NL7905838A

NL7905838A - Met stoom werkend steriliseertoestel voor was, verband- stoffen, instrumenten of dergelijke.

Info

Publication number: NL7905838A
Application number: NL7905838A
Authority: NL
Original assignee: Ver Edelstahlwerke Ag
Priority date: 1978-07-28
Filing date: 1979-07-27
Publication date: 1980-01-30
Also published as: AT358182B; ATA551378A; US4263258A; FI792242A; SE7906195L; CH641961A5; DE2925034A1

Description

, - i f v.o. 8003

Vereinigte Edelstahlwerke Aktiengesellschaft (VEW)

Wenen

Oostenrijk

Met stoom werkend steriliseertoestel voor was, verbandstoffen, instrumenten of dergelijke

De uitvinding "betreft een met stoom werkend steriliseertoestel voor was, verbandst off en, instrumenten of dergelijke.

Ongeveer tot het jaar 1930 werden was, verbandst off en en instrumenten uitsluitend hij een temperatuur van 100°C gesteriliseerd.

5 Speciaal vond het steriliseren van was, verbandstoffen plaats in een stromende stoom van 100°C, terwijl de sterilisatie van instrumenten plaats vond in kokend water. Instrumenten-kooktoestellen waren zelfs nog tot 1960 in gebruik.

Ter verbetering van het kiemvrij maken en voor het bekorten van 10 de sterilisatietijd werd na 1930 in toenemende mate met stilstaande of stromende, verzadigde stoom van ongeveer 120°C, en sedert ongeveer i960 met verzadigde stoom van 13^°C - 1^0°C gesteriliseerd.

Met de verhoging van de steriliseertemperatuur moest noodzakelijkerwijs ook de stoomdruk worden verhoogd. De tegenwoordig over de 15 gehele wereld meest toegepaste steriliseertemperatuur van 13^°C komt bij voorbeeld overeen met een stoomdruk van 2,2 bar.

De tot dusverre gebruikelijke, met verzadigde stoom vah boven de 100°C werkende steriliseertoestellen zijn dienovereenkomstig uitgerust met een stoomketel, of stoomopwekinrichting, en met een als 20 ' steriliseerkamer dienst doende stoomhouder, waarbij speciaal de stoomketel moet voldoen aan strenge wettelijke voorschriften en zowel de stoomketel als de stoomhouder onderworpen zijn aan een wettelijke controle-plicht. Niettemin vormen zij in operatiezalen toch nog een bron van gevaar. In de praktijk is dan ook door explosies reeds aan-25 zienlijke schade aan personen en goederen aangericht.

Doel van de uitvinding is derhalve een steriliseertoestel zodanig uit te voeren, dat het met eigen stoom en een temperatuur van meer dan 100°C kan werken, zonder dat daartoe toepassing van een stoom- 790 58 38 2 *r

V

ketel en de veel ruimte vergende en kostbare uitrusting voor een dergelijke ketel nodig zijn. Door nadere uitwerking volgens de uitvinding is het voorts de bedoeling, uitvoering van de steriliseerkamer als een aan controleplicht onderhevige drukhouder te vermijden.

5 Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de steriliseerkamer is aangebracht in een met een vloeibare warmtedrager gevulde, varmte-isolerende houder, welke is voorzien van- een, voor de warmtedrager bestemde verwarmingsinrichting, die is uitgevoerd voor een warmtedragertemperatuur van meer dan 100°C, bij voorkeur 10 in het bereik van 132°C - 1h0°C, terwijl in de, met de vloeibare warmtedrager gevulde, inwendige ruimte van de houder een op een voedings-waterbron aan te sluiten leidingsysteem aangebracht is, dat een water-ver dampings gedeelte en een daar op aansluitend . stoomoververhittings-gedeelte bevat en boven in de steriliseerkamer uitmondt, terwijl onder 15 uit de steriliseerkamer een uitmonding naar een condensaat afvoerleiding is aangebracht.

