NL7906966A - Transmissieregelstelsel voor automatische transmissie. - Google Patents

Transmissieregelstelsel voor automatische transmissie. Download PDF

Info

Publication number
NL7906966A
NL7906966A NL7906966A NL7906966A NL7906966A NL 7906966 A NL7906966 A NL 7906966A NL 7906966 A NL7906966 A NL 7906966A NL 7906966 A NL7906966 A NL 7906966A NL 7906966 A NL7906966 A NL 7906966A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
signal
gear ratio
logic
signals
circuit
Prior art date
Application number
NL7906966A
Other languages
English (en)
Other versions
NL183669C (nl
NL183669B (nl
Original Assignee
Borg Warner
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Borg Warner filed Critical Borg Warner
Publication of NL7906966A publication Critical patent/NL7906966A/nl
Publication of NL183669B publication Critical patent/NL183669B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL183669C publication Critical patent/NL183669C/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H61/00Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing
    • F16H61/04Smoothing ratio shift
    • F16H61/0437Smoothing ratio shift by using electrical signals
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60WCONJOINT CONTROL OF VEHICLE SUB-UNITS OF DIFFERENT TYPE OR DIFFERENT FUNCTION; CONTROL SYSTEMS SPECIALLY ADAPTED FOR HYBRID VEHICLES; ROAD VEHICLE DRIVE CONTROL SYSTEMS FOR PURPOSES NOT RELATED TO THE CONTROL OF A PARTICULAR SUB-UNIT
    • B60W2510/00Input parameters relating to a particular sub-units
    • B60W2510/10Change speed gearings
    • B60W2510/105Output torque
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H59/00Control inputs to control units of change-speed-, or reversing-gearings for conveying rotary motion
    • F16H59/14Inputs being a function of torque or torque demand
    • F16H2059/148Transmission output torque, e.g. measured or estimated torque at output drive shaft
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H61/00Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing
    • F16H2061/0075Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing characterised by a particular control method
    • F16H2061/0078Linear control, e.g. PID, state feedback or Kalman
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H59/00Control inputs to control units of change-speed-, or reversing-gearings for conveying rotary motion
    • F16H59/14Inputs being a function of torque or torque demand
    • F16H59/16Dynamometric measurement of torque
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16HGEARING
    • F16H61/00Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing
    • F16H61/02Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing characterised by the signals used
    • F16H61/0202Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing characterised by the signals used the signals being electric
    • F16H61/0204Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing characterised by the signals used the signals being electric for gearshift control, e.g. control functions for performing shifting or generation of shift signal
    • F16H61/0213Control functions within control units of change-speed- or reversing-gearings for conveying rotary motion ; Control of exclusively fluid gearing, friction gearing, gearings with endless flexible members or other particular types of gearing characterised by the signals used the signals being electric for gearshift control, e.g. control functions for performing shifting or generation of shift signal characterised by the method for generating shift signals

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Control Of Transmission Device (AREA)

