de figuren 9 en 10 zijn dergelijke aanzichten van drukgevoelige hechtmiddelbanden. Figuren 7 en 9 illustreren de uitvoeringsvormen, waarin geen wapenende tussenlaag B noodzakelijk is, terwijl de figuren 8 20- en 10 uitvoeringsvormen zijn, waarin de tussenlaag B vereist is voor verbetering van de hechting tussen de lossende laag A en het substraat II.
Figuren 11-22 zijn vergrote doorsneden van typische uitvoeringsvormen van de drukgevoelige tweezijdig 25 beklede hechtmiddelbanden, met een lossende laag A volgens de onderhavige uitvinding. Figuur 11 illustreert· de tweezijdig beklede drukgevoelige band met een tweezijdig lossende plaat, die op beide zijden de lossende lagen A volgens de onderhavige uitvinding heeft, die zodanig is ontworpen, dat 30 bij opwinden om zichzelf onder vorming van een rol, de los sende lagen A in contact worden gehouden met beide zijden van de hechtmiddellaag F, waardoor de specifieke combinatie overeenkomstig de onderhavige uitvinding wordt verkregen.
D.w. z. dat deze figuur een vergrote doorsnede is van de 35 hechtmiddelband, waarin het substraat II aan beide zijden is 7903237 17 bekleed met de lossende lagen A, bestaande uit alleen poly-olefine-elastomeer a, waarbij de open zijde van één van deze lagen bekleed is met de drukgevoelige hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis F. Figuur 12 toont de tweezijdig beklede 5 drukgevoelige hechtmiddelband met twee lossende platen, die elk aan één zijde ervan een lossende laag A hebben, die zo is aangebracht dat de lossende lagen A in contact komen met beide zijden van de drukgevoelige hechtmiddellaag F, teneinde de specifieke combinatie overeenkomstig de onderhavige 10 uitvinding te verkrijgen. Met name is figuur 12 een vergrote doorsnede van de tweezijdig beklede band, waarin het substraat II aan één zijde is bekleed met de lossende laag A, bestaande uit alleen het polyolefine-elastomeer a en waarin de laag A in contact is met beide zijden van de drukgevoeli-15 ge hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis F.
Figuur 13 illustreert de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband, die een rugsubstraat II omvat met aan beide zijden lossende lagen, waarin één een lossende laag A volgens de onderhavige uitvinding is en de andere een 20 lossende siliconelaag I is, welke band zo is ontworpen, dat bij vormen tot een rol één zijde van de drukgevoelige hechtmiddellaag F in contact komt met de lossende laag A en de andere zijde in contact komt met de lossende siliconelaag I. Zo is figuur 13 een vergrote doorsnede van de tweezijdig be-25 klede band, waarin het substraat II aan één zijde is bekleed met de lossende laag A en aan de andere zijde met de lossende siliconelaag I, onder vorming van een lossende plaat, en waarin de lossende laag A in de lossende plaat in contact komt met de drukgevoelige hechtmiddellaag op polyacrylaat-30 basis F.
Figuur 14 illustreert de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband, bereid door een lossende laag A volgens de onderhavige uitvinding, in contact te brengen met één zijde van een drukgevoelige hechtmiddellaag F en een 35 lossende siliconelaag I in contact te brengen met de andere 7908237 18 zijde. Zo is deze figuur een vergrote doorsnede van een tweezijdig beklede band/ waarin de lossende laag A met alleen een polyolefine-elastomeer a, is aangebracht op één zijde van een rugsubstraat II en in contact komt met ëën zijde van de 5 drukgevoelige hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis F en de lossende siliconelaag I, gevormd op de andere zijde van het substraat II, in contact komt met de andere zijde van de laag F. Figuur 15 is een overeenkomstig aanzicht als figuur 13, waarbij echter de drukgevoelige hechtmiddellaag van fi-10 guur 13 is samengesteld uit een integrale laag VIII, omvat tende de polyacrylaatlaag F en een niet-polyacrylaatlaag IV, en de siliconelaag I in contact komt met de niet-polyacrylaatlaag IV. Figuur 16 is een overeenkomstig aanzicht als figuur 14, behalve dat de drukgevoelige hechtmiddellaag F 15 van figuur 14 gevormd is uit een integrale laag VIII, be staande uit de polyacrylaatlaag F en een niet-polyacrylaatlaag IV en waarbij de siliconelaag I in contact komt met de niet-polyacrylaatlaag IV.
Figuur 17 is een overeenkomstig aanzicht als 20 figuur 11, waarbij echter een wapenende tussenlaag B is aan gebracht tussen een 'lossende laag A volgens de onderhavige uitvinding en een rugsubstraat II.
Tussen de figuren 18 en 12, figuren 19 en 13, 20 en 14, 21 en 15 en 22 en 16 is dezelfde verwantschap als 25 tussen figuren 17 en 11; de figuren 18, 19, 20, 21 en 22 zijn vergrote doorsneden, gelijkend op de overeenkomstige aanzichten.
Het aspect (i) van de onderhavige uitvinding wordt thans nader toegelicht.
30 Als lossende laag wordt in de onderhavige uit vinding gebruik gemaakt van het polyolefine-elastomeer a met 8 een scheurmodulus van minder dan 2,0 x 10 uBar, bepaald bij
O
23 + 2 C en 50 + 5 ·% relatieve vochtigheid volgens JIS K 7213 proef en een oppervlaktebevochtigbaarheid, uitgedrukt 35 in termen van een evenwichtscontacthoek van meer dan 55° ten 7908237 19 opzichte van een standaardvloeistof met een oppervlaktespanning van 50 ^iBar en gebruikt in de JIS K 6768 proef. De reden voor het plaatsen van een beperking op de scheurmodu-lus en de bevochtigbaarheid is gebaseerd op de volgende 5 feiten, gevonden als consequentie van onderzoekingen, uitge voerd naar het verband tussen de lossende capaciteit van de drukgevoelige hechtmiddelprodukten en de fysische eigenschappen van het polyolefine-elastomeer a, dat de lossende laag A vormt.
10 1. Hoe lager de scheurmodulus van het polyole fine-elastomeer a is, dat de lossende laag vormt, des te hoger het lossende vermogen ervan zal zijn.
2. Hoe groter de contacthoek is ten opzichte van het oppervlak van het polyolefine-elastomeer a met be- 15 trekking tot een vloeistof, des te hóger het lossende vermo gen ervan zal zijn.
3. Het polyolefine-elastomeer a, dat een uitstekend lossend vermogen heeft, is dat met een scheurmodulus g van minder dan 2,0 x 10 ^iBar en een oppervlaktebevochtig-20 baarheid, uitgedrukt in termen van een evenwichtscontacthoek, van meer dan 55° ten opzichte van een standaardvloeistof met een oppervlaktespanning van 500 ^iN/cm en gebruikt in JIS K 6768 proef. Bevredigend zijn andere kenmerken, die vereist zijn voor de lossende laag in de drukgevoelige hechtmiddel-25 band of -plaat, zoals de drukgevoelige hechtmiddelbekledings-, inktontvangings- en niet slippende kenmerken. Dit elastomeer levert ook de verschillende kenmerken, die vereist zijn voor de lossende laag in de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband, zoals drukgevoelig hechtmiddelbekledings-30 kenmerk, stabiele losbaarheid en karakteristieke kenmerken dat de lossende laag geen ongunstige invloed heeft op de drukgevoelige hechtmiddellaag en dat nauwelijks een verschuiving plaatsvindt van de hechtmiddellaag ten opzichte van de lossende laag.
35 Omdat de drukgevoelige hechtmiddellagen en de 7908237 20 lossende laag in de tweezijdig beklede band in contact met elkaar komen op twee gebieden, is de werkwijze voor het gebruiken van een dergelijke band meer gecompliceerd dan voor het gebruiken van een gewone drukgevoelige hechtmiddelplaat 5 of -band. Om deze reden wordt een volledige bespreking gege ven van de tweezijdig beklede band met drukgevoelig hecht-middel volgens de onderhavige uitvinding.
In de tweezijdig beklede band is de drukgevoelige hechtmiddellaag opgenomen tussen twee lossende lagen en 10 komt daarmee in contact.
Anders dan de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband is aan de andere kant de gewone drukgevoelige hechtmiddelband, die een constructie-eenheid heeft, bestaande uit een systeem met een lossende laag/rugsubstraat/ 15 en een drukgevoelige hechtmiddellaag, waarbij de hechtmiddel laag in nauw contact wordt gebracht met het substraat aan zijn ene zijde. Deze band kleeft slechts aan een aan te brengen oppervlak op de andere zijde, aangezien de hechtmid-deleigenschappen slechts door die zijde worden geproduceerd. 20 D.w.z. dat de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband verschilt van de gewone drukgevoelige hechtmiddelband, doordat de eerst genoemds adhesie vertoont aan beide zijden van de drukgevoelige hechtmiddellaag en derhalve aan een aan te brengen oppervlak kan kleven op twee 25 oppervlakken.
Bij het gebruik van de tweezijdig beklede druk-“gevoelige hechtmiddelband op de gewone wijze wordt eerst één lossende laag van de drukgevoelige laag afgetrokken, die dan wordt aangebracht op een aan te brengen oppervlak X, waarna 30 de andere lossende laag van de hechtmiddellaag wordt afge trokken, die op zijn beurt wordt aangebracht op een ander aan te brengen oppervlak Y. In de meeste gevallen moet een tamelijk grote aftrekkracht op de andere lossende laag en de hechtmiddellaag worden uitgevoerd. Het aanbrengen van een 35 dergelijke aftrekkracht, die kenmerkend is voor de tweezijdig 7908237 21 beklede drukgevoelige band, treedt niet op bij het gebruik van de gewone drukgevoelige hechtmiddelbanden.
Vooral wanneer de kernplaat uiterst dun wordt gemaakt of wordt weggelaten, teneinde de drukgevoelige hecht-5 middellaag dun te maken, is de filmsterkte van de hechtmid- dellaag zo gering, dat tenzij beide lossende lagen sterk verschillend zijn in lossend vermogen van elkaar, het onmogelijk is om ze volledig van de hechtmiddellaag af te trekken. In dit geval moet één van de lossènde lagen een goed 10 niveau hebben, bij voorkeur een tamelijk groot lossend niveau, hoewel de andere lossende laag gevormd kan zijn uit silicone, dat geschikt is voor gebruik met het gebruikelijke lossende papier.
Zo is het vaak vereist dat één oppervlak van de 15 lossende laag in de tweezijdig beklede drukgevoelige hecht- middelband een geringer loslatend vermogen heeft, terwijl • het andere oppervlak een groter loslatend vermogen heeft. Wanneer gebruik wordt gemaakt van het gebruikelijke silicone voor het loslatende papier, vooral het silicone met een los-20 latingregelend middel, zijn er nog sommige problemen, zoals de 'boven genoemde problemen (g) en (h) .
In de dubbel beklede drukgevoelige hechtmiddel-band volgens de stand van de techniek wordt het silicone, waaraan een lossingsregelend middel is toegevoegd, gebruikt 25 voor het oppervlak, waaraan een wat grotere waarde van los latend vermogen is verschaft. Moeilijkheden worden echter ondervonden bij het verkrijgen van een goed ingesteld niveau van loslatend vermogen. Bovendien gaat een onomgezet deel van het silicone met laag moleculair gewicht gemakkelijk 30 over in de drukgevoelige hechtmiddellaag, hetgeen resulteert in een verlaging van de adhesie.
Verder worden polyetheen, polyvinylchloride, Teflon of dergelijke materialen soms gebruikt voor het oppervlak, waaraan een iets groter niveau van loslatend vermogen 35 wordt verschaft in de plaats van het silicone, waaraan een 7908237 9 22 lossingregelend middel is toegevoegd. Ten gevolge van het tamelijk hoge niveau van het loslatend vermogen bestaat er echter het gevaar dat de hechtmiddellaag scheurt bij het aftrekken van de lossende laag van de hechtmiddellaag bij 5 hechting aan een aan te brengen voorwerp X, zelfs ondanks het feit dat het contactoppervlak ertussen verminderd is. In sommige gevallen wordt de hechtmiddellaag niet overgedragen op het aan te brengen voorwerp en wanneer het voorwerp X een plaat papier iS/ kan het. papier zelf scheuren.
10 In dit geval wordt een samengestelde laag, om vattende de lossende laag, in contact gehouden met de druk-gevoelige hechtmiddellaag volgens de onderhavige uitvinding, aangebracht op het oppervlak dat een wat groter niveau van losbaarheid heeft en wordt het bekende silicone gebruikt 15 'voor het oppervlak met een lager niveau van losbaarheid, waarbij een verschil in de losbaarheid tussen beide oppervlakken juist wordt ingesteld en een ideale dubbel beklede drukgevoelige hechtmiddelband kan worden bereid, welke band niet lijdt aan verlaging van de adhesie.
i 20 De onderhavige uitvinding is het meest doelma tig gebleken in het· geval waarin geen of een zeer dunhe kem-. plaat wordt gebruikt. Dit komt omdat de drukgevoelige hechtmiddellaag een uiterst lage filmsterkte heeft.
De lossende laag volgens de onderhavige uitvin-25 ding wordt gewoonlijk aangebracht op het oppervlak, waaraan een iets groter niveau van losbaarheid is verschaft.
Wanneer twee lossende lagen in contact met de drukgevoelige hechtmiddellaag gevormd zijn uit het poly-olefine-elastomeer a volgens de onderhavige uitvinding en de 30 hechtmiddellaag is gevormd uit het drukgevoelige hechtmiddel op polyacrylaatbasis F, is gebleken dat het lossend vermogen wordt geregeld in een juiste graad zonder veroorzaking van afstoting gedurende het bekleden met het drukgevoelige hechtmiddel en zonder dalingen van de hechting van de hech-35 tende laag als in het geval van het gebruik van silicone als 7808237
A
23 lossende laag, zo resulterende in het bereiken van een ideale dubbel beklede drukgevoelige hechtmiddelband.
Ook werd gevonden, dat deze neiging vooral uitgesproken is wanneer het drukgevoelige hechtmiddel op 5 polyacrylaatbasis f een hoge cohesiesterkte doch een lage bindingssterkte heeft.
De dubbel beklede drukgevoelige hechtmiddelband is vaak zo afgewerkt dat de breedte ervan nauw is gemaakt om tegemoet te komen aan de gewenste doeleinden en/of aan eco-10 nomische vereisten. In de gebruikelijke tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelbanden met lossende laag, gevormd uit silicone, treedt vaak een verschuiving op tussen de hechtmiddellaag en de lossende laag, waardoor de band telescopisch omhoog stijgt, zodat deze bij een klein stootje 15 ineen zakt. Daardoor is het zeer moeilijk om een bandrol met aanzienlijke lengte te vervaardigen. In de onderhavige uitvinding werd echter gevonden dat tussen de hechtmiddellaag en de lossende laag geen aanmerkelijke verschuiving optreedt en dat daardoor een bandrol kan worden vervaardigd met aan-20 zienlijke lengte en een kleinere breedte, die slechts zelden meer ineen zakt.
Zo werd gevonden, dat de onderhavige uitvinding het mogelijk maakt een band op te winden met een aanzienlijke lengte doch een geringere breedte tot een bandrol, waar-25 bij band kan worden gespaard in vergelijking met de bekende stand van de techniek en verbeteringen worden verkregen bij de werkbaarheid en bij het binden van de band aan een kleine plaats.
Wanneer polyetheen, polyvinylchloride, Teflon 30 of dergelijk materiaal als lossende laag wordt aangebracht op beide oppervlakken, treden er problemen op, zoals ongunstige rek van de band van een bandrol, scheuren van de lossende plaat of destructie van de hechtmiddellaag, welke problemen te wijten zijn aan de grotere loskracht boven de pro-35 blemen, die verbonden zijn met het aanbrengen daarvan op het 7908237 i * 24 oppervlak, dat een wat groter niveau van losbaarheid vereist. Dienovereenkomstig is het praktisch vereist om een verhoogde sterkte te verschaffen voor de lossende plaat, of de hecht-middellaag of door de dikte ervan te vergroten tot een 5 niveau dat hoger is dan vereist zou zijn. Als resultaat ziet het aangebrachte oppervlak er uitwendig niet fijn uit en kan ook niet helder worden bedrukt, wanneer een dergelijke band of -film of papierplaat wordt aangebracht op een aan te brengen oppervlak, omdat de band zeer dik is. Bovendien is 10 een dergelijke band hoog in produktiekosten.
Het polyolefine-elastomeer a, dat gebruikt wordt als lossende laag in de drukgevoelige hechtmiddelpro-dukten, kan een polymeer zijn of een mengsel van 2 of meer polymeren. In alle gevallen is het belangrijk dat de scheur-
Q
15 modulus minder is dan 2,0 x 10 ^iBar en dat de oppervlakte- .
bevochtigbaarheid, uitgedrukt in termen van een evenwichts-contacthoek, met betrekking tot een standaardvloeistof, meer is dan 55°, welke vloeistof een oppervlaktespanning heeft van 500 ^iN/cm en gebruikt wordt in JIS K 6768 proef. De poly-20 olefine-elastomeren, die voldoen aan de boven gedefinieerde vereisten, omvatten etheen-a-olefinecopolymeren met een dichtheid van 0,80-0,90 g/cm , een smeltpunt van minder dan 80°C, een brosheidstemperatuur van minder dan -70°C volgens AS TM D 746 proef en een hardheid van minder dan 70 volgens 25 JIS K 6301 proef. In dit verband wordt opgemerkt, dat de etheen-a-olefinecopolymeren, die de boven genoemde fysische eigenschappen niet vertonen, die bijv. een brosheidstemperatuur hebben' van niet minder dan -70°C of een smeltpunt hebben van niet minder dan 80°C, een tamelijk slechte loslating 30 vertonen en derhalve praktisch 'waardeloos zijn.
De etheen-a-olefinecopolymeren, die in de onderhavige uitvinding worden gebruikt, omvatten copolymeren van 2 of meer α-olefinen, zoals etheen, propeen, 1-buteen, 1-penteen, 3-methyl-1-buteen, 1-hexaan, 3-methyl-l-penteen, 35 4-methyl-l-penteen, enz., of een mengsel daarvan.
7908237 25
Onder andere wordt een blokcopolymeer van etheen en 1-buteen en een copolymeer van etheen/propeen of een mengsel daarvan met voorkeur gebruikt.