Bij een dergelijk, zonder ketel uitgevoerd steriliseertoestel vindt de opwekking van stoom plaats door warmte-overdracht van de opgewarmde warmtedrager op het water in het door die warmtedrager 20 omgeven leidingsysteem, waarbij dat water in het eerste gedeelte van het leidingsysteem tot het kookpunt wordt verhit en wordt verdampt en in aansluiting hierop de stoom in het tweede gedeelte van het leidingsysteem verder wordt verwarmd, d.w.z. wordt oververhit, alvorens die stoom in de steriliseerkamer binnentreedt. De gehele, 25 met water gevulde, inwendige ruimte van het leidingsysteem vormt daarbij·slechts een fractie van het volume, waarvoor de wettelijke voorschriften en de controleplicht voor ketels geldig zijn, zodat het uitgevonden steriliseertoestel hiervan bevrijd is. Haar gelang, of in de condensaat af voer leiding de stoom stroom gesmoord wordt, of die 30 stoom met het condensaat vrij kan ontsnappen wordt gewerkt bij overdruk met verzadigde stoom bij een temperatuur boven 100°C waarbij nog de uitvoering van de steriliseerkamer als drukhouder vereist is of wordt er gewerkt zonder druk, met oververhitte, onverzadigde stoom, waarbij ook de steriliseerkamer niet meer als drukhouder be-35 hoeft te zijn uitgevoerd.

Aangezien de kiemdodende kracht van de onverzadigde, resp.

790 5 8 38 *.

3 ο ver ver hit t e stoom, geringer is, dan ran verzadigde stocm wordt bij de tweede der hierboven genoemde manieren van werken-waarbij het doden van de kiemen noodzakelijkerwijs ten dele door onverzadigde stoom geschiedt - de in totaal vereiste steriliseertijd langer. Het 5 voordeel van het volledig drukloos werken moet derhalve van geval tot geval worden afgewogen tegen de noodzaak van verlenging van de steriliseertijd. Wanneer bekorting van de steriliseertijd van overwegend belang is, verdient het derhalve aanbeveling, te werken met verzadigde stoom. In het tegengestelde geval kan men beter met onver-10 zadigde stoom werken.

Bij steriliseertoestellen voor was, verbandstoffen of dergelijke dient door het evacueren van de steriliseerkamer de, zich in de poriën van het te steriliseren materiaal bevindende lucht te worden afgezogen om het binnendringen van stoom mogelijk te maken. Ander-15 zijds dient na het steriliseren het drogen van het gesteriliseerde materiaal weer door evaeuëring te worden bewerkstelligd en voor drukvereffening in de steriliseerkamer met ingezogen, kiemvrije lucht te worden gezorgd. Hiertoe is het gebruikelijk, met behulp van een geschikte vacuumpomp in de steriliseerkamer een v66rvacuum op te 20 .wekken, resp. vacuumdroging te bewerkstelligen. In het kader van de uitvinding kunnen dergelijke vrij veel ruimte vergende pompen, die bovendien in operatiezalen een ongewenst hoog geluidsniveau hebben, worden vermeden, doordat in de steriliseerkamer of in verband hiermee een met een koelmiddel te voeden koelinrichting wordt toegepast, 25 welke bij het optreden van een bepaalde temperatuur in de condensaat-afvoerleiding door een geprogrammeerd besturingstoestel, onder het gelijktijdig uitschakelen van de voedingswatertoevoer, automatisch kan worden ingeschakeld, waarbij voorts in de condensaatafvoerleiding een bij onderdruk in de steriliseerkamer in werking gesteld sluit-30 orgaan - bij voorbeeld een terugslagklep - is aangebracht en door het besturingstoestel na afloop van een bepaalde - bij voorkeur instelbare - tijd automatisch de koelmiddeltoevoer weer uitgeschakeld en de voedingswatertoevoer weer ingeschakeld kan worden.

Zoals hieronder nog nader zal worden toegelicht, kan bij een 35 dergelijke steriliseertoestel, desgewenst, voor het begin van de sterilisatie door het geprogrammeerde besturingstoestel een, een aantal 790 5 8 38 -f > k malen herhaalde, koelcyclus in werking worden gebracht, waardoor ge-fractioneerde evacuëring van de steriliseerkamer en daardoor lucht-afzuiging uit het poreuze sterilisatiemateriaal. kan worden bewerkstelligd. Aan het einde van de steriliseertijd kan anderzijds de 5 toevoer van kiemvrije lucht voor drukvereffening en voor het drogen van het steriliseermateriaal bewerkstelligd worden.

Nadere bijzonderheden en voordelen overeenkomstig de uitvinding zullen thans blijken uit de hieronder volgende beschrijving van een, uitsluitend bij wijze van voorbeeld voor de uitvinding in de tekening 10 weergegeven uitvoeringsvorm met een variant overeenkomstig de uitvinding.