Description

* t <
Eorg-Waraer Corporation, te Chicago, Illinois, Verenigde Staten van Amerika
Transaissieregelstelsel voor automatische transmissie
Bij de techniek van automatische transmissie is reeds lang aanzienlijke aandacht gericht op het verbeteren van de kwaliteit van een schakelen of veranderen in overbrengingsverhouding, verkregen bij een automatisch transmissiestelsel. Een overschakelen van te korte duur geeft 5 het voertuig een grote versnelling of vertraging, waardoor een waarneem» bare schok wordt gevormd, welke bezwaarlijk is. Indien de schakeltijd zich uitstrekt over een te lange periode, worden de frictie-elementen van de transmissie onderworpen aan ontoelaatbare slijtage en bovendien geeft het schakelen een onplezierig gevoel. In het algemeen wordt optimam scha» 10 belkwaliteit uitgevoerd met een schakeltijdsduur ergens tussen te lang en te kort schakelen. Een behandeling daarvan is beschreven door F.J. Winchell en V.D. Boute in "Batio Changing the Passenger Car Automatic Transmission", Chapter 10 in the SAE publication "Design Practices--Passenger Car Automatic Transmissions, Copyright by the Society of 15 Automotive Engineers, Inc. 1973. In'het bijzonder tonen figuren 21 en 25 van deze verhandeling snelheids», koppel» en drukvariaties gedurende een automatisch opschakelen en een automatisch terugschakelen.
Aanzienlijk onderzoek is uitgevoerd voor de effectieve regeling van het schakelen zelf en in het bijzonder voor het vergroten 20 van de schakelkvaliteit door het vormen van een gesloten lusstelsel, waarbij een koppelsignaal wordt gebruikt voor het regelen van de verandering van de overbrengingsverhouding tijdens het opschakelen. Details van het terugkoppelstelsel, waarbij gebruik wordt gemaakt van de koppeltransduc-tor en de betreffende logische signalen, zijn beschreven in het Ameri-25 kaanse oetrooischrift 4.031.782. Verder werd dit basisregelstelsel ver-betered voor het vormen van een regeling van een frictie naar frictie terugschakelen, buiten de opschakelregeling, zoals in het bovengenoemde oetrooischrift is aangegeven. Deze verbeterde inrichting ziet men in het Amerikaanse oetrooischrift 4.102.222.
7906966 * f h
X
2
Extra werk is uitgevoerd ten aanzien van overbrengings-verhoudingsverandering in een automatische transmissie, uitgaande van de stelsels volgens de bovengenoemde Amerikaanse octrooischriften. Natuurlijk zou de rechtstreekse oplossing zijn om de stelsels volgens die octrooi-5 schriften uit te voeren mét een afzonderlijke regelinrichting voor elk opschakelen en elk terugschakelen. Dit voert echter tot het aanbrengen van een groot aantal ketens, velke vrijvel identiek zijn, maar slechts kunnen worden gebruikt bij een bepaald opschakelen of terugschakelen. Aldus is een aanzienlijke poging ondernomen voor het verkrijgen van een optimum 10 verhouding tussen het aantal overtollige ketens en de toename van ingewikkelde logika volgend op het verminderen van het aantal ketens.
Het is aldus een eerste doel van de uitvinding te voorzien in een efficient, goedkoop regelstelsel voor het regelen van de overbrengings-verhoudingsveranderingen in een automatische transmissie, waar vele ver-^ houdingen moeten worden toegepast en zovel het opschakelen als het terugschakelen moet worden geregeld.
Een ander belangrijk doel van de uitvinding is te voorzien in een werkwijze voor het vergelijken van de optredende overbrengings-verhouding met de gewenste overbrengingsverhouding en bij verschil tussen 20 de werkelijke en de gewenste verhoudingen de vergelijking te onderbreken terwijl een verhoudingsverandering wordt uitgevoerd, waarna het vergelijken opnieuw wordt uitgevoerd.
Een verder doel van de uitvinding is te voorzien in zulk een stelsel met grootste eenvoud en rendement, door toewijzing van ketens, 25 welke dan worden gebruikt voor het regelen van een overbrengingsverhoudings-verandering en daarna de toegewezen ketens vrij te geven en de vergelijkingsfunctie opnieuw uit te voeren.
Een transmissieregelstelsel volgens de uitvinding is geschikt voor het regelen van overbrengingsverhoudingsveranderingen bij een 20 automatische transmissie met een aantal verhoudingen, gekoppeld tussen een motor en een mechanische uitgangsdrijfverbinding. Het stelsel omvat een schakelpuntcomputer, verbonden voor het ontvangen van ingangsinformatie omvattende vereist koppel en tenminste een indicatie van een automatische 35 transmissie-uitgangsparameter, zoals een drijflijnkoppel en voor het leveren van een uitgangssignaal voor bet aangeven van de gewenste overbrengings- 7906966 * * \ * 3 verhouding van de transmissie. Een toezichtregelinrichting is aangesloten voor het ontvangen van het uitgangssignaal uit de sehakelpuntcomputer en om dat uitgangssignaal te vergelijken met een statussignaal voor het aangeven van de werkelijke overbrengingsverhouding. Wanneer het statussig-5 naai verschilt van het gewenste overbrengingsverhoudingssignaal geleverd door de sehakelpuntcomputer, onderbreekt de toezichtregelinrichting de vergelijking van signalen, vijst bepaalde componenten aan voor vel of niet gebruik bij deze verhoudingsverandering en levert regelsignalen naar de automatische transmissie voor het uitvoeren van de gewenste verandering jq van de overbrengingsverhouding. Een schakelkwaliteitsregelketen is gekoppeld met de toezichtregelketen. De schakelkwaliteitsregelketen levert signalen naar de toezichtregelketen voor het uitvoeren van nauwkeurige regeling van de overbrengingsverhoudingsveranderingen en ook signalen voor het beëindigen van de overbrengingsverhoudingsverandering. Dit signaal ^ veroorlooft dat de toezichtregelketen opnieuw begint met vergelijking van het gewenste overbrengingsverhoudingssignaal met het werkelijke overbrengings-verhoudingssignaal. Een transductor is geplaatst nabij de uitgangsas van de automatische transmissie voor het leveren van de aanwijzing van het koppel of andere transmissie-uitgangsparameter naar de schakelkwaliteits-2Q regelketen en naar de schakelpuntcomputer.
Op andere vijze kan de uitvinding worden gezien als een methode voor het regelen van overbrengingsverhoudingsveranderingen bij een automatische transmissie, waardoor een uitgangskoppel wordt geleverd aan een uitgangsdrijfas. De methode omvat het leveren van een eerste sig-2j- naai in verband met het vereiste koppel op de transmissie en het leveren van een tweede signaal in verband met tenminste een parameter (zoals het drijflijnkoppel) van de automatische transmissie-üitgang, waarna de eerste en tweede signalen worden bewerkt voor het leveren van een signaal voor het aangeven van de gewenste overbrengingsverhouding van de transmissie.
2Q Er is een vergelijking van het gewenste overbrengingsverhoudingssignaal met een signaal voor het aangeven van de werkelijke overbrengingsverhouding.
Bij het herkennen van een verschil tussen het gewenste en het werkelijke signaal, wordt het vergelijken onderbroken en wordt een overbrengings-verhoudingsverandering gestart. Bij het voltooien van de overbrengings-35 verhoudingsverandering wordt de vergelijking van het gewenste overbrengings- 7906966 * k verhoudingssignaal en het werkelijke overbrengingsverhoudingssignaal opnieuw uitgevoerd.
De uitvinding zal aan de hand van de tekening in het volgende nader worden toegelicht.
5 Figuur 4 toont een transmissie met een aantal snelheden, geschikt voor de uitvinding.
Figuur 2 toont in blokschema de regelingangen en terug-koppelsignaalinrichtingen voor het regelen van overbrengingsverhoudings-veranderingen volgens de uitvinding.
10 Figuur 3 toont een blokschema met belangrijke substelsels volgens de uitvinding.
Figuur k toont een blokschema, gedeeltelijk met notatie van Boole met componenten van een substelsel van figuur 1.
Figuur 5 geeft een grafische toelichting voor de werking 35 van de stelsels van figuren 3 en U.
Figuren 6 en 7 tonen blokschema's, gedeeltelijk met notatie van Boole, en geeft bepaalde componenten van andere substelsels van figuur 3.
Figuur 8 toont een grafiek en figuren 9A tot 9L tonen tijd-20 diagrammen in verband met figuur 8 voor toelichting van de uitvinding.
Figuur 40 toont een blokschema met extra componenten voor het voltooien van een gesloten- lusopschakeling.
Figuren 41 en 42 zijn blokschema's met notatie van Boole in figuur 12 voor het aangeven van andere substelsels algemeen volgens 25 figuur 3.
Figuur 13 is een programmakaart, welke functioneel het opwekken van logische signalen toont, gebruikt bij het regelen van een terugschakeling bij de uitvinding.
Figuur 1U is een tabel voor het opwekken van de vereiste 30 regelsignalen uit de logische signalen van figuur 13.
Figuur 15 toont een schakeling van een inrichting voor het uitvoeren van figuur 13.
Een transmissiemechanisme zal eerst in algemene termen worden beschreven om de transmissie-elementen aan te geven, geregeld door 35 het regelstelsel volgens de uitvinding. Men ziet daarbij in figuur 1 een 7906965 4» «. y * 5 vereenvoudigde tekening van een transmissiestelsel zoals in figuur 1 van het Amerikaanse octrooischrift 3.7M.3MJ. Deze transmissie omvat algemeen een ingangsas 50 verbonden voor het aandrijven van een hydraulische koppelconvertor 51» velke op zijn betirt via planeetwielstelsels 52 en 53 5 een uitgangsas 5¾ aandrijft. De transmissie heeft een aantal met frictie verkende organen voor het vormen van de verschillende verhoudingen door de transmissie. De frietie-organen zijn een eerste of voorste koppeling 55» een tweede of achterste koppeling 58, een eerste rem 57 en een tveede rem 58.
De koppeling 55 wordt ingeschakeld vanneer het stelsel van figuur 1 in aandrijving is. Voor het vormen van de eerste aandrijf-ver houding wordt een elektrisch signaal geleverd over een lijn 113 voor het bedienen van een klep VI, velke de ros 58 inschakelt voor het leveren van een reactie via overbrengingsstelsel 52 naar het overbrengingsstelsel ^ 53 en een uitgangsaandrijving te leveren over lijn 5b. Voor het vormen van de tweede overbrengingsverhouding wordt de rem 57 ingeschakeld door het leveren van een signaal over den elektrische lijn 11U voor het bedienen van de schuif V2 en de rem 58 wordt vrijgegeven. Dit levert een reactie tegen het ringviel in het ringstelsel 53en levert dusde tweede over-20 brengingsverhouding. Voor het vormen van de derde aandrijfverhouding wordt de rem 57 vrijgegeven en een elektrisch signaal gevoerd over een lijn 115 voor het bedienen van de schuif V3 om de koppeling 56 in te schakelen.
Dit levert een direkte aandrijving via de wielstellen en levert de derde verhouding. Aldus kunnen de effectieve veranderingen in overbrengings-2^ verhouding geleverd worden door het gebruik van elektrische signalen voor het regelen van de drie schuiven V1, V2 en V3, in figuur 1 vereenvoudigd aangegeven, voor het regelen van de bediening van de rem 58, de rem 57 en de koppeling 58 respectievelijk. Het regelstelsel volgens de uitvinding, dat de elektrische signalen levert voor het regelen van de schuiven V1, 20 V2 en V3 zal nu worden beschreven aan de hand van figuur 2.
Figuur 2 toont in blokschema het gebruik van een gesloten-lusregelstelsel voor het leveren van elektrische signalen over de geleiders 113» 11¾ en 115 voor het regelen van overeenkomstige elektrohydrauli-sche schuiven (niet getekend) in een automatische transmissie 101 voor 35 het uitvoeren van veranderingen in de overbrengingsverhouding van de trans- 7906966
V
% 6 % missie. De automatische transmissie krijgt de ingangsaandrijving over een as 102 vanaf een motor (niet getekend). De mechanische uitgangsdrijfver-hinding van de transmissie is getekend als een drijfas of voortbewegings-as 103 waarop een koppeltransductor 10b is gemonteerd. Deze transductor 5 werkt voor het leveren van een met het koppel verhand houdend signaal (drijflijnkoppel) op de lijn 405 en een met de snelheid gerelateerd signaal op de lijn 106. Waar een enkele lijn in de tekening is aangegeven zal het natuurlijk duidelijk zijn, dat vaak twee elektrische geleiders worden gebruikt voor het leveren van een spanningsverschil voor het aangeven van T0 een bepaalde parameter. Een geschikte transductor voor deze inrichting ziet men in het .Amerikaanse octrooischrift U.100.79^» Het regelstelsel ontvangt andere ingangssignalen, omvattende standselectorinformatie over een lijn 407 vanaf een schakelstandselectorschakelaar 108. Zulk een schakelaar of hefboom is in het algemeen gemonteerd op of nabij de stuur-T5 kolom in een voertuig uitgerust met een automatische transmissie en is verplaatsbaar volgens de standen Parke, Reverse, Neutral, Drive, 2, en 1. Het regelstelsel 100 ontvangt ook vereiste koppelinformatie over een lijn 410, welke is aangegeven als een gaskleppósitiesignaal afgeleid van een potentiometer 141. Zoals getekend, is de beweegbare contactarm van 'dë 20 potentiometer mechanisch verbonden met een beweegbare gasklepplaat van een carburator 142, maar natuurlijk kan de potentiometer arm ook worden ingesteld door verplaatsing van het gaspedaal of een andere geschikte inrichting voor het leveren van het vereiste koppelsignaal op de lijn 110. Alternatief kan het vereiste koppelsignaal worden afgeleid uit verande-25 ringen in de spruitstukdruk. Het regelstelsel 100 ontvangt ook extra in-gangsinformatie over een lijn 116 uit een motorregelinformatieketen 117· Deze extra ingangsinformatie kan opgeslagen informatie zijn, zoals een map of informatiematrix, welke informatie bevat geschikt voor het verkrijgen van maximum economie voor gegeven werkomstandigheden. Andere soorten 30 van motorregelinformatie kunnen worden geboden, zoals een signaal dat de percentages aangeeft van de verschillende bestanddelen in de motoruitlaat of een gewenste brandstof-luehtverhouding van het mengsel geleverd aan de motor of een andere gewenste parameter. Het regelstelsel werkt met deze ingangssignalen om op de uitgangslijnen 113, 11¾ en 115 selectieve 35 uitgangssignalen te leveren voor het regelen van gekozen organen (zoals 7906966 * * τ afzonderlijke schuiven, niet getekend) in de automatische transmissie 101 voor het leveren van de gewenste verandering van de overbrengingsver-houding. De werking van zulke kleppen voor het regelen van de inschakelende of uitschakelende frietie-elementen in zulk een transmissie zijn be-5 kend. Het zal dus slechts nodig zijn een toelicht te geven van de werking van het regelstelsel voor het toevoeren van de vereiste bedieningssignalen op de lijnen 113 tot 115 voor een begrip van de veranderingsvolgorde van de overbrengingsverhouding.
