NL7907586A - Beitelhouder. - Google Patents

Description

. * - 1 - β529 • “— ——-' " " ' — 1 1 '““' ' 11 11

Beitelhouder.

De uitvinding heeft "betrekking op een "heit elhouder, meer in het "bijzonder opsluitmechanisme met een bvulstuk, dat wordt gebruikt om een snijplaatje op zijn plaats in een vaste of draaibare beitel— houder te bevestigen, 5 Vele beitelhouders, slijpkoppen en dergelijke zijn ingericht voor het aan een einde opnemen van een hoekig snijplaatje, d.w.z. j aan de omtrek van de beitelhouder of de slijpkop. Snijplaat je s, welke ; voor dat doel zijn vervaardigd, kunnen zijn voorzien van een midden-• opening, zodat zij geklemd kunnen wordentussen tenminste eenpen en 10 een zijwand, welke zich in het steunlichaam bevindt.

Bij, het gebruik van hoekige snijplaatjes is het gewenst, dat dit geïndexeerd, omgedraaid en vervangen kan worden, Yoor de bediener van de machine bestaat dus de noodzaak, dat deze snel en doelmatig een snijplaatje kan indexeren of vervangen, wanneer dit versleten is.

15 Verschillende voorbeelden van beitelhouders. of slijpkoppen, waarin een snijplaatje kamorden geklemd, zijn terug te vinden in de Amerikaanse octrooischriften 3.238.'6Q0j 3-310.859 en 3.788.625· Andere soorten gereedschaphouders zoals ruimers, zijn besn.hreven in de Amerikaanse octrooischriften Re 28.239; 3.656.220 en 3.103.736.

20 Hoewel de in de bovenbedoelde octrooischriften weergegeven maatregelen een antwoord geven op het in de industrie bestaande, probleem, bestaat anderzijds toch.de behoefte aan een Betrouwbare opsluiting met een ‘'.vulstuk, welke gemakkelijk, doelmatig en niet al te duur te verwezenlijken is.

25 Volgens, de uitvinding bestaat de ondersteuning uit een lichaam met tenminste een uitsparing, welke zich vanaf de omtrek’ naar binnen toe uitstrekt. Deze uitsparing heeft een naar binnen liggende achterwand, alsmede een voorwand, welke in hoofdzaak evenwijdig daaraan loopt. Bedoelde achter- en voorwand begrenzen de bodem van de. uitspa- 30 - ring en welke zich tussen die wanden uit strekt.

De breedte van de bodemwand is zodanig, dat een "walpstuk in de uitsparing gezet kan worden met de achterzijde, steunend tegen de 790 75 86 $ .. * 2 achterwand van die uitsparing en. waarbij doelmatig de zijde evenwijdig loopt aan de bodemwand van die uitsparing.

Behalve het vulstuk kan ook een zijde van heb snijplaatje op de bodem van de uitsparing rusten en wel aan de voorkant van het vul-5 stuk. Dit vulstuk heeft een uitsteeksel, dat aan de voorzijde naar buiten reikt en kan samenwerken met de middenopening in het snijplaat-

Dwars door de bodemwand van de uitsparing loopt een pen, welke gelegen is nabij de voorwand van de uitsparing, en aldus een zijde 10 van het snijplaatje kan steunen. In het mechanisme bevinden zich mid delen voor het gelijktijdig bewegen van het vulstuk ten opzichte van de bodemwand van de uitsparing en de pen, zodat het snijplaatje tussen het vulstuk, de bodemwand en de pen kanrrorden ingeklemd.

De middelen voor het doen bewegen van het vulstuk bestaan, uit 15 een. schroefdraador gaan, waarvan het «me einde kan samenwerken met de beitelhouder en een. steuneinde, dat verbonden is met het vulstuk.

Bij voorkeur heeft het van schroefdraad voorziene orgaan aan de ein-den tegengestelde schroefdraden en vormt gemonteerd een scherpe hoek met de bodem van de uitsparing in het steunlienaam.

20 Het van schroefdraad voorziene orgaan zal, wanneer dit in een bepaalde richting wordt gedraaid het vulstuk gelijktijdig binnenwaarts ten opzichte van het snij lichaam bewegen, en naar omlaag gericht naar de bodemwand van de uitsparing. Wanneer bedoeld orgaan in tegengestelde zin wordt gedraaid, zal het vulstuk radiaal naar 25 buiten worden bewogen,ten opzichte van het midden -Tan het snij lichaam en naar omhoog ten opzichte van de bodemwand. van de uitsparing.