Fig. 1 is een verticale doorsnede van een steriliseertoestel volgens de uitvinding; fig. 2 is een perspectivisch gedeeltelijk ‘aanzicht met door-15 snede van de hoofdbestanddelen van het toestel volgens fig. 1; fig. 3 is een schematische langsdoorsnede van het verdampings-gedeelte van hetzelfde toestel; fig. k toont een variant van de in fig. 1 afgebeelde voedings-watertoevoerinrichting.

20 Overeenkomstig de figuren 1-3 is een steriliseerkamer 1 - welke op gebruikelijke wijze via een, in de tekening niet weergegeven, deur toegankelijk is - aangebracht in het inwendige van een metalen houder 2, welke met een warmte-isolerende laag 3 bekleed is en is gevuld met een vloeibare warmtedrager U, bij voorkeur zogenaamde warmt edr ag er -25 olie.

In het onderste deel van de houder 2 bevindt zich een door de warmtedrager omgeven, elektrisch verwarmingslichaam 5, waarvan de,, in de tekening niet-weergegeven, verwarmingsleidingen via een elektrisch bestuurbare schakelaar 6 lopen. De verwarming wordt, met 30 behulp van een thermostaat 7 zodanig bestuurd, dat de temperatuur van de warmtedrager in de houder 2 constant gehouden wordt. In het bovendeel van de houder 2 is die houder met een expansievat 8 voor de vloeibare warmtedrager verbonden.

Uit fig. 1 blijkt voorts een met een elektromotor aan te drijven 35 voedingswaterpomp 10, met in de pompdrukleiding 11 een instelventiel 12 , ên een terugslagklep 13. Met dit ventiel 12 kan - zoals hieronder nog 790 5 8 38 *

V

5 nader zal worden uiteengezet - de transportcapaciteit van de pomp 10 worden ingesteld overeenkomstig de gewenste steriliseeromstandigheden.

De drukleiding 11 loopt naar een, in liet inwendige van de warmt e-dragerhouder 2 aangebracht, leidingsysteem en mondt uit in een ver-5 dampingsgedeelte 1k, dat in fig. 3 op vergrote schaal schematisch in dwarsdoorsnede weergegeven is en "bestaat uit een "binnenste sproei-"buis 15 en een van ribben voorziene, axiale, buitenste buis 16. Op deze buitenste buis 16 zijn, zoals het beste blijkt uit fig. 2, een aantal onderling evenwijdig verlopende leidinggedeelten 18 aangesloten, 10 welke, vanuit het zich onder de steriliseerkamer 1 bevindende ver- dampingsgedeelte 1¼ voorbij langs tegenoverelkaar gelegen zijden van de steriliseerkamer 1 lopen, naar een verzamelleiding 19, welke boven de steriliseerkamer 1 aangebracht is.

Tan die verzamelleiding 1 gaat een aantal stroarauitlaten 20 15 uit, welke uitmonden in de steriliseerkamer 1. In de leidinggedeelten 18 wordt de stoom verder verhit, waarbij druk en temperatuur van die stoom - zoals nog zal worden toegelicht - van bepaalde bedrijfsomstandigheden afhangen. Van belang is het, dat het met water gevulde deel van het leidingsysteem 1^, 18 een zo gering inwendig volume 20 heeft, dat dit systeem niet onderworpen is aan de wettelijke con-trolebepalingen voor stoomketels. De telkens vereiste stoomhoeveel-heid - onder voortdurende toevoer van voedingwater in doorgaande circulatie - op soortgelijke wijze als bij een snelstoomopwek-inrichting, opgewekt en niet uit een opslagketel gehaald.

25 Van het midden van de bodem van de steriliseerkamer 1 gaat een condens aataf voer leiding uit, waarop een contaetthermometer 2 6 is aangesloten en waarin, bij het weergegeven uitvoeringsvoorbèeld, zowel een fijnregelbaar smoorventiel 27 als -een terugslagklep 28 opgenomen zijn. De contaetthermometer 26 is met de ingang van een 30 programmeerbaar, elektrisch stuurtoestel 50 gebonden. In het bovendeel staat de steriliseerkamer 1 in verbinding met een veiligheidsventiel 29.

In het inwendige van de steriliseerkamer zijn, aan tegen-overelkaargelegen zijwanden daarvan, koelregisters 30 aangebracht, welke aangesloten zijn op koelwatertoevoer- en -afvoerleidingen 31 35 resp. 32. In de koelwatertoevoerleiding 31 bevindt zich een elektrisch bestuurd in- en uitschakelventiel 33. De koelregisters 30 7905838 Λ

Ni 6 kunnen ook tuiten de steriliseerkamer, doch in verbinding daarmee, in een geschikte houder ondergebracht -worden.