Volgens figuur 2 heeft het regelstelsel 100 drie voornaam-30 ste substelsels namelijk de toezichtregelketen 118, de schakelkwaliteits-regelketen 119 en de schakelpuntcomputerketen 121. De schakelpuntcomputer ontvangt ingangsinformatie omvattende het vereiste koppel, motorregeling, decsnelheid van de uitgangsas 103 en (via toezichtregeling 118) stand-selectdrinformatie. In een sterk vereenvoudigde zin kan de toeziehtregel-35 keten 118 worden beschouwd als het testen van ingangsinformatie om daaraan te vertellen in welke overbrengingsverhouding de transmissie dan moet verken. De toezichtregelketen 118 kent uit het voorafgaande de aanvezige overbrengingsverhouding van de transmissie. Wanneer de toezichtregelketen 118 bepaalt, dat de werkelijke verhouding verschilt van de gewenste over-20 brengingsverhouding, onderbreekt hij zijn werking van testen van ingangsinformatie en begint de werking van de sohakelkvaliteitsregelketen 119.
Hét schakelen wordt dan voltooid onder de besturing van de schakelkwali-teitsregelketen en toezichtregelketen, waardoor de juiste bedieningssignalen worden geleverd op de juiste tijden langs de gekozen geleiders 113 25 tot 115 voor het veroorzaken van verandering van de overbrengingsverhouding. Wanneer het schakelen is uitgevoerd, wordt dit aangegeven door een signaal uit de schakelkwaliteitsregelketen 119 terug naar de toezichtregelketen, welke dan terugkeert naar zijn voorafgaande wijze van werken, het testen van het gewenste verhoudingssignaal om zeker te zijn dat dit overeenkomt 2o met de werkelijke overbrengingsverhouding van de transmissie. Met dit in gedachten, zal een verdere toelichting van het gesloten-lusregelstelsel 100 nu worden gegeven.
Figuur 3 toont de voornaamste substelsels van het regelstelsel, in figuur 2 als een enkel blok aangegeven. Buitendien toont 35 figuur 3 een selectorschakelaar-antistootketen 120, welke niet een voor- 790696? 8 naamste sul:stelsel Is, maar een gebruikelijke elektronische bufferketen gebruikt ter voorkoming van toevallige of meervoudige regelsignaaluit-gangen tengevolge van een enkel, in het algemeen mechanisch ingangssignaal. Bijvoorbeeld kan een bestuurder per ongeluk de regelhefboom schud-5 den bij het bewegen van de schakelstandselector van neutraal naar rijden, hetgeen verscheidene trekkerimpulsen zou kunnen opvekken. De antistoot-keten 320 zorgt echter, dat slechts een enkel logisch commandosignaal wordt geleverd voor het aanduiden van de mechanische bediening van de selectie-hefboom. De antistootketen is samen met de logische toezichtketen 123 30 en logische routeketen 12b weergegeven als een enkel blok 118 voor toezicht-regeling in figuur 2.
Een schakelpuntcomputer 121 ontvangt verscheidene van de logische signalen uit de antistootketen 120 van figuur 3· Ben deskundige zal begrijpen, dat de schakelpuntcomputer 121 een speciaal onderdeel is 35 van een overbrengingsverhoudingscommando-orgaan, werkend voor het leveren van een verhoudingsveranderingscommendosignaal of gewenst verhoudings-signaal, wanneer hij de juiste ingangsinformatiesignalen ontvangt. Bij deze uitvoering ontvangt de schakelpuntcomputer standselectorinformatie, weergegeven door de vier geleiders voor het doorlaten van de logische signa-2o len LJ, L2, LD en LB, vereiste koppelinfonnat ie weergegeven door het gas-kleppositiesignaal ontvangen over de lijn 110 en snelheidsinformatie, aangegeven door het signaal gevoerd over de lijnen 106 en 122 naar de scha-kelpuntcomputer 121. De uitgang van de schakelpuntcomputer 121 is een verhoudingsveranderingscommendosignaal, weergegeven door de twee logische 25 signalen LA en LB. De afzonderlijke geleiders voor het omzetten van de ' logische signalen, zijn niet aangegeven in figuur 3, teneinde deze niet te ingevikkeld te maken. De logische signalen LA en LB geven de gewenste-verhoudingsinformatie en samen zijn LA en LB te beschouwen als een verhou-dingsveranderingscommandosignaal.
30 Een ander belangrijk substelsel is de logische toezicht keten 123, getekend voor het ontvangen van verschillende ingangssignalen, omvattende het verhoudingsveranderingscommendosignaal (LA en LB) en standselectorinformatie (LD). De streep ( }. boven een signaalnotatie zoals bij LD, geeft het logische tegengestelde van het signaal aan ("niet LD").
35 De uitgang van de logische toezichtketen omvat schakelinleidingssignalen 7906966 % 9 « * en vergelijke overbrengingsverhoudings (of status) signalen. De schakel-inleidingssignalen zijn aangegeven door de tvee logische signalen LUS-R en LDS-R. De UR" betekent in het algemeen een terugstel- of inleidings-verking voor het inleiden van een cyclus van overbrengingsverhoudingsver-5 anderingsverking, omvattende andere substelsels zoals logische routeketen 124 en hetzij opschakelregelketen 129 of terugschakelregelketen 126.
Het opschakelinleidingssignaal LUS-R vordt toegevoerd naar zovel de op-schakelregelketen 125 als de logische routeketen 124 en het terugschakel-inleidingssignaal LDS-R vordt toegevoerd naar zovel de terugschakelregel-10 keten 126 als de logische routeketen 124. De statussignalen LC en LD
voor het aangeven van de werkelijke overbrengingsstanden, worden allebei toegevoerd aan de logische routeketen 124 waarbij het statussignaal LC ook vordt gevoerd naar de opschakelregelketen 125 en het statussignaal LD ook vordt toegevoerd naar het terugschakelregelsignaal 126.
15 De opschakelregelketen 125 ontvangt het statussignaal LC, het drijflijnkoppelsignaal over de lijn 105 en bij ontvangst van het opschakelinleidingssignaal LUS-R levert hij twee regelsignaal naar de logische routeketen 124. Deze regelsignalen zijn LUS-H voor het regelen van het ingeschakelde frictie-element en LUS-F voor het regelen van het uit-20 schakelende frictie-element. Deze twee signalen zullen worden gericht via de logische routeketen 124 voor het leveren van de geschikte signalen over twee van de drie geleiders 113, 114 en 115 voor het regelen van het schakelen. De logische routeketen 124 ontvangt ook beide statussignalen LC en LD en die van de schakelinleidingssignalen (LUS-R of LDS-R) welke 25 wordt geleverd door de logische toezichtketen 123. Op een overeenkomstige wijze ontvangt de terugschakelregelketen 126 de statussignalen en de kop-pelsignalen en zorgt voor het leveren van de tvee signalen LDS-F en LDS-N naar de logische routeketen voor het leveren van signalen over twee van de drie geleiders 113 tot 115 voor het regelen van de uitschakelende en 30 inschakelende elementen tijdens het achteruit-schakelen.
Aan het einde van een overbrengingsverhoudingsveranderings-opeenvolging vordt een schakelen-voltooidsignaal teruggevoerd vanaf de opschakel- of terugschakelregelketen naar de logische toezichtketen 123.
Dit betekent, dat de opschakelregelketen een eindsignaal LUS-0 levert 35 naar de logische toezichtketen 123 aan het einde van een opschakelopeenvol- 7906966
V T
Η 10 ging en de terugschakelregelketen 126 een schakelen-voltooidsignaal LDS-0 levert aan de logische toezichtketen 123 aan het einde van een terug- schakeloverbrengingsverhoudingsveranderingsopeenvolging.
Het bovenstaande betreffende figuur 3 omvat veel vereen-5 voudiging van de werkelijke werking van het stelsel. Bijvoorbeeld omvat elk van de opschakel- en terugschakelregelketens zovel een gesloten-lus-berekeningsketen als een reactiekoppelberekeningsketen, analoog sum de gesloten-lusregelaar 1»7 en reactiekoppelberekeningsketens 60 in figuur 5 van het Amerikaanse octrooischrift U.031*782. Evenwel helpen deze vereen-10 voudigingen voor een goed begrip van het totale stelsel en zullen geschikt zijn bij het begrijpen van de afzonderlijke substelsels, die hierna worden beschreven.
Hoofdcomponenten van het schakelpuntcomputersubstelsel 121 zijn in figuur 1* aangegeven. Men ziet daar, dat een vereist-koppelsignaal 15 wordt geleverd op de ingangsgeleider 110 en het snelheidsaanvij ssignaal vordt geleverd over de ingangsgeleider 122. Er wordt een eerste logisch signaal List toegevoerd over geleider 131 wanneer de transmissie in de eerste versnelling is en een tweede logisch signaal L2nd toegevoerd over ' “geleider 132 vahneer~de transmissie in de tweede versnelling is. De andere 20 ingangssignalen zijn referentiespanningsniveausignalen, elk voor het aangeven van een speciaal vereist koppel of snelbeidsvaarde. Bij voorbeeld wordt op de lijn 133 een spanningsniveausignaal geleverd, dat 85 % van het maximum vereiste koppel betekent, dat kan worden aangegeven door het gaskleppositiesignaal op de lijn 110. Dit koppelsignaal wordt ingesteld 25 (gefilterd) in een trap 13^ om op een lijn 135 een geconditioneerd vereist-koppelsignaal te geven. Aldus levert de uitgang van de vergelijker 136 op een lijn 137 een logisch signaal, dat aangeeft of het vereiste koppel groter is dan 85 % van het maximum beschikbare koppel* Dit wordt vaak aangegeven als een pal- of stootsignaal verkregen wanneer het gaspedaal door 30 de bestuurder op de bodem wordt getrapt voor het verkrijgen van een grote versnelling.
Elk van de drie functiegeneratoren 1^0, 1M en 1^2 ontvangt ook het vereiste-koppelsignaal op de lijn 135 en levert een analoge uitgang op de respectieve geleiders 1^3, 1M en 1^5· De signalen op de gelei-35 ders 1^3 tot llt5 zijn allemaal analoge signalen. Deze functionele signalen 7906966 * * 11 worden vergeleken in vergelijkers 146, iVf en 1^8, met het snelheidsaan-vijssignaal ontvangen over de lijnen 122 en 150. De digitale uitgangen van de vergelijkers 1^6 tot lb8 zijn weergegeven in figuur 5· Figuur 5 toont dat de vergelijker 1U6 op de lijn 151 een functioneel signaal levert 5 zoals weergegeven door de kromme 152 in figuur 5· Ce uitgang van de vergelijker 1^7 gevoerd over de lijn 153» wordt weergegeven met de stippellijn 15^ in figuur 5· Be functionele uitgang van de vergelijker 1U8 gevoerd over een lijn 155» wordt weergegeven door de kromme 156 in figuur 5·
Men ziet in figuur 5 algemeen aangegeven de assnelheid in omve/min. langs de jq vertikale as en de gaskiepstand langs de horizontale as. Het is duidelijk, dat een andere aanwijzing van het vereiste koppel, zoals de spruitstuk-druk kan worden gekozen en weergegeven langs de horizontale as zonder het wijzigen van de functionele krommen volgens figuur 5«
Er zijn drie extra vergelijkers 157» 158 en 159 in figuur ^ U en elk ontvangt als een ingangssignaal het snelheidsaangeefsignaal op een lijn 150. In extra vergelijker 157 wordt over een lijn 160 een span-ningsniveausignaal ontvangen, dat een snelheid van 350 omv./min. aangeeft.
De vergelijker 158 ontvangt een spanningsniveausignaal voor het aangeven van 1800 omv./min. over de lijn 161 en vergelijker 159 ontvangt hij zijn 2q ingangslijn 162 een spanningsniveausignaal voor het aangeven van een assnelheid van 3U50 omv./min. Het uitgangssignaal van de vergelijker 157 wordt gevoerd over een lijn 163 naar een ingangsverbinding van procestrap 16k en de uitgang van de vergelijker 158 wordt gevoerd over een lijn 165 naar dezelfde procestrap. De uitgang van de vergelijker 159 wordt gevoerd 25 over een lijn 166 naar een ingangsverbinding van een procestrap 167, welke trap ook de eerste en tweede versnellingssignalen ontvangt over lijnen 131 en 132, het uitgangssignaal uit stootvergelijker 136 en het uitgangssignaal uit de vergelijker lhT. Een procestrap 168 ontvangt de List en L2nd logische signalen en ontvangt het uitgangssignaal uit de verge-20 lijker 1^6. De procestrap 170 ontvangt het logische signaal gerelateerd aan de eerste versnelling op geleider 131 en ontvangt ook het uitgangssignaal uit de vergelijker 1U8. De respectieve uitgangen uit de procestrappen l6k en 170 worden gekoppeld met de R en S-verbindingen van een flip-flop 171, welke op zijn uitgangsgeleider 172 een LA digitaal signaal 25 levert, getekend als een uitgang van de schakelpuntcomputer 121 in 7906965 V 'r 12 figuur 3. De uitgangen van de andere twee procestrappen 167 en 168 wor-" den respectievelijk verbonden met de δ en §-ingangsverbindingen van de andere flip-flop 173, welke op de uitgangsgeleider 17^ het LB-signaal levert vanuit de schakelpuntcomputer. Terwijl bepaalde wiskundige bewer-5 kingen zijn aangegeve-n in elk van de procestrappen 16U, 167» 168 en 170, zal het een deskundige duidelijk zijn, dat verschillende ketenconfiguraties kunnen worden toegepast voor het verkrijgen van de wiskundige processen, gesymboliseerd door de notatie in deze trappen. De uitdrukking "procestrap" verwijst naar een logische keten voor het uitvoeren van wiskundige bewer-10 kingen, volgens de notatie van Boole binnen de rechthoek, aangegeven als een bepaalde trap.
Figuur 6 toont het logische toezichtsubstelsel 123, algemeen aangegeven in figuur 3. Volgens figuur 6 worden de LA en LB-signalen ontvangen over geleiders 172 en 17^ voor het aangeven van de gewenste overig brengingsverhouding. Uitgangssignalen LC en LD worden geleverd op geleiders 180 en 181 en deze signalen tonen de werkelijke overbrengingsverhouding van het stelsel. Buitendien levert het stelsel van figuur 6 de schakel-inleidingssignalen over hetzij geleider 182 of 183 voor het beginnen van een opschakelen of terugschakelen en ontvangt een signaal LUS-0 of LDS-0 20 terug over geleider 18h- of 185 wanneer de bepaalde schakelhandeling is voltooid.
In detail wordt het verhoudingsveranderingscommendosignaal of gewenste-versnellingssignaal geleverd als de twee digitale signalen LA en LB over de geleiders 172 en 17¾ aan de ingangszijde van de logische 25 toezichtregelinrichting van figuur 6. Het signaal LA op de geleider 172 wordt direkt via geleider 186 toegevoerd naar een ingangssectie van een NAND-poort 187 en hetzelfde signaal wordt geleverd via een invertortrap 188 naar een ingangsverbinding van een andere NAND-trap 190. Deze NAND-poort 390 ontvangt ook een terugkoppelsignaal over een lijn 191, dat ook 30 wordt gevoerd over een lijn 192 naar een andere NAND-poort 193 en de NAND-poort 190 ontvangt een ander terugkoppelsignaal over lijnen 19¾ en 195. Nog een ander terugkoppelsignaal wordt geleverd over een lijn 196 naar de laatste ingangsverbinding van de NAND-poort 190. Het uitgangssignaal van deze NAND-poort wordt gevoerd via een vertragingstrap 197, welke van de 35 soort is welke slechts de negatief gaande overgang van een impuls vertraagt, 7906966 13 en de voorrand of positief gaande rand van een impulsdoorlaat met praktisch. geen vertraging. Op zijn beurt vordt dit vertragingssignaal uit de trap 197 gevoerd naar de 3-ingang van een flip-flop 198. De NAHD-poort 187 ontvangt een terugkoppelsignaal over een lijn 200 en voert zijn uit-5 gangssignaal door een andere vertragingstrap 201, velke overeenkomstig slechts een vertraging levert voor de negatief gaande overgang van een impulssignaal, naar de R-ingang van de flip-flop 198. De uitgangssignalen hij Q en ξ van de flip-flop 198 zijn aangegeven met A en A respectievelijk om de procesbeverkingen in de opvolgende trappen van de logische jQ toezichtregelsubstelsels beter lineair te maken.
Het logische A-signaal vordt toegevoerd vanaf de Q-ingang van de flip-flop 198 via een geleider 202 naar een ingang van een NAHD-poort 203 en de logische A vordt ook toegevoerd via een geleider 20k naar een ingangaverbinding van een procestrap 205, evenals via een geleider ^ 206 naar een ingangsverbinding van de andere procestrap 207. Deze proces trappen zijn die, velke eventueel de respectieve schakelinleidingssigna-len LÜS-B leveren over een geleider 182 of LDS-R over de geleider 183.
Het H logische uitgangssignaal uit de flip-flop 198 vordt via een geleider 208 toegevoerd naar een ingangsverbinding van een NAHD-poort 210 en het---------~ 20 A-signaal vordt ook toegevoerd over een geleider 211 naar een ingangsverbinding van de NAND-trap 193. De NAND-poort 203 ontvangt buiten het ontvangen van het logische A-signaal op de lijn 202, ook het terugschakel of LDS-0-signaal over de lijn 185 · De uitgang van de NAND-poort 203 is gekoppeld met de S-ingang van de flip-flop 212, vaarvan de Q-uitgang is 25 gekoppeld met een uitgangsgeleider 180 voor het leveren van het LC-signaal (reeds beschreven in verband met figuur 3). De Q-uitgang levert ook een terugkoppelsignaal over de lijn 191 naar de NAHD-poort 190 en naar de NAND-poort 193 en dit terugkoppelsignaal vordt ook toegevoerd naar de beide procestrappen 205 en 207* De NAND-poort 210 ontvangt behalve het ont-20 vangen van het A logisch signaal over de lijn 208 ook het opschakelsignaal over de ingangsgeleider 18U en het uitgangssignaal uit de NAND-poort 210 vordt toegevoerd naar de S-ingang van de flip-flop 212. De Q-uitgang van de flip-flop 212 vordt teruggekoppeld over de geleider 200 naar een ingangsverbinding van de NAHD-poort 187. De uitgangssignalen, geleverd door 35 de flip-flop 212, zijn dus de LC en de LC-signalen zoals aangegeven.
7906966 11*
In het onderste deel van figuur 6 wordt het LB-signaal op de lijn 17** direkt gevoerd naar een ingangsverbinding van de NAND-poort 193 en ook gevoerd door een invertortrap 215 naar een ingangsverbinding van een andere NAND-trap 216, waarvan de andere ingangsverbinding het ^ LD-uit gangs signaal ontvangt op de lijn 181 als een terugkoppelsignaal over de lijn 217. De andere ingangen naar de NAND-poort 193 zijn het LD-signaal over de lijn 19**» het LC-signaal teruggezonden over de lijnen 191 en 192 en het A-signaal op de lijn 211. De uitgang uit de NAHD-poort 193 wordt toegevoerd via een vertragingstrap 217, welke slechts het negatief gaande IQ deel van de impuls vertraagt, naar de R-ingang van een flip-flop 218.
Het uitgangssignaal uit de NAHD-poort 216 wordt overeenkomstig gevoerd door een andere vertragingstrap 220, welke ook slechts werkt op de negatief gaande overgang van de impuls en dit vertraagde signaal levert naar de S-ingang van de flip-flop 218. Op zijn Q-uitgang -evert de flip-flop 218 1^ een logisch B-signaal dat wordt gevoerd over een lijn 221 naar een NAHD-poort 222 en ook gevoerd over een lijn 223 naar een ingangsverbinding van de procestrap 205 en overeenkomstig naar een ingangsverbinding van de procestrap 207. Hetzelfde logische signaal op de lijn 223 wordt ook gevoerd over een lijn 196 naar een ingangsverbinding van de NAHD-poort 20 190. Het S-signaal uit de flip-flop 218, optredende op zijn Q-uitgangs- verbinding, wordt gevoerd over een lijn 22** naar een ingangsverbinding van de NAHD-poort 225, welke ook een ingangsverbinding ontvangt vanaf de lijn 18**. De uitgang van de NAHD-poort 225 wordt toegevoerd naar de §-ingangsverbinding van een flip-flop 226, welke ook de uitgang ontvangt 25 van de NAND-poort 222 op zijn R-ingangsverbinding. De Q-uitgang van de ’· flip-flop 226 wordt gebruikt voor het leveren van het LD-signaal op de geleider 181, dat ook wordt teruggevoerd over de lijn 217 naar een ingangsverbinding van de NAHD-poort 216 en over een lijn 227 naar elk van de procestrappen 205 en 207. De Q-uitgang van de flip-flop 226 levert een 30 LD-signaal dat wordt gevoerd als terugkoppelsignaal over de lijn 19** naar een ingangsverbinding van de NAND-poort 193 en over de lijn 195 naar een ingangsverbinding van de NAHD-poort 190. De schakeling volgens figuur 6 ontvangt dus het gevenste-verhoudingsingangssignaal LA, LB op de ingangs-geleiders 172 en 17** en het schakel-voltooidsignaal (LUS-0 of LDS-0) over 35 hetzij de geleider 18U of 185 en levert het werkelijke overbrengingsver- 7906966 15 houdings- of st&tussignaal LC, LD op de ingangsgeleiders 180 en 181 even· als het schakelinleidingssignaal LUS-R of LDS-R over de geleider 182 of 183. De tabel in de linker bovenhoek van figuor 6 geeft de uitgangen bij Q en ζ van elk van de flip-flops 198, 212, 218 en 226 voor een gegeven 5 stel van logische ingangssignalen bij.de S en R-ingangen.
Figuur 7 toont de belangrijkste componenten van de opscha- kelregelketen 125 en in het bijzonder hét reactiekoppelcomputergedeelte van dit substelsel. Voor een goed begrip van de onderlinge verbinding en samenwerking van de componenten van figuur 7 zal ook worden verwezen naar figuur 8, waarbij een kromme 228 variaties aangeeft in het koppel- signaal op een lijn 105 in figuur 7 gedurende een volledige opschakel- opeenvolging. Buitendien zullen de tijddiagrammen van figuren 9A tot 91·, weergegeven onder de koppelkromme 230 in figuur 8, worden gebruikt om een deskundige een goed begrip en werking van het regelstelsel volgens de uit- ^ vinding aan te geven. De tijddiagrammen verwijzen in het algemeen naar verschillende tijden t tot t_ volgens de horizontale as juist onder de o 7 koppelkromme 228 aangegeven en deze tijdstippen houden verband met de markeringen 230 tot 237, aangegeven op verschillende punten van de koppel-kromme 228.
2q In figuur 7 zijn vier ingangssignalen aangegeven, waarvan er drie reeds zijn beschreven. Dit zijn het koppelsignaal, geleverd op de ingangslijn 105, het LC-signaal (een deelvan het statussignaal of scha-kelsignaal omvat door zowel LC als LD) dat wordt toegevoerd over de lijn 180, en het opschakelinleidingssignaal LUS-R, dat wordt toegevoerd via 25 ingangsgeleider 182. De FWM-signalen worden toegevoerd via een ingangslijn 250 en zullen worden beschreven in verband met figuur 10. Hier is het voldoende om aan te geven, dat het impulsbreedtemodulatiesignaal of FVM-signaal een wisselend signaal is met een 50 % werkcyclus wanneer het stelsel blijft in dezelfde overbrengingsverhouding en waarvan de werkcyclus 2o wordt gewijzigd gedurende hetzij het opschakelen of het terugschakelen.
Er zijn ook vier uitgangssignalen in figuur 7. Op een uitgangslijn 251 wordt een laag-koppelsignaal geleverd voor het bedienen van een open-lus-opschakelregelketen 252 wanneer de schakelcyclus wordt ingeleid (aangegeven door een signaal ontvangen over de ingangslijn 182) op een tijd-35 stip wanneer het koppelsignaal op de lijn 105 is op een niveau, hetgeen 7906966 * » 16 de koppelvaarde betekent beneden een nominaal niveau (bijvoorbeeld 3,5 kgm). Onder deze omstandigheden start het lage-koppelsignaal op de lijn 251 de werking van de regelketen 252 voor het uitvoeren van de schakel-opeenvolging in een tijduitvoering op dezelfde wijze als een onbestuurd 5 schakelen normaal wordt uitgevoerd. Dit vermijdt het gebruik van het gesloten lus-regelstelsel wanneer het koppelniveau te laag is voor stabiele effectieve werking.
Op een uitgangslijn 252 is een ander logisch signaal L'CL. Dit is de hellingterugstelregeling geleverd bij het tijdstip t5 van 10 figuur 8, voor het terugstellen van de helling van het referentiesignaal, dat de basis vormt voor dat deel van de koppelkromme tussen de tijdstippen t5 en t6 in figuur 8. Op lijnen 253 en 25¾ zijn regelsignalen voor uitschakel- en inschakelorganen in het bestuurde tandwielstelsel. Na het bovenstaande zal een meer gedetailleerde beschrijving van het blokschema ^ van figuur 7 nu worden gegeven.
Het koppelsignaal ontvangen over de lijn 105* wordt toegevoerd aan een minimum koppelgeheugenketen 255* naar een integratorketen 256 en een tijdketen 257. De integratorketen 256 ontvangt ook het opscha-kelinleidingssignaal LUS-R en een tijdsignaal uit het tijdorgaan 257· Al-20 dus werkt over een tijd overeenkomendmet die tussen tO en tl in figuur 8* de integratorketen voor het leveren van het gemiddelde koppelniveau-signaal op een lijn 258 na het tijdstip tl en daarna gedurende de schakel-opeenvolging. De geheugenketen 255 is van de soort, welke continu wordt teruggesteld wanneer het niveau van het ingangssignaal afneemt en welke 25 het minimum niveau van het ingangssignaal opzamelt (of "herinnert") zelfs nadat dit begint toe te nemen. Dit minimum-koppelniveausignaal wordt weergegeven op een lijn 260. Het tijdorgaan 257 wordt vooraf ingesteld voor het vormen van een regelsignaal voor het regelen van de integrator 256 gedurende het interval tussen tO en t1 in figuur 8 en om na afloop van dit 2Q tijdinterval een vertraagd opschakelinleidingssignaal te leveren op zijn uitgangslijn 26-1.
Er zijn vier vergelijkingsketens 262 tot 265 verbonden om te verken met de zojuist beschreven signalen en om een verscheidenheid van trekker- en regelsignalen te leveren. De vergelijker 262 ontvangt het 35 gemiddelde koppelsignaal over een lijn 258 en ook een referentiespannings- 7906966 17 signaal op een lijn 266, welke referentiespanning overeenkomt met een vooraf ingesteld minimum koppelniveau. Bij een voorkeursuitvoering was dit niveau ingesteld om overeen te komen met 3 »5 kgm. Aldus levert de vergelijker 262 op een uitgangslijn 267 een logisch, signaal, aangevend of er 2 een geschikt koppelniveau op de drijflijn is voor het voltooien van een gesloten-lus, geregelde schakelopeenvolging. Het lage koppelsignaal op de lijn 251 wordt geleverd hij het heeindigen van het gemiddelde koppelinter-val tussen de tijdstippen tO en t1 in figuur 8, wanneer de gemiddelde koppelwaarde niet op of hoven het vooraf ingestelde referentieniveau, zo-1Q als 3,5 kgm is.
De eerste vergelijker 265 wordt in feite slechts gebruikt gedurende een 1-2 opschakeling. Deze keten is aangebracht om aan de voorwaartse voedingsketen te vertellen dat de regelschuif moet worden voorbereid voor het snelle aanspreken gedurende het opschakelen van 1 naar 2. Voor dit doel levert de eerste vergelijker 265 een eerste trekkersignaal C1 over een lijn 270 naar een andere procestrap 271 en het eerste trekkersignaal wordt ook gevoerd over een lijn 272 naar de S-ingang van een flip-flop 273« Be gesloten-luswerking van het gehele stelsel zal worden veroorzaakt hetzij door een tweede trekkersignaal uit de tweede vergelij-2q kerketen 26U, geleverd over zijn uitgangsgeleider 27^» of door een rond-looptrekkersignaal geleverd door de vergelijkingsketen 263 over zijn uitgangsgeleider 275. De vergelijker 265 levert zijn eerste trekkersignaal op een lijn 272 en op een lijn 270, ongeveer op het tijdstip dat de waarde van het koppelsignaal daalt tot 0,8 maal het gemiddelde koppelniveau, 2^ aangegeven als tijdstip t2 in figuur 8. De tweede vergelijkerketen 2ék "· wordt ingesteld voor het leveren van het tweede trekkersignaal over een lijn 27^ wanneer het gemiddelde koppelniveau nog verder daalt tot 0,6 maal het gemiddelde koppelniveau, aangegeven op het tijdstip t3 in figuur 8.
De rondloopvergelijker levert een signaal op een lijn 275 nadat het ge-2Q middelde koppelniveausignaal zijn minimum niveau heeft bereikt en is toegenomen tot een punt (aangegeven met 23^ in figuur 8) waar het gemiddelde koppelsignaal 2,8 kgm groter is dan het minimum waardesignaal. Dit treedt op bij het tijdstip t4 in figuur 8.
De aanpassende versterking/helling-programmatrap 276 ont-vangt zowel het gemiddelde koppelsignaal op de lijn 258 (figuur 9C) als 7906966 18 het LC-statussignaal over een lijn 180. Deze programmatrap 276 levert een eerste analoge spanning op een lijn 277 voor het regelen van de hellings-spanning in de gesloten-lusregelaar in figuur 10 gedurende de geregelde schakeling, en een tweede analoge spanning over een lijn 278 voor het over-5 eenkomstig regelen van de versterking in de gesloten lus. Deze verbindingen zullen verderop worden beschreven, naar hun basisfunctie zal duidelijk zijn uit figuur 6 van het Amerikaanse octrooischrift k,031.782. Men ziet daar de aanpassende berekeningsketen 93, velke een analoge helling-regelspanning levert over geleider 92 en een analoge versterkingsregelspan-jq ning over geleider 9^· Opgemerkt wordt dat de aanpassingscomputer 93 ook een voorwaarts toevoersignaal levert en dit zal ook duidelijk worden bij de onderhavige beschrijving.
Bij de opschakelregelketen 123 van figuur 7 wordt het lage koppelsignaal op de lijn 267 gevoerd naar een ingangsverbinding van een 35 NOR-poort 28Ο, welke ook het vertraagde schakelinleidingssignaal ontvangt op een lijn 261 en de gemeenschappelijke lijn 281. De uitgang van de NOR-poort 28Ο wordt toegevoerd naar de S-ingang van een flip-flop 282, welke op zijn R-ingang het vertraagde schakelinleidingssignaal ontvangt op een gemeenschappelijke-ltjir.28J. Het uitgangssignaal uit de Q-uitgang van de 20 flip-flop 282 is het lage koppelsignaal op de lijn 231 en dit signaal wordt gevoerd over een lijn 283 naar de procestrappen 28U, 283 en 286.