Behalve de boven genoemde componenten kunnen de 5 polyolefine-elastomeren a volgens de onderhavige uitvinding polyolefinewassen en olefinische copolymeren bevatten met een kristalliniteit van minder dan 30 % en door enten gemodificeerd met onverzadigde carbonzuren of hun derivaten, zonder af te wijken van de hoeveelheden als boven gedefi-10 niëerd voor de scheurmodulus en de oppervlaktebevochtigbaar- heid. Als polyolefinewassen kan gebruik worden gemaakt van een was, verkregen door polymerisatie van etheen of propeen of een was, verkregen door thermisch kraken van etheen of propeen. Als olefinecopolymeren met een kristalliniteit van 15 minder dan 30 % kunnen worden genoemd copolymeren van 2 of meer α-olefinen, zoals etheen, propeen, 1-buteen, 1-penteen, 3-methyl-1-buteen, 1-hexaan, 3-methyl-1-penteen, 4-methyl- 1-penteen, enz., of een mengsel daarvan, welke copolymeren door enten gemodificeerd zijn met onverzadigde carbonzuren 20 of hun derivaten.
Behalve de boven genoemde componenten kunnen de polyolefine-elastomeren a verder kleurstoffen, pigmenten, verweringsstabilisatoren, thermische stabilisatoren, antifa lokkeermiddelen, smeermiddelen, antistatische middelen, 25 weekmakers, verknopers, enz. bevatten, zonder af te wijken van de boven aangegeven trajecten met betrekking tot de scheurmodulus en de bevochtigbaarheid in de onderhavige uitvinding.
De drukgevoelige hechtmiddellaag, die in de on-30 derhavige uitvinding wordt gebruikt, wordt beperkt tot het drukgevoelige hechtmiddel f, dat in hoofdzaak is samengesteld uit een polyacrylaat. De reden voor het plaatsen van deze beperking op de soort hechtmiddelen is gebaseerd op de volgende feiten, die gevonden werden als resultaat van de onder-35 zoekingen, uitgevoerd naar het verband tussen het lossend 7908237 « · 26 vermogen van het polyolefine-elastomeer a en de soort van de drukgevoelige hechtmiddelen.
(1) Het lossend effect van het polyolefine-elastomeer a variëert sterk, afhankelijk van de soort van de 5 drukgevoelige hechtmiddelen.
(2) Een opmerkelijk bevredigende lossende capaciteit in het polyolefine-elastomeer a wordt verkregen in een combinatie daarvan met het drukgevoelige hechtmiddel, dat hoofdzakelijk is samengesteld uit een polyacrylaat.
10 (3) Geen bevredigend lossend vermogen wordt verkregen in combinatie van het elastomeer a met andere drukgevoelige hechtmiddelen, of met de wijd verbreid gebruikte drukgevoelige hechtmiddelen op basis van natuurlijke rubber of op basis van vinylether.
15 Het drukgevoelige hechtmiddel op basis van poly acrylaat f, dat gebruikt wordt in de onderhavige uitvinding, en dat als hoofdcomponent een polyacrylzuurester bevat, kan worden samengesteld uit een polyacrylaat alleen, of uit een mengsel daarvan met minder dan 25 % van een vinylmonomeer, 20 zoals vinylacetaat, vinylideenchloride, methacrylaat, acryl-
J
zuur, methacrylzuur, enz. Als polyacrylaten, worden* in het algemeen methyl-, ethyl-, butyl-, 2-ethylhexyl-, enz. esters gebruikt. Indien nodig kan het drukgevoelige hechtmiddel op basis van polyacrylaat f kleverig makende stoffen, weekma-'25 kers, vulstoffen, verouderingsweerstand verhogende middelen, verknopingsmiddelen, anorganische of organische vezels en dergelijke stoffen bevatten.
Het rugsubstraat, dat gebruikt wordt in de onderhavige uitvinding, omvat bijv. papier, niet geweven doek, 30 doek, cellofaan, niet gerekte en (één- of twee-assig) gerekte polymeerfilm of metaalfolie, of een samengesteld systeem daarvan.
De drukgevoelige hechtmiddellaag F in. de dubbel beklede drukgevoelige hechtmiddelband van de onderhavige 35 uitvinding kan al dan niet een kernplaat bevatten. Wanneer 7908237 27 één van de 2 groepen lossings/hechtingssystemen per eenheid van de dubbel beklede drukgevoelige hechtmiddelband gebaseerd is op de onderhavige uitvinding, kan het oppervlak van de drukgevoelige hechtmiddellaag volgens de uitvinding wor-5 den gevormd uit het hechtmiddel f, hoofdzakelijk bestaande uit de polyacrylzuurester, terwijl het tegenover liggende oppervlak kan worden gevormd uit hechtmiddelen, die de poly-acrylzuurester niet als hoofdcomponent bevatten. De kern-plaat, die in de onderhavige uitvinding kan worden gebruikt, 10 is gevormd uit papier, niet geweven doek, doek, niet gestrek te en (één- of twee-assig) gestrekte polymeerfilm en geëxpandeerde platen daarvan, metaalfolie, anorganische vezelplaten, koolstofvezelplaten, metaalvezelplaten of een samengesteld systeem daarvan.
15 Concrete uitvoeringsvormen van het aspect (i) van de onderhavige uitvinding worden thans toegelicht. Volgens het aspect wordt de lossende laag A, die het poly-olefine-elastomeer a bevat, eerst gevormd op een rugsubstraat op een gebruikelijke wijze. Bijv. kan het elastomeer a zijn 20 opgelost in een oplosmiddel zoals tolueen of benzeen, ge volgd door een mechanische bekleding zoals een rol-, staaf-of luchtmesbekleding, of kan dit worden verwarmd in afwezigheid van enig medium, onder vorming van een hete smelt, die op zijn beurt als zodanig wordt bekleed of door extrusie.
25 Opgemerkt wordt, dat de droogtemperatuur bij de mechanische bekleding en de temperatuur waarop het elastomeer wordt verwarmd in afwezigheid van enig medium, bij voorkeur lager zijn dan 290°C met het oog op de ontleding van het polymeer.
Het aspect (ii) van de onderhavige uitvinding 30 wordt thans nader toegelicht. Wanneer het papiersubstraat wordt bekleed bij een temperatuur van minder dan 290°C door extrusie, is de hechting van het elastomeer a aan het papiersubstraat vaak onvoldoende. In dit geval is het mogelijk het polyolefine-elastomeer a aan het papiersubstraat te binden 35 door een extra trap, n.l. het van tevoren bekleden van de 7908237 s 28 zijde van het substraat, waarop het elastomeer moet worden aangebracht, met een component, die een goede hechting toont aan het elastomeer en aan het papier, bijv. een copo-lymeer van polyetheen of etheen/acrylzuur, een etheencopoly-5 meer van etheen/acrylaat, enz.; een dergelijk probleem kan echter met succes worden opgelost door gelijktijdige co-extrusie van de lossende laag A en de wapenende tussenlaag B voor het verhogen van de hechting tussen de laag A en het substraat. Het is dan nodig dat de coëxtrusie zodanig wordt 10 uitgevoerd, dat de laag A op de tussenlaag B wordt gevormd, die op het substraat wordt gelegd.
Als harsmateriaal b voor het vormen van de tussenlaag B wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van polyetheen-derivaten, zoals lage dichtheids-polyetheen, etheenacryl-15 zuurcopolymeren, etheenacrylaatcopolymeren of ionomeren.
Deze harsmaterialen worden bij voorkeur aangebracht door ex-trusie bij een temperatuur van 260 tot 330°C met het oog op het verhogen van de hechting, het verwerken bij de extrusie enz. Met andere woorden, de coëxtrusie wordt bij voorkeur 20 zodanig uitgevoerd, dat de zijde van het polyolefine-eïasto- meer a, die de lossende laag A vormt, wordt gehouden op een temperatuur van minder dan 290°C, terwijl de zijde van de hars b die de wapenende tussenlaag B vormt, wordt gehouden op een temperatuur van 260-330°C. Dit verzekert dat tegelij-25 kertijd een goede lossing en een bevredigende hechting ten opzichte van het substraat wordt verkregen. Het zal duidelijk zijn, dat de dikte van de beklede films, d.w.z. de lagen A en B, bij voorkeur in totaal 10-40 ƒ1 bedraagt.
De dikte van de lossende laag, die gevormd moet 30 worden, is een belangrijke factor die het lossingsvermogen sterk beïnvloedt en die derhalve tenminste 1 jx moet zijn. Wanneer de lossende laag een dikte heeft van minder dan 1 ji is het onmogelijk een goede losbaarheid te verkrijgen, hoewel de laag een morfologisch uniforme film kan verschaffen. 35 Volgens de onderhavige uitvinding wordt de 7908237 29 drukgevoelige hechtingslaag F dan gevormd voor het bereiden van de drukgevoelige hechtmiddelprodukten. In het geval van de drukgevoelige hechtxniddelband wordt het drukgevoelige hechtmiddel f aangebracht op de lossende laag A of het opper-5 vlak van het substraat dat er tegenover ligt, gedroogd en gevormd tot een bandrol. De drukgevoelige hechtmiddelplaat wordt bereid door het direct aanbrengen van het drukgevoelige hechtmiddel f op de lossende laag A in de lossende plaat, of op een oppervlaktemateriaal, gevolgd door drogen en lami-10 neren van een ander oppervlaktemateriaal of een lossende plaat op de resulterende massa. De dubbel beklede drukgevoelige hechtmiddelband kan worden bereid via verschillende methoden, afhankelijk van de bekledingsapparatuur en van het doeleinde, bijv. door aanbrengen van het drukgevoelige 15 hechtmiddel f op één of twee lossende lagen en door het op winden daarvan, onder vorming van een bandrol bij drogen of het aanbrengen van het hechtmiddel f op ëën van de lossende lagen, gevolgd door drogen, facultatief lamineren van een kernmateriaal op deze ene lossende laag en facultatief aan-20 brengen van een extra hoeveelheid hechtmiddel f op het kern- materiaal en daarna drogen en opwinden ervan om zichzelf ter vorming van een bandrol.
Opgemerkt wordt, dat het drukgevoelige hechtmiddel f bij voorkeur van het emulsie- of hete-smelttype is 25 en kan worden aangebracht op bekende wijze. Het drukgevoeli ge hechtmiddel van het emulsietype kan met mechanische be-kledingswerkwijze worden aangebracht, zoals met een wals-, staaf- of luchtmesbekleding, terwijl het hete-smelttype kan worden aangebracht door hete-smeltbekleding. Bij voorkeur 30 wordt het hechtmiddel gedroogd bij 90-l30°C.
De drukgevoelige hechtmiddelvoorwerpen kunnen worden bereid door van tevoren het drukgevoelige hechtmiddel f aan te brengen op afzonderlijk lossend papier en drogen, overdragen van het resulterende papier op het oppervlakte-35 materiaal van de drukgevoelige hechtmiddelplaat volgens de 7908237 30 > onderhavige uitvinding, met het oppervlak van het rugsub-straat tegenover dat, wat bekleed is met de lossende laag A, of het oppervlak van de lossende laag van de dubbel beklede band. In dit geval kan de op deze wijze bereide drukgevoeli-5 ge hechtmiddellaag F in de dubbel beklede band een kunst stof- of niet geweven kernplaat omvatten. Een dergelijk overdragen kan worden uitgevoerd op verschillende manieren, afhankelijk van het bekledingsapparaat en het doeleinde.
Het aspect (iii) van de onderhavige uitvinding 10 wordt nu in detail beschreven. Het is reeds vastgesteld, dat de problemen die gepaard gaan met het gebruik van silicone, in hoofdzaak kunnen worden opgelost door het gebruiken van het polyolefine-elastomeer alleen als lossende laag; er zijn echter nog enige problemen daarbij op te lossen. D.w.z. het 15 polyolefine-elastomeer a, dat onafhankelijk wordt gebruikt als lossende laag, is nadelig omdat: (a') het een slechte warmteweerstand heeft; (b') zijn bevredigende lossingseigenschap de neiging heeft om te dalen, ten gevolge van warmteveroudering; 20 en (c *) het een beklede film verschaft met een sterkte, die onvoldoende is voor gebruik in de lóssende laag.
. Wanneer het polyolefine-elastomeer onafhanke lijk wordt gebruikt, worden sommige problemen ondervonden bij het verwerken van de drukgevoelige hechtmiddelprodukten 25 gedurende de produktie daarvan, welke problemen concreet de volgende zijn: (d *) het gebruiken van extrusiebekleding voor het aanbrengen van de lossende laag op het substraat veroorzaakt vaak het optreden van blokkering tussen de afkoelrol 30 van een extrusielaminatör en de hars, die door extrusie is aangebracht. Dit resulteert in moeilijkheden, die ondervonden worden bij het verwerken van de produkten.
(e') De lossende lagen kunnen worden gevormd op beide zijden van het substraat in de loop van de vervaar-35 diging van de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddel- 7908237 31 band. De tweevlakkig lossende plaat met de lossende lagen op beide oppervlakken kan dan worden opgespoeld, zodat êén lossende laag in contact komt met de andere lossende laag. Wanneer beide lossende lagen gevormd zijn uit het polyolefi-5 ne-elastomeer in dit geval, zal blokkeren vaak optreden tussen de beide lossende lagen.
Als gevolg van uitgebreid onderzoek uitgevoerd met het doel de boven genoemde problemen op te heffen, werd gevonden, dat het probleem (b')/ verbonden met de bekende 10 stand van de techniek, praktisch kan worden opgeheven door gebruik voor de lossende laag van een harsmengsel (a + c) van een polyetheen c met het polyolefine-elastomeer a, met een g scheurmodulus van minder dan 2,0 x 10 yaBar volgens JIS K 7213 proef en een oppervlaktebevochtigbaarheid, uitgedrukt 15 in termen van een evenwichtscontacthoek, van meer dan 55° met betrekking tot een standaardvloeistof met een oppervlaktespanning van 500 ^iN/cm en gebruikt in JIS K 6768 proef en door als hechtmiddellaag te gebruiken het drukgevoelige hechtmiddel f, dat hoofdzakelijk bestaat uit polyacrylaten. 20 Nu werd gevonden, dat een gewenst niveau van losbaarheid tussen een lage dichtheidspolyetheen en het polyolefine-elastomeer a gemakkelijk kan worden bereikt door instelling van een verhouding van het polyolefine-elastomeer tot het eraan toegevoegde polyetheen c, welk niveau niet 25 goedkoop op technische schaal in de stand van de techniek kan worden bereikt. Verrassenderwijs werd gevonden, dat een combinatie van het polyolefinische elastomeer a met het polyetheen c bij een vooraf bepaalde verhouding een syner-gistisch effect heeft op het handhaven van de lossingseigen-30 schap op een dusdanig hoger niveau, dat niet bereikbaar was door afzonderlijk gebruik van polyolefine-elastomeer en polyetheen c alleen. De boven genoemde problemen (a', c'-e') die niet konden worden opgelost door gebruik van het polyolefine-elastomeer a alleen, bleken te zijn opgeheven door 35 éen mengsel van het elastomeer a met het polyetheen c voor 7908237 32 de lossende laag. Een ander kenmerk van het lossïngsmiddel (a + c) van de onderhavige uitvinding is, dat het tegen zeer geringe kosten kan worden bereid, doch dat het toch praktisch dezelfde lossingseigenschap bezit als die van silicone. On-5 verwacht werd gevonden, dat het boven genoemde synergisti- sche effect het mogelijk maakt een mengsel van het elastomeer a met het polyetheen c te gebruiken voor ëën lossend • oppervlak met een lagere lossingsgraad; m.a.w. er zijn voldoende verschillen in de lossingsgraad tussen beide los-10 singsoppervlakken die eveneens kunnen worden bereikt door gebruik van het mengsel in de plaats van silicone. Met name kan een verschil in het lossingsvermogen tussen beide los-singsoppervlakken worden geregeld door variëren van een verhouding van het polyolefine-elastomeer a tot het polyetheen 15 c, dat eraan is toegevoegd, waardoor bereiding mogelijk is van een tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband, die vrij is van alle problemen als hierboven besproken.
Opgemerkt wordt, dat het mengsel van polyolefine-elastomeer a en polyetheen c kan worden aangebracht op 20 ëën lossingsoppervlak met een lagere losbaarheidsgraad, ter wijl het polyolefine-elastomeer a alleen kan worden aangebracht op het andere lossingsoppervlak met een iets hogere losbaarheidsgraad.
In sommige gevallen heeft het drukgevoelige 25 hechtmiddel f op polyacrylaatbasis een bijzonder hoge cohe rente sterkte, doch een lage bindingssterkte. In dit geval worden bevredigende resultaten verkregen door het aanbrengen op een lossend oppervlak met een lagere losbaarheidsgraad dan het polyolefine-elastomeer a alleen en door het aan-30 brengen op het andere lossende oppervlak van een elastomeer a gemengd 'met polyetheen c met een iets andere mengverhou-ding en een iets hogere losbaarheidsgraad.
Gedetailleerde uitleg wordt nu gegeven over het aspect (iv) van de onderhavige uitvinding.
35 Wanneer het rugsubstraat papier, doek of derge- 7908237 33 lijk materiaal is, wordt een slechte hechting verkregen tussen het substraat en de lossende laag A, samengesteld uit het polyolefine-elastomeer a en daarop gevormd door extrusie-bekleding als hiervoor besproken. Dienovereenkomstig was het 5 nodig om tegelijkertijd door coëxtrusie de wapenende tussen laag B te vormen. Hetzelfde is .waar voor het geval, waarin het elastomeer a/polyetheen c mengsel wordt aangebracht op papier of doekruglaag. M.a.w. de adhesie tussen het substraat en de lossende laag wordt een beetje verbeterd, doch 10 is nog steeds slecht.
Teneinde een goede binding te bewerkstelligen tussen de lossende laag (A + c) en de ruglaag, werden uitgebreide onderzoekingen uitgevoerd met betrekking tot de werkwijze voor het aanbrengen van de lossende laag (A + c), 15 d.w.z. het aanbrengen van de bekleding op de ruglaag door extrusie. Als resultaat werd gevonden, dat dit ook kan worden bereikt door tegelijkertijd coëxtrusie van de hars b, die de wapenende tussenlaag B vormt, voor verbetering van de hechting tussen de lossende laag (A + c) en de ruglaag..In 20 dit geval is het een vereiste vooraf, dat de coëxtrusie zo danig wordt uitgevoerd dat het drukgevoelige hechtmiddel op polyacrylaatbasis f in contact wordt gehouden met het harsmengsel (a + c) en dat het laatst genoemde op de ruglaag wordt aangebracht via de wapenende tussenlaag B.
25 D.w.z. dat de onderhavige uitvinding het feit onderstreept, wat ontdekt is met betrekking tot het polyolefine-elastomeer a alsmede het extra feit, dat boven is vermeld en verder is deze gekenmerkt doordat het harsmengsel (a + c) van het polyetheen c met het polyolefine-elastomeer 30 a een vooraf bepaalde scheurmodulus heeft en een vooraf be paalde oppervlaktebevochtigbaarheid en wordt gebruikt voor de lossende laag en dat de drukgevoelige hechtende laag F is beperkt tot stoffen, die polyacrylaten als hoofdcomponent bevatten.
35 Een ander kenmerk van dit aspect volgens de on- 7908237 34 derhavige uitvinding is dat meer unieke produkten worden verkregen door coëxtrusiebekleding van de lossende laag (A + c) en de wapenende tussenlaag B gedurende de vorming van de eerst genoemde.
5 Derhalve verschaft de onderhavige uitvinding nieuwe drukgevoelige hechtende produkten, die vrij zijn van alle problemen als hierboven besproken en die van grote praktische waarde zijn, beter dan kon worden verkregen volgens de stand van de techniek.
10 Figuren 23-38 zijn vergrote doorsneden van ty pische uitvoeringsvormen van de drukgevoelige hechtmiddel-produkten met een lossende laag A + c, bestaande uit een polyolefine-elastomeer/polyetheenmengsel a + c volgens de onderhavige uitvinding.
15 Figuren 23 en 24 zijn vergrote doorsneden van drukgevoelige hechtmiddelplaten met een lossende laag A + C volgens de onderhavige uitvinding en figuren 25 en 26 zijn dergelijke aanzichten van drukgevoelige hechtmiddelbanden. Figuren 23 en 24 illustreren de uitvoeringsvormen, waarin 20 geen wapenende tussenlaag B noodzakelijk is, terwijl figuren 25 en 26 gevallen aangeven, waarin de tussenlaag B vereist is ter verbetering van de hechting tussen de lossende laag en het substraat II.
Figuren 27 tot 38 zijn vergrote doorsneden van 25 typische uitvoeringsvormen van de drukgevoelige hechtmiddel banden, die tweezijdig bekleed zijn met een lossende laag A + C volgens de onderhavige uitvinding. Figuur 27 illustreert de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband met een dubbelvlakkig lossende plaat, met aan beide zijden 30 de lossende lagen A + C volgens de onderhavige uitvinding, die zo 'is geplaatst dat bij opwinden onder vorming van een rol, de lossende lagen A + C in contact worden gehouden met beide zijden van de hechtmiddellaag F, teneinde de specifieke combinatie volgens de onderhavige uitvinding te bereiken. 35 D.w.z. deze figuur is een vergrote doorsnede van de hecht- 7908237 35 middelband, waarin het substraat II bekleed is aan beide zijden met de lossende lagen A + c, bestaande uit polyole-fine-elastomeer/polyetheenmengsel a + c, waarbij de open zijde van ëën van deze lagen is bekleed met drukgevoelige 5 hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis F. Figuur 28 toont de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband met twee lossende platen, die elk op ëën zijde ervan een lossende laag A + C hebben, die zo is geplaatst, dat de lossende lagen A + C in contact staan met beide zijden van de drukge-10 voelige hechtmiddellaag F, ter vorming van de specifieke combinatie overeenkomstig de onderhavige uitvinding.
Met name is figuur 28 een vergrote doorsnede van de tweezijdig beklede band, waarin het substraat II aan ëën zijde ervan is bekleed met de lossende laag A + C, be-15 staande uit polyolefine-elastomeer/polyetheenmengsel a + c en waarin de lagen A + C in contact worden gehouden met beide zijden van de drukgevoelige hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis F.
Figuur 29 illustreert de tweezijdig beklede 20 drukgevoelige hechtmiddelband, omvattende een rugsubstraat II met aan beide zijden lossende lagen, waarin één lossende laag A + C volgens de onderhavige uitvinding is en de andere een lossende siliconelaag I, welke band zodanig is ontworpen dat bij vormen tot een rol, ëën zijde van de drukgevoelige 25 hechtmiddellaag F in contact staat met de lossende laag A + C en de andere zijde in contact is met de lossende siliconelaag I. Zo is figuur 29 een vergrote doorsnede van een tweezijdig beklede band, waarin het substraat II aan ëën zijde is bekleed met de lossende laag en aan de andere zijde met 30 de lossende siliconelaag I, onder vorming van een lossende plaat en waarin de lossende laag in de lossende plaat in contact komt met de drukgevoelige hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis F.
Figuur 30 illustreert de tweezijdig beklede 35 drukgevoelige hechtmiddelband, bereid door een lossende laag 7908237 36 A + C volgens de onderhavige uitvinding in contact te brengen met één zijde van een 'drukgevoelige hechtmiddellaag F en een lossende siliconelaag I in contact te brengen met de andere zijde. Zo is deze figuur een vergrote doorsnede 5 van een tweezijdig beklede band, waarin de lossende laag A +
Cf bestaande uit een polyolefine-elastomeer/polyetheenmeng-sel, is aangebracht op één zijde van een rugsubstraat II en in contact is gebracht met één zijde van de drukgevoelige hechtmiddellaag op polyacrylaatbasis F en de.lossende sili-10 conelaag I, gevormd op de andere zijde van het substraat II, in contact wordt gebracht met de andere zijde van de laag F. Figuur 31 is een overeenkomstig aanzicht als figuur 29, waarin de drukgevoelige hechtmiddellaag van figuur 29 is samengesteld uit een integrale laag VIII, bestaande uit de 15 polyacrylaatlaag F en een niet-polyacrylaatlaag IV en waarin de siliconelaag I in contact staat met de niet-polyacrylaatlaag IV. Figuur 32 is een overeenkomstig aanzicht als figuur 30, behalve dat de drukgevoelige hechtmiddellaag F van figuur 30 nu gevormd is uit een integrale laag VIII, bestaande 20 uit de polyacrylaatlaag F en een niet-polyacrylaatlaag IV, en de siliconelaag I in contact staat met de niet-polyacrylaatlaag IV.
Figuur 33 is een overeenkomstig aanzicht als figuur 27, waarbij echter een wapenende tussenlaag B is aan-25 gebracht tussen de lossende laag A + C volgens de onderhavi ge uitvinding en een rugsubstraat II.
Tussen de figuren 34 en 28, 35 en 29, 36 en 30, 37 en 31 en 38 en 32 is hetzelfde verband als tussen de figuren 33 en 27, terwijl de figuren 34, 35, 36, 37 en 38 ver-30 grote doorsneden zijn, gelijkend op de overeenkomstige aan zichten.
Volgens het aspect (iii) van de onderhavige uitvinding wordt het polyolefine-elastomeer a met een scheur*-
Q
modulus van minder dan 2,0 x 10 ^iBar (JIS K 7213) en een 35 oppervlaktebevochtigbaarheid, uitgedrukt in termen van een 7908237 37 evenwichtscontacthoek van meer dan 55° (JIS K 6768), gébruikt als hoofdcomponent voor de lossende laag A en wordt het polyetheen c gebruikt als secundaire component. Deze componenten worden met elkaar gemengd onder vorming van een hars-5 mengsel a + c, dat dient voor de lossende laag A + c.
Het polyolefine-elastomeer a met een scheurmo-dulus en een evenwichtscontacthoek, dat niet valt onder de boven aangegeven waarden, bezit onbevredigende loslaateigen-schappen. Hoe kleiner de scheurmodulus is en hoe groter de 10 contacthoek, des te hoger het loslatend vermogen zal zijn.
Dienovereenkomstig is het geschikt om de boven gedefinieerde polyolefine-elastomeren te beschrijven als hierin beschreven met betrekking tot het aspect, waarin het polyolefine-elastomeer a alleen wordt gebruikt. Derhalve kan het polyolefi-15 ne-elastomeer a, dat gebruikt wordt in het aspect (iii) de zelfde samenstelling hebben als hiervoor beschreven.
Het polyetheen· c, dat als secundaire component wordt gebruikt voor de lossende laag A + c volgens het aspect (iii) van de onderhavige uitvinding, is op geschikte 20 wijze een polyetheen met een gemiddeld moleculair gewicht . 3 van meer dan 10.000 en een dichtheid van 0,91-0,97 g/cm .
Een polyetheen met een kleiner gemiddeld moleculair gewicht d.w.z. een zogenaamde polyetheenwas, is niet geschikt, aangezien deze een bekledingsfilm verschaft van een slechte 25 sterkte en ook warmteweerstand mist.
Het polyetheen c kan een lage of hoge dichtheid-polyetheen zijn; bij voorkeur wordt echter een lage dicht-heidpolyetheen gebruikt, omdat deze uitblinkt in lossend vermogen, verwerkbaarheid, enz.
30 Het polyetheen c, dat wordt toegevoegd aan het polyolefine-elastomeer a is bij voorkeur een polyetheen met een smeltindex, die zeer dicht ligt bij die van de laatst genoemde hars. De verhouding van het polyolefine-elastomeer a tot het polyetheen c, dat eraan wordt toegevoegd, kan zo-35 danig worden gekozen als nodig is voor het doel en ligt bij 79 0 82 3 7 38 voorkeur tussen 80 : 20 en 20 : 80. Het verband tussen de mengverhouding en de eigenschappen/ o.a. het extrusiebekle-dingsvermogen van de lossende laag, wordt hieronder vermeld: (1) Naarmate de hoeveelheid polyolefine-elasto- 5 meer a toeneemt, neemt het lossend vermogen toe, stijgt tot de maximumwaarde en benadert die van het polyolefine-elasto-meer a.
(2) De hoeveelheid polyetheen c stijgt met stijgingen van de warmteweerstand.
10 (3) Het lossend vermogen van het polyolefine- elastomeer a/polyetheen c mengsel in een mengverhouding van rond 50 : 50 wordt niet beïnvloed door warmteveroudering.
(4) De hoeveelheid polyetheen c neemt toe met toenemingen in de sterkte.
15 (5) Wanneer de hoeveelheid polyetheen c toe neemt, wordt het blokkeren aanzienlijk verminderd gedurende de extrusiebekleding met een resulterende, toename in de' ver-werkbaarheid.
Overeenkomstig het aspect (iii) van de onderha-20 vige uitvinding wordt het drukgevoelige hechtmiddel op poly- acrylaatbasis f uitsluitend gebruikt als drukgevoelig hechtmiddel voor de laag in het geval wanneer slechts het poly-olefine-elastomeer a wordt gebruikt. De reden voor deze exclusiviteit is gebaseerd op feiten, die gevonden werden als 25 gevolg van onderzoek, uitgevoerd naar de verhouding tussen de soort drukgevoe1ige hechtmiddelen en de lossende eigen- ' schap van de lossende laag A - c, bestaande uit een mengsel van het elastomeer a met het polyetheen c.
(1) De lossende eigenschap variëert sterk, af- 30 hankelijk van de soort drukgevoelig hechtmiddel.
(2) De drukgevoelige hechtmiddelen, gebaseerd op natuurlijke rubber of vinylether verschaffen een veel lagere losbaarheid dan het mengsel van het polyolefine-elasto-meer a met het polyetheen c.
35 (3) Een bevredigende losbaarheid van het meng- 7908237 39 sel wordt bij voorkeur verkregen in het geval waarin een drukgevoelig hechtmiddel f, gebaseerd op polyacrylaten wordt gebruikt.
Hetzelfde als hierboven aangegeven is ook gel-5 dig in dit aspect. Bijv. kan de drukgevoelige hechtmiddel- laag F in de tweezijdig beklede band van aspect (iii) volgens de onderhavige uitvinding al dan niet een kernplaat bevatten. Wanneer één van de twee groepen lossende A + c/ hechtende'F systemen per eenheid dubbel beklede band geba-10 seerd is op de onderhavige uitvinding, is het oppervlak van de hechtmiddellaag volgens de uitvinding gevormd uit hechtmiddel f, dat hoofdzakelijk bestaat uit polyacrylzuurester, terwijl het tegenover liggende oppervlak kan zijn gevormd uit hechtmiddelen, die geen polyacrylaten bevatten. De kern-15 plaat, die kan worden gebruikt in de onderhavige uitvinding, is papier, niet geweven doek, doek, niet gerekte en (één-assig of twee-assig) gerekte polymeerfilm en geëxpandeerde platen daarvan, metaalfolie, anorganische vezelplaten, kool-stofvezelplaten, metaalvezelplaten, of samengestelde syste-20 men daarvan.
Concrete uitvoeringsvormen van het aspect (iii) met een harsmengsel van het polyolefine-elastomeer a en het polyetheen c worden thans in detail beschreven. Volgens dit aspect wordt het polyetheen c eerst toegevoegd aan het poly-25 olefine-elastomeer a volgens de gebruikelijke methoden, zoals bijv. door gebruik van een tumbler. De lossende laag A + c wordt dan gevormd op het substraat door middel van, of meer in het bijzonder extrusiebekleding. De temperatuur waarbij de lossende laag A + c is gevormd, d.w.z. de temperatuur 30 waarbij de hars bij voorkeur wordt geëxtrudeerd, ligt tussen 200 en 290°C, en niet tussen 290 en 330°C, zoals in de gebruikelijke methode. Dit is omdat het lossend vermogen van de lossende laag A + c nauw verwant is aan de extrusietempe-ratuur en hoe lager de extrusietemperatuur is, des te beter 35 het lossende vermogen zal zijn.
7908237 40
Het aspect (iv) van de onderhavige uitvinding wordt thans in nader detail toegelicht. Wanneer de lossende laag A + c, bestaande uit een mengsel van het polyolefine-elastomeer a en het polyetheen c, is aangebracht op een sub-5 straat bij een temperatuur van 200-290°C, kan de wapenende tussenlaag B al dan niet worden gebruikt. Een dergelijke tussenlaag wordt gebruikt in het geval van een papier- of doeksubstraat/ doch is niet noodzakelijk voor het geval waarin een polyolefinefilm, een polyesterfilm of een metaal-10 folie als substraat wordt gebruikt. Wanneer het papier- of doeksubstraat direct wordt bekleed door extrusie met de lossende laag A + c, wordt een uiterst ongunstige hechting verkregen tussen de lossende laag en het substraat; een dergelijk probleem kan echter met succes worden bestreden door 15 gelijktijdige coëxtrusie van de lossende laag A + c en de wapenende tussenlaag B voor verbetering van de hechting tussen de lossende laag en het substraat, als beschreven met betrekking tot het geval, waarin alleen het polyolefine-elastomeer a is gebruikt.
20 Opgemerkt wordt, dat de concrete omstandigheden voor het verschaffen van de tussenlaag B op het harsmengsel a + c hier worden weggelaten, omdat ze geheel identiek zijn aan die, waarin het polyolefine-elastomeer a onafhankelijk wordt gebruikt.
25 In het aspect (iii) is het vereist dat de dikte van de lossende laag A + c van de orde is van tenminste 1 ^μ. Wanneer de lossende laag een dikte heeft van minder dan 1 is het onmogelijk om een goed loslatend vermogen te verkrijgen, hoewel de laag toch een morfologisch uniforme film kan 30 vormen.
Opgemerkt wordt, dat de werkwijzen en omstandigheden voor het vormen van de drukgevoelige hechtmiddel-laag F voor het bereiden van de drukgevoelige hechtmiddel-platen, -banden of dubbel beklede -banden, hier worden weg-35 gelaten, omdat ze geheel identiek zijn aan die voor het 7908237 41 geval, beschreven met betrekking tot het aspect, waarin het polyolefine-elastomeer a alleen wordt gebruikt.
De onderhavige uitvinding wordt thans nader besproken aan de hand van de voorbeelden; het zal echter dui-5 delijk zijn dat de uitvinding hier niet toe beperkt is, tenzij ze afwijken van de oxnvang van de aangehechte conclusies.
Tenzij specifiek aangeduid in de volgende voorbeelden, werd de scheurmodulus gemeten onder de voorwaarden 10 van 23+2°C en 50+5 % relatieve vochtigheid volgens JIS K 7213 proef en de standaardevenwichtscontacthoek werd gedaan met betrekking tot een standaardvloeistof met een oppervlaktespanning van 500 ^iN/cm en bestaande uit een vloeistof van formaldehyde en ethyleenglycolmonoethylether, gemengd met 15 een volumeverhouding van 90,7 tot 9,3 en gebruikt volgens de JIS K 6768 proef.
VOORBEELD I
Een lossende laag, hoofdzakelijk samengesteld uit een etheen/l-buteen-blokcopolymeer met een scheurmodulus 7 20 van 5,7 x 10 ^iBar en een bevochtigbaarheid uitgedrukt in termen van een evenwichtscontacthoek van 64°, werd geëxtru-deerd en aangebracht in een dikte van 30 op een plaat papier, die bekleed was met lage dichtheid-polyetheen aan de lossende laagzijde (monster S). Dit monster werd dan op de 25 lossende laagzijde bekleed met een drukgevoelig hechtmiddel op polyacrylaatbasis van het emulsietype (vaste-stofgehalte 40 %), gewoonlijk geschikt voor gebruik in de drukgevoelige hechtmiddelplaten door middel van een 75 ƒ1 aanhfengstaaf.
Het resulterende monster werd bij kamertemperatuur 20 secon-30 den alleen gelaten en waargenomen werd, dat hét de afsto tendheid van het hechtmiddel bepaalde. Als resultaat werd gevonden, dat een goede drukgevoelige hechtmiddelfilm werd verkregen, die vrij was van enige afstotendheid.
: VERGELIJKEND VOORBEELD I
35 Met betrekking tot de lossende plaat voor gewo- 7908237 42 ne drukgevoelige hechtmiddelplaten, waarin silicone (verknoopt dimethylsiloxaan) wordt gebruikt als de lossende laag (monster T), werden de bekledingseigenschappen van het hecht-middel onderzocht volgens voorbeeld. I. Als resultaat werd 5 gevonden, dat onbevredigende drukgevoelige hechtraiddelfilms werden verkregen met een grote mate van afstotendheid.
VOORBEELD XI
Een plaat papier, bekleed met drukgevoelig hechtmiddel op polyacrylaatbasis met een relatief grote bin-10 dingssterkte (in het vervolg eenvoudigweg aangeduid als hechtmiddel-bekleed papier p, waarvan bleek dat het een kleverigheid had van 540 g/10 ram (N.T.P.) gemeten volgens JIS Z 1523), werd gelamineerd op het oppervlak van de lossende laag van het monster S, verkregen in voorbeeld I door middel 15 van een rubberwals, onder vorming van een drukgevoelige hechtmiddelplaat. Daarna werd deze plaat 24 uur alleen gelaten bij 20°C en 65 % relatieve vochtigheid onder een drukbe-· lasting van 100 g/cm en werd de losbaarheid ervan bepaald door· het meten van de af treksterkte ervan bij 20°C, 65 % 20 relatieve vochtigheid, een afscheurhoek van 180° en een af- treksnelheid van 10 m/min.
VOORBEELD III
Een papierplaat, bekleed met een drukgevoelig hechtmiddel op basis van natuurlijke rubber met een relatief 25 grote bindingssterkte (in het vervolg eenvoudigweg aangeduid als hechtmiddel-bekleed papier met een kleverigheid van 280 g/10 mm(N.T.P.)), werd gebruikt in de plaats van het hecht-middel-beklede papier p, onder vorming van een drukgevoelige hechtmiddelplaat en dan werd de losbaarheid ervan gemeten 30 volgens voorbeeld II.
VERGELIJKEND VOORBEELD II
Een papierplaat, bekleed met een drukgevoelig hechtmiddel op polyacrylaatbasis met een relatief geringe bindingssterkte (in het vervolg eenvoudigweg aangeduid als 35 hechtmiddel-bekleed papier r, met een kleverigheid van 280 7908237 43 g/mm (N.T.P.)), werd gebruikt in de plaats van het hechtmid-del-beklede papier p van voorbeeld II, onder vorming van een drukgevoelige hechtmiddelplaat en dan werd de losbaarheid ervan bepaald volgens de methode van voorbeeld II.
5 VOORBEELD III
Het hechtmiddel-beklede papier q werd gelamineerd op het oppervlak van de lossende laag van monster T, bereid volgens vergelijkend voorbeeld II, onder vorming van een drukgevoelige hechtmiddelplaat, die op zijn beurt werd 10 onderzocht op losbaarheid volgens de boven genoemde methode.
VOORBEELD IV
Een lossende laag, die als hoofdbestanddeel een copolymeer van etheen/propeen bevatte met een scheurmodulus van 2,0 x 10^ ^iBar en een evenwichtscontacthoek van 70°, 15 werd tot een dikte van 30 ƒ1 als bekleding aangebracht op een plaat papier, die bekleed was met polyetheen van lage dichtheid aan de polyetheenzijde. Daarna werd het hechtmiddel-beklede papier p gelamineerd, onder vorming van een hechtmiddelplaat, waarvan dan de losbaarheid bepaald werd volgens 20 de boven genoemde methode.
VOORBEELD V
Het met hechtmiddel beklede papier q werd gebruikt in de plaats van het hechtmiddel-beklede papier p, onder vorming van een drukgevoelige hechtmiddelplaat. Daarna 25 werd de losbaarheid ervan bepaald volgens de boven genoemde methode.
VERGELIJKEND VOORBEELD IV
Het hechtmiddel-beklede papier r werd gebruikt in de plaats van het hechtmiddel-beklede papier p van voor- 30 beeld IV, onder vorming van een drukgevoelige hechtmiddel plaat. Daarna werd deze plaat onderzocht op zijn losbaarheid volgens de boven genoemde methode.
VERGELIJKEND VOORBEELD V
Het hechtmiddel-beklede papier p werd door la-35 mineren aangebracht op een hechtmiddelbandbasis met een 7908237 44 papieren ruglaag, die als lossende laag een polyetheen met 8 lage dichtheid had met een scheurmodulus van 5,1 x 10 ^iBar en een evenwichtscontacthoek van 62°, onder vorming van een drukgevoelige plaat, die dan op losbaarheid werd onderzocht 5 volgens de boven genoemde methode.
De resultaten van de voorbeelden II-V en de vergelijkende voorbeelden II-V worden opgesomd in tabel A.
IQ
7908237 45
U P
3 °o § ω - 3 t" ft et. cumin ® 0 §
j ^ > +> Ό M
μ~- ar* S
go >0 s Ο Ο P Ö _, B ° Ö -rt \ 3 3 S W, 3 0> 0> Φ 3 I «*% S S*«.3« 15 8«g = = * ° gg
i w c > +> >p 3 3 -P
5 mrt -P 3 3 3 3 3 6 J 5 « 3 h > > p 3 0 η ? « Ο 3 > §, m o 0> - >1 ra T3 Qi 52 2 (Ö H 3 'rl ε t) all . s « ag|si „II .i . lis» 111 IS § g -S S0» ggg (1)0) 3 3 Ό JC X! f) mm 03 4-> W 3 0) ^ m 8 C 03 03 ,3 3 0 3 3 oom 00) O Ü 3 P 3 3 ,¾¾¾ H 03 3 43 0) > * 01 § § <*
PM Ο Ο Ο ·ρ O
+) <]) CO CM 03 · "Ο Ή +» •a ιβ ω 0) -----—:- r* 1 λ
fj ο Λ Ό I
<ί§ά)·5 o g § £ % ® ® 83,0¾ @ I 5 Jf____*a.g *3.3 a__ φ § S' Qj.pai 0(+)- ft p i & -P , 81-¾.
>3 o 3 P 0(01 0 0) Λ 0 3 1 o J I
o>H iq η o hjh'o m ¢5 m οι ohoo) -ohoo) 3 ο)* ρ>ιθ) p >, 3 ft ρ 3 43 ft n fs-m ft y >i J Qi •rlO QJPJg 3 P 43 0) P >1 3 P .3 K 9 Η ^ Fi1
3 Ή So Sü -P 3 P P P 0)0 4-> OOP
^Λΐ 0)3-^ (03^4 03 3 43 (0 3 34 CO 3 34 Q) 4J Ο >i P Ο 3>ιΡΌ 330¾ Shin'S S .51 m "r* jj r! η _i ui a, n H 0) C 434-)33 H H m C 43 *P 0 3 m o 0) 0 4-) >i O Ó P O 0)3H(D Ο Ο P 0) SL 9 "8 9
3 3 0> ft 01 P O' ft 01 P £? 3 01 P 0> ft 01 P C> ft 01 P
Ü 3 *3 43 ο Λ 3.
Μ ¾ ^____^_______ II Ό ^ 3 S-i Η 3 α η s J® Ρ S( 3 Ρ Μ >3 α) Sus n S 8 510 4J10 l'o’? ft 3 §03
«ö ° s g si I
^ > §Λh § h §s> 3 o, o, ï ü s = -- * j» f*$ 8 5 iS i^® 3 | 1 a « s^I | | S3§>s
s s § til I | °I8I
& n s sas 3 1 §^& s 3 ai §____^ ^ a^ d a S "8 H Öi"8 H Öi'Sh ·8 >
OH OH ΡΟΗ P O H O H
OH PH PP Si O H P
Lf) o (O o (41
ip TH CM CN
7908237 46 4 Ύβ · ~ - d Κ I 5 « +ι
Ö M Φ I +J > Ρ O
φ Φ <u η h fO
Φ m ö ai Ό Ρ -P
a* 3-0 35 ö
+J <*1* fl 01 (0 O O
ΦΡ 0 -μ S O .
0 O O P d 03 P
h ^ Φ Φ PC
d tii t? tj dl ΦΦΦ Φ Φ X Φ Ό X! Φ &> Φ co H d ü _ C η o o Φ mms •Ρ φ - > p = d Φ x dcNopo φ d Ρ ·Η P CM 00)¾ φ tw Ö Π -P Η φ Φ
S φ Φ Φ Φ ö .PS
a η > > ρ φ > -p
o o φ > v_ SL
>i ω ό a . u O' sn
rl P ft S ΌΟ Φ OO
O H O) φ Ή co Φ ,¾ «-I <N
a Ρ X! ·Ρ Φ Η Φ w VO
U ·Ρ 01 Xj ·Ρ X
Φ Q X! Ό -O d Φ C C
Ό 0 ϋ ·Η Ρ Φ Όχ!-Η(0 fi S -Η φ ιβ > d υ - > (D p d ρ ρ φφΐΠ -Ρ οι Φ οι -Ρ οι -Ρ Λ4 X! wxjdocc « c φ ο Ο ϋ φ Ρ Φ Ρ Ο Φ Φ Ο Φ rl 0) 0) ρ 0) Οι Η Ό > χ! Η __03 , I Φ " .
X -Ρ _ X
Λ Φ Μ ο ο ο
Cn μ Ρ οο ο CN
Η Ό -Ρ Φ η ο Γ" Ο ·Η <Ρ -Ρ · > φ <0 03 Η Μ rC--;- ---- --
φ P I
> Φ Ö3 XJ Τ3 I I I I
— (Old ΰ I Ή φ φ Μ Φ Φ Ρ XI φ ·Ρ φ 03 φ 0 -Ρ Φ § ·Ρ Φ <! 03 Ό Η Η Ο X! Φχ3Φ,~.Φχ3Φ-~.
O Ρ Φ 03 Η P +) Ü l) ΰ Ό +) X u p 13 P5 H Ca ^ Φ '-'η φ 01 Ή «ηφ οι Ή Η (0Φ φ φ -ΗΗΟΦ -γΙΗΟΦ η & Λ" X -Ρ XI Xi-tülHXJXHOlHx: *-----— 33 Ό Ό Φ C&1 » C -¾ Λ *· d Η φ δ a+> φ a μ c a-pq > <0 0 Φ -Ρ ΟΦΦ ΟΦ-Ρ Η Φ X! -Ρ _ td Λ /1
a ό η ο 'ϋ,ρχ! d η ο SJ
C Φ Ρ >ι Φ Ρ Ρ Ο Μ ρι 0) •Ρ Ό φ Ρ χ! Φ Μ Φ ΦΜΧ3- ηρφο φ μ χ: φ ο , Η φ 01 Φ ,¾ 03 Ρ 03 Φ Χί Φ-Ρ Φ >ι Ρ Φ . Φ Ρ ,¾ Φ Φ >ι Ρ Φ •Ρ X! Λ Ρ 0) a Λ Ρ 5 ft Λ Η 0) ft 03 ϋ Φ Ο -Ρ >ι Φ Ο > S Φ Ο -Ρ >ι.
ρ φ cnaoi-p · acN-p ο a οι to Φ X! Φ Φ Λ 'ο ·φ .
οι 'σ — ^ ^ ό ---------φ Ό \ Ο Η C _ β>
Φ Φ C
*. +J φ Φ ·· Ρ οι χί Φ Ο Φ Φ ·Ρ X! Φ φ εη φ -Ρ •Ρ Ό S C Φ φ Ο Φ C >1 φ d +) s 3 η Η (0 03 (3 > Ο a > φ οι a 1—t t—t Ρ Ό Φ&ι0ιφ^!Φ = -Η Ό C Φ I -η φ Φ
Ό ·Ρ Φ Φ ·Ρ S X
•HHHCr—1>ι -Ρ 0 Η ·ρ φ Η X! Ό +J φ φ ΜΙ ,¾ Ο Ο Φ X! +J Ό Φ (0 a C Η Ο Ο 01 C Η Ν Ο Φ Φ θ'
Φ d Φ Ο 13 ϋ Φ I
ΐ φ οι >ι>η a φ ρ s οι η ο ·ρ c> a φ Φ Ο Ο Ο ·Ρ Ρ Φ Φ οι η ap ρ a η ν ^ Ö3 "S > Φ "8 (§) 0> ΡΟΗ ΡΟ> ο φ ο φ ρ ___1_ >_ > ......I > >_ m ο ld ο
ιΗ -ρ-4 CN
7908237 47
VOORBEELD VI
Uit polyolefine-elastomeren, hoofdzakelijk samengesteld uit etheen/a-olefinecopolymeren, werden verscheidene monsters J, K, L, M en N samengesteld met verschillende 5 scheurmoduli en aangebracht als lossende laag in een dikte van 30 jjl op platen met polyetheen-bekleed papier aan de polyetheenzijde, door middel van extrusiebekleding (extrusie-temperatuur 260°C). Daarna werden alle resulterende produk-ten aan de lossende laagzijde gelamineerd met een plaat pa-10 pier, die bekleed was met een drukgevoelig hechtmiddel op polyacrylaatbasis (kleverigheid 500 g/10 mm volgens JIS Z 1523), onder vorming van een drukgevoelige hechtmiddelplaat, waarvan dan de losbaarheid werd bepaald volgens de boven genoemde methode.
15 De resultaten worden weergegeven in 'figuur 39.
VOORBEELD VII
Lossende lagen, bereid uit een polyolefine-elastomeer, dat hoofdzakelijk is samengesteld uit een etheen/ propeencopolymeer en met een evenwichtscontacthoek van 72, 20 69 of 68°, werden als bekleding aangebracht in een dikte van 30 jx op een plaat met polyetheen-bekleed papier, waarbij het elastomeer een scheurmodulus had van 2 x 10** ^iBar. Daarna werd de losbaarheid bepaald op de wijze als beschreven in voorbeeld VI.
25 VERGELIJKEND VOORBEELD VI
Een lossende laag met een evenwichtscontacthoek van 53° werd bereid op dezelfde wijze als in voorbeeld VII, en onderzocht op zijn losbaarheid.
De resultaten van voorbeeld VII en vergelijkend 30 voorbeeld VI worden aangegeven in tabel B.
TABEL B
evenwichtscontacthoek losbaarheid (aftreksterkte) voorb. VII 72°, 69°, 68° ©140 g/20 mm ©180 °170 verg. voor- 35 beeld VI 53° X 910 79 0 82 3 7 48
VOORBEELD VIII
Hetzelfde polyolefine-elastomeer als in voorbeeld VII werd aangebracht op het met polyetheen beklede papier voor middel van oplossingsbekleding en gedroogd bij 5 ' 150°C gedurende 2 min. onder vorming van een lossende laag met een dikte van 6 of 22 ji. Daarna werd een dergelijke laag onderzocht op zijn losbaarheid op dezelfde wijze als in voorbeeld VI.
VERGELIJKEND VOORBEELD VII
10 De losbaarheid van een lossende laag met een dikte van 0,4 ƒ1 werd bepaald op dezelfde wijze als in voorbeeld VIII.
De resultaten van voorbeeld VIII en vergelijkend voorbeeld VII worden aangegeven in tabel C.
15 TABEL C
losbaarheid dikte lossende laag (aftreksterkte) voorb. VIII 22 290 g/20 mm 6 450 20 verg.voorb.
VII 0,4 980
VOORBEELD IX
Een lossende laag, hoofdzakelijk samengesteld uit etheen/l-buteenblokcopolymeer met een scheurmodulus van 7 25 5,7 x 10 ^Bar en een bevochtigbaarheid, uitgedrukt in termen van een evenwichtscontacthoek van 64°, werd aangebracht in een dikte van 30 ƒ1 op een plaat papier, bekleed met lage-dichtheidspolyetheen aan de polyetheenzijde door middel van extrusiebekleding. Daarna werd drukgevoelig hechtmiddel op 30 polyacrylaatbasis van het emulsietype aangebracht in een hoeveelheid van 50 g/m (vaste-stofgehalte) en gedroogd bij 110°C gedurende 1 minuut onder vorming van een drukgevoelige hechtmiddelband. Beproevingen werden uitgevoerd van de uit-strekbaarheid en de inktvatbaarheid en het slipgedrag bij 35 opeen stapelen van de band. De resultaten worden aangegeven 7908237 49 in tabel D.
VERGELIJKEND VOORBEELD VIII
Een lossende laag van silicone (verknoopt di-methylpolysiloxaan) werd tot een dikte van 0,5 ƒ1 aangebracht 5 op een plaat papier, bekleed met lage-dichtheidspolyetheen aan de polyetheenzijde. Daarna werd de werkwijze van-voorbeeld IX herhaald, onder vorming van een drukgevoelige hecht-middelband, die dan onderzocht werd op de verschillende kenmerken. De resultaten worden aangegeven in tabel D.
10 TABEL D
uitstrek- gedrag bij inktvat- baarheid opstapelen baarheid slipgedrag voorb .IX O © @ © verg. voor-
15 beeld VIII ® XXX
inktafsto-ting treedt op
VOORBEELD X
20 Voorbeeld IX werd herhaald onder vorming van een band, onder voorwaarde dat in de plaats van het polymeer dat hoofdzakelijk bestond uit een blokcopolymeer van etheen/ 1-buteen, gebruik werd gemaakt van een polymeer, dat hoofdzakelijk bestond uit een gemengd systeem van etheen/propeen-25 copolymeer en blokcopolymeer van etheen/l-buteen, met een 7 scheurmodulus van 3 x 10 ^iBar en een bevochtigbaarheid uitgedrukt in termen van een evenwichtscontacthoek van 67°. De band werd beproefd en dezelfde resultaten werden verkregen als beschreven in voorbeeld IX.
30 VOORBEELD XI
De lossende laag met dezelfde samenstelling als beschreven in voorbeeld I en de wapenende tussenlaag, die bestond uit lage-dichtheidspolyetheen, werden tegelijkertijd gecoëxtrudeerd en als bekleding aangebracht op een papier- 2 35 plaat van hoge kwaliteit (gewicht 80 g/cm ), dat een rug- substraat verschafte voor de drukgevoelige hechtmiddelplaat 7908237 50- door middel van een coëxtrusiepers, onder vorming van een lossende plaat met een lossende laag/wapenende tussenlaag/ substraatsysteem. De hars, die de lossende laag vormde, werd geëxtrudeerd bij een temperatuur van 270°C, heersend aan de 5 afvoer van de matrijslippen van de extrusiepers en de hars, die de wapenende tussenlaag vormde, werd geëxtrudeerd bij 310°C. De lossende laag en de tussenlaag werden resp. aangebracht in een dikte van 15 en 20 jx. Daarna werd een papier-plaat, waarop een bekleding was aangebracht van het drukge-10 voelige hechtmiddel, gebaseerd op polyacrylaten, door lamineren aangebracht op de plaat voor de vorming van een drukgevoelige hechtmiddelplaat als aangegeven in figuur 8. Deze . plaat liet men 1 dag staan bij 20°C. Met de hand werd de lossende plaat van de hechtmiddelplaat afgestroopt. Het re-15 sultaat toonde aan, dat de lossende plaat bevredigend kon worden afgestroopt van de drukgevoelige hechtmiddellaag van tussen de drukgevoelige hechtmiddellaag en de lossende laag, zonder dat het substraat en de tussenlaag werden gescheiden of gesegregeerd door holle ruimten van resp. de tussenlaag 20 en de lossende laag.
VERGELIJKEND VOORBEELD X
Bij gebruik van een enkele extrusiepers werd dezelfde hars voor de lossende laag als beschreven in voorbeeld XI door bekleden aangebracht met extrusie op hetzelfde 25 substraat als 'in voorbeeld XI, onder vorming van een lossende plaat van een lossende laag/substraatsysteem. De extrusie-temperatuur was 270°C en de bekledingsdikte was 25 ^i. Daarna werd de werkwijze van voorbeeld XI verhaald, onder vorming van een drukgevoelige hechtmiddelplaat, die dan werd onder-30 worpen aan een handafscheurproef. De resultaten toonden aan, dat het substraat werd gescheiden of gesegregeerd door holten van de lossende laag, zodat de lossende laag niet gunstig kon worden afgetrokken tussen de lossende laag en de drukgevoelige hechtmiddellaag.
35 VOORBEELD XII
7908237 51
Voorbeeld IX werd herhaald, behalve dat nu een polyetheenfilm werd gebruikt als rugsubstraat in de plaats van een met polyetheen bekleed papier, voor het bereiden van een drukgevoelige hechtmiddelband met de eigenschappen, die 5 praktisch equivalent zijn aan die van de band van voorbeeld I.
VOORBEELD XIII
Gebruik werd gemaakt van een harsmengsel, bestaande uit 50 gew.dln. van een polyolefine-elastomeer 10 (d.w.z. een polymeer dat hoofdzakelijk was samengesteld uit een etheen/propeencopolymeer met een scheurmodulus van 2,0 x 7 o 107 ^iBar, een evenwichtscontacthoek van 70 , een dichtheid van 0,88 g/cm3, een brosheidstemperatuur van minder dan -70°C en een smeltpunt van 38°C, vervaardigd en verkocht 15 door Mitsui Sekiyu Kagaku K.K., onder de handelsnaam Tafmer PO 180, en 50 gew.dln. van een lage-dichtheidspolyetheen met
O
een scheurmodulus van 5,1 x 10 ^iBar en een dichtheid van 0,918 g/cm3, welk polyetheen vervaardigd en verkocht wordt door Mitsubishi Yuka K.K., onder handelsmerk Ecalon LK-30.
20 Dit mengsel werd door extrusie als bekleding aangebracht in een dikte van 30 jx op een plaat met polyetheen bekleed papier, waarbij het diende als rugsubstraat voor de bereiding van een lossende laag. Daarna werd het drukgevoelige hechtmiddel, gebaseerd op polyacrylaten, aangebracht op de 25 laag onder vorming van een drukgevoelige band. Er werd een waardebepaling uitgevoerd met betrekking tot de uitstrekbaar-heid, het op elkaar leggen, de vatbaarheid voor inkt en de slipeigenschappen van de band, evenals de aftreksterkte van de bandrug. De resultaten worden opgesomd in tabel E hier-30 onder.
VOORBEELD XIV
Alleen het polyolefine-elastomeer van voorbeeld XIII werd op een rugsubstraat bij 260°C geëxtrudeerd, onder vorming van een lossende laag. Daarna werd de werkwijze van 35 voorbeeld XIII herhaald voor de bereiding van een band, die 7908237 ·* 52 dan op zijn eigenschappen werd onderzocht. De resultaten worden aangegeven in tabel E.
VERGELIJKEND VOORBEELD XI
Alleen het lage-dichtheidspolyetheen van voor-5 beeld XIII werd geëxtrudeerd op een rugsubstraat bij 260°C, onder vorming van een lossende laag. Daarna werd de werkwijze van voorbeeld XIII herhaald voor de bereiding van een drukgevoelige hechtmiddelband met de eigenschappen, die zijn opgesomd in tabel E.
10 VERGELIJKEND VOORBEELD XII
Na het verschaffen van een silicone-lossende laag op het oppervlak van een polyetheensubstraat van voorbeeld XIII, werd de werkwijze van voorbeeld XIII herhaald, onder vorming van een overeenkomstige band, waarvan de eigen- 15 schappen worden gegeven in tabel E.
VERGELIJKEND VOORBEELD XIII
Voor de bereiding van een overeenkomstige band volgens voorbeeld XIII werd een drukgevoelig hechtmiddel, gebaseerd op natuurlijke rubber, gebruikt in de plaats van een 20 hechtmiddel gebaseerd op polyacrylaten. Voor de eigenschappen van de band zie tabel E.
VOORBEELD XV
Een harsmengsel van 75 gew.dln. polyolefine-elastomeer - Tafmer PO 180 en 20 gew.dln. van een hoge- 3 25 dichtheidspolyetheen met een dichtheid van 0,957 g/cm (vervaardigd en verkocht door Showa Yuke K.K. onder handelsmerk Showlex F 6 120V) werd bereid, onder vorming van een drukgevoelige hechtmiddelband volgens voorbeeld XIII. Voor de eigenschappen daarvan zie tabel E.
30 VOORBEELD XVI
Een harsmengsel van 50’ gew.dln. polyolefine-elastomeer (d.w.z. een polymeer met een scheurmodulus van 5,7 x 107 yjBar en een evenwichtscontacthoek van 64° en in. hoofdzaak samengesteld uit een etheen/l-buteencopolymeer) en 35 50 gew.dln. van een lage-dichtheidspolyetheen, dat in de 7908237 53 handel verkrijgbaar is bij Mitshubishi Yuka K.K. onder handelsmerk Yukalon LK 30, werd bereid onder vorming van een drukgevoelige hechtmiddelband volgens voorbeeld XIII. Voor de eigenschappen daarvan zie tabel E.
5 Tabel E toont de resultaten van voorbeelden XIII tot XVI en de vergelijkende voorbeelden XI tot XIII.
10 e 7508237 54
* J
l__j_ :
* S
* O O' \ c O' O' h a 3 Ο Ρ P 1
Ρ O 3 <D
>0 ·<-ι 3 >0 OO O O
3 3 cm cm «-> t" I I I I
(dU'S'O 'n. CM VO
Λ 0 CM P O'
O O
fir" > 3 _________________ >---r--
CM
a) a Ρ Ü M \ O' P O' 3
3 H
ρ ο ρ p a W 0 3 3) a Ρ ,-t 3 43
0) 3 O VO O O 00 I II
P CJ O CM CO CM o P 0 CM Ρ \ ή Γ- 4-) O 0) O' «3 CM > !. _ __________Ο — 43 ---- & P Ö i to > g) ^ _
ft Ρ Ο Ο O 3 O' I Ο O
Η 43 A rj HQ) 3 43 _M O'____0____
I 43 I
PH 0) .
3 0) Ρ 43 „
> A O O O >Öl Ο O
ρ P 0) 0) A <0 Λ O'
3 3 3 H
•Η Λ 0 43 . , H 43 H ,¾ -* (D -Η 43 0) ·η 3 ft 0) (I) -P H 0) Η η} Η P ·—’ H p
P t) Ο Ο O >0)31 O O
J W 3 3 43 A H
W 3) 3 Λ 3 A M
g 0 J__;___B ft ___ * ί ·ο% I 3 H 3 P 3 3
P ,3 ,3 Ο O O X OO
m p P 3 Ό H 3 V» 3 A >_______ 3
43 p P
>0 3 3 13 3 3 3 p p 3 3 P O' I H s = s 3 3 I H = Λ ,3 3 !* !* 2 Λ >i >i Η O 3 Η P +J Λ Η m 33H0Ü 3300 43-,3 3)3 SPB)3 43___________- a I ---1 i p 3 3 3 Λ 3 P 3 3
O H 3 H H H
3 4-)3 3 I 4-)3 4-)3 rj 3138 >) · 3 13 3 13 H 3 3 0 Η Λ H33H33 3 O) 0 O' A P Ο P 0 0>P 0 O'Λ O' 3 tP 3 P Μ Ο) O >· 2 Ή . Η 3HH33 01 P H ,3 3 Η H 3 H Η Ο >i H 43 > 8-^8-^ 3 3ι3Η3 H 3 . ^ ^ 0 3301 33 M 3030 > 433 3) 3 A 3 H 33)3,3)
3 3 3 P 3 3 PH 3 3 P W 3 P CO
O' 3 > 3 43 Η ί H >343>343
£ CD 3 H 4-) 0 3 3 3 3 H 3 H
3 OJH803 H 3 43 H § 3 H 8 3 P 030ΛΗ3433 O 4-1 30Λ3 0Ρ
43 Η 10 Ρ P 0 3 I 3 ο H mPPWPP
O' to ,3 >i 3 33 H 3 O' to ,3 O' to ,3 3 3 0 Η H OiP Η N 330330
3HH OH 3 P H 3 3HH3HH
8343 ft 3 H 3 to 43__a 3 43 8 3 43 • · · · · * · Λ Λ ·Λ ·£Ι . Λ η Λ Λ Ρ Η Ρ > O' Ρ θ' Ρ Η θ' Ρ Η Ρ > Ρ Η ΟΗ 0 Η ΡΟ ΡΟΗ ΡΟΗ ΟΧ 0 > 0Η ΟΧ 3 0 Η 3 ρ X 3 0 X 2 ΟΧ > χ > > ξ X! I > > |>>__I > I > mo m om
ΤΗ Η CM CM
7908237 55
Opmerkingen bij tabel E: O: goed tamelijk slecht X: slecht * De band werd gestrekt met 10-50 m/min., ter bepaling van de losbaarheid en ter waarneming van scheurvorming 5 in het substraat? ±± De aftreksterkte werd gemeten bij een aftrekhoek van 180°, een snelheid van 0,5 m/min. bij 20°C en 65 % relatieve vochtigheid.
VOORBEELD XVII
10 Met behulp van een coëxtrusiepers worden dezelf de hars a^ + c, die de lossende laag vormt, als beschreven in voorbeeld XIII, en de hars samengesteld uit een lage-dichtheidspolyetheen, die de wapenende tussenlaag B vormt, tegelijkertijd als bekleding aangebracht op een plaat papier 15 van fijne kwaliteit, die dient als rugsubstraat voor de bereiding van een lossende plaat met een lossende laag/ wapenende tussenlaag/substraatsysteem. De hars a^ + c werd geëxtrudeerd bij een temperatuur van 270°C, heersende aan de afvoer van de matrijslippen van de extruder en de hars voor 20 de wapenende tussenlaag werd geëxtrudeerd bij 310°C. De lossende laag + c en de wapenende tussenlaag werden resp. aangebracht tot dikten van 10 en 20 ƒ1. Daarna werd een plaat met polyacrylaat bekleed papier aangebracht ter bereiding van een drukgevoelige hechtmiddelplaat als aangegeven in 25 figuur 24. Men liet deze plaat een dag staan bij 20°C, waarna ze werd onderworpen aan een handafscheurproef, waarin de lossende plaat met de hand werd afgetrokken. De lossende plaat bleek bevredigend te kunnen worden afgetrokken tussen de hechtmiddellaag en de lossende laag A.^ + c, zonder dat 30 het substraat en de tussenlaag werden gescheiden of gesegregeerd via holten, resp. in de tussenlaag en in de lossende laag.
VERGELIJKEND VOORBEELD XIV Met een enkelvoudige extrusiepers werd de 35 hars a^ + c voor de lossende laag als beschreven in voor- 7908237 56 beeld XVII geëxtrudeerd en als deklaag aangebracht op hetzelfde plaatsubstraat als dat van voorbeeld XVII, onder vorming van een lossende plaat met een lossende laag + c/ substraatsysteem. De extrusietemperatuur was 270°C en de 5 dikte van de bekleding 30 ^i. Vervolgens werd de werkwijze van voorbeeld XVII herhaald voor de bereiding van een druk-gevoelige plaat, die dan werd onderworpen aan een handaf-trekproef. Het proefresultaat gaf aan, dat de lossende plaat slecht kon worden afgetrokken tussen de hechtende laag en de 10 lossende laag A^ + c, ten gevolge van het feit dat scheiding plaatsvond tussen het substraat en de lossende laag.
VOORBEELD XVIII
Voor het bereiden van een drukgevoelige hecht-middelband, waarvan de eigenschappen praktisch equivalent 15 zijn aan die van de band die in voorbeeld XIII werd verkregen, .werd voorbeeld XIII herhaald, behalve dat nu een poly-'etheenfilm werd gebruikt in de plaats van een plaat met polyetheen bekleed papier.
VOORBEELD XIX
20 Voor het verkrijgen van een tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband met twee lossende lagen op beide oppervlakken werd het polyolefine-elastomeer geco-extrudeerd en in een dikte van 25 jx aangebracht op beide zijden van een plaat papier met een polyetheenbekleding aan 25 beide zijden (in het vervolg aangeduid als dubbel met polyetheen bekleed papier) bij een extrusietemperatuur van 265°C onder vorming van twee lossende lagen, waarbij het elastomeer een polymeer was, dat als hoofdcomponent een etheen/ propeencopolymeer bevatte met een scheurmodulus van 2,0 x 30 10^ uBar, een evenwichtscontacthoek van 70°, een dichtheid '3 o
van 0,88 g/cm , een brosheidstemperatuur van minder dan -70 C
en een smeltpunt van 38°C en in de handel verkrijgbaar bij
Mitsui Sekiyu Kagaku K.K., onder het handelsmerk Tafmer PO
180.
35 Op het oppervlak van de lossende lagen werd een 7908237 57 drukgevoelig hechtmiddel op polyacrylaatbasis aangebracht als emulsietype voor de tweezijdig beklede band, onder vorming van een drukgevoelige hechtmiddelband, die tweezijdig was bekleed. De hechtende laag, die dan gebruikt werd, 2 5 bevatte een plaat Japans papier (gewicht: 12 g/cm ), dat diende als kernplaat.
Met betrekking tot één of meer groepen van de lossende laag/hechtmiddellaagsystemen, die eerst van elkaar waren afgetrokken, werd een waardebepaling uitgevoerd ten 10 aanzien van de uitstrekbaarheid van de band, de aftreksterk-te, de veranderingen in de aftreksterkte met het verloop van de tijd en de invloed die de lossende laag heeft op de hecht-middellaag met betrekking tot de hechting ertussen (in het vervolg aangeduid als de resterende hechting). De resultaten 15 worden opgesomd in tabel F.
VOORBEELD XX
Vöor de bereiding van een dergelijke band werd voorbeeld XIX herhaald, behalve dat nu het polyolefine- elastomeer een polymeer was, dat als hoofdcomponent een 20 blokcopolymeer bevatte van etheen en 1-buteen met een * 7 scheurmodulus van 5,7 x 10 yaBar en een evenwichtscontact-hoek van 64°. Voor de eigenschappen ervan zie tabel F.
VOORBEELD XXI
Voor de bereiding van een drukgevoelige dubbel 25 beklede hechtmiddelband met twee lossende lagen in contact gehouden met beide oppervlakken van een drukgevoelige hecht- middellaag, werd gebruik gemaakt van een harsmengsel van 50 gew.dln. van het polyolefine-elastomeer (d.w.z. een polymeer dat als hoofdcomponent een etheen/propeencopolymeer bevatte η 30 met een scheurmodulus van 2,0 x 10 uBar, een evenwichts- o /3 contacthoek van 70 , een dichtheid van 0,88 g/cm , een brosheids temper at uur van minder dan -70°C en een smeltpunt van 38°C en in de handel verkrijgbaar bij Mitsui Sekiyu Kagaku K.K. onder het handelsmerk Tafmer PO 180 en 50 gew.dln. van 35 een lage-dichtheidspolyetheen met een scheurmodulus van 5,1 7908237 58 8 3 x 10 ^iBar en een dichtheid van 0/918 g/cm en in de handel verkrijgbaar bij Mitsubishi Yuka K.K. onder het handelsmerk Yucalon LK-30. Dit mengsel werd geëxtrudeerd en in een dikte van 25 ji aangebracht op beide oppervlakken van een dubbel 5 met polyetheen beklede papierplaat, die diende als rugsub-straat voor de vorming van de lossende lagen. Op het oppervlak van één van de lossende lagen werd het drukgevoelige hechtmiddel, gebaseerd op polyacrylaten, aangebracht onder vorming van een drukgevoelige hechtmiddellaag. De resulte-10 rende tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband werd op zichzelf opgewonden, onder vorming van een bandrol.
Opgemerkt wordt, dat de zo gevormde drukgevoelige hechtmiddellaag een plaat Japans papier met een gewicht 2 van 12 g/m als kernplaat bevatte.
15 Met betrekking tot ëën of twee groepen van de lossende laag/hechtmiddellaagsystemen, die eerst van elkaar werden afgetrokken, werd een waardebepaling uitgevoerd ten aanzien van de uitstrekbaarheid van de band, de aftreksterk-te, de veranderingen in de aftreksterkte met het verloop van 20 de tijd en de resthechting. Voor de resultaten zie tabel F.
VOORBEELD XXII
Voor het bereiden van een dergelijke band werd voorbeeld XXI herhaald, behalve dat nu gebruik werd gemaakt van een harsmengsel van 80 gew.dln. van het polyolefine-25 elastomeer.- Tafmer PO 180 en 20 gew.dln. van een.hoge- 3 dichtheidspolyetheen met een dichtheid van 0,957 g/cm , dat in de handel verkrijgbaar is bij Showa Sekiyu K.K. onder het handelsmerk Showlex F 6 120 V. Voor de eigenschappen van de band zie tabel F.
30 VOORBEELD XXIII
Voor het bereiden van een dergelijke band werd voorbeeld XXI herhaald, behalve dat nu gebruik werd gemaakt van een harsmengsel van 60 gew.dln. van het polyolefine-elastomeer (d.w.z. een polymeer, dat als hoofdcomponent een 35 blokcopolymeer bevatte van etheen en 1-buteen met een 7908237 7 59 scheurmodulus van 5,7 x 10 ^iBar en een evenwichtscontact-hoek van 64° en 40 gew.dln. van een lage-dichtheidspoly-etheen, dat in de handel verkrijgbaar is bij Mitsubishi Yuka K.K. onder het handelsmerk Yucalon LK-30. Voor de eigenschap-5 pen van de verkregen band zie tabel F.
VERGELIJKEND VOORBEELD XV
Alleen het lage-dichtheidspolyetheen van voorbeeld XXI werd geëxtrudeerd en als bekleding aangebracht op het substraat bij ’260°C, onder vorming van de lossende lagen 10 en daarna werd een dergelijke band bereid volgens voorbeeld XXI. Voor de eigenschappen van de band zie tabel F.
VERGELIJKEND VOORBEELD XVI
Nadat een silicone-lossende laag voor lossend papier was aangebracht op het polyetheensubstraat van voor-15 beeld XIX, werd een dergelijke band bereid volgens dat voorbeeld. De eigenschappen daarvan zijn vermeld in tabel F.
VERGELIJKEND VOORBEELD XVII
Op het polyetheensubstraat van voorbeeld XXI werd een lossende siliconelaag aangebracht, waaraan een los-20 singsregelend middel was toegevoegd. Een dergelijke band werd bereid volgens voorbeeld XXI, waarvan de eigenschappen zijn aangegeven in tabel F.
VERGELIJKEND VOORBEELD XVIII
Voor het bereiden van een dergelijke band werd 25 voorbeeld XXI herhaald, behalve dat nu een drukgevoelig hechtmiddel, gebaseerd op natuurlijke rubber, werd gebruikt in de plaats van het hechtmiddel gebaseerd op polyacrylaten. Voor de eigenschappen van de band zie tabel F.
30 35 7908237 60 ·· ft
ft G G H
η 44 o o m o mun . .p p -¾1 m ^ in m m 'f
p 43 Φ CM CM CM CM CM CM
CD U S
Φ Φ ft
P 43 O
ft ft G CS *rl h 44 moo o o o • +j p m ro m co en o .p 43 φ r- r·' t" r» cd o a cu cd ft P 43 0 ;____ g
CU
H ft “ G o G „ ^ rl tl M ft CM CM co t*> o ö p ft co ro n in 'i itf <u <d n .
cd > Ό
G
Φ Φ P CM H ft ··
44 cö 0 G
p .. -P Η Φ >-< ft CM co r" o cu ft G P ft ^ co co en ld in +j g cö cu td co cd -H id > Ό 44 44_______:---
CU P
P CU G
pa <u p ft h ft ··
GO G O G
P Η Φ O O CM in O O O
G P ft m co <o g* co m G CU G en
Pt, G > Ό hI i' i th W 44 τι ft ^ cq <u h O ft g p φ G ^ S -p λ · h o o o o o <1 “ CO P Ό 44 >1
P G G P
H G Ο Φ 3 43 Λ a _
Ό P
G _ G
<U Cn G
ft P G I H s = = = = G 43 G. >i >t
P G O Η Η P
OH CU 0 0 G Λ ft cd
P CU
G Ό____________
0 G
o cu i i i i p CU CU CU >1
G G HGHGHGH
HO G 0 (U 0<U 0 Φ , O
(U CU >ι I · >ι I >1,1 ft
-43 CU Η P W Π P W Η P CO CD
ft . H O CU G O Φ Ό O (Ü G Ό
(Ö+J ft H ft φ H ft Φ H ft Φ H HG
gcu gig a CD 8 CU §0 CU CU
na GO G 0 43 G 0 43 G 0 43 43 Φ
H G P G-PPG GPPG G P -P G PH
Φ G Η Φ !> CD 43 Φ > M 3 tl > CD 43 Φ 43 H
OCU φ P φ s 0 0 Φ GOO G O Φ 0 Ο
Ό Oa rl rl Η 3 HHH43 Η H rl 3 H
φ 3 GHO ΦΦΌΡ Φ Φ 03 P Φ Φ Ό P Ό G
wo φ op w ι ι φ ωιΐΦ wiio ιφ W 43 W >sW dl Φ Φ >i ft φ Φ >i ft Φ Φ l>i ΦΦ o Φ W H G G G ftH G G ftH G G ftH ft 43
H ft O OH CD H G O ΦΗΟΟ Φ H G O GP
h fto a p h ft appft a p h a η φ X X! H H H >
Η x X Η Η X
* * a ö
X
P H ftfl
0 Φ G MO
0 Φ Φ Φ 0 __> 43 Ό_l.> _ m o en o en
rH Ή CN CN
7908237 61 ·· σ>
O' G
-S3 ο 2 . +) M 'T VO η * _U h O) «-* ""· M o S φ Φ ft P Λ 0
«I
O'
O' G
G H
Ή τΜ q q ,
. +j M ro in h I
Ü χ· <d vo vo μ o a φ Φ ft P Λ 0___ fi <u H ft ·· (COG _
P Η Φ (N ΓΊ 'C I
G P O' w
(Ο Φ iC
φ G > Ό ____ -P IN ------- M ö P · Φ φ 0> H ft ·· +3 G (COG _ .
Μ Η -P Η Φ *-< <N O 1 A! M G P O' m φ p (COG P Φ (C > Ό -p a____ Λ m & -----
O' GO G
o d 81 ‘A
> GOG _ ,
U +) r-4 Φ Ο Ό Ο I
Φ G P O' vo > G Φ G jj ^ G > 'O rt ----------Ü ^ I I *-( O' ,3 J Αί Ό ft G -P m H φ H C? O' G -n ” ng P Φ G H „ "i
a +) χ} · Η Ο H VJ
S M ti Ό A! Φ g* * ^ JJ G G P -P » H G G Φ G Λ Λ 8 »5__
Of
Ό -P
G G I .
O' Φ O' G P P
g -PiSld ” 3¾ +j PG ,G G >i >i '3*3 _ri OH OH i—I P -ΡΛ £ G Φ O O G p g -ΡΦ Λ ft G GP 2
6¾ M
O G _____
Ο Φ - M
g !g ό I
Η O O' Φ d φ φ O' d O' ο Φ g 2 O' G > P g a g -p <g ® φ > ® (C a) η O' ο* h 4 g φ c ra X!
K Q) Ο Η Η Η X
φ G Ό 4J4J « «I
Ό Φ C G |0 (Q < I
ΟΌ ΦΦ ΦΗΌΦΗ ^\J
(1)G MG G Μ Η Ό Φ mo So ο o a m φ III ί 00 OH Η Λ Ο φ HH -ΗΌΦΡ
H0> H H-PGNO
-Η Η Φ φ Φ O
M M a Η Ό > ------- Η Η H £ s g a & 1 g 1 a 3
• I I
O' P H P 0 Φ G φ 0 Φ Φ __ > > X) Ό_ in ο ό i ▼“· 7908237 62
Opmerking 1: De lossende laag werd van de drukgevoelige hechtmiddellaag afgetrokken bij een aftreksnel-heid van 10-50 mm/min., ter bepaling van een uitstrekgraad en ter waarneming van het optre-5 den van splijtingen in het substraat.
Opmerking 2: De aftreksterkte tussen de lossende laag en de drukgevoelige hechtmiddellaag werd bepaald bij een aftrekhoek van 180°, een aftreksnelheid van 0,5 m/min., bij 20°C en 65 % relatieve vochtig-10 heid. De term "dagen" betekent het aantal dagen dat verlopen was vanaf de vorming van de lossende laag totdat deze in contact werd gehouden met de hechtmiddellaag.
Opmerking 3: De resthechting wordt uitgedrukt door de hech-15 ting van de drukgevoelige hechtmiddellaag, af getrokken van de lossende laag met betrekking tot een roestvrij stalen plaat, welke hechting wordt gemeten met betrekking tot de produkten, aangegeven in de kolom getiteld "aantal verlo- 5 « 20 pen dagen: 0" en volgens JIS K 1523. Opgemerkt wordt, dat de aftreksterkte en de resthechting werden bepaald met een adhesieve laag,'die aan de andere zijde was gelamineerd aan een plaat 2 kraftpapier (gewicht: 73 g/m ). De hechting van 25 een deel van de hechtmiddellaag, die niet in contact werd gehouden met de lossende laag, was 730 g/20 mm.
Opmerking 4: Een pólyetheenplaat werd gebruikt in de plaats van de roestvrij stalen plaat, aangegeven in 30 opmerking 3.
VOORBEELD XXIV
Het in voorbeeld XIX aangegeven polyolefine-elastomeer werd geëxtrudeerd en in een dikte van 15 jx aangebracht op het oppervlak van een plaat tweezijdig met poly-35 etheen bekleed papier, die diende als rugsubstraat voor het 7908237 63 vormen van een lossende plaat en het silicone voor de lossende plaat werd thermisch als bekleding aangebracht op het andere oppervlak. Volgens voorbeeld XIX werd een drukgevoelige hechtmiddellaag aangebracht voor de bereiding van een druk-5 gevoelige hechtmiddelband. De hechtmiddellaag bevatte dan geen kernplaat.
De band werd van een bandrol afgewonden met een snelheid van 30 m/min. en werd dan gestrekt. Het resultaat toonde aan, dat de s'iliconelaag bevredigend kon worden afge-10 trokken van de hechtmiddellaag zonder dat segregatie van de lossende laag optrad door holten van de zijde van het poly-olefine-elastomeer met relatief groot lossend vermogen, m.a.w. in een toestand waarin het in nauw contact was met het elastomeer. Wanneer de band werd aangebracht op een op-15 pervlak, kon de lossende laag met het polyolefine-elastomeer gemakkelijk van de hechtmiddellaag worden afgetrokken.
VERGELIJKEND VOORBEELD XIX
Dit voorbeeld is een controle met betrekking tot voorbeeld XXIV. Silicone voor het lossende papier werd 20 thermisch als bekleding aangebracht op een oppervlak van een dubbel met polyetheen bekleed papier, dat diende als rugsub-straat en op het andere oppervlak werd thermisch een silicone aangebracht, waaraan een lossingsregelend middel was toegevoegd. Daarna werd een drukgevoelige hechtmiddellaag 25 aangebracht ter bereiding van een tweezijdig met drukgevoe lig hechtmiddel beklede band volgens voorbeeld XIX. Wanneer de band werd afgewonden van een bandrol, met een snelheid van 30 m/min. werd geen bevredigende aftrekking verkregen van de drukgevoelige hechtmiddellaag. D.w.z. dat de band 30 niet langer kon worden gebruikt als tweezijdig beklede band, aangezien de hechtmiddellaag gedeeltelijk bleef hechten aan beide lossende lagen en gescheurd werd.
VOORBEELD XXV
Het polyolefine-elastomeer, aangegeven in voor-35 beeld XIX, werd geëxtrudeerd tot een dikte van 15 yx op beide 7908237 64 zijden van een blad tweezijdig met polyetheen bekleed papier, dat diende als rugsubstraat bij een extrusietemperatuur van 260°C, onder vorming van lossende lagen. Het drukgevoelige hechtmiddel, gebaseerd op polyacrylaten voor de tweezijdig 5 met drukgevoelig hechtmiddel beklede band werd verschaft ter vorming van een drukgevoelige hechtmiddellaag met een kern-blad (van een polyesterfilm met een dikte van 20 ƒ!) in het centrale gebied, onder vorming van een tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband.
10 Deze band met een lengte van 50 m werd opgewon den op zichzelf en gesneden in bandlusstukken met een breedte van 5 mm. Het resultaat gaf aan, dat deze stukken de normale vorm aannamen zonder enige verschuiving tussen de drukgevoelige hechtmiddellaag en de lossende lagen.
15 VERGELIJKEND VOORBEELD XX
Dit voorbeeld is een controle met betrekking tot voorbeeld XXV. Silicone voor het lossende papier werd thermisch aangebracht als bekleding op beide oppervlakken van een blad tweezijdig met polyetheen bekleed papier, dat 20 -diende als rugsubstraat. Een drukgevoelige hechtmiddellaag werd aangebracht, ter bereiding van een tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband volgens voorbeeld XXV. Deze band met een lengte van 50 m werd om zichzelf opgewonden en gesneden in bandlusstukken met een breedte van 5 mm, die men 25 dan enige tijd liet staan. Als gevolg daarvan vond een ver schuiving plaats tussen de drukgevoelige hechtmiddellaag en de lossende 'lagen, zodat de bandstukken telescopisch omhoog rezen, waardoor het onmogelijk bleek ze in de normale vorm te handhaven.
30 VOORBEELD XXVI
Ter bereiding van een tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband werd de hars, die de lossende laag vormde en bestond uit hetzelfde etheen/propeencopolymeer als . beschreven in voorbeeld IV en de hars die de wapenende tus-35 senlaag vormde en bestond uit een lage dichtheidspolyetheen,' 7908237 65 gelijktijdig gecoëxtrudeerd en als bekleding aangebracht op ëên oppervlak van een blad papier met hoge kwaliteit (ge-wicht: 80 g/m ), dat een rugsubstraat vormde met behulp van een coëxtrusiepers, waardoor een tweezijdig beklede lossende 5 plaat werd verkregen met een lossende laag/wapenende tussen- laag/substraatsysteem. Dezelfde coëxtrusiebekleding werd aangebracht op het andere oppervlak van het substraat ter verkrijging van een tweezijdig beklede lossende plaat, omvattende een lossende laag/tussenlaag/substraat/tussenlaag/ 10 lossende laagsysteem.
De hars, die de lossende laag vormde, werd ge-extrudeerd bij een temperatuur van 265°C, heersend aan de afvoer van de matrijslippen van de extrusiepers en de hars voor de wapenende tussenlaag werd geëxtrudeerd bij een tem-15 peratuur van 310°C. De lossende lagen en de wapenende lagen werden aangebracht in een dikte van 15 jx. Daarna werd het drukgevoelige hechtmiddel, gebaseerd op polyacrylaten, voor de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband in contact gehouden met de lossende lagen voor de bereiding van 20 een tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband volgens voorbeeld XIX.
Men liet deze band 1 dag staan bij 20°C, waarna de tweezijdig beklede lossende plaat met de hand werd afgetrokken. Als resultaat werd gevonden, dat de lossende plaat 25 bevredigend kon worden afgetrokken van de hechtmiddellaag en de lossende lagen zonder dat het substraat en de tussenlagen werden gescheiden of gesegregeerd door holten, resp. in de tussenlagen en in de lossende lagen.
Overeenkomstige resultaten werden ook verkregen 30 in de tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband, waarin de drukgevoelige hechtmiddellaag in contact werd gehouden met twee enkel beklede lossende lagen, elk bestaande uit een lossende laag/wapenende tussenlaag/substraatsysteem.
VERGELIJKEND VOORBEELD XXI
35 Voor vergelijking met voorbeeld XXVI werd de 7908237 66 hars, die de lossende laag vormde als beschreven in voorbeeld XXVI, geëxtrudeerd en als bekleding aangebracht op hetzelfde substraat als dat van voorbeeld XXVI, met behulp van een enkelvoudige extrusiepers, ter bereiding van een 5 tweezijdig beklede lossende plaat, met een lossende laag/ substraatsysteem. De extrusietemperatuur was 270°C en de dikte van de bekleding was 35 jx. Daarna werd voorbeeld XXVI gevolgd ter bereiding van een drukgevoelige tweezijdig beklede hechtmiddelband, die dan werd onderworpen aan een 10 handaftrekproef. Het proefresultaat toonde aan, dat de los sende laag niet bevredigend kon worden afgetrokken van de hechtmiddellaag en de lossende lagen, ten gevolge van het feit, dat een ongunstige scheiding plaatsvond tussen het substraat en de lossende lagen.
15 VOORBEELD XXVII
Silicone voor het lossende papier werd thermisch aangebracht op één oppervlak van een tweezijdig met polyetheen gelamineerd papier, dat diende als rugsubstraat voor het lossende blad. Een overeenkomstige lossende laag 1 20 werd aangebracht op het andere oppervlak volgens voorbeeld XXI. Een dergelijke drukgevoelige hechtmiddellaag werd aangebracht als in hetzelfde voorbeeld, ter bereiding van een dubbelzijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband.
Opmerkelijk is, dat in de drukgevoelige hecht-25 middellaag geen kernblad werd gebruikt.
Deze band werd met de hand gestrekt en als resultaat werd gevonden, dat de lossende laag bevredigend kon worden afgetrokken van tussen de drukgevoelige hechtmiddellaag en de siliconelaag, zonder dat de hechtmiddellaag werd 30 gescheiden door holten van de zijkant van de lossende laag, bestaande uit een harsmengsel van het polyolefine-elastomeer en het polyetheen, met name in een toestand waarin het in nauw contact was met de lossende laag.
Wanneer deze band werd gelamineerd aan een op-35 pervlak, kon de lossende laag met het harsmengsel gemakkelijk 7908237 67 van de hechtmiddellaag worden afgetrokken.
VOORBEELD XXVIII
Voor het bereiden van een tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband als aangegeven in figuur 30, 5 werd voorbeeld XXVII herhaald, behalve dat de polyetheen- oppervlakken van de twee platen van eenzijdig met polyetheen gelamineerd papier, die dienden als rugsubstraat voor de lossende plaat, werden onderworpen aan dezelfde lossingsbe-handeling als beschreven in voorbeeld XXVII. Een overeen-10 komstige beproeving gaf dezelfde resultaten als die van voorbeeld XXVII.
VOORBEELD XXIX
Een lossende laag werd aangebracht op één oppervlak van een blad tweezijdig met polyetheen bekleed pa-15 pier, dat diende als rugsubstraat voor de lossende plaat volgens voorbeeld XXI en het andere oppervlak werd bekleed met een lossende laag overeenkomstig voorbeeld XXI. De verhouding van het polyolefine-elastomeer ten opzichte van het polyetheen in de laag, die werd aangebracht op het andere 20 oppervlak, was echter 40 : 60 (gewichtsdelen).
Daarna werd een drukgevoelige hechtmiddellaag aangebracht, waardoor een drukgevoelige hechtmiddelband volgens voorbeeld XXI ontstond. Deze hechtmiddellaag bevatte dan in het centrale gebied een kemblad van zeer dun Japans 2 25 papier (gewicht: 9 g/m ).
Overeenkomstige beproeving gaf dezelfde resultaten als in voorbeeld XXVII.
De band met een lengte van 50 m werd om zichzelf opgewonden en gesneden in lusbandstukken met een breed-30 te van 5 mm. Nadat men deze stukken 1 dag had laten staan, werd gevonden dat geen verschuiving had plaatsgevonden tussen de hechtmiddellaag en de lossende laag, zodat ze niet in elkaar zakten.
VOORBEELD XXX
35 Voor het bereiden van een tweezijdig beklede 7908237 '68 drukgevoelige hechtmiddelband, als aangegeven in figuur 30, werd voorbeeld XXIX herhaald, behalve dat nu de polyetheen-oppervlakken van twee platen eenzijdig met polyetheen gelamineerd papier werden onderworpen aan dezelfde lossende be-5 handeling als beschreven in voorbeeld XXIX.
Overeenkomstige beproeving gaf dezelfde resultaten aan als in voorbeeld XXIX.
VOORBEELD XXXI
Een lossende laag werd als bekleding aangebracht 10 op een oppervlak, van een blad tweezijdig met polyetheen ge
lamineerd papier, dat diende als rugsubstraat voor de lossende plaat volgens voorbeeld XXI en slechts het polyolefi-ne-elastomeer van voorbeeld XXIII werd geëxtrudeerd en als bekleding aangebracht op het andere oppervlak bij 260°C ter 15 bereiding van een lossende laag. Daarna werd voorbeeld XXIX
gevolgd voor de bereiding van de drukgevoelige hechtmiddelband.
Overeenkomstige beproeving gaf dezelfde resultaten als in VERGELIJKEND VOORBEELD XXII.
20 Dit voorbeeld is een'controleproef op de voor beelden XXIX en XXXI. Silicone voor het lossende papier werd thermisch als bekleding aangebracht op beide oppervlakken 4 . * van een dubbelzijdig met polyetheen bekleed papier, dat diende als rugsubstraat. Volgens voorbeeld XXIX werd een 25 drukgevoelige hechtmiddellaag aangebracht ter bereiding van een tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband.