Het bovendeel van de steriliseerkamer 1 kan door middel van een elektrisch bestuurbaar ventiel 3^ in verbinding -worden ge-5 bracht met een luchtfilter 35, teneinde het in de steriliseerkamer binnenstromen van kiemvrije lucht mogelijk te maken.

De aandrijfmotor van de voedingspomp 10, het koelvaterbestu-ringsventiel 33 en het stuurventiel 3^ voor de inlaat van kiemvrije lucht vorden, via stuur leidingen 51* 52 resp. 53, bestuurd door het 10 reeds genoemde, elektrische besturingstoestel 50, op de ingang waarvan de schakelketen van de contactthermometer 26 aangesloten is.

De warmte-geisoleerde houder 2 rust, met in de tekening niet weergegeven steunen, op de bodem van een opvangbak 36, welke in geval van lekkage in de houder de uittredende, vloeibare warmtedrager 15 opneemt. Deze bak 36 is door middel van een sokkel ondersteund op de vloer 38, terwijl het -gehele steriliseertoestel is voorzien van een plaatbekleding 39» waaraan de slechts schematisch aangegeven, gebruikelijke controle- of bewakingsinstrumenten Uo aangebracht zijn.

Om er voor te zorgen, dat het steriliseertoestel "steeds voor 20 gebruik gereed is, kan de vloeibare warmtedrager door middel van het thermostatisch bestuurde verwarmingslichaam 5 voortdurend opge-wazmd worden. Bij werkzame sterilisatie met verzadigde stoom worden per tijdseenheid toegevoerde voedingsvaterhoeveelheid door middel van het instel ventiel 12 en de warmtedragertemperatuur door middel van de . 25 thermostaat zodanig vooraf ingesteld, dat in de steriliseerkamer 1 verzadigde stoom, met bij voorbeeld een temperatuur van 13^°C, wordt verkregen. Deze instellingen blijven daarna, dan, bij het verder werken met het toestel, onveranderd.

*

Ha het inbrengen van het te steriliseren materiaal wordt de 30 steriliseerkamer 1 dicht 'afgesloten. Door verwarming van de ingesloten ducht wordt een groot gedeelte van die lucht via het ventiel 27 en de open terugslagklep 28 uitgedreven. Vervolgens wordt, door het geprogrammeerde stuurtoestel 50, via de stuurleiding 51 de voedings-waterpomp 10 ingeschakeld, waardoor gedoseerde voedingswatertoevoer 35 naar de verdampings- en oververhittingsgedeelten 1k en 18 plaats vindt.

Bij het steriliseren van instrumenten en andere, niet poreuze, 790 5 8 38 τ vaste voorwerpen "behoeft, na het bereiken van de steriliseertempera-tuur, nog slechts de steriliseertijd te worden af gewacht.

Na afloop van die steriliseertijd wordt, door het stuurtoe-stel 5 via de stuur leiding 51, de pomp 10 voor de voeding swat er-5 toevoer uitgeschakeld, en het ventiel 33, voor koelwatertoevoer, geopend. Door de werking van de koelregisters 30 condenseert; de stoom in de .steriliseerkamer 1 en er ontstaat hierin onderdruk, zodat de terugslagklep 28 in de condensaatafvoerleiding 25 wordt gesloten. Hierna wordt', door het stuurtoestel 50 via de stuurleiding 53, 10 het luchtinlaatventiel 3¾ geopend, via hetwelk naar de steriliseerkamer 1, ter drukvereffening, kiemvrije lucht via het steriel filter 35 ingezogen wordt, zodat de steriliseerkamer geopend en het sterliseerde materiaal er uit genomen kan worden.

Bij het steriliseren van was, verhandstoffen, of dergelijk 15 poreus materiaal dient eerst het binnendringen van stoom in de poriën, door het vooraf uitdrijven van lucht hieruit, mogelijk te worden gemaakt. Dit geschiedt bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld volgens de uitvinding op bijzonder voordelige wijze door het voor het feitelijk steriliseren een aantal malen in de steriliseerkamer in-20 leiden en condenseren van stoom. Hiertoe geeft de contactthermometer 26, welke op de condensaatafvoerleiding 25 aangesloten is, bij het bereiken van een bepaalde temperatuur van bij voorbeeld 100°C in het stoom-condensaatmengsel een stuur impuls af aan het geprogrammeerde stuurtoestel 50, welk toestel vervolgens, via stuurleiding 51, de 25 voedingspomp 10 uitschakelