NL7907797A - Inrichting voor het bereiden van mortel of dergelijke. - Google Patents

Description

« Jr f i VO 8506

Inrichting voor het "bereiden van mortel of dergelijke.

De uitvinding "betreft een inrichting voor het bereiden van mortel of dergelijke met een, speciaal als bij voorkeur op poten staande silo uitgevoerde toevoerhouder en een doseer- en menginrichting voor de mortel of dergelijke, welke is 5 voorzien van een inlaatopening naar een transportworm, met welke opening die doseer- en menginrichting aan de uitlaatopening van de toevoerhouder met behulp van een bevestigingsinrichting of dergelijke aan te brengen is.

Dergelijke inrichtingen voor het bereiden van 10 mortel zijn reeds bekend. Uit de silo loopt daarbij de nog droge mortel of dergelijke naar de menginrichting, die is voorzien van een transportworm en dikwijls ook van een doseerworm of dergelijke voor het verder transporteren naar de feitelijke morfcel-aanmaakinrichting, waarin het water wordt toegevoegd. Daarenbo-15 ven is het ook mogelijk, het aanmaakvater reeds in de menginrichting toe te voegen.

Op grond van de verhoudingen van de afmetingen van de toevoerhouder en de steunpoten daarvan, alsmede verschillende terreinvormen op het werk, waar de inrichting moet wor-20 den opgesteld, kan het voorkomen dat de afvoeropening van de menginrichting lager ligt dan de houder, waar de gemengde mortel ingébracht moet worden. Het kan hierbij hetzij om een houder gaan, waarmee de reeds met water vermengde en aangemaakte mortel naar de toepassingsplaats gebracht wordt of om een houder van een in-25 richting waarin ook reeds het aanmaakvater toegevoegd wordt.

Speciaal in het laatste geval zijn er ook geen geïmproviseerde maatregelen mcgelijk, omdat in dat geval de randhoogte van de op-neemhouder vastligt. In vele gevallen is echter anderzijds een ongeveer horizontale opstelling van de menginrichting doelmatig 30' of gewenst, omdat in dat geval de zwaartekracht geen essentiele uitwerking heeft op de zich in de menginrichting bevindende mortel en het daar eventueel reeds aan toegevoegde water.

7907797 « * 2

Het zou nu denkbaar zijn, voor het verkrijgen van een grotere hoogte van. de afvoeropening van de menginrichting de steunpoten van.de silo te verlengen. Dit leidt echter tot het aanmerkelijke nadeel, dat hierdoor de stabiliteit van de 5 silo geringer wordt, terwijl er bij het transport van die silo problemen kannen optreden.

Met de uitvinding wordt derhalve een inrichting van de in de aanhef vermelde soort beoogd, waarbij ondanks betrekkelijk laag gelegen menginrichting desgewenst ook een op-10 neemhouder kan worden gevoed, waarvan de openingsrand hoger ligt, zonder dat daartoe, de steunpoten van de silo of dergelijke verlengd. behoeven te worden of de silo hoger geplaatst moet worden, dan wel de opneemhouder in een verlaagd terre-ingedeelte moet 'worden opgesteld.

15 De overeenkomstig de uitvinding voor ge stelde oplossing van dit probleem bestaat in hoofdzaak hierin, dat de bevestigingsinrichting is voorzien van een scharnier voor een zwenkbeweging van de menginrichting althans ten opzichte van het horizontale vlak, terwijl voorts is voorzien in een in hoofdzaak 20 buisachtig verbindingsstuk, waarvan de beide openingsranden liggen in vlakken, die een met de zwenkbeweging corresponderende hoek met elkaar insluiten. Hierdoor is het mogelijk, de gehele menginrichting te zwenken, zodat de afleveropening op een grotere hoogte komt te liggen. Daardoor is aanpassing aan verschil-25 lende omstandigheden mogelijk, doordat de menginrichting horizontaal doch ook schuinstaand gebruikt kan worden naar gelang of een hoger gelegen houder gevoed moet worden, dan. wel een lager gelegen houder gebruikt kan worden. Daarbij is het bijzonder voordelig, wanneer de scharnieras horizontaal ligt.

