NL7907909A

NL7907909A - Hydraulische inrichting voor het bedrijven van een lift.

Info

Publication number: NL7907909A
Application number: NL7907909A
Authority: NL
Original assignee: Kombi Lift Montage Gmbh
Priority date: 1978-11-09
Filing date: 1979-10-29
Publication date: 1980-05-13
Also published as: DE2848541C2; US4317505A; FR2441574A1; GB2036871A; MX149121A; FR2441574B1; BE879900A; ES485747A1; GB2036871B; JPS5570698A; DE2848541B1; LU81864A1

Description

- 1 - ' ' » \

Hydraulische inrichting voor het bedrijven van een lift.

De uitvinding heeft betrekking op een voor het bedrijven van een lift dienende hydraulische inrichting, achter de zuiger waarvan scharnierend onderling verbonden drukor-ganen zijn geplaatst, waarvan het laatste drukorgaan een 5 glijdstuk heeft, dat is voorzien van een draagarm, waarmede het glijdstuk door een langsspleet van de wand van een cilinder loopt, die zich uitstrekt in de richting evenwijdig aan de bewegingsweg van het lastopneemorgaan, en waaraan het lastopneemorgaan is bevestigd.

10 Uit het Duitse Octrooischrift 22 58 065 is een hydrau lische inrichting voor het bedrijven van een lift bekend, waarbij de cilinder, waarin zich de zuiger beweegt, aan de zijde van de bodem in een kromming overgaat, waarop de cilinder aansluit, die zich uitstrekt in de richting evenwijdig 15 aan de bewegingsweg van het lastopneemorgaan. Een dergelijke hydraulische inrichting heeft, zoals de praktijk geleerd heeft, een groot nadeel, dat daarin moet worden gezien, dat bij het bedrijven van de lift in het gebied van de kromming van de ene cilinder tussen deze cilinder en de drukor-20 ganen betrekkelijk grote wrijving aanwezig is, waardoor de cilinders en drukorganen aan een te vroeg verslijten onderhevig zijn. Om dit nadeel te vermijden, is men er reeds toe overgegaan de afzonderlijke drukorganen te vervangen door een koord, die bestaat uit rubber elastisch materiaal. Een 25 dergelijk koord heeft echter eveneens een zeer beperkte levensduur wegens de wrijving tussen koord en cilinder.

Er is ook reeds een inrichting voor het aandrijven van een lift bekend, waarbij de scharnierendmet elkaar verbonden drukorganen aan êën zijde een voortlopende vertanding hebben, 30 waarin de tanden van een drijfwiel grijpen (Duits Octrooischrift 93 667). De drukorganen zijn daarbij bij het omkeren tussen een rail en een rol geleid,’zonder echter door bewe-gingskrachten te zijn belast. Ook bij deze inrichting treedt tussen de drukorganen alsmede de rail en de rol betrekkelijk 35 grote wrijving op.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag een _ hydraulische inrichting van de boven beschreven soort zodanig te verbeteren, dat de drukorganen op de omkeerplaats niet 7907909 it,

- '2 -V

meer aan wrijving zijn onderworpen.

Dit probleem wordt volgens de uitvinding opgelost, doordat de rechtlijnig lopende hydraulische cilinder en de aangrenzende rechtlijnig lopende cilinder aan de onder-5 einden open zijn en de drukorganen uit de beide cilinders naar omlaag hangen, de drukorganen een continue vertanding hebben en een tussen de beide cilinders draaibaar gelegerd tandwiel met zijn tanden bij het lopen door langsspleten in de wanden van de beide cilinders in de vertanding grijpt.

10 Bij het bedienen van de in de hydraulische cilinder ge voerde zuiger worden de in deze cilinder geleide drukorganen naar omlaag bewogen en daarbij gelijktijdig de in de aangren- ' zende cilinder geleide drukorganen met het lastopneemorgaan via het tandwiel naar boven bewogen. Het zakken van het last-15 opneemorgaan vindt plaats door het drukmedium uit de hydraulische cilinder te laten stromen, waardoor de drukorganen, die in de aangrenzende cilinder zijn geleid, door het gewicht van het lastopneemorgaan weer naar omlaag worden bewogen en daarbij de drukorganen, die in de hydraulische cilinder zijn 20 geleid, met de zuiger via het tandwiel worden terugbewogen.

De inrichting volgens de uitvinding vormt ten opzichte van de boven beschreven bekende inrichtingen in zoverre een vooruitgang dat de drukorganen op de omkeerplaats geen leiding meer nodig hebben, omdat zij uit de cilinders viij. hangen. 25 De tot nu toe bij het omkeren optredende wrijving tussen de cilinder en de drukorganen is daardoor geëlimineerd. De drukorganen zijn daarbij op eenvoudige wijze bij voorbeeld door middel van kabels, die door gaten van de drukorganen zijn geleid, met elkaar verbonden. Verder bestaat de mogelijk-30 heid in plaats van êén enkele streng van drukorganen er twee daarvan aan te brengen, en wel voor iedere cilinder ëén streng, die met zijn einde, dat uit telkens de cilinder is geleid, zijdelings bij voorbeeld op een trommel kan worden gewikkeld.

Een ander belangrijk voordeel van de uitvinding bestaat 35 daarin, dat het tussen de beide cilinders aangebrachte tandwiel kan worden aangedreven, wanneer de hydraulische aandrijving van de inrichting uitvalt. Verder kan de aandrijving van het tandwiel aanvullend bij de hydraulische aandrijving plaatsvinden, in welk geval de hydraulische cilinder alsmede 40 · de daarin 'geleide zuiger aanzienlijk kleinere dimensies kunnen 790 7 9 05 - 3 - hebben.

Een gunstige verdere uitwerking van de inrichting volgens de uitvinding bestaat daarin, dat de drukorganen aan de buitenzijde van de cilinders nog een ononderbroken 5 vertanding hebben en daarmede met twee draaibaar gelegerde, door langsspleten van de wand van de beide cilinders lopende tandwielen in ingrijping zijn, die met het tussen de beide cilinders aangebrachte tandwiel op dezelfde hoogte zijn aangebracht en door middel van een kettingaandrijving on-derling zijn verbonden.

Hiermede wordt bereikt, dat de drukorganen, die met het tussen de beide cilinders aangebrachte tandwiel in ingrijping zijn, hun axiale stand ten opzichte van de langsas van de cilinders en daarmede hun evenwijdige stand ten op-zichte van de wand van de cilinders behouden. Bij ingrijping van de drukorganen alleen met het middelste tandwiel treden wrijvingskrachten op aan de tegenover het middelste tandwiel liggende cilinderwanden, die door de aanbrenging van de buitenste tandwielen in verbinding met de kettingaandrijving wor-20 den opgeheven.

Een andere gunstige uitwerking van de inrichting volgens de uitvinding bestaat daarin, dat een rondsel van een aandrijf-motor met het tussen de beide cilinders aangebrachte tandwiel in ingrijping is.

Hierdoor kan zo nodig, bij voorbeeld bij het uitvallen van de hydraulische inrichting, de beweging in tegengestelde richting van de in de cilinders geleide drukorganen door de aandrijving van het tandwiel plaatsvinden, doordat dit voor het opheffen van het lastopneemorgaan in de richting van de wijzers van een uurwerk en voor het zakken van het lastopneem-orgaan in de richting tegen de wijzers van een uurwerk wordt gedraaid.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbee'ld een uitvoeringsvorm van de hydraulische inrichting volgens de uitvinding is weergegeven. Daarin toont: fig. 1 de inrichting in aanzicht, gedeeltelijk opengewerkt; fig. 2 een doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1 en fig. 3 een doorsnede volgens de lijn III-III van fig. 1 40 De hydraulische inrichting bestaat uit een rechtlijnige 790 7 9 09 -4- a, hydraulische cilinder 1, die aan het boveneinde door middel van een deksel 2 is gesloten en onder open is. Het deksel 2 heeft een doorlaatopening 3 voor het drukmedium. De cilinder 1 is aan de wand van een boven open kastvormig huis 4 5 bevestigd, dat op de schachtbodem vast is geplaatst. Met 5 is de zuiger van de cilinder 1 aangeduid, waarachter langwerpige drukorganen 6 zijn geplaatst. De drukorganen 6 hebben een cirkelronde omtreksvorm. Zij zijn door twee kabels 7,8 scharnierend met elkaar verbonden, die door langslopende ga-10 ten van de drukorganen 6 zijn geleid. Op een afstand van de cilinder 1 is nog een rechtlijnige, met 9 aangeduide cilinder aangebracht, die zich uitrstrekt in. de richting evenwijdig aan de bewegingsbaan van het lastopneemorgaan. De cilinder 9, die dezelfde binnendiameter als de cilinder 1 heeft, is even-15 eens aan een./wand van het huis 4 vast aangebracht en zoals de cilinder 1 onder open. De drukorganen 6 zijn aan de binnenwand van de cilinders 1,9 geleid en hangen onder uit de cilinders 1,9. Aan het van de zuiger 5 afgekeerde, laatste drukor- <r gaan 6 sluit nauwkeurig passend een glijdstuk 10 aan, dat is 20 voorzien van een draagarm 11. Het glijdstuk 10 loopt met de draagarm 11 door een met 12 aangeduide langsspleet in de wand van de cilinder 9. Met 13 is het lastopneemorgaan aangeduid, dat een kabine kan zijn en aan de draagarm 11 van het glijdstuk 10 is bevestigd. De drukorganen 6 hebben een ononderbroken ver-25 tanding 14. Met 15 is een tussen de cilinders 1,9 op de as 16 vast aangebracht tandwiel aangeduid, dat met zijn vertanding door een spleet 17 in de wand van de cilinder 1 en een spleet 18 in de wand van de cilinder 9 loopt en in de vertanding 14 van de drukorganen 6 grijpt. De drukorganen 6 hebben nog een 30 ononderbroken vertanding 19. Met 20,21 zijn twee tandwielen aangeduid, die op assen 22,23 vast zijn geplaatst. Het tandwiel 20 loopt door een langsspleet 24 in de wand van de cilinder 1 en grijpt met zijn tanden in de vertanding 19 van de drukorganen 6.’ Het tandwiel 21 loopt door een langsspleet 25 in de wand van 35 de cilinder 9 en grijpt met zijn tanden eveneens in de vertanding 19 van de drukorganen 6. De assen 22,23 van de tandwielen 20,21 lopen door de wand van het huis 4. Op de ten opzichte van het huis 4 uitstekende einden van de assen 22,23 zijn ketting-wielen 26,27 vast geplaatst, die zijn voorzien van een gelede 40 ketting 28. Het tandwiel 15 is in grijping met een rondsel 29, 7907909 'i - 5 - dat is gespied op de as 30 van een aandrijfraotor 31.

De inrichting functioneert als volgt.

Bij het bedienen van een schakelaar transporteert een in de tekening niet weergegenen pomp het drukmedium in de 5 cilinderruimte van de cilinder 1, waardoor de in de cilinder 1 gevoerde drukorganen 6 naar omlaag worden bewogen. Daarbij wordt het tandwiel 15 in de richting van de wijzers van een uurwerk gedraaid, waardoor de in de cilinder 9 geleide drukorganen 16 met het lastopneemorgaan 13 worden opgeheven. De 10 tandwielen 20,21 worden daarbij in de richting tegen de wijzers van een uurwerk gedraaid en garanderen op deze wijze, dat de met het tandwiel 15 in ingrijping zijnde drukorganen 6 hun axiale stand ten opzichte van de langsas van de wand van de cilinders 1,9 en daarmede hun evenwijdige stand aan 15 de wand van de cilinders 1,9 behouden. Het zakken van het lastopneemorgaan 13 vindt plaats door drukmedium uit de cilinderruimte te laten stromen, waardoor de in de cilinder 9 geleide drukorganen 6 door het gewicht van het lastopneemorgaan 13 naar omlaag worden bewogen. Daarbij wordt het tand-20 wiel 15 in de richting tegen de wijzers van een uurwerk gedraaid, waardoor de in de cilinder 1 geleide drukorganen 6 met de zuiger 5 weer worden terugbewogen. Ook bij deze handeling is door de tandwielen 20,21, die nu in de richting van de wijzers van een uurwerk worden gedraaid, veilig gesteld, 25 dat de met het tandwiel 15 in ingrijping zijnde drukorganen 6 hun axiale stand ten opzichte van de langsas van de wand van de cilinders 1,9 en daarmede hun evenwijdige stand aan de wand van de cilinders 1,9 behouden.

Ter ondersteuning van de hydraulische inrichting of 30 bij het uitvallen daarvan kan het tandwiel 15 door middel van de aandrijfmotor 31 via het rondsel 29 worden aangedreven, doordat het tandwiel 15 voor het opheffen van het lastopneemorgaan 13 in de richting van de wijzers van een uurwerk en voor het zakken van het lastopneemorgaan 13 in de richting 35 tegen de wijzers van een uurwerk wordt gedraaid.

-conclusies- 790 7 9 09

Claims

1. Hydraulische inrichting voor het bedrijven van een lift, achter de zuiger waarvan scharnierend met elkaar ver-vonden drukórganen zijn geplaatst, waarvan het laatste orgaan een glijdstuk heeft, dat is voorzien van een draagarm, 5 waarmede het glijdstuk door een langsspleet van de wand loopt van een cilinder, die zich uitstrekt in de richting evenwijdig aan de bewegingsweg van het lastopneemorgaan, en waaraan het lastopneemorgaan is bevestigd, met het kenmerk, dat de rechtlijnig lopende hydraulische ci-10 Under (1) en de aangrenzende rechtlijnig lopende cilinder (9) aan de ondereinden open zijn en de drukórganen (6) uit de beide cilinders (1,9) naar onder doorhangen, dat de druk-organen (6) een ononderbroken vertanding (14) hebben, en dat een tussen de beide cilinders (1,9) draaibaar gelegerd 15 tandwiel (15) met zijn tanden onder het passeren van langs-spleten (17,18) in de wanden van de beide cilinders (1,9) in de vertanding (14) grijpt.

2. Hydraulische inrichting, volgens conclusie 1, m e t 20 het kenmerk, dat de drukórganen. (6) aan de buitenzijde van de cilinders (1,9) nog een ononderbroken vertanding (19) hebben en daarmede in ingrijping zijn met twee draaibaar gelegerde, door langsspleten (24,25) van de wand van de beide cilinders (1,9) lopende tandwielen (20,21), 25 die met het tussen de beide cilinders (1,9) aangebrachte tandwiel (15) op dezelfde hoogte zijn aangebracht en door middel van een kettingaandrijving onderling zijn verbonden.

3. Hydraulische inrichting volgens conclusie 1 of 2, m e t 30 het kenmerk, dat een rondsel (29) van een aandrijf- motor (31) met het tandwiel (15) in ingrijping staat. 790 7 9 09