Deze band met een lengte van 50 m werd gesneden in bandlusstukken, die men dan 1 dag liet staan. Als resultaat vond een verschuiving plaats tussen de hechtmiddellaag 30 en de lossende lagen, zodat de bandstukken telescopisch om hoog rezen. Het was onmogelijk de stukken in de normale vorm te handhaven.
VERGELIJKEND VOORBEELD XXIII
Dit voorbeeld is een controleproef van voor-35 beelden XXVII tot XXXI'. Silicone voor het lossende papier 790823? 69
werd thermisch als bekleding aangebracht op één oppervlak van een tweezijdig met polyetheen bekleed papier, dat diende als rugsubstraat en slechts het lage-dichtheidspolyetheen van voorbeeld XXI werd geëxtrudeerd en als bekleding aange-5 bracht op het andere oppervlak bij een temperatuur van 260°C
onder vorming van lossende lagen. Volgens voorbeeld XXIX werd dan een drukgevoelige hechtmiddellaag aangebracht ter bereiding van een dubbelzijdig beklede drukgevoelige hècht-middelband.
10 Deze band werd met de hand gestrekt. Als resul taat werd gevonden dat de lossende laag bevredigend kon worden afgetrokken van de band tussen de hechtmiddellaag en de siliconelaag, zonder dat de hechtmiddellaag door holten werd gescheiden van de lossende laag, bestaande uit het poly-15 etheen, d.w.z. in een toestand waarin het in nauw contact was met de lossende laag. In de band, die werd aangebracht op een papieroppervlak met hoge kwaliteit, kon echter de lossende laag niet worden afgetrokken van de drukgevoelige hechtmiddellaag, ten gevolge van het grote lossende vermogen. 20 Wanneer een dergelijke aftrekking met kracht tot stand werd gebracht, werd het papier gescheurd.
VOORBEELD XXXII
Volgens voorbeeld XXIX werden lossende lagen gevormd aan beide zijden van een blad tweezijdig met poly-25 etheen bekleed papier, dat diende als rugsubstraat. Het re sulterende produkt werd op zichzelf opgewonden onder vorming van een bandrol met een lengte van 50.000 m. Men liet de rol 1 week staan en onderwierp hem aan afrol- en afwindproeven. Afwinden kon bevredigend tot stand worden gebracht, zonder 30 dat blokkering ontstond.
Teneinde een overeenkomstige proefneming uit te voeren met betrekking tot de lossende laag, bereid volgens voorbeeld IV, werden lossende lagen gevormd op beide oppervlakken van een tweezijdig met polyetheen bekleed papier-35 blad en opwinden van het resulterende produkt om zichzelf 7908237 70 onder vorming van een bandrol met een lengte van 50.000 m.
De resultaten van een overeenkomstige proefneming toonden aan, dat blokkering gemakkelijk optrad tussen de lossende lagen.
5 VOORBEELD XXXIII
Met behulp van een coëxtrusiepers werd één oppervlak van een blad papier van goede kwaliteit bekleed met de hars a1 + c met dezelfde samenstelling van voorbeeld XXI en werd de lossende laag gevormd en de hars bestaande uit 10 een lage-dichtheidspolyetheen en werd de wapenende tussen laag gevormd door gelijktijdige coëxtrusie ter bereiding van een lossende laag/wapenende tussenlaag/substraatsysteem. Anderzijds werd het andere oppervlak van het substraat bekleed met de lossende laagvormende hars + c met dezelfde 15 samenstelling als beschreven in voorbeeld XXIII en een groter lossend vermogen dan dat van voorbeeld XIII en de hars, samengesteld uit hetzelfde lage-dichtheidspolyetheen als beschreven in voorbeeld XIII en de wapenende tussenlaag werd gevormd door gelijktijdige coëxtrusie ter bereiding van 20 een lossende plaat met een lossende laag A1 + c/wapenende tussenlaag/lossende plaat/substraat/wapenende tussenlaag/ lossende laag A2 + c systeem.
De harsen a„ + c en a + c werden geëxtrudeerd 2 o 1 bij een temperatuur van 270 C, heersende aan de afvoer van 25 de matrijslippen van de extrusiepers, en de twee harsen die de tussenlagen vormden werden geëxtrudeerd bij een temperatuur van 3lO°C.
De lossende laag A^ + c en de wapenende tussenlaag hadden elk een dikte van 15 p., terwijl de lossende laag 30 + c en de wapenende tussenlaag, als bekleding aangebracht op het andere oppervlak, elk een dikte hadden van 15 ƒ1. Daarna werden de twee drukgevoelige hechtmiddellagen uit het drukgevoelige hechtmiddel gebaseerd op polyacrylaten, in contact gebracht met de beide lossende lagen, onder vorming 35 van een drukgevoelige hechtmiddelband volgens voorbeeld XXI.
7908237 71 *
Elk van de héchtmiddellagen, die gebruikt waren bevatte geen kernplaat. De band liet men 1 dag staan bij 20°C en daarna werd de lossende plaat eerst met de hand afgetrokken van ëên oppervlak ervan. Het resultaat gaf aan, 5 dat de lossende plaat bevredigend kon worden afgetrokken van tussen de hechtmiddellaag en de lossende laag A^ + c, zonder dat het substraat en de tussenlaag werden gescheiden of gesegregeerd door holten van de tussenlaag en de lossende laag A1 + c.
10 Vervolgens werd de drukgevoelige hechtmiddel laag aangebracht op een oppervlak van een glasplaat en werd de andere lossende plaat afgetrokken van tussen de hechtmiddellaag en de lossende laag A2 + c. Het resultaat toonde aan dat de lossende plaat goed kon worden afgetrokken van tussen 15 de hechtmiddellaag en de lossende laag A2 + c, zonder dat het substraat en de tussenlaag werden gescheiden of gesegregeerd door holten van de tussenlaag en de lossende laag A2 + c.
Volgens de werkwijze als hierboven beschreven, 20 werd een drukgevoelige hechtmiddelband, die tweezijdig was bekleed, verkregen, waarin de drukgevoelige laag in contact werd gebracht met de lossende lagen A^ + c en A2 + c, eenzijdig aangebracht op twee lossende bladen en bestaande uit een lossende laag Ai + c/wapenende tussenlaag B/substraat en een 25 lossende laag A^ + c/wapenende tussenlaag B/substraatsysteem.
Dezelfde resultaten werden ook verkregen met betrekking tot deze band.
VERGELIJKEND VOORBEELD XXIV
Onder gebruik van een eenzijdige extrusiepers 30 werd hetzelfde substraat als in voorbeeld XXXIII bekleed met dezelfde hars a^ + c, als in dat voorbeeld, door extrusie, waardoor een lossende laag A^ + c/substraatsysteem werd verkregen. Het andere oppervlak werd op overeenkomstige wijze bekleed met de hars a2 + c, identiek aan die van voorbeeld 35 XXXIII door extrusie, onder vorming van een lossende laag 7908237 '72 A1 + c/substraat/lossende laag A2 + c systeem, met een tweezijdig beklede lossende plaat.
De harsen a^ + c en a2 + c werden geëxtrudeerd bij een temperatuur van 270°C, heersende aan de afvoer van 5 de matrijslippen van de extrusiepers en elk had een dikte van 25 ji.
Daarna werden de drukgevoelige hechtmiddellagen, samengesteld uit hechtmiddel op basis van polyacrylaten, in contact gebracht met beide lossende lagen ter bereiding van 10 een drukgevoelige hechtmiddelband volgens voorbeeld XXXIII.
Deze band liet men 1 dag staan bij 20°C en onderwierp het met de hand aan een aftrekproef. De proefresultaten gaven aan dat de lossende laag niet goed kon worden afgetrokken tussen de hechtmiddellaag en de lossende lagen, ten gevolge 15 van het feit dat de lossende lagen A^‘ + c en A2 + c waren gescheiden of gesegregeerd door .holten van het substraat.
Volgens de zojuist hierboven genoemde methode werd een tweezijdig beklede drukgevoelige hechtmiddelband verkregen, waarin de drukgevoelige hechtmiddellagen in con-20 tact werden gebracht met de lossende lagen A^ + c en A2 + c, aangebracht aan ëën zijde op lossende platen en bestaande uit een lossende laag A^ + c/substraatsysteem en een lossende laag A2 + c/substraatsysteem. Dezelfde resultaten werden verkregen als hierboven beschreven.
25 De scheurmodulus en contacthoek werden als volgt gemeten:
Het polyolefine-elastomeer, dat de lossende
laag vormt, werd heet geperst gedurende 5 min. bij 150°C
2 30 onder een druk van ca. 20 kg/cm en gekoeld, zoals het stond op kamertemperatuur, ter bereiding van een filmmonster. De scheurmodulus van dit monster werd bepaald volgens JIS K 7213, onder de voorwaarden van 23+2°C en 50+5 % relatieve vochtigheid.
35 2. Contacthoek 79 0 8 2 3 7 73
De contacthoek werd bepaald volgens de "druppelvormmethode", beschreven in "The Course of Experimental Chemistry", vol. 7 - oppervlaktechemie, derde editie, uitgegeven door de Japan Chemistry Association. Als meet-5 vloeistof werd gebruik gemaakt van een standaardvloeistof voor de bevochtigbaarheidsindex voor de JIS K 676-8 proef, welke vloeistof (met een oppervlaktespanning van 50 ^iN/cm) in de handel verkrijgbaar is bij Wako Junyaku K.K. De meet-omstandigheden waren 20+2°C en 65+5 % relatieve vochtigheid.
10 Het heet persen werd uitgevoerd gedurende 5 min. bij 150°C
2 onder een druk van ca. 20 kg/cm ter bereiding van een film-monster. Dit monster werd geconditioneerd gedurende 24 uur bij 20+l°C en 65+5 % relatieve vochtigheid, zodanig dat het niet verontreinigd raakte met stof, enz. De contacthoek werd 15 bepaald door het vormen van een druppel op de film en na verloop van ca. 5 sec. een foto daarvan te nemen. De afmeting van de druppel was zodanig, dat zijn horizontale lengte aan de bodem lag tussen 1 en 3 mm. Met behulp van een film-projector werd de druppel dan vergroot en geprojecteerd op 20 een scherm ter bepaling van een voorwaartse contacthoek (0r) en een achterwaartse contacthoek (0a). Deze hoeken werden elk bepaald op 6 punten en een gemiddelde van de meting werd gemaakt. De evenwichtscontacthoek (0e) werd dan berekend uit de volgende vergelijking: 25 COS 0 e = (COS 0 a + COS 0 r)/2.
30 7908237
Claims (16)
1. Drukgevoelige hechtmiddelprodukten met één of meer lossende lagen en een drukgevoelige hechtmiddellaag, met het kenmerk, dat een lossende laag A een 5 polyolefine-elastomeer a omvat met een scheurmodulus van O minder dan 2,0 x 10 ^iBar volgens de JIS K 7213 proef, een oppervlaktebevochtigbaarheid, uitgedrukt in termen van een evenwichtscontacthoek van meer dan 55° met betrekking tot een standaardvloeistof met een oppervlaktespanning van 500 10 jiH/cm en gebruikt in JIS K 6768 proef, onder de voorwaarden 20+l°C en 65+5 % relatieve vochtigheid en een dikte van tenminste I ƒ1 en een drukgevoelige hechtende laag F, die als hoofdcomponent een polyacrylaat bevat, waarbij de lossende laag in contact wordt gehouden met de hechtmiddellaag over 15 een gegeven oppervlak, onder vorming van een samengestelde laag of integrale laag daarvan.
2. Drukgevoelige hechtmiddelprodukten volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het polyolefine-elastomeer a, dat de lossende laag A vormt, hoofdza- 20 kelijk is samengesteld uit een etheen/a-olefinecopolymeer 2 met een dichtheid van 0,8 tot 0,9 g/cm , een brosheidstempe-ratuur van minder danv-70°C volgens ASTM D‘764 proef, een smeltpunt beneden 80°C volgens differentiële thermische analyse en een hardheid van minder dan 80 volgens JIS K 6301 25 proef.
3. Drukgevoelige hechtmiddelprodukten volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het copolymeer van etheen/a-olefine een blokcopolymeer is van etheen/1-buteen.
4. Drukgevoelige hechtmiddelprodukten volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het copolymeer van etheen/a-olefine een copolymeer is van etheen/propeen.
5. Drukgevoelige hechtmiddelprodukten volgens 35 conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het 7908237 copolymeer van etheen/a-olefine een mengsel is van een blok-copolymeer 'van etheen/l-buteen en een copolymeer van etheen/ propeen.
6. Werkwijze voor de bereiding van drukgevoe-5 lige hechtmiddelprodukten met één of meer lossende lagen en een drukgevoelige hechtmiddellaag, met het kenmerk , dat een lossende laag A, bestaande uit een polyolefine-elastomeer a met een scheurmodulus van minder Q dan 2/0 x 10 ^iBar volgens JIS K 7213 proef en een opper-10 vlaktebevochtigbaarheid, uitgedrukt in termen van een even- wichtscontacthoek van meer dan 55° met betrekking tot een standaardvloeistof met een oppervlaktespanning van 500 ^iN/cm en gebruikt in de JIS K 6768 proef onder de voorwaarden van 20+l°C en 65+5 % relatieve vochtigheid/ wordt gecoëxtrudeerd 15 met een hars b, die een wapenende tussenlaag B vormt, voor verhoging' van de adhesie tussen een rugsubstraat en de lossende laag A, zodanig dat het elastomeer als deklaag wordt aangebracht in een dikte van tenminste 1 jx, waarbij het elastomeer a, dat de lossende laag A vormt, aan het sub-20 straat wordt gebonden via de wapenende tussenlaag B en het elastomeer a, dat de lossende laag vormt, in contact wordt gehouden met een drukgevoelige hechtmiddellaag F over een gegeven oppervlak, onder vorming van een samengesteld of integraal lagenstelsel.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de hars b, die de wapenende tussenlaag B vormt, een lage dichtheidspolyetheen of een derivaat daarvan is.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, met 30 het kenmerk, dat het polyolefine-elastomeer a geëxtrudeerd wordt bij een temperatuur van 180-290°C, heersend aan de afvoer van de matrijslippen en de hars b, die de wapenende tussenlaag vormt, geëxtrudeerd wordt bij een temperatuur van 260-330°C, heersend aan de afvoer van de 35 matrijslippen. 7908237
9. Drukgevoelige hechtmiddelprodukten met éên of meer lossende lagen en een drukgevoelige hechtmiddellaag, met het kenmerk, dat een lossende laag A + c een dikte heeft van tenminste 1 ƒ1 en bestaat uit een hars-5 mengsel a + c van een polyolefine-elastomeer a met een g scheurmodulus van minder dan 2,0 x 10 ^iBar volgens de JIS K 7213 proef, een oppervlaktebevochtigbaarheid uitgedrukt in termen van evenwichtscontacthoek van meer dan 55° met betrekking tot een standaardvloeistof met een oppervlaktespan-10 ning van 500 ^iN/cm en gebruikt in de JIS K 6768 proef, onder de voorwaarden van 20+l°C en 65+5 % relatieve vochtigheid en een daaraan toegevoegd polyetheen c en een drukgevoelige hechtmiddellaag F, die een polyacrylaat als hoofdcomponent bevat, welke lossende laag in contact wordt gehouden met de 15 hechtmiddellaag over een gegeven oppervlak, onder vorming van een samengestelde of integrale laag daarmee.
10. Drukgevoelige hechtmiddelprodukten volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het polyolefine-elastomeer a hoofdzakelijk is samengesteld uit een 20 etheen/a-olefinecopolymeer met een dichtheid van 0,8-0,9 g/ cm"5, een brosheidstemperatuur van minder dan -70°C volgens ASTM D 764 proef en een smeltpunt van minder dan 80°C volgens differentiële thermische analyse.
11. Drukgevoelige hechtmiddelprodukten volgens 25 conclusie 10, met het kenmerk, dat het co- polymeer van etheen/a-olefine een copolymeer is van etheen/ propeen.
12. Drukgevoelige hechtmiddelprodukten volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het co- 30. polymeer van etheen/a-olefine een blokcopolymeer is van etheen/1-buteen.
13. Drukgevoelige hechtmiddelprodukten volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het polyetheen c een gemiddeld moleculair gewicht heeft van meer dan 35 10.000 en een dichtheid van 0,91 tot 0,97 g/cm^. 7908237
14. Werkwijze voor de bereiding van een drukge-voelig hechtmiddelprodukt met ëën of meer lossende lagen en een drukgevoelige hechtmiddellaag, met het kenmerk , dat een lossende laag A + c, samengesteld 5 uit een harsmengsel a + c van een polyolefine-elastomeer a O met een scheurmodulus van minder dan 2,0 x 10 ^iBar volgens de JIS K 7213 proef en een oppervlaktebevochtigbaarheid, uitgedrukt in termen van een evenwichtscontacthoek van meer dan 55° met betrekking tot een standaardvloeistof met een 10 oppervlaktespanning van 500 yjN/cm en gebruikt in de JIS K 6768 proef onder de voorwaarden 20+l°C en 65+5 % relatieve vochtigheid en een eraan toegevoegd polyetheen c, geco-extrudeerd wordt met een hars b, die een wapenende tussenlaag B vormt, voor het verhogen van de hechting tussen een 15 rugsubstraat en de lossende laag A + c, zodanig dat het harsmengsel a + c als een deklaag wordt aangebracht tot een dikte van tenminste 1 jx,· waarbij het harsmengsel a + c, dat de lossende laag vormt, is gebonden aan het substraat via de hars b, die de tussenlaag vormt en de lossende laag A + c, 20 bestaande uit het harsmengsel a + c, in contact wordt gehou- « den met de hechtmiddellaag F over een gegeven oppervlak onder vorming van een samengestelde of integrale laag daarmee.
15. Werkwijze volgens conclusie 15, met 25 het kenmerk, dat de hars b, die de wapenende tussenlaag B vormt, een lage dichtheidspoïyetheen is of een derivaat daarvan.
16. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het harsmengsel a + c wordt ge- 30 extrudeerd bij een temperatuur van 200-290°C, heersende aan de af voer van de ma tri j slippen en de hars b wordt geëxtru-deerd bij een temperatuur van 260-330°C, heersende aan de afvoer van de matrijslippen. 35 7908237
Applications Claiming Priority (8)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
JP13735078A JPS5565281A (en) | 1978-11-09 | 1978-11-09 | Pressure-sensitive adhesive tape or adhesive sheet |
JP13735078 | 1978-11-09 | ||
JP15262878A JPS5580479A (en) | 1978-12-12 | 1978-12-12 | Manufacturing of pressure-sensitive type adhesive tape or sheet |
JP15262878 | 1978-12-12 | ||
JP6033679 | 1979-05-18 | ||
JP6033679A JPS55152775A (en) | 1979-05-18 | 1979-05-18 | Pressure-sensitive double-side adhesive tape |
JP6151379A JPS55155079A (en) | 1979-05-21 | 1979-05-21 | Production of pressure-sensitive double-side adhesive tape |
JP6151379 | 1979-05-21 |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL7908237A true NL7908237A (nl) | 1980-05-13 |
NL184327B NL184327B (nl) | 1989-01-16 |
NL184327C NL184327C (nl) | 1989-06-16 |
Family
ID=27463900
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL7908237A NL184327C (nl) | 1978-11-09 | 1979-11-09 | Drukgevoelige kleefband en werkwijze voor het vervaardigen daarvan. |
Country Status (4)
Country | Link |
---|---|
US (2) | US4339485A (nl) |
DE (1) | DE2945154C2 (nl) |
GB (1) | GB2039785B (nl) |
NL (1) | NL184327C (nl) |
Families Citing this family (88)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CA1186608A (en) * | 1981-02-13 | 1985-05-07 | Makoto Ohe | Process for preparation of laminate polymer articles and polymer article surface-protecting acrylic film for use in carrying out said process |
US4475910A (en) * | 1981-10-02 | 1984-10-09 | Mentor Corporation | Male condom catheter having adhesive transfer on roller portion |
USRE33206E (en) * | 1981-10-02 | 1990-05-01 | Mentor Corporation | Male condom catheter having adhesive on rolled portion |
US4885194A (en) * | 1982-01-21 | 1989-12-05 | Raychem Corporation | Re-enterable closure assembly |
DE3216603A1 (de) * | 1982-05-04 | 1983-11-10 | Hoechst Ag, 6230 Frankfurt | Klebeband |
IT1152962B (it) * | 1982-06-11 | 1987-01-14 | Manuli Autoadesivi Spa | Perfezionamento dei nastri autoadesivi con supporto in polipropilene od altro polimero o copolimero olefinico e relativo procedimento di fabbricazione |
US4558888A (en) * | 1983-09-19 | 1985-12-17 | Minnesota Mining And Manufacturing Company | Strip of binding tape |
US4582736A (en) * | 1985-07-11 | 1986-04-15 | Mobil Oil Corporation | Coextruded pressure sensitive label stock material with integral peelable backing |
US4626460A (en) * | 1985-07-11 | 1986-12-02 | Mobil Oil Corporation | Coextruded pressure sensitive label stock material with integral peelable backing |
US4863772A (en) * | 1985-11-26 | 1989-09-05 | Avery International Corporation | Label stock with dry separation interface |
US4725468A (en) * | 1986-02-06 | 1988-02-16 | Acumeter Laboratories, Inc. | Method of co-extrusion of different coating materials, including adhesive coating with intermittent non-adhering sections, and products produced thereby |
US4736966A (en) * | 1986-02-20 | 1988-04-12 | Drexler Technology Corporation | Data card with peelable protective layers |
US4839123A (en) * | 1986-08-18 | 1989-06-13 | Mobil Oil Corporation | Process of applying a silicone release coating to an oriented polymer film |
US4783354A (en) * | 1986-12-15 | 1988-11-08 | Coated Sales, Inc. | Adherable, yet removable sheet material |
EP0302207A3 (en) * | 1987-06-30 | 1989-12-06 | James River Corporation | Undercoated silicone release sheet |
JPH064734B2 (ja) * | 1987-11-30 | 1994-01-19 | 昭和電工株式会社 | レトルト用印刷容器の製法 |
US5047196A (en) * | 1989-06-29 | 1991-09-10 | Tek-Rap, Inc. | Method for forming co-extruded adhesive tapes |
US5437907A (en) * | 1990-01-02 | 1995-08-01 | Flex-O-Lite, Inc. | Removable reflective tape or sheeting |
US5232787A (en) * | 1990-06-08 | 1993-08-03 | Sekisui Chemical Co., Ltd. | Method of making a pressure sensitive adhesive tape or sheet |
US5143576A (en) * | 1990-08-10 | 1992-09-01 | Gerber Scientific Products, Inc. | Automatic weeding system and method of use |
US5242726A (en) * | 1991-09-23 | 1993-09-07 | Minnesota Mining And Manufacturing Company | Pattern-coated anchorage system for porous film |
US5589122A (en) * | 1991-10-01 | 1996-12-31 | Minnesota Mining And Manufacturing Company | Method of making double-sided pressure-sensitive adhesive tape |
KR100254084B1 (ko) * | 1991-10-01 | 2000-04-15 | 스프레이그 로버트 월터 | 동시 압출된 압감 접착 테이프 및 이의 제조 방법 |
US5262216A (en) * | 1992-08-04 | 1993-11-16 | Avery Dennison Corporation | Pressure sensitive label assembly |
US5700571A (en) * | 1993-01-25 | 1997-12-23 | Avery Dennison Corporation | Release films formed by coextrusion |
US6228449B1 (en) * | 1994-01-31 | 2001-05-08 | 3M Innovative Properties Company | Sheet material |
US5507901A (en) * | 1994-12-22 | 1996-04-16 | Moore Business Forms, Inc. | Method of manufacturing integrated labels |
US5618903A (en) * | 1995-06-06 | 1997-04-08 | Shell Oil Company | Anionically polymerized block copolymers of ethylene and cyclic siloxane monomers |
US5728469A (en) * | 1995-06-06 | 1998-03-17 | Avery Dennison Corporation | Block copolymer release surface for pressure sensitive adhesives |
US5969069A (en) * | 1995-08-25 | 1999-10-19 | Avery Dennison Corporation | Water-activatable polymers and printable constructions |
US6124417A (en) * | 1995-08-25 | 2000-09-26 | Avery Dennison Corporation | Water-activatable polymers for ink-jet imprintable constructions |
DE29517647U1 (de) * | 1995-11-07 | 1996-01-25 | H.B. Fuller Licensing & Financing, Inc., Wilmington, Del. | Haftfähiges Material mit Trennmittel |
US5639539A (en) * | 1995-11-29 | 1997-06-17 | Imperial Wallcoverings | Wall covering |
US5817386A (en) * | 1996-03-28 | 1998-10-06 | Norton Performance Plastics Corporation | Silicone-free release films |
US6982107B1 (en) * | 1997-09-15 | 2006-01-03 | 3M Innovative Properties Company | Release liner for pressure sensitive adhesives |
USH1935H1 (en) | 1997-09-26 | 2001-01-02 | Tredegar Corporation | Combination pouch and release sheet and method for producing same |
US6045895A (en) * | 1997-12-01 | 2000-04-04 | 3M Innovative Properties Company | Multilayer films having pressure sensitive adhesive layers |
US6632506B1 (en) * | 1998-04-23 | 2003-10-14 | Consumer Care Products Inc. | High-visibility traction tape having embedded particle traction surface |
DE19851104C2 (de) | 1998-11-06 | 2003-04-03 | Huhtamaki Forchheim | Verfahren zum Herstellen eines mehrschichtigen Verbundes |
DE19851105C2 (de) | 1998-11-06 | 2002-07-18 | Huhtamaki Forchheim | Verfahren zum Herstellen eines mehrschichtigen Coextrudates |
US6361844B1 (en) | 1999-01-27 | 2002-03-26 | David T. Ou-Yang | Release article and adhesive article comprising the release article |
US6660354B2 (en) | 2000-02-29 | 2003-12-09 | 3M Innovative Properties Company | Release material, release material article, and process for producing the release material article |
JP4636649B2 (ja) * | 2000-02-29 | 2011-02-23 | スリーエム イノベイティブ プロパティズ カンパニー | 剥離剤形成用重合性組成物、剥離剤物品及び剥離剤物品の製造方法 |
TWI276671B (en) * | 2000-03-03 | 2007-03-21 | Lintec Corp | Adhesive sheet and adhered article |
US6465091B1 (en) | 2000-03-27 | 2002-10-15 | 3M Innovative Properties Company | Release article and adhesive article containing a polymeric release material |
US7060351B2 (en) * | 2000-04-24 | 2006-06-13 | Avery Dennison Corporation | Adhesive article with improved air egress |
US20010052384A1 (en) * | 2000-04-24 | 2001-12-20 | Michael Hannington | Adhesive articles with improved air egress and methods of making the same |
JP4841058B2 (ja) * | 2000-04-28 | 2011-12-21 | リンテック株式会社 | 粘着シートおよび貼着体 |
DE10021109B4 (de) * | 2000-05-02 | 2016-11-10 | Infiana Germany Gmbh & Co. Kg | Verfahren zum Herstellen eines mehrschichtigen Coextrudates und danach hergestellter Folienaufbau |
JP5100925B2 (ja) * | 2000-11-09 | 2012-12-19 | 日東電工株式会社 | シート材、ならびにそれを有する感圧性接着シート |
US20060025739A1 (en) * | 2003-12-30 | 2006-02-02 | Dipalma Joseph | Wrapper component for personal care articles having a sensory cue for opening |
US6663143B2 (en) | 2000-12-04 | 2003-12-16 | Irving Joseph Zirker | Acrylic paint monotype artwork |
US7078582B2 (en) | 2001-01-17 | 2006-07-18 | 3M Innovative Properties Company | Stretch removable adhesive articles and methods |
US6894204B2 (en) | 2001-05-02 | 2005-05-17 | 3M Innovative Properties Company | Tapered stretch removable adhesive articles and methods |
DE10151286A1 (de) * | 2001-10-22 | 2003-04-30 | Tesa Ag | Beschichtungsverfahren |
JP3901490B2 (ja) * | 2001-10-23 | 2007-04-04 | 日東電工株式会社 | 剥離ライナー及びそれを用いた感圧性接着テープ又はシート |
US20030091817A1 (en) * | 2001-11-08 | 2003-05-15 | Nitto Denko Corporation | Pressure-sensitive adhesive members and processes for producing the same |
DE10157881A1 (de) * | 2001-11-26 | 2003-06-05 | Tesa Ag | Beschichtungsverfahren |
DE10157883A1 (de) * | 2001-11-26 | 2003-06-05 | Tesa Ag | Beschichtungsverfahren |
EP1555304A4 (en) * | 2002-10-25 | 2005-10-26 | Mitsubishi Chem Corp | RELEASE AND SEALING FILM |
DE10256511A1 (de) | 2002-12-04 | 2004-06-24 | Tesa Ag | Haftklebemasse |
AU2004248138B2 (en) | 2003-05-29 | 2009-09-03 | The Scripps Research Institute | Targeted delivery to legumain-expressing cells |
DE10357323A1 (de) * | 2003-12-05 | 2005-06-30 | Tesa Ag | Haftklebemasse |
US8231590B2 (en) | 2003-12-30 | 2012-07-31 | Kimberly-Clark Worldwide, Inc. | Visually coordinated absorbent product |
JP4860114B2 (ja) * | 2004-03-02 | 2012-01-25 | 日東電工株式会社 | 熱硬化型粘接着テープ又はシート、及びその製造方法 |
JP2005350650A (ja) * | 2004-05-14 | 2005-12-22 | Nitto Denko Corp | 剥離ライナー及びそれを用いた感圧性接着テープ又はシート |
US20060019051A1 (en) * | 2004-06-09 | 2006-01-26 | Pufahl Joseph M | Method and system for applying a finely registered printed laminated overlay to a substrate |
US7955703B2 (en) * | 2004-07-12 | 2011-06-07 | Lintec Corporation | Silicone rubber based pressure sensitive adhesive sheet |
DE102004057382A1 (de) * | 2004-11-26 | 2006-06-01 | Huhtamaki Forchheim Zweigniederlassung Der Huhtamaki Deutschland Gmbh & Co. Kg | Verfahren zur Herstellung dünner Schichten eines Silikons, dünnes Silikon und Verwendung |
WO2006076116A1 (en) * | 2005-01-12 | 2006-07-20 | Avery Dennison Corporation | Adhesive article having improved application properties |
ATE552316T1 (de) * | 2006-05-02 | 2012-04-15 | Basf Se | Verwendung eines beidseitig beschichteten trägers zum verkleben durch kaltversiegelung |
WO2008019051A2 (en) | 2006-08-03 | 2008-02-14 | The Board Of Trustees Of The Leland Stanford Junior University | Devices and bandages for the treatment or prevention of scars and/or keloids and methods and kits therefor |
US9240131B2 (en) * | 2007-06-04 | 2016-01-19 | Avery Dennison Corporation | Adhesive articles having repositionability or slidability characteristics |
US9358009B2 (en) | 2007-08-03 | 2016-06-07 | Neodyne Biosciences, Inc. | Skin straining devices and methods |
US9457547B2 (en) * | 2007-11-07 | 2016-10-04 | Magnum Magnetics Corporation | Extrudable adherable material systems |
CN101855080B (zh) * | 2007-11-08 | 2013-03-13 | 琳得科株式会社 | 剥离片材及压敏粘合剂制品 |
US7934531B2 (en) * | 2008-04-18 | 2011-05-03 | Brady Worldwide, Inc. | Method and apparatus for applying heat activated transfer adhesives |
JP5463228B2 (ja) * | 2009-08-07 | 2014-04-09 | 日東電工株式会社 | 剥離剤、離型材および粘着テープ |
EP3207904B1 (en) | 2009-08-11 | 2020-12-30 | Neodyne Biosciences, Inc. | Devices and methods for dressing applicators |
JP5323666B2 (ja) * | 2009-09-29 | 2013-10-23 | 日東電工株式会社 | 剥離剤、離型材および粘着テープ |
WO2011043214A1 (ja) * | 2009-10-05 | 2011-04-14 | 日東電工株式会社 | 剥離剤、離型材、及び粘着テープ |
JP5968909B2 (ja) | 2011-01-07 | 2016-08-10 | ネオダイン バイオサイエンシーズ, インコーポレイテッド | 創傷または皮膚処置デバイスおよび方法 |
KR102185635B1 (ko) | 2011-03-03 | 2020-12-03 | 네오다인 바이오사이언시스, 인코포레이티드 | 피부 타이트닝을 위한 장치 및 방법 |
US10561359B2 (en) | 2011-12-02 | 2020-02-18 | Neodyne Biosciences, Inc. | Elastic devices, methods, systems and kits for selecting skin treatment devices |
US10213350B2 (en) | 2012-02-08 | 2019-02-26 | Neodyne Biosciences, Inc. | Radially tensioned wound or skin treatment devices and methods |
KR102414836B1 (ko) * | 2015-09-17 | 2022-06-30 | 삼성전기주식회사 | 인쇄회로기판의 제조 방법 |
US20220379018A1 (en) | 2019-12-10 | 2022-12-01 | Neodyne Biosciences, Inc. | Tensioned infusion systems with removable hubs |
US20230348756A1 (en) * | 2020-10-14 | 2023-11-02 | Jeffrey O. Emslander | Linerless film stack |
Family Cites Families (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2541498A (en) * | 1948-01-29 | 1951-02-13 | Goodrich Co B F | Polyethylene as a liner for tacky rubber |
US4012560A (en) * | 1974-05-31 | 1977-03-15 | Monsanto Company | Articles coated with pressure-sensitive interpolymers containing 2-acrylamido-2-methylpropanesulfonic acid |
US4124431A (en) * | 1976-03-15 | 1978-11-07 | Stauffer Chemical Company | Dimensionally stable, calendered vinyl film |
CA1106993A (en) * | 1976-05-26 | 1981-08-11 | Martin M. Sackoff | Method for making a pressure sensitive adhesive coated laminate |
US4288480A (en) | 1978-06-12 | 1981-09-08 | Scott Paper Company | Pressure sensitive adhesive composition and coated product |
-
1979
- 1979-10-31 GB GB7937636A patent/GB2039785B/en not_active Expired
- 1979-11-02 US US06/090,605 patent/US4339485A/en not_active Expired - Lifetime
- 1979-11-08 DE DE2945154A patent/DE2945154C2/de not_active Expired
- 1979-11-09 NL NL7908237A patent/NL184327C/nl not_active IP Right Cessation
-
1982
- 1982-03-19 US US06/360,002 patent/US4425176A/en not_active Expired - Lifetime
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
GB2039785B (en) | 1983-04-13 |
GB2039785A (en) | 1980-08-20 |
US4339485A (en) | 1982-07-13 |
US4425176A (en) | 1984-01-10 |
DE2945154A1 (de) | 1980-05-29 |
NL184327B (nl) | 1989-01-16 |
DE2945154C2 (de) | 1986-11-13 |
NL184327C (nl) | 1989-06-16 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL7908237A (nl) | Drukgevoelige hechtmiddelprodukten en werkwijze voor de vervaardiging daarvan. | |
US6187432B1 (en) | Composite pressure sensitive adhesive | |
US5725923A (en) | Use of a strip of self-adhesive film for temporary bonds | |
JP5975414B2 (ja) | 表面保護フィルム | |
KR101750357B1 (ko) | 표면 보호 필름 | |
JP3877670B2 (ja) | 粘着テープ又はシート | |
CA2180434A1 (en) | Novel sheet material | |
KR20110104051A (ko) | 접착 용품의 제조 방법 | |
US7879420B2 (en) | Multi-layered liner, a multi-layered product which includes the release liner and a method for making the release liner | |
KR20000053155A (ko) | 미끄러짐 가능한 접착제를 갖는 물품 | |
US5674626A (en) | Release composition for printable linerless labels | |
NL8100594A (nl) | Scheidbare laminaatconstructie die niet kleverige restprodukten oplevert. | |
JP3116109B2 (ja) | 表面保護フィルム | |
WO2000056828A1 (en) | Wet surface adhesives | |
WO1995020633A1 (en) | Tear-resistant adhesive tape based on monoaxially oriented polyethylene | |
JP3411068B2 (ja) | 表面保護フイルム及びその製造方法 | |
JP6122465B2 (ja) | 互いに並行して配置されているラミネート剤ストリップを備えたスプライステープの使用、スプライステープ、該スプライステープを用いたスプライシング方法、及び該スプライステープを含む巻きロール | |
BRPI0713491A2 (pt) | método para produção de camadas delgadas de um silicone, e silicone delgado | |
JP2002221906A (ja) | 粘着ラベル | |
KR101777202B1 (ko) | 감온성 점착 테이프 | |
US20100055426A1 (en) | Multilayer adhesive tape | |
WO1996031347A1 (en) | Compostible laminate | |
JP3226639B2 (ja) | 剥離紙及びその製造方法 | |
US20050129963A1 (en) | Reduction of coefficient of friction for thermal addition curable solventless silicone release coating systems | |
JPH10147757A (ja) | タイヤ用粘着シート |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
SNR | Assignments of patents or rights arising from examined patent applications |
Owner name: LINTEC CORPORATION |
|
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 19970601 |