30 Een bijzonder doelmatige, nadere uitvoerings vorm volgens de uitvinding kan hierin bestaan, dat is voorzien in een buisstuk met een flens als aansluitelement voor de uitlaat opening van de silohouder, welk buisstuk aan zijn van de silo af gekeerde rand een bij voorkeur vast verbonden en daarmee over- 7907797

> V

3 eenstemmende, door middel ran het scharnier weg te zwenken klap-flens herat. Aan deze klapflens kan dan de menginrichting bevestigd worden, zodat de zwenkbeweging hiervan onbezwaarlijk mogelijk is. Wanneer de klapflens weggezwenkt wordt, wordt het 5 reeds genoemde, huisachtige verbindingsstuk tussengevoegd, zodat de gehele inrichting op dezelfde wijze als tevoren kan werken, slechts met dit verschil dat nu een zeker opwaarts transport van de mortel noodzakelijk is. Dit zal vooral het geval zijn, wanneer droge mortel in een inrichting voor het mengen en aan-10 maken moet worden getransporteerd. Dezelfde toepassing is echter eventueel ook mogelijk, wanneer de menginrichting zelf reeds voor het aanmaken van de mortel wordt gebruikt, doch een betrekkelijk grote, hoge houder gevuld moet worden.

Naast de mogelijkheid, het verbindingsstuk op 15 zijn beurt van flenzen te voorzien en te bevestigen aan de door het scharnier verbonden flenzen, kan het vooral doelmatig zijn, wanneer de via het scharnier met elkaar verbonden flenzen aan de naar elkaar toe gekeerde vlakken elk cirkelvormige, in hoofdzaak met elkaar overeenstemmende, bij voorkeur als afdichtvlak-20 ken gevormde verdiepingen of dergelijke bevatten, waarvan de binnendiameter even groot is als, of groter is dan de buitendiameter van de openingen van het verbindingsstuk. In dat geval kan namelijk dat verbindingsstuk zeer eenvoudig uitgevoerd zijn, omdat het tussen de beide uiteengeklapte flenzen ingeklemd kan worden.

25 De fixering van de van geval tot geval ingeno men zwenkstand van het seharnier kan op uiteenlopende wijzen geschieden en de nadere maatregelen voor verschillende uitvoeringsmogelijkheden hiervoor staan vermeld in de, achter onderstaande figuurbeschrijving volgende conclusies. Die conclusies 30 vermelden ook nadere uitwerkingen van andere aspecten van de uitvinding.

De uitvinding zal thans, onder verwijzing naar de tekening, waarin uitsluitend bij wijze van voorbeeld voor de uitvinding een uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding is 7907797 I 4 k weergegeven, nog nader worden toegelicht.

Fig. 1 is een aanzicht van de inrichting met horizontale menginrichting, waarbij met streeplijnen de gezwenkte stand is aangegeven; 5 fig. 2 is een zijaanzicht op vergrote schaal van. de bevestigingsplaats met het klapseharaier bij horizontale stand; fig. 3 is een bovenaanzicht van de bevestigings-elementen voor het verbinden van het aansluit stuk met de klap-10 flens; · fig. U is een aanzicht van het aansluitstuk en van het verbindingsstuk na het wegzwehken van. de. klapflens, waarbij met streeppuntlijnen de werkzame stand van dat verbindingsstuk aangegeven is terwijl het met getrokken lijnen naar 15 opzij verplaatst is weergegeven; fig.. 5 is een met fig. 2 overeenkomende afbeelding met gezwenkt klapscharnier; en fig. 6 toont de opstelling van bevestigings-plaatsen bij de toestand volgens fig. 5· 20 Een als geheel met het verwijzingscijfer 1 aan geduide inrichting voor het bereiden van mortel, pleisterspecie of dergelijke is voorzien van een op steunpoten 2 ondersteunde, als silo 3 uitgevoerde toevoerhouder en van een doseer- en menginrichting U, welke is uitgerust met de- inlaat 5 naar een, in 25 de tekening niet nader weergegeven, transportworm of dergelijke, met welke inlaat 5 die menginrichting aan de uitlaat 6 van de silo 3, met behulp van een willekeurige bevestigingsinrichting kan worden aangebracht. Een en ander is in fig. 1 te zien.

Ten einde rechtstreekse voeding van een machine 30 voor het aanbrengen van fijn pleisterwerk met droog materiaal te bereiken, van welke de machine de opneemhouder met zijn rand hoger ligt, dan de afleveropening 7 van de menginrichting U, is de bevestigingsinrichting voorzien van een scharnier 8 voor het zwenken van de menginrichting k althans ten opzichte van een in 7907797 5 * * het "bijzonder horizontaal vlak en is voorzien in een in hoofdzaak buisachtig verbindingsstuk 9 (vergelijk ook de figuren ^ en 5), waarvan de beide openingsranden 10 en 11 liggen in, een met de zwenkbeweging corresponderende hoek met elkaar insluitende 5 vlakken.

Dit is te zien in de figuren h en 5, doch ook in figuur 1 met streeplijnen aangegeven. Daarbij loopt de schar-nieras 12 horizontaal, waaruit de zwenkbaarheid van de aflever-worm, respectievelijk van de menginrichting in een verticaal 10 vlak volgt. Uit figuur 1 valt voorts op te maken, dat op deze wijze de afleveropening J een grotere hoogte kan bereiken zodat ook aan hogere houders afgeleverd kan worden.

Bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. is voorzien in een buisstuk met een flens th als aansluitelement 19 of aansluitstuk 13 voor de uitlaatopening 6 van de silohouder 3, welk aansluitelement of aansluitstuk 13 aan zijn van de silo 3 af gekeerde rand is voorzien van een verdere, bij voorkeur vast verbonden flens 15 of dergelijke koppelingsplaats, èn van een, daarmee in hoofdzaak overeenstemmende, door middel van het schar- 20 nier 8 weg te zwenken klapflens 16 of dergelijke. Warneer nu de menginrichting h, op hieronder nog nader te beschrijven wijze aan de klapflens wordt gekoppeld, kan die menginrichting op de gewenste wijze om de scharnieras 12 gezwenkt worden, waarbij na het zwenken een verbindingsstuk 9 tussen de flenzen 15 en 16 25 ingevoegd kan worden.

De via het scharnier 8 met elkaar verbonden flenzen 15 en 16 hebben daarbij, bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, aan de naar elkaar toe gekeerde vlakken volgens de figuren U en 5 elk cirkelvormige, met elkaar in hoofdzaak over-30 eenstemmende, bij voorkeur als afdichtvlakken dienst doende verdiepingen 17 of dergelijke, waarvan de binnendiameter even groot is als, of groter is, dan de buitendiameter van de openingen 10 en 11 van het verbindingsstuk 9· Daardoor kan dit verbindingsstuk 9 in vorm aansluitend in de hoekopening tussen de uiteen- 7907797 i % 6 geklapte flenzen 15 en 16 dicht ingevoegd worden en glijdt ook niet uit deze stand weg op grond van een tussen "beide flenzen uitgeoefende klemkracht. Een dergelijke klemkracht is namelijk noodzakelijk, om de flenzen in de gezwenkte stand te fixeren.

5 Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. k zijn aan het, op de silo 3 of dergelijke houder aan te sluiten aansluitstuk 13 of de aansluitstomp en aan de zwenkhare klapflens 1.6, alsmede hij voorkeur ook aan het verbindingsstuk 9 bevesti— gingsplaatsen aangebracht voor het fixeren van de stand, waarin 10 de klapflens 16 omlaag gezwenkt is en. het verbindingsstuk 9 is ..... ingezet, in het bijzonder in te klemmen is. Duidelijk zijn de bevestigingsplaatsen 18 aan het aansluitstuk 13 te zien, een bevestigingsplaats 19 aan de klapflens t6, alsmede bevestigings-plaats 20 aan het verbindingsstuk 9.

15 In figuur 2 zijn b,v.. de bevestigingsplaatsen 18 en 19 verbonden,, terwijl de klapflens rechtstreeks aan ligt tegen de flens 15- In de figuren k en 5 is de flens 16 neergeklapt en zijn de bevestigingsplaatsen 18 en 20 Enerzijds, alsmede een verdere bevestigingsplaats 21 aan het. verbindingsstuk 9 en de 20 bevestigingsplaats 19 van de klapflens 16 met elkaar verbonden.

De klapflens 16 heeft daarbij verdere bevestigingsplaatsen, in het bijzonder schroefgaten 22 of dergelijke, voor aansluiting van een aansluitflens 23 op de intree-opening 5 van de menginrichting 1* (vergelijk figuur 5). De hevestigings-25 plaatsen 20 aan het verbindingsstuk 9 doen dienst, voor de verbinding met het aansluitstuk 13', hetgeen in de figuren k en 5 weergegeven is.

Uit de figuren 3 en 6 blijkt daarbij, dat de bevestigingsplaatsen en bevestigingselementen voor het verbin-30 den van het aansluitstuk en van het verbindingsstuk ongeveer aan de tegenover het scharnier 8 gelegen zijde aangebracht zijn, aangezien immers het scharnier 8 zelf ook een verbindingselement tussen de flenzen 15 en 16 vormt.

Als bevestigingselementen zijn bij het weerge- 7907797 • *- % τ geven uitvoeringsvoorbeeld spanhaken 2b of der gelijke hij voorkeur stijve trekmiddelen, toegepast, die op daarvoor geschikte uitsteeksels en/of ogen als bevestigingsplaatsen 18, 19s 20 en 21 kunnen aangrijpen» Daardoor is bijzonder snelle montage van 5 het verbindingsstuk 9» “bij een tegelijkertijd dichte verbinding tussen silo 3 en menginrichting b mogelijk.

Het verbindingsstuk 9 is volgens figuur 5 via een dergelijk verbindingselement 2b met de klapflens 16, en het aansluitstuk 13 is via verdere bevestigingselementen 2b met 10 het verbindingsstuk 9 losneembaar te koppelen.

Overeenkomstig de figuren 3 en 6 zijn de tegen elkaar te klappen flenzen 15 en 16 rond en hebben met elkaar overeenkomende aangevormde gedeelten 25 voor de, door middel van de scharnieras 12 te verbinden scharnierdelen.

15 Opgemerkt wordt, dat een aantal verbindingsstuk ken 9 voor uiteenlopende zwenkhoeken toegepast kan worden. Bij voorkeur zal immers telkens slechts de geringst mogelijke zwenk-hoek worden gekozen, ten einde zo gering mogelijke zwaarte-krachtinvloeden te hebben.

20 Als verbindingsstuk 9 kan een hochtstuk of dergelijke worden toegepast, waarbij, bij het weergegeven uit-voeringsvoorbeeld, twee rechte buisstukken onder verstek met elkaar verbonden zijn. De versteklijn 26 loopt hierbij ongeveer volgens de bisectrice tussen de beide openingen 10 en 11. Dit 25 leidt tot bijzonder eenvoudige vervaardiging, aangezien de beide buisstukken, welke het verbindingsstuk 9 vormen, praktisch identiek uitgevoerd kunnen zijn.

Het klapscharnier 8 is overeenkomstig een essentieel kenmerk volgens de uitvinding aan die zijde van de flenzen 30 15 en 16 aangebracht, welke in de richting van de uit laat 7 van de aan te sluiten menginrichting gekeerd is. Bijzonder voordelig is het, wanneer zich het scharnier 8 ongeveer boven het gebied van het zwaartepunt van de menginrichting b bevindt. In dat geval is namelijk voor het zwenken een geringe kracht nodig, zodat geen 7907797 % 8 noemenswaardige hulpmiddelen noodzakelijk zijn. Ook worden de bevestigingselementen dan slechts in geringe mate belast.

Als geheel is aldus een inrichting verkregen, waarbij aanpassing van de afleverworm voor het transport van 5 de mortel of pleister specie uit een silo naar een machine voor het opbrengen van fijn pleisterwerk of dergelijke op zeer eenvoudige wijze aangepast kan worden aan verschillende machineforma-ten, zonder dat het daartoe nodig is de, speciaal in gevulde toestand zware, silo te verstellen of b-.v. in lengte verander-10 bare silosteunpoten toe te passen. Daarbij is de constructie voor het. bereiken van deze aanpassingsmogelijkheid van de afleverope-ning T op verschillende hoogten eenvoudig en gemakkelijk te bedienen.

Alle in de beschrijving, de conclusies en de 15 tekening weergegeven bijzonderheden en eonstruetiedetails kunnen zowel afzonderlijk als in willekeurige combinatie met elkaar van essentieel belang voor de uitvinding zijn.

7907797

Claims (13)

1. Inrichting voor het bereiden, van mortel of dergelijke, met een, in het bijzonder als bij voorkeur op steun-poten staande silo uitgevoerde, toevoerhouder met een doseer-en menginrichting voor de mortel of der gelijke, welke een in-5 laatopening naar een transportwom bevat, met welke, opening die doseer- en menginrichting op de uitlaatopening van de toevoerhouder met behulp van een bevestigingsinrichting of dergelijke aan te brengen is, met het kenmerk, dat die bevestigingsinrichting een scharnier (8) voor een zvenkbeweging van de meng-10 inrichting (¾) ten minste ten opzichte van een horizontaal vlak bevat, terwijl is voorzien in een in. hoofdzaak buisachtig verbindingsstuk (9), waarvan de beide openingsranden zich bevinden in vlakken, welke een met de zwenkheveging corresponderende hoek met elkaar insluiten.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het ken merk, dat de scharnieras (12) horizontaal verloopt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat is voorzien in een buisstuk met een flens (ll·) als aansluitelement (13) voor de uitlaatopening (6) van de silo-20 houder (3), welk buisstuk aan zijn van de silo (3) af gekeerde rand is voorzien van een bij voorkeur vast verbonden flens (15) en een hiermee in hoofdzaak overeenstemmende, door middel van het scharnier (8) wegzwenkbare klapflens (16) of dergelijke. 1*. Inrichting volgens tenminste een der voorgaande 25 conclusies, met het kenmerk, dat de via het scharnier (8) met elkaar verbonden flenzen (15 en 16) aan de naar elkaar toe gekeerde vlakken elk cirkelvormige, met elkaar in hoofdzaak overeenstemmende, bij voorkeur als afdichtvlakken gevormde verdiepingen (17) of dergelijke bevatten, waarvan de hinnendiameter 30 gelijk is aan of groter is dan de buitendiameter van de openin-gen (10, 11} van het verbindingsstuk (9). 7907797

5. Inrichting volgens tenminste een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan het silo (3) of dergelijke aan te sluiten aansluit stuk (13)of -stomp en aan de zwenkbare klapflens (16) alsmede hij voorkeur ook aan het verbindingsstuk 5 (9) is voorzien in b©vestigingsplaatsen voor het fixeren van de stand, waarin de klapflens (16) omlaag gezwenkt is, en het verbindingsstuk (9) ingezet is in het bijzonder in te klemmen is.

6, Inrichting volgens tenminste een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de klapflens (16) is voorzien 10 van verdere bevestigingsplaatsen, in het bijzonder schroef gaten . (22) of dergelijke, voor hek aansluiten van een aansluitflens (23) op de intreeopening (5) van de menginrichting (^). T· Inrichting volgens tenminste een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ook aan het verbindingsstuk (9) 15 is voorzien in bevestigingsplaatsen (20) of dergelijke, ter verbinding met het aansluitstuk (13). 8. · Inrichting volgens tenminste een. der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bevestigingsplaatsen en de bevestigingselementen voor het verbinden, van het aansluitstuk 20 en het verbindingsstuk ongeveer aan de tegenover het scharnier (8) gelegen zijde aangebracht zijn.

9. Inrichting volgens tenminste een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat als bevestigingselementen is voorzien in spanhaken (2k)t bij voorkeur stijve of starre trek- 25 middelen, welke op daarvoor geschikte uitsteeksels en/of ogen als bevestigingsplaatsen (18, 19, 20, 21) aangrijpen.

10. Inrichting volgens tenminste êên der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verbindingsstuk via een bevestigingselement {2b) met de klapflens (1.6) en het aansluit- 30 stuk (13) via verdere bevestigingselementen (2^) met het verbindingsstuk (9) losneembaar te koppelen is.

11. Inrichting volgens tenminste een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tegen elkaar te klappen flenzen (15, 16) rond zijn en zijn voorzien van met elkaar overeen- 7907797 stemmende aanzetstukken (25) "voor de door de scharnieras (12) te vertinden scharnierdelen.

12. Inrichting volgens tenminste een der voorgaan de conclusies, met het kenmerk, dat is voorzien in een aantal 5 verbindingsstukken voor onderling verschillende zvenkhoeken.

13- Inrichting volgens tenminste een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat als verbindingsstuk (9) is voorzien in een bochtstuk of dergelijke, waarbij in het bijzonder twee rechte buis stukken onder verstek met elkaar verbon-10 den zijn.

14- Inrichting volgens tenminste een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de versteklijn (26) op de bisectrice tussenbeide openingen (10, 11) ligt.

15. Inrichting volgens tenminste êén der voorgaande 15 conclusies, met het kenmerk, dat het klapscharaier (8) aan die zijde van de flenzen (15, 16) aangebracht is, welke in de richting van de uitlaat (7) van de er op aan te sluiten menginrich-ting gekeerd is.

16. Inrichting volgens tenminste êên der voorgaan-20 de conclusies, met het kenmerk, dat het scharnier (8) ongeveer boven het gebied van het zwaartepunt van de menginrichting (¼) ligt. 7907797