Verdere bijzonderheden van de uitvinding worden onder verwijzing naar de tekening nader toegelicht. Daarin toont: figuur 1 een bovenaanzicht van een frasekop volgens de uit-30 vinding·, figuur 2 een zijaanzicht van de frasekop volgens figuur 1; figuur 3 een aanzicht, gezien in de richting van dé pijlen III.-Ill van figuur 2; figuur 4 een zijaanzicht van het vulstuk volgens de uitvinding; 35 . figuur 5 een uitvoeringsvorm van de middelen voor het doen 790 75 86 3 bewegen van bet vulstuk volgens de uitvinding; figuur 6 een bovenaanzicht van het vulstuk volgens figuur U; figuur 7 een aanzicht in de richting van de pijlen VII-VII van figuur 6; en 5 figuur 8 een doorsnede over de lijn YIII-VIII van figuur 2.

In de tekening is door 10 een bovenaanzicht weergegeven van een frasekop, dat een indexeerbaar steunlichaam voor snijgereedschap vormt. Het steunlichaam kan ook een enkelvoudige beitelhouder zijn, ander gereedschap, zoals ruimer, enz», doch in het onderhavige geval 10 wordt de uitvinding besproken met betrekking tot een frasekop.

Op het ondersteuningslichaam 10 bevinden zich een aantal snij-plaatjes 12 en vulstukken of vullichamen 1U. De frasekop 10 wordt gedraaid in de richting van de- weergegeven pijl en heeft aan de buitenomtrek een spaanafvoerende ruimte. Voorts is aan de buitenomtrek van

Q

15 het lichaam 10 een aantal uitsparingen aanwezig, elk met een naar binnen liggende achterwand 18 en een in hoofdzaak evenwijdig daaraan verlopende, naar binnen gerichte voorwand 20.

De achterwand 18 en de voorwand 20 begrenzen een bodemwand 22, welke zich tussen die wanden 20 en 18 uit=?strekt. De bodemwand 20 22 is zodanig bemeten, dat daarin een vulstuk 1¼ en een snijplaatje 12 kan worden opgenomen, terwijl deze steunen op de bodemwand 22.

Zoals blijkt uit figuur 2 is het snij lichaam met de uitsparing 16 en het snijplaatje 12 gemonteerd aan de omtrek van de frasekop 10.

Het vulstuk 1¼ steunt tegen de achterwand 18 van de uitsparing, ter-25 wijl een zijde van het snijplaatje 12 steunt op 'een pen 2*f-.Deze pen 2b reikt radiaal in het steunlichaam 10 en ondersteunt een zijwand van het vulstuk 14.

De klemwerking blijkt uit figuur 3. De pen 2b is gemonteerd in de bodemwand van de uitsparing 26 en steunt een zijde van het vul-30 stuk 1U.

Het van schroefdraad voorziene element 28 is met het ene einde verbonden met het snijlichaam 10 en vormt een scherpe hoek met de bodemwand 22 van de uitsparing 26. Het andere einde van het van schroefdraad voorziene element 28is verbonden met het vulstuk 1¼. Dit vulstuk 35 1U is rechthoekig van vorm en het van schroefdraad voorziene element 790 75 86 1+ loopt diagonaalsgewijs door dit vulstuk en vormt een scherpe hoek met de bodemwand 22 van de uitsparing 26.

Zoals "blijkt uit figuur 5 hebben de einden van het element 28 een tegengestelde schroefdraad, zodat door verdraaiing van dit element 5 28 in de ene richting het vulstuk ll+ gelijktijdig van de bodemwand 22 en de pen 2b af beweegt. Verdraaiing in de andere richting van dat element 28 is de oorzaak, dat het vulstuk 1¼ naar de bodemwand 22 en de- pen 2b beweegt.

Zoals blijkt uit figuur 1+ heeft het vulstuk lU een boring 30 10 welke van schroefdraad is voorzien voor het opnemeh van het van schroef draad voorziene "element 28.

Het vulstuk 1U heeft een uitsteeksel 32 op het voorvlak 3U terwijl de achterwand 36 in. contact gebracht kan worden met de achterwand 18 van de uitsparing 26. Het uitsteeksel 32 reikt in een middenopening 15 van het snijplaatje 12 en. loopt tot over de breedte van het snij- plaatje 12 door.

Zoals blijkt uit figuur 5 heeft het element 28 vanctegenge st èl de schroefdraad 38 en 1+0 voorziene einden. Bijv. is de schroefdraad 38 een rechte schroefdraad en de. schroefdraad 1+0 een linkse .schroefdraad, 20 Zoals uit figuur 6 blijkt, is het'vulstuk rechthoekig van vorm met een naar boven gericht uitsteeksel 32. De boring 30 loopt 'diagonaalsgewijs door het vulstuk 1l+ heen en eindigt in. een rand 1+2 vanlhet vulstuk ll+.

Zoals uit figuur 7 blijkt heeft het uitsteeksel. 32 van. het vul— 25 stuk 11+ een verbreed gedeelte 1+1+, waaruit duidelijk blijkt, dat de boring 30 naar omlaag door het vulstuk 11+ heenloopt.

In figuur 8 is. een gedeelte van de frasekop weergegeven met ingeschroefd element 28 9 terwijl het andere einde van het element 28 verbonden is met het vulstuk. 11+, waarbij het uitsteeksel 32 gelegen isr 30 in de middenopening van hét snijplaatje 12'. Door 22 is de bodemwand van de uitsparing 26 weergegeven.

Wanneer, zoals blijkt uit figuur 3, het van schroefdraad voorziene element wordt gedraaid, zal het uitsteeksel 32 van het vulstuk.

Il+ gelijktijdig het snijplaatje 12 van de bodemwand 22 buitenwaarts 35 ten opzichte van de pen 2l+ bewegen. Door draaiing Γη de andere zin 790 7 5 86 5L ^ 5 zal tiet uitsteeksel 32 van het vulstuk 14 het snij plaat je 12 gelijktijdig naar de bodemwand 22 en de pen 2^ toe bewegen. Het uitsteeksel 32 kan in de richting van de bodemwand 22 en de pen 2k wordt bewogen, totdat de zijden van het plaatje 12 tegen de bodemwand 22 en de pen 5 2k aankomen. Op dat moment is het snijplaatje ingeklemd tussen het uitsteeksel 32 van de pen 1¾ en de bodemwand 22 van de uitsparing 2alsmede de pen 2k} welke in het snijlichaam 10 is gemonteerd. Ih plaats van een pen 2k kunnen ook andere middelen zijn toegepast, welke dwars op de bodemwand van de uitsparing verlopen en zich bevinden 10 nabij de voorwand, teneinde de zijde van het snijplaatje te kunnen vastklemmen.

790 75 86

Claims (3)

1. Gereedschaphouder, "bestaande uit een lichaam met- tenminste een uitsparing, welke binnenwaarts ten opzichte van de omtrek is gericht, welke uitsparing een naar binnen gerichte achterwand alsmede 5 een daaraan evenwijdig lopende voorwand heeft, welke wanden de bodem van die uitsparing begrenzen, een vulstuk in die uitsparing aanwezig is met een achterzijde, welke aanligt tegen bedoelde achter- ... wand enJ&ardoor wordt gesteund, welkcvulstuk een voorzijde heeft, welke in hoofdzaak evenwijdig loopt aan de achterzijde, met het ken-10 merk, dat het vulstukr.aan de voorzijde een uitsteeksel heeft, dat kan samenwerken met een middenopening van het shijplaatje, een pen dwars door de bodemwand heenloopt en gelegen is nabij bedoelde voorwand, zodat een zijde van het snijplaatje kan worden ingeklemd, ter= wijl voorts middelen aanwezig zijn voor het gelijktijdig bewegen van 15 het vulstuk ten opzichte van de bodemwand en de pen, zodat Het snij plaatje tussen het vulstuk, de bodemwand en de pen kan worden geklemd.

2. Snijgereedschap volgens conclusie 1, met het kenerk, dat de middelen voor het doen bewegen van het vulstuk bestaan uit een van schroefdraad voorzien orgaan, waarvan het ene einde verbonden is 20 met het snij lichaam en het over liggende einde met het vulstuk.

3. Snijgereedschap volgBns conclusie 2, met het kenmerk, dat het van schroefdraad voorziene orgaan in gemonteerde toestand een scherpe hoek maakt met cb bodem van de uitsparing. 1+. Snij gereedschap volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat 25 de einden van het van schroefdraad voorziene lichaam een tegengestelde schroefdraad bezitten. 790 7 5 86