De procestrap 287 ontvangt het vertraagde schakelinleidingssignaal (in figuur 9B), het rondloopsignaal (figuur 91) over een lijnÖ75 en het tweede trekkersignaal (figuur 9H) over een lijn 275. De uitgang 25 van de procestrap 287 wordt toegevoerd naar de S-ingang van een flip-flop 288, welke op zijn R-ingang het vertraagde opschakelsignaal ontvangt op een lijn 281. De flip-flop 280 levert op zijn Q-uitgang het logische LCL-signaal naar de procestrap 28^ en op zijn Q-uitgang een LCL-uitgang naar geleider 290 voor gebruik in het gesloten-lusregelgedeelte, aangegeven 30 in figuur 10. Het LCL-signaal uit de flip-flop 286 wordt gevoerd als een ingangssignaal naar de procestrap 281», velke ook het lage koppelsignaal ontvangt over een lijn 283 en een terugkoppelsignaal uit de differentieer-katen 291 over een geleider 292. De procestrap 28k levert het L'CL-signaal op de uitgangsgeleider 252 en ditrsignaal is weergegeven in figuur 9L.
35 Zoals hierboven opgemerkt, wordt het eerste trekkersignaal 7906966 19 op de lijn 272 (figuur 90) gevoerd naar de S-ingang van de flip-flop 273· Bij zijn R-ingang ontvangt deze flip-flop een vertraagd signaal uit de ver-tragingstrap 293 en op zijn Q-uitgang levert de flip-flop 273 een LRR-signaal (dat is een logisch signaal voor regelhelling terugstelling op 5 het tijdstip t5) naar de differentieertrap 291. Bit ingangssignaal is dat, algemeen aangegeven door het stapfunotiesignaal 29^ onder de differentiator en de verhing van de differentieertrap 291 is het leveren van een scherpe impuls zoals 295 (figuur 9K) voor het regelend terugstellen van de helling.
•JO Een procestrap 285 ontvangt ook, afgezien van het ontvangen van het vertraagde opschakelinleidingssignaal op een lijn 281, ook het lage koppelsignaal over een lijn 283 uit de flip-flop 282 en ontvangt een terugkoppelsignaal over een lijn 296 uit de procestrap 268. Aan zijn uit-gangszijde levert de procestrap 285 het regelsignaal voor het uitschakelen-15 de frictie-element, aangegeven met LUS-F op de lijn 253·
De procestrap 271 ontvangt een terugkoppelsignaal uit de trap 268 over een lijn 296, het trekkersignaal gevormd door de eerste vergelijker 265 over de lijn 270, het gesloten-lustrekkersignaal (figuur 9L) over een lijn 297 uit de procestrap 28k en het vertraagde scüakëlin-20 leidingssignaal (figuur 9B) op een lijn 298. Dit vertraagde signaal -wordt ook direkt gevoerd naar de procestrap 268. Het uitgangssignaal uit de procestrap 271 vordt gevoerd zovel naar de volgende procestrap 268 als naar de vertragingstrap 293. Afgezien van de zojuist "beschreven ingangssignalen naar de procestrap 268, vordt het LC-statussignaal ook toegevoerd 25 over een lijn 300 naar deze trap en vordt het PWM-signaal gevoerd over · een lijn 250 naar de trap 268 en naar de laatste procestrap 286. Het PWM-signaal vordt afgeleid uit de gesloten-lusregelinrichting van figuur 10 zoals zal vorden "beschreven. In figuur 7 vorden de tvee uitgangen uit de procestrap 268 direkt gevoerd naar de laatste procestrap 286 en buitendien 30 vordt de Q1 gevoerd als een terugkoppelsignaal over een lijn 296 naar een ingangsverbinding van de trap 271. Het lage koppelsignaal geleverd door de flip-flop 282, vordt gevoerd over de lijn 283 als een ingangssignaal naar de procestrap 286 en de andere ingangssignalen naar deze trap zijn reeds beschreven. Als resultaat van de beverkingen volgens Boole beschre-35 ven door de notatie binnen het blok 286, is het resultaat het uitgangs- 7906966 20 het uitgangssignaal LUS-N voor het regelen ran de inschakelende koppeling, dat wordt geleverd via de lijn 25^.
Figuur 10 toont het gesloten lus-regelgedeelte van de opschakelregelketen 125, Deze keten levert het opschakeleindsignaal LUS-0 5 op de lijn 18U hij het voltooien van het opschakelen en levert ook het PWM-signaal op de lijn 250 voor toepassing via de geleider naar de ketens van figuur J. In figuur 10 wordt het koppelsignaal op de lijn 105 toegevoerd zoals getekend en de heide analoge spanningen voor de helling en de versterkingsregeling op lijnen 277 en 278 zoals gevormd door de programma-10 trap 276 in figuur 7» worden ook gebruikt. Het LCL-signaal gevormd op de Q-uitgang van de flip-flop 288 wordt toegevoerd over de lijn 290, het opschakelsignaal LUS-R (vertraagd) wordt toegevoerd over de lijn 281 en het LC-statussignaal op de lijn 180 wordt ook gebruikt.
Het koppelsignaal toegevoerd over de lijn 105, wordt 15 gevoerd zowel naar een spoor- en houdketen 303 als naar een sommeertrap 304. De keten 303 spoort continu het koppelniveausignaal na, dat verhand houdt het met ogenhlikskoppel op de drijflijn. Op het tijdstip, dat het LCL-signaal wordt toegevoerd over de lijn 291, wordt het geheugengedeelte van de keten 303 bekrachtigd voor het opslaan van de dan aanwezige waarde 2o wan bet koppel op de ingangsverbinding. Na ontvangst dus van het logische signaal op de lijn 290, wordt die opgeslagen waarde vastgehouden en aangeboden over een lijn 305 aan een ingang van de sommeertrap 30U. Hetzelfde logische signaal op de lijn 290 wordt ook toegevoerd naar een hel-linggeneratorketen 306, welke werkt door ontvangst van de analoge span-25 ning op de lijn 270 voor het inleiden van het vormen van een hellingsspan-ningsgolfvorm op de lijn 307. Deze opwaarts hellende golfvorm wordt gebruikt voor het regelen van het toenemende koppel gedurende de geregelde opscha-keltijd tussen de tijdstippen t5 en t6 van figuur 8. Dit hellingsignaal wordt toegevoerd naar een ingangsverbinding van de vergelijker 30U en 30 wordt ook toegevoerd naar een ingang van een tijdketen 308, welke ook de analoge hellingregelspanning ontvangt over de ingangslijn 277· Doordat de helling wordt bepaald door de ladingstijd en op zijn beurt ingesteld door de componenten binnen de hellinggenerator 306, levert op het tijdstip wanneer het niveau van de helling groter wordt dan het spanningsniveau van 35 de andere analoge regelspanning, het tijdorgaan 308 het opschakel-over- 7906965 21 signaal LUS-0 op de lijn 18b. Dit geschiedt op het tijdstip tj in figuur 8.
De analoog/digitaalcanzetterketen 310 is een bekende keten, velke de analoge versterkingsregelspanning ontvangt over een lijn 278 en 5 het vertraagde opschakelinleidingssignaal over de lijn 281. Deze omzetter-keten werkt hij de ontvangen analoge spanning en levert een digitale combinatie van uitgangssignalen op de lijnen 311 tot 31b, zodat deze combinatie van vier digitale signalen 16 verschillende niveaus van verster-kingsspanning kan leveren. Deze digitale signalen worden weergegeven van-50 neer het vertraagde opschakelsignaal van figuur 9B gaat van een logische 1 naar een logische 0, op het tijdstip t1 in de schakelopeenvolging. De signalen worden op hun beurt toegevoerd naar een aanpassende versterkings-regelketen 315* welke ook een gesommeerd of algebraïsch gecombineerd signaal ontvangt over een lijn 3lé uit de sommeerketen 30b. Aldus is het 55 duidelijk, dat het analoge versterkingsregelsignaal op de lijn 317 aan de uitgangszijde van de aanpassende versterkingsketen 315 een functie is van zowel de versterkingsregelspanning als de hellinginstelspanning. Deskundigen van de techniek van gesloten-lusregeling zullen begrijpen, dat de analoge versterkingsspanning op de lijn 278 wordt verminderd bij de 20 aanwezigheid van hogere koppelniveausignalen op de lijn 105 voor het verzekeren van stabiliteit van het gesloten-lusregelstelsel. Evenwel wordt bij lagere koppelniveaus de versterking vergroot voor het tot een minimum terugbrengen van spoorfouten in het stelsel. Het uitgangssignaal uit de aanpassende versterkingsketen 315 is steeds aanwezig over de lijn 317 25 naar het frequentiecampensatienetwerk 318, dat wordt bediend na ontvangst van het LC-statussignaal over de lijn 180. Dit netwerk kan verschillend in werking worden gesteld gedurende het opschakelen van 1 naar 2, doordat het logische signaal op de lijn 180 slechts een logische 0 is gedurende het opschakelen van 1 naar 2 en op alle andere tijdstippen een logische 2o 1· Het uitgangssignaal uit het frequentiecompensatienetwerk 318 wordt gevoerd naar een ingangsverbinding van een andere sommeertrap 320, welke ook een correctiesignaal ontvangt over een lijn 321 uit een nul-instel-eenheid 322. Het LC-logische signaal op de lijn 180 wordt ook toegevoerd naar de nulketen 322 en een deel van dit signaal, zoals bepaald door het 35 instellen van een instelbare component binnen de nulketen, wordt gevoerd 7906966 22 over een lijn 321 naar de soomeertrap 320. Eet uitgangssignaal uit de sommeertrap 320 is een analoog signaal op een lijn 323» gebruikt voor het regelen van de verkcyclus van het wisselende uitgangssignaal op een lijn 250, geleverd door de impulsbreedtemodulatieketen 32U.
2 Figuur 11 toont details van de logische blokken 271» 266 en 286 van figuur 7. De Boole-uitdrukkingen voor de logische trappen 271 en 286 zijn ook aangegeven. Doordat de uitdrukking ingevikkelder is voor de trap 268, worden de details voor de tvee onderling verbonden flip-flops aangegeven. Voor een deskundige zullen zovel de elektrische verbindingen IQ als de signaalprocesbeverkingen van de inrichting van figuur 11 duidelijk zijn voor het leveren van het signaal LUS-N voor het regelen van het inschakelende frictie-element.
Figuur 12 toont in Boole-vorm de details van de logische routeketen 12U van figuur 3. Dezelfde notatie vordt gebruikt in figuur 12, waardoor alle logische signalen zijn aangegeven met dezelfde tekens als in figuur 3 en de andere figuren. In figuur 12 ontvangen de procestrappen 330 , 331 en 332 de status signalen LC, LD, het schakelinleidings-signaal (LUS-R of LDS-R) voor het beginnen van ketenverking voor hetzij het opschakelen of het terugschakelen, en het geschikte paar signalen 2Q voor het regelen van de inschakelende of uitschakelende elementen, afhankelijk van het feit of het stelsel een opschakelen of een terugschakelen regelt. Na bewerking in de trappen 330,331 en 332, worden de uitgangssignalen uit deze trappen gevoerd naar de extra trappen 333, 33^ en 335, welke ook de ingangsachteruit R en neutrale N-logische signalen ontvangen 25 uit de schakelstandselector. De uitgangssignalen uit de trappen 333 tot'· 335 leveren signalen op twee van de drie geleiders 113, 11^ en 115 voor het regelen van de inschakelende of uitschakelende frictie-organen.
Er is een derde signaalingang naar elk van de trappen 333 tot 335 uit de vertragingstrap 336. Deze trap levert slechts een tijdver-30 traging in het signaal vanaf de procestrap 337, welke op zijn beurt signalen ontvangt uit elk van de trappen 330 tot 332. Door bewerking van de signalen zoals getekend bij de trap 337 en dan de uitgang van deze trap te vertragen in de vertragingstrap 336 voordat het signaal wordt gevoerd naar de trappen 333 tot 335, wordt het regelstelsel beschermd tegen ver-35 grendeling van de transmissie door een voortijdige samenwerking van een 7906966 23 ft frietie-element voordat een ander element is vrijgegeven.
Voor het beschouwen van de opschakelopeenvolging van de werking van het stelsel volgens de uitvinding, wordt aangenomen dat het voertuig, waarin de automatische transmissie 101 is aangebracht, is ge-5 start, dat de transmissie in de eerste versnelling is en dat de stand-selector schakelaar in 0 (aandrijving) is. Verder wordt aangenomen, dat het vereiste koppel zoals aangegeven door de stand van de contactarm van de potentiometer 111 in figuur 2, meer koppel vereist dan wordt gevormd en geleverd via de drijflijnas 103 bij de uitgangszijde van de transmissie. ^0 De schakelpuntcomputer 121 (figuur 3) levert een digitale of logische 0 evenals elk van de uitgangssignalen LA, LB aangevende dat de transmissie in de eerste versnelling is. Voordat het opschakelen wordt vereist, levert de logische toezichtketen 123 ook logische 0 of lage niveausigna-len zoals de uitgangsstatussignalen LC, LD en logische 1 of hoge niveau-signalen zoals de inleidingssignalen LUS-R en LDS-R.. Het signaal op de lijn 113 is een logisch 1 of hoog signaal naar de schuif VI, terwijl de signalen op de lijnen 1lh en 115 laag zijn op dat tijdstip. Dit is de status of toestand van het stelsel juist voordat het gaskleppositie (of ver- --- ---eist~koppel) signaal op_de~lijn''ttO* aangeeft dat in vergelijking met het 2q werkelijke koppelsignaal over de lijn 105, een opschakelen nodig is.
Wanneer de schakelpuntcomputer bepaalt, dat het schakelen nodig is, verandert het gewenste-versnellingssignaal LA, LB zo, dat het signaal op LA hoog wordt naar een 1 terwijl het LB-signaal laag blijft.
Dit wordt ontvangen door de logische toezichtketen 123, welke in feite de 2^ gewenste verhouding vergelijkt met de werkelijke signaalverhouding aan-· gegeven door LC, LD en bepaalt dat het schakelen van 1 naar 2 moet worden ingeleid. Dit wordt uitgevoerd door het leveren van het signaal LtJS-R van figuur 9A en optredend op het tijdstip tO in figuur 8. Dit betekent dat LUS-R gaat naar laag vanaf zijn normale hoge of logische 1 stand op het 2Q tijdstip tO in figuur 8. Volgens figuur 7 wordt het opschakelinleidings-signaal toegevoerd over de lijn 182 voor het starten van de werking van zowel de integrator 256, welke het gemiddelde koppelsignaal zal leveren ami het einde van de periode tussen tO en t1, als het tijdorgaan 257» gebruikt voor het bepalen van de maat van die periode. Buitendien blijft 35 het LC-signaal op de lijn 180 in figuur 7 op een logische 0, waardoor het 7906966 2k stelsel wordt verteld dat een opschakelen van 1 naar 2 wordt vereist in plaats van opschakelen van 2 naar 3« hetgeen zou zijn gesignaleerd door een logische 1 op de lijn 180. Aldus bepaalt de combinatie van het op-schakelinleidingssignaal op de lijn 182 en het statussignaal op de lijn 5 180 niet alleen dat een opschakelen zal worden ingeleid, maar welke op- schakelopeenvolging zal worden'gevolgd.
Op het tijdstip t1 aan het einde van de gemiddelde koppel-tijd in figuur 8, gaat de uitgang van de gemiddelde koppeltijdtrap 257 naar omlaag, zie figuur 9B. Op dit tijdstip wordt het gemiddelde koppel-signaal op de lijn 258 een constante, aangevende het gemiddelde drijf-lijnkoppel van het voertuig juist voordat de sehakelwerking begint. Opge-merkt wordt, dat dit vertraagde signaal op het tijdstip t1 wordt toegevoerd vanaf de uitgang van het tijdorgaan 257 als een van de ingangssignalen aan de procestrap 285* zodat er onmiddellijk een signaalniveau is op de lijn 15 253 voor het regelen van het uitschakelende frietie-element en het drijf- lijnkoppel begint dus af te nemen overeenkomstig figuur 8.
Op het tijdstip t2 is het drijf lijnkoppel gezakt tot ongeveer 0,8 maal het gemiddelde niveau juist voordat de schakelopeenvol-ging “begon-en <^'8it_tijd:§ïlï>'^af“hët uitgangs«i^aal“vanr'de eerste ver- ~ 2o gelijker 265 omlaag voor het leveren van het eerste trekkersignaal volgens figuur 9G. Dit uitgaande trekkersignaal wordt toegevoerd via de procestrappen 271 en 266 voor het aangeven aan de uitgangsprocestrap 286, dat het LUS-fi signaal moet beginnen, zodat de geschikte regelschuif kan beginnen te vullen om aan te spreken op het schakelen van 1 naar 2, 25 hetgeen sneller is dan het schakelen van 2 naar 3. Aannemende het voort-zetten van een normaal schakelen, waarbij het koppelniveau was boven 3,5 kgm bij het begin, zal het drijf lijnkoppel voortgaan af te nemen tot een niveau van ongeveer 0,6 maal het gemiddelde koppelniveau, aangegeven bij het tijdstip t3 in figuur 8. Op dit tijdstip levert de tweede vergelijker 30 26U het tweede trekkersignaal over de lijn 27kt omlaaggaande bij het tijd stip t3 volgens figuur 9H. Dit trekkersignaal wordt gevoerd door de procestrap 287, de flip-flop 288 en de procestrap 28U voor het leveren van een signaal op de lijn 252, ook weergegeven door figuur 9L voor het effectief sluiten van de lus en te zorgen dat het stelsel zal werken met de ge-35 sloten-luswijze. Indien de afname in het koppelniveau te gering is voor 7 § 0 6 9 6 8 25 het leveren van een uitgangssignaal uit de tveede vergelijker» zal de lussluiting niet worden ingeleid tot het tijdstip t^, vanneer een rondloop-signaal vordt opgewekt voor de vergelijker 263» zie figuur 91. Dit gebeurt op een tijdstip dat het koppelsignaal zijn minimum vaarde heeft bereikt 5 en dan toeneemt tot ongeveer 2,8 kgm boven die minimum vaarde. Op het tijdstip';t5 wanneer het drijflijnkoppel opnieuw is gestegen tot ongeveer 0,8 van het gemiddelde koppelniveau waarop het eerste trekkersignaal werd opgewekt door de vergelijker 265, gaat de uitgang van deze vergelijker veer omhoog voor het regelen van de hellingterugstelling, dat vil zeggen 10 de nogal korte toename in de vertikale vaarde van de helling weergegeven door de gestippelde kromme tussen de tijdstippen t3 en t5 in figuur 8.
Opgemerkt vordt, dat de zojuist beschreven opeenvolging van signalen uit vergelijkers 265, 26U en 263 slechts optreedt wanneer het gemiddelde koppelsignaal boven een vooraf bepaald referentieniveau is, dat 15 3,5 kgm is in het beschreven uitvoeringsgeval. Een koppelniveau onder deze waarde geeft aan, dat gesloten-lusregeling van het schakelen onnodig is en deze toestand vordt herkend door het uitgangssignaal op de lijn 267 vanuit de lage koppelvergelijker 262. Volgens figuur 9F blijft het signaal-niveau laag en levert een signaal aan de uitgangszijde van de flip-flop 20 282 op de lijn 283, waardoor de procestrap 28k stopt en vordt voorkomen dat het uitgangssignaal wordt geleverd op de lijn 252 om te verken op de gesloten-luswijze. In plaats daarvan vordt het signaal op de lijn 251 gevoerd naar de open-lusopschakelregelinrichting 2U9, zie figuur 7, zodat een gebruikelijke tijdopeenvolging van schakelen wordt geleverd in plaats 25 van een gesloten lus-regelinrichting.
De aanpassende versterking/heUingprogrsmmatrap 276 in figuur 7 levert de vereiste analoge signalen voor gebruik in de gesloten-lusinrichting van figuur 10. Deze signalen vorden dan gebruikt voor het leveren van het in impulsbreedte gemoduleerde signaal op de lijn 250 in 30 figuur 10 zoals boven beschreven, voor het regelen van het koppelniveau tussen de tijdstippen t5 en t6 volgens figuur 8. Dit veroorlooft dat het koppel zeer dicht de gewenste helling naspoort aangegeven door de gestippelde kromme in figuur 8. Op het tijdstip t6 of het punt 236 op de koppel-kromme is het inschakelende frictie-element of koppeling volledig ver-35 grendeld, zodat er geen verdere toename is in het koppeluitgangsniveau en 7906966 2 6 » „ het koppel komt algemeen op niveau zoals aangegeven in de kromme tussen de tijdstippen t6 en tj. Het regelstelsel volgens de uitvinding blijft in verking gedurende dit tijdinterval, vaardoor een spelingsmarge wordt toegelaten, zodat het niet volledig is uitgeschakeld totdat het opschakel-5 oversignaal LUS-0 vordt opgewekt door het tijdorgaan 308 (figuur 10) bij het einde van de schakelopeenvolging of het tijdstip t7.
Na het beschouwen van de verking van het regelstelsel volgens de uitvinding tijdens het opschakelen, blijft nog over het stelsel te beschouwen bij de werking tijdens het terugschakelen. Op het ogenblik 10 is het praktisch gebleken het regelen van het neerschakelen te benaseren op tijdoverwegingen, hetgeen drie basistijdperioden omvat. De eerste te beschouwen tijd is de versnellingstijd voor de motoraandrijfas om te worden versneld naar de nieuwe snelheid, nadat de belasting is gedaald bij het inleiden van het terugschakelen. Deze versnellingstijd zal worden aan-15 gegeven met ta, zowel bij het beschrijven als in figuren 13 en 15. Er is een bepaalde tijd vereist voor het legen van de vloeistof uit de zuiger, waardoor het uitschakelende orgaan moet worden vrijgegeven en deze tijd is aangegeven met te. De laatste tijdperiode tf is die, vereist voor het vullen van de zuiger van het inschakelende orgaan. Evenwel variëren al 20 deze tijden iets, afhankelijk van de snelheid en koppelcondities op het tijdstip dat het terugschakelen wordt ingeleid, de verhouding waarin de transmissie dan werkt en de nieuwe verhouding waarin de transmissie moet worden geschakeld. Overeenkomstig worden deze verschillende tijden gebruikt bij een aanvangsberekening voor het bepalen in welk van de drie vijzen 25 het terugschakelen zal worden geregeld. Deze wijzen worden genoemd gevallen 1, 2 en 3 voor besprekingsdoeleinden.
In het eerste geval wanneer de beginberekening bepaalt dat de vullingstijd tf groter is dan de som van de versnellingstijd ta en de legingstijd te, is het nodig een vertragingstijd td in te voeren in 30 het stelselregelalgorithme. Wanneer de vullingstijd zo lang is kan de vloeistof beginnen te lopen in het inschakelende orgaan zodra het schakelin-leidingssignaal wordt geleverd. Evenwel kan het vrijgeven van het uitschakelende orgaan niet onmiddellijk beginnen, aangezien te een veel kortere tijdperiode is. Dit zou resulteren in een te lang tijdinterval 35 tussen de tijd dat het uitschakelende orgaan vordt vrijgegeven en vermogen 790696e 27 veer wordt overgedragen over bet inschakelende orgaan. Vandaar dat de ver» tragingstijd td moet vorden toegevoegd bij het begin van het schakelen, voordat het ledigen van het uitschakelende orgaan kan beginnen. Het is dus duidelijk dat de gevenste vertragingstijd in het eerste geval gelijk zal zijn aan de vullingstijd ts, minus de som van de ledigings- en versnellings-tijden.
Voor het tveede geval is de vullingstijd kleiner dan de som van de ledigings- en versnellingstijden. Voor het verkrijgen van de juiste tijdbepaling onder deze omstandigheden, wordt het inleiden van het vullen voor het opkomende orgaan iets vertraagd over de tijdvertragingspe-riode td. Dit verzekert, dat er het juiste interval zal zijn tussen het ledigen van de zuiger voor het uitschakelende orgaan en het koppelen van het inschakelende orgaan. De gevenste tijdvertraging in het geval 2 is gelijk aan de som van de versnellings- en ledigingstijden minus de vul-^ lingstijd voor het inschakelende orgaan.
Ia het derde geval mogelijk bij het geregelde terugschakelen is de versnellingstijd gelijk aan of groter dan de som van de vullingstijd en de ledigingstijd. Aldus is het slechts nodig het begin van de vullingstijd te vertragen over de vertragingstijdperiode td. In dit derde 2Q geval zal dan de berekening voor de vertragingstijd gelijk zijn aan de versnellingstijd ta minus de vullingstijd tf. De logische stroming van signalen voor het vonten van deze werksignalen voor het regelen van het begin van de vullings- en ledigingstijden ziet men in figuur 13.
Zoals daar is gegeven, wordt het elektrische signaal voor 2^ het weergeven van een koppel toegevoerd over de lijn 105 naar een trap '3^0, welke het aangelegde koppelniveausignaal naspoort totdat hij het terug-schakelinleidingssigna&l LDS-R ontvangt en op dat tijdstip slaat hij het signaal op en levert het continu op de uitgangslijn 3^1. Op een overeenkomstige wijze wordt het snelheidssignaal op de lijn 106 gevolgd door de 2o spoor/opzamelingstrap 3½ en bij ontvangst van het LDS-R signaal wordt de ogenblikswaarde van het snelheidssignaal op dat tijdstip opgeslagen en daarna aangeboden aan zijn uitgangsgeleider 3k3. Dit opgeslagen snelheids·» signaal wordt gevoerd naar de motortraagheidstrap 3^U en wanneer het LD-signaal wordt ontvangen bij deze trap (LD is een logische 1 gedurende het 25 terugschakelen van 3 naar 2 en een logische 0 bij het terugschakelen van 7906966 4 ' 28 2 naar 4) wordt het gewijzigde signaal toegevoerd vanaf deze trap over de lijn 3^5 naar de plusingangen van elk van de sonaeertrappen 3^6 en 3^7·
Het ingangskoppelsignaal op de lijn 105 wordt ook gevoerd naar de minusingangsverbinding van een andere vergelijker 3^8, welke op 5 zijn positieve ingangsverbinding het opgeslagen koppelsignaal ontvangt, gereduceerd door een factor, bepaald door het instellen van een potentiometer 350 of ander signaalvarierend orgaan. Bij een uitvoeringsvorm werd deze potentiometer ingesteld om naar de vergelijker een signaal door te laten ongeveer 65 % van het niveau van het ingangssignaal ontvangen door jq de potentiometer. Dit veroorlooft dat de vergelijker 3^8 kan werken als een koppeldalingsvergelijker voor het leveren van een uitgangssignaal wanneer het ingangskoppel bij de negatieve verbinding is gedaald tot een niveau, dat 65 % is van de opgeslagen vaarde op de lijn 3^1. Dit koppel-afneemsignaal wordt gevoerd als één van drie ingangen naar een tijdtrap 15 350. Het tijdorgaan ontvangt ook andere ingangssignalen, zoals het terug- schakelinleidingssignaal LDS-R in het eerste en tweede geval als bovenbeschreven. Het opgeslagen signaal op de lijn 3^1 wordt continu gevoerd over de lijn 351 naar de ingangsverbinding van een poort 352, welke open is of een signaal doorlaat wanneer hij het poortsignaal ontvangt vanaf het 20 tijdorgaan 350. De uitgang van de poort 352 wordt gevoerd over de lijn 353 naar de plusingangsverbinding van een eerste vergelijker 35^ en ook naar de plusingangsverbinding van een andere vergelijker 355. Het koppel op de lijn 3^1 wordt ook gevoerd naar een berekeningstrap 356, welke een uitgangssignaal levert representatief voor de vullingstijd nodig voor het in-25 schakelende orgaan, naar de negatieve ingangsverbinding van de sommeertrap 3^6. Overeenkomstig levert de berekeningstrap 357 een signaal, dat de som weergeeft van de vullings- en ledigingstijden voor beide organen, naar de negatieve ingangsverbinding van de sommeertrap 3^7· Sik van de berekenings-trappen 356 en 357 wordt bediend door het LD-signaal dat zoals boven 3Q opgemerkt, slechts bij het terugschakelen van 3 naar 2 een logische 1 is.
De uitgang van de sommeertrap 3^6 wordt gevoerd zowel naar de vergelijker 35^ gebruikt voor het leveren van het LT III signaal en naar de invertor-trap 358, gebruikt voor het leveren van het logische signaal L III in het derde boven beschreven geval. Opgemerkt wordt, dat dit signaal slechts 35 wordt toegevoerd naar het tijdorgaan 350.
7906966 29
De uitgang ran de andere sommeertrap 3^7 wordt gevoerd door een procestrap 361 voor absolute vaarde en ook door een invertortrap 362 naar de negatieve ingangsverbinding van de vergelijkertrap 355·
De uitgang van de sommeertrap 3^7 wordt direkt gevoerd door een buffer-5 trap 363 voor bet leveren van het L I/II logische signaal. Uit de bovenstaande toelichting voor gevallen 1, 2 en 3, is het duidelijk hoe de combinaties volgens figuur 13 kunnen worden gebruikt voor het leveren van de daar aangegeven logische signalen. Deze logische signalen zijn hetzij een 1 of een 0 afhankelijk van de condities of het geval dat is verkregen, 10 zoals getekend volgens de eerste zes lijnen van de kaart in figuur 1U.
Eet is een betrekkelijk rechtstreekse logische combinatie voor het leveren van de laatste twee regels in de kaart en de regelsignalen LDS-F en LDS-N voor het regelen van de uitschakelende en inschakelende organen respectievelijk. In feite kunnen andere procesinrichtingen dan getekend in 15 figuur 13 ook worden gebruikt voor het bewerken van de koppel- en snel- heidssignalen en voor het leveren van bedieningssignalen voor het regelen van de inschakelende en uitschakelende organen voor de bepaalde optredende terugschakelwerking.
Om een deskundige mogelijk maken de uitvinding te gebruiken 20 net een minimum van proeven, geeft figuur 15 een schematische inrichting aan van een schakeling voor het gebruiken van logische signalen zoals getekend op de eerste zes lijnen van figuur 1¾ voor het leveren van de inschakelende en uitschakelende signalen naar de respectieve frietie-organen. Deze schakeling is bijzonder toe te passen bij de boven gegeven beschrij-25 ving voor het geval 3 wanneer de totale versnellingstijd groter is dan '· of gelijk aan de som van de vullings- en ledigingstijden. Doordat de ketenwaarden zijn getekend voor de verschillende logische en flip-flopketens, zal een deskundige gemakkelijk de inrichting kunnen uitvoeren met behulp van de bovenstaande toelichting.
30 De uitdrukking "verbonden” zoals hier gebruikt, betekent een gelijkstroomverbinding tussen twee componenten met praktisch gelijk-stroomveerstand nul tussen die componenten. De uitdrukking "gekoppeld” geeft aan dat er aan functioneel verband is tussen twee componenten onder mogelijke tussenplaatsing van andere elementen tussen de twee componenten 35 beschreven als gekoppeld of onderling gekoppeld.
7906966 30
Wijzigingen van de voorbeelden is mogelijk binnen het kader van de uitvinding.
7906966

Claims (19)

1. Regelstelsel voor het regelen van overbrengingsverhou-dingsveranderingen in een automatische transmissie gekoppeld tussen een motor en een mechanische uitgangsdrijfverbinding, met het kenmerk, dat 5 overbrengingsverhoudingscommendo-organen (121) aanwezig zijn voor het leveren van een verhoudingsveranderingscommendo (LA, LB) signaal bij ontvangst van informatie-ingangssignalen omvattende standselector (op 107) informatie, een logische toezichtketen (123) verbonden voor het ontvangen van het verhoudingsveranderingscommendosignaal en het ontvangen van stand-10 selector (LD) informatie, en een logische routeketen (12U) verbonden voor het ontvangen van een schakelingsbeginsignaal (LUS-R of LDS-R) vanuit de logische toezichtketen, standselector (LR, LD) informatie en schakelings-kwaliteitregelsignalen (uit 126 of 127) werkend voor het leveren van selectieve uitgangssignalen (op 113, 11^·, 115) welke respectievelijk ge- · 15 selecteerde organen (V1, V2, V3) regelen voor het plaatsen van de automatische transmissie in de gewenste overbrengingsverhouding.
2. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de overbrengingsverhoudingscommendo-organen zijn voorzien van een schakelpunt-computer (121) verbonden voor het ontvangen van een eerste ingangssignaal 20 (op 110} dat varieert als een functie van het vereiste koppel, een tweede ingangssignaal (uit 120) voorzien van de standselectorinformatie en een derde ingangssignaal (op 120) dat varieert als een functie van de snelheid van de mechanische uitgangsdrijfverbinding, welke schakelpuntcomputer werkt voor het leveren van het verhoudingsveranderingscommendosignaal.
3. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ' overbrengingsverhoudingscommendo-organen zijn voorzien van een handver-snellingsselectie-inrichting (bijvoorbeeld 108) voor het ontvangen van een eerste ingangssignaal voor het aangeven van een gewenste overbrengingsverhouding en een tweede ingangssignaal (uit 120) voorzien van de stand-30 selectorinformatie. U. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een opschakelregelketen (125) aanwezig is, verbonden voor het ontvangen van het sehakelinleidingssignaal (LUS-R) uit de logische toezichtketen (123) voor het leveren van de schakelkwaliteitsregelsignalen (LUS-N) en(LUS-F) 35 naar de logische routeketen en voor het leveren van een schakelvoltooid- 7906965 signaal (LUS-O) naar de logische toezichtketen bij het beëindigen van een opschakelende overbrengingsverhoudingsveranderingsopeenvolging.
5. Stelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat een terugsohakelregelketen (126\ aanwezig is voor het ontvangen van het scha-5 keiinleidingssignaal (LDS-R) uit de logische toezichtketen voor het le veren van de schakelregelsignalen (LDS-F en LDS-N) naar de logische route-keten en voor het leveren van een schakeling-voltooidsignaal (LDS-O) naar de logische toezichtketen bij het beëindigen van een terugschakelende overbrengingsverhoudingsveranderingsopeenvolging.
6. Stelsel voor het regelen van overbrengingsverhoudings- veranderingen in een automatische transmissie gekoppeld tussen een motor en een mechanische uitgangsdrijfverbinding, met het kenmerk, dat overbreng-ingsverhoudingscommendo-organen (121) aanwezig zijn voor het leveren van een verhoudingsveranderingscommendosignaal bij het ontvangen van informa-35 tie-ingangssignalen omvattende standselectorinformatie, een logische toe- zichtketen (123) verbonden voor het ontvangen van het verhoudingsverande-ringscammendosignaal en het ontvangen van standselect or informatie, een logische routeketen (12U) verbonden voor het ontvangen van een schakel-inleidingssignaal uit de logische-toezichtketen, standselectorinformatie, 20 een status signaal voor het aangeven van de werkelijke overbrengingsver-houding en schakelkwaliteitsregelsignalen werkend voor het leveren van selectieve uitgangssignalen welke respectievelijk geselecteerde organen regelen voor het plaatsen van de automatische transmissie in de gewenste overbrengingsverhouding, een opschakelregelketen (125) verbonden voor het 25 ontvangen van de sohakelinleidings- en statussignalen uit de logische ' toezichtketen voor het leveren van de schakelkwaliteitsregelsignalen naar de logische routeketen en voor het leveren van een schakelingvoltooid-signaal naar de logische toezichtketen bij het beëindigen van een opschakelende overbrengingsverhoudingsveranderingsopeenvolging, en een terug-30 schakelende regelketen (126) verbonden voor het ontvangen van de schakel-inleidende en statussignalen uit de logische toezichtketen voor het leveren van de schakelkwaliteitsregelsignalen aan de logische routeketen en voor het leveren van een schakelingvoltooidsignaal naar de logische toezichtketen bij het beëindigen van een terugschakelende overbrengingsverhoudings-35 veranderingsopeenvolging. 7906966 7* Stelsel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de overbrengingsverhoudingscommendo-organen zijn voorzien van een schakelpunt-ccmputer (121} verbonden voor het ontvangen van een eerste ingangssignaal (op 110} dat varieert als functie van vereist koppel, een tveede ingangs-5 signaal (uit 120} voorzien van standselectorinformatie, en een derde ingangssignaal (op 122} dat varieert als een functie van de snelheid van de mechanische uitgangsdrijfverbinding velke schakelpuntcomputer werkzaam is voor het leveren van het verhoudingsveranderingsccmmendosignaal.
8. Stelsel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de ]0 overbrengingsverhoudingsccmmendo-organen zijn voorzien van een handver- snellingsselectie-inrichting (bijvoorbeeld 108} voor het ontvangen van een eerste ingangssignaal voor het aangeven van een gewenste overbrengingsver-houding en een tweede ingangssignaal voorzien van de standselectorinforma-tie.
9. Hegelstelsel voor het regelen van overbrengingsver- houdingsveranderingen in een automatische transmissie gekoppeld tussen een motor en een mechanische uitgangsaandrijving, met het kenmerk, dat een schakelpuntcomputer (121} is verbonden voor het ontvangen van een eerste ingangssignaal dat varieert als een functie van vereist koppel, een ’ 2o tweede ingangssignaal voorzien van standselectorinformatie en een derde ingangssignaal dat varieert als een functie van de snelheid van de mechanische uitgangsaandrijfverbinding, velke schakelpuntcomputer werkt voor het leveren van het verhoudingsveranderingscommendosignaal, een logische toezichtketen (123) verbonden voor het ontvangen van het verhoudingsver-25 anderingscommendosignaal en voor het ontvangen van standselectorinforma tie, een logische routeketen (12U) verbonden voor het ontvangen van een schakelinleidingssignaal vanuit de logische toezichtketen, standselectorinformatie, een statussignaal voor het aangeven van de werkelijke over-brengingsverhouding en schakelkwaliteitsregelsignalen werkend voor het 30 leveren van selectieve uitgangssignalen welke respectievelijk geselecteerde organen regelen voor het plaatsen van de automatische transmissie in de gewenste overbrengingsverhouding, een opschakelregelketen (125) verbonden voor het ontvangen van schakelinleidings- en statussignalen uit de logische toezichtketen voor het leveren van de sehakelkwaliteitsregel-35 signalen naar de logische routeketen en voor het leveren van een schakel- 7906966 3k τ voltoóidsignaal naar de logische toezichtketen bij het beëindigen van een opschakelende overbrengingsverhoudingsveranderingsopeenvolging, en een terugschakelregelketen (126) verbonden voor het ontvangen van de schakel-inleidings- en statussignalen uit de logische toezichtketen voor het leve-5 ren van de schakelkvaliteitsregelsignalen aan de logische routeketen en voor het leveren van een schakelvoltooidsignaal naar de logische toezichtketen bij beëindiging van een terugschakelende overbrengingsveroudings-veranderingsopeenvolging.
10. Regelstelsel voor een automatische transmissie met een IQ aantal overbrengingen met een uitgangsas, met het kenmerk, dat een scha-kelpuntcomputer (121) is verbonden voor het ontvangen van ingangsinforma-tie met vereist koppel (op 110) en tenminste een aanwijzing van een automatische transmissie-uitgangsparameter (snelheid of koppel) en voor het leveren van een uitgangssignaal (LA, LB) voor het aangeven van de gewenste 15 overbrengingsverhouding van de transmissie, en een regeltoezichtketen (118) verbonden voor het ontvangen van het uitgangssignaal uit de schakelpunt-eomputer voor het vergelijken van dat uitgangssignaal met een status-sign aal voor het aangeven van de werkelijke overbrengingsverhouding en om zowel de vergelijking van signalen te onderbreken als een overbrengings-2o verhoudingsverandering in te leiden wanneer het statussignaal verschilt van het gewenste overbrengingsverhoudingssignaal geleverd door de schakel-puntcomputer en voor het leveren van regelsignalen aan de automatische transmissie voor het uitvoeren van de gewenste verandering van overbrengingsverhouding. 25 4 1. Stelsel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat eèn schakelkwaliteitsregelketen (119) is gekoppeld met de toezichtregelketen voor het leveren van signalen aan de toezichtregelketen voor het uitvoeren van een nauwkeurige regeling van de overbrengingsverhoudingsverandering en voor het beëindigen van signalering van de overbrengingsverhoudingsver-2Q andering voor het toelaten dat de toezichtregelketen het vergelijken hervat van het gewenste overbrengingsverhoudingssignaal met het werkelijke overbrengingsverhoudingssignaal.
12. Stelsel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat een transductor (10¼) is geplaatst nabij de uitgangsas van de automatische 25 transmissie voor het leveren van de aanwijzing van de transmissie-uitgangs- 7906966 » -35 parameter (snelheid en/of koppel) naar de sc hakelkvaliteitsregelketen en naar de schakelpuntcomputer.
13. Regelinrichting voor het regelen van de veranderingen van de overbrengingsverhouding in een automatische transmissie met een 5 aantal verhoudingen, welke aandrijving krijgt van een motor en een uitgangs-aandrijfverbinding heeft voor het leveren van een aandrijfkoppel naar een belasting, met het kenmerk, dat een schakelpuntcomputer (121) is ver-bonden voor het ontvangen van ingangsinfonnatie met vereist koppel, en het leveren van een gewenst overbrengingsverhoudingssignaal, testorganen 10 dolf) welke samenwerken met de uitgangsaandrijfverbinding voor het vormen van een uitgangssignaal dat varieert als een functie van&e aandrijving bij de uitgangsverbinding en een regelstelsel (118, 119) gekoppeld met de schakelpuntcomputer en de testorganen voor het testen van het gewenste overbrengingsverhoudingssignaal voor het detecteren van een verschil met 15 de werkelijke overbrengingsverhouding, het inleiden van een overbrengings-verhoudingsverandering wanneer zulk een verschil wordt gedetecteerd en het onderbreken van de testfunctie gedurende het veranderen en het hervatten van de testfunctie na het voltooien van de overbrengingsverhoudingsveran-dering.
14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het uitgangssignaal gevormd door de testorganen (104) varieert als functie van het aandrijfkoppel.
15. Werkwijze voor het regelen van overbrengingsverande-ringsverhoudingen van een automatische transmissie met een aantal over-25 brengingen waardoor een uitgangskoppel wordt geleverd over een uitgangs- aandrijfas, met het kenmerk, dat een eerste signaal (op 110) wordt geleverd in verband met het vereiste koppel op de transmissie en een tweede signaal (op 105 of 106) wordt geleverd in verband met tenminste één parameter van de automatische transmissie-uitgang, de eerste en tweede signalen 2o (in 121) worden bewerkt voor het leveren van een signaal voor het aangeven van de gewenste overbrengingsverhouding van de transmissie, het gewenste overbrengingsverhoudingssignaal (in 118) vergelijken met een signaal dat de werkelijke overbrengingsverhouding aangeeft, het herkennen van een verschil (ook in 118) tussen deze signalen, het onderbreken van de vergelij-25 king tussen de gewenste en werkelijke verhoudingssignalen, het toewijzen 7906965 van de schakelkwaliteitsregelcomponenten (opschakelen of terugschakelen) geschikt voor de speciale overbrengingsverhoudingsverandering die moet worden ondernomen, en het regelen (119) van de speciale overbrengingsver-houdingsverandering met de toegevezen componenten en het gebruiken van 5 een signaal voor het weergeven van het dr ij flijnkoppel, en bij het voltooien (in II8) van de geregelde overbrengingsverhoudingsverandering het vrijgeven van de toegewezen schakelkwaliteitsregelcomponenten en het hervatten van de vergelijking van het gewenste overbrengingsverhoudingssignaal en het werkelijke overbrengingsverhoudingssignaal.
16. Werkwijze volgens conclusie 15» met het kenmerk, dat wordt bepaald of het uitgangskoppelsignaal groter is dan een vooraf bepaald niveau, het inleiden van een gesloten lus-geregelde overbrengings-verhoudingsverandering (met normale ketens) wanneer het koppelsignaal groter is dan het vooraf bepaalde niveau en het inleiden van een open-15 lusopeenvolging (met 2U9) van de verhoudingsverandering wanneer het koppel signaal kleiner is dan het vooraf bepaalde niveau.
17. Werkwijze voor het regelen van een overbrengingsverhou-dingsverandering in een automatische transmissie met een aantal verhoudingen gekoppeld met een motor in een auto, met het kenmerk, dat een ge- 2o wenst verhoudingssignaal wordt gevormd (in 121) door het gebruik van in-gangsinformatie voorzien van standselectorinformatie en vereiste koppel-informatie, vergelijking (in 118) van het gewenste verhoudingssignaal met het werkelijke verhoudingsstatussignaal en het leveren van een schakel-inleidingssignaal (aan 119) wanneer de werkelijke verhouding verschilt van 25 de gewenste verhouding, het toewijzen van keten componenten (opschakelen of terugschakelen) voor het voltooien van een baan voor het leveren van schakelregelsignalen voor het regelen van een overbrengingsverhoudingsver-andering, en het gebruiken van het schakelinleidingssignaal (118, 119), het statussignaal en de schakelregelsignalen ontvangen over de toegewezen 30 baan voor het leveren van een overbrengingsverhoudingsverandering in de automatische transmissie.
18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de ingangsinformatie is voorzien van motorregelinformatie (uit 119).
19. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de 35 ingangsinformatie is voorzien van signalen met de hand gezonden door de 7906966 * * N autobestuurder.
20. Werkwijze voor het regelen van een overbrengingsver-houdingsverandering in een automatische transmissie gekoppeld met een motor in een auto, met het kenmerk, dat een verhoudingsveranderingscommando- 5 signaal wordt gevormd door gebruik van ingangsinformatie met standselector-informatie, vereiste koppelinformatie en transmissie-uitgangsassnelheids-informatie, het bewerken (in 118) van het verhoudingsveranderingseommendo-signaal in samenhang met extra standselectorinformatie voor het leveren van een schakelinleidingssignaal en een overbrengingsverhoudingsstatus-10 signaal, met toevijzen van keten componenten (opschakelen of terugschakelen) voor het voltooien van een routebaan voor het vormen van schakel-regelsignalen voor het regelen van een gewenste overbrengingsverhoudings-verandering, en het gebruiken (118, 119) van het verschuivingsinleidings-signaal, het statussignaal en de schakelregelsignalen ontvangen over de 15 toegewezen routebaan voor het uitvoeren van de gewenste overbrengingsver-houdingsverandering in de automatische transmissie.
21. Werkwijze volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat een sohakeling-voltooidsignaal (LUS-0 of LDS-0) wordt opgewekt in de toe- " " gewezen-routebaan- aan het einde vaime~overbreiigingsverhoudingsveranderings- 20 opeenvolging en het gebruiken van het schakelingvoltooidsignaal voor het terugstellen van het overbrengingsverhoudingsstatussignaal.
22. Werkwijze en inrichting in hoofdzaak zoals beschreven in de beschrijving en/of weergegeven in de tekening. J S 7906966
NLAANVRAGE7906966,A 1978-09-29 1979-09-19 Regelschakeling voor gebruik bij een automatische meerverhoudingstransmissie met tenminste drie standen vooruit. NL183669C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US94721278A 1978-09-29 1978-09-29
US94721278 1978-09-29

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL7906966A true NL7906966A (nl) 1980-04-01
NL183669B NL183669B (nl) 1988-07-18
NL183669C NL183669C (nl) 1988-12-16

Family

ID=25485744

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NLAANVRAGE7906966,A NL183669C (nl) 1978-09-29 1979-09-19 Regelschakeling voor gebruik bij een automatische meerverhoudingstransmissie met tenminste drie standen vooruit.

Country Status (9)

Country Link
JP (1) JPS5547042A (nl)
AU (1) AU526972B2 (nl)
CA (1) CA1159536A (nl)
DE (1) DE2939556A1 (nl)
FR (1) FR2437537A1 (nl)
GB (1) GB2033981B (nl)
IT (1) IT1123357B (nl)
NL (1) NL183669C (nl)
SE (1) SE444149B (nl)

Families Citing this family (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS57179815A (en) * 1981-04-28 1982-11-05 Ricoh Co Ltd Positioning method for prism for forming laser beam
JPS58211060A (ja) * 1982-06-01 1983-12-08 Nippon Denso Co Ltd 車両用変速制御装置
JPS6128933U (ja) * 1984-07-24 1986-02-21 日産ディーゼル工業株式会社 車両の自動変速機
US4595986A (en) * 1984-10-09 1986-06-17 Eaton Corporation Method for control of automatic mechanical transmission system utilizing a microprocessor based electronic controller
JPH065102B2 (ja) * 1985-01-19 1994-01-19 トヨタ自動車株式会社 変速機の制御装置
JPS61252949A (ja) * 1985-04-30 1986-11-10 Nissan Motor Co Ltd 自動変速機のセレクトシヨツク軽減装置
US4653350A (en) * 1985-11-29 1987-03-31 General Motors Corporation Adaptive direct pressure shift control for a motor vehicle transmission
US4707789A (en) * 1985-11-29 1987-11-17 General Motors Corporation Adaptive direct pressure shift control for a motor vehicle transmission
JPH083859Y2 (ja) * 1989-08-31 1996-01-31 株式会社瀬田電機工業 加湿機のノズルパイプの取付け構造
US5406861A (en) * 1993-09-22 1995-04-18 Eaton Corporation Manual modification of automatic mode shift points
JP2002005277A (ja) * 2000-06-22 2002-01-09 Denso Corp 車両制御システム

Family Cites Families (18)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1964524A1 (de) * 1968-12-31 1970-07-16 Citroen Sa Elektronische Steuervorrichtung fuer ein Getriebe mit abgestuften UEbersetzungsverhaeltnissen
GB1302081A (nl) * 1969-01-29 1973-01-04
FR2082311A5 (nl) * 1970-03-10 1971-12-10 Citroen Sa
JPS5241423B1 (nl) * 1971-04-16 1977-10-18
US3754482A (en) * 1971-05-28 1973-08-28 Gen Motors Corp Method and apparatus for controlling torque capacity in torque transmitting devices
AT325963B (de) * 1972-07-21 1975-11-25 Polly Johann Einrichtung zum automatischen schalten von kraftfahrzeuggetrieben
GB1462957A (en) * 1973-07-27 1977-01-26 Daimler Benz Ag Device for the automatic shifting of multistep change-speed gearboxes
FR2266061B1 (nl) * 1974-03-29 1979-02-16 Berliet Automobiles
US3961546A (en) * 1974-09-17 1976-06-08 Allis-Chalmers Corporation Digital automatic transmission control
US4031782A (en) * 1976-02-27 1977-06-28 Borg-Warner Corporation Method and apparatus for a transmission control system
US4106368A (en) * 1976-12-22 1978-08-15 Borg-Warner Corporation Transmission control system
DE2658464A1 (de) * 1976-12-23 1978-06-29 Bosch Gmbh Robert Digitales elektronisches steuergeraet zum automatischen gangwechsel
US4102222A (en) * 1977-01-03 1978-07-25 Borg-Warner Corporation Transmission control system
US4131036A (en) * 1977-06-10 1978-12-26 Borg-Warner Corporation Method and apparatus for transmission control system
DE2742031B2 (de) * 1977-09-19 1979-09-13 Robert Bosch Gmbh, 7000 Stuttgart Gangwechseleinrichtung für Fahrzeug-Lastschaltgetriebe
DE2812742A1 (de) * 1978-03-23 1979-09-27 Zahnradfabrik Friedrichshafen Vorrichtung zum selbsttaetigen schalten von stufenwechselgetrieben, insbesondere in fahrzeugen
JPS5827420B2 (ja) * 1978-06-06 1983-06-09 株式会社デンソー 自動車用自動変速制御方法および装置
FR2448077A1 (fr) * 1979-02-05 1980-08-29 Pont A Mousson Dispositif de commande des changements de rapports d'une boite de vitesses

Also Published As

Publication number Publication date
SE444149B (sv) 1986-03-24
JPS6255021B2 (nl) 1987-11-18
SE7907597L (sv) 1980-03-30
JPS5547042A (en) 1980-04-02
GB2033981A (en) 1980-05-29
CA1159536A (en) 1983-12-27
DE2939556C2 (nl) 1988-06-30
FR2437537B1 (nl) 1984-04-06
DE2939556A1 (de) 1980-04-17
IT1123357B (it) 1986-04-30
FR2437537A1 (fr) 1980-04-25
AU5068279A (en) 1980-04-03
GB2033981B (en) 1982-11-17
AU526972B2 (en) 1983-02-10
NL183669C (nl) 1988-12-16
NL183669B (nl) 1988-07-18
IT7926069A0 (it) 1979-09-28

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4350058A (en) Transmission control system for multi-ratio gear arrangement
US5954776A (en) Hydraulic control apparatus of automatic transmission
NL7906966A (nl) Transmissieregelstelsel voor automatische transmissie.
US4765450A (en) Clutch control apparatus responsive to motor and gearing controls
US6125321A (en) Motor vehicle drive system controller and automatic drive controller
US6234933B1 (en) Method and device for controlling a transmission group of a vehicle
CN103423434B (zh) 自动变速器的控制方法及自动变速器系统
US5307270A (en) Control system for a motor vehicle drive
KR960702070A (ko) 클러치제어시스템
JPH1182712A (ja) 自動変速機の油圧制御装置
US10731751B2 (en) Automatic gear changer control device and control method
KR102476379B1 (ko) Dct 차량의 가속 제어 방법
EP2966319A1 (en) Electric vehicle shift control device
EP0082951A2 (de) Vorrichtung zur Steuerung einer Kraftfahrzeug-Antriebseinheit
DE102004015909A1 (de) Vorrichtung und Verfahren zum Steuern einer Kupplung eines mechanischen Automatikgetriebes
US4026169A (en) Electro-hydraulic control system for speed-changing mechanism switchable under load
CN104285083A (zh) 车辆的变速控制装置
CN107415769A (zh) 再生控制装置
EP3404295A1 (en) Gear shift control device for vehicle transmission and gear shift control method for vehicle transmission
US6503171B1 (en) Method for the control of a transmission
SU1179915A3 (ru) Система управлени сцеплением трансмиссии транспортного средства
US4718309A (en) Automatic transmission system for vehicles
KR102565356B1 (ko) 하이브리드 차량의 회생제동 제어 방법
US6374688B1 (en) Method of controlling a transmission
JPH06510963A (ja) 車輛の始動時変速回転数特性可変機構の自動制御方法

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
A85 Still pending on 85-01-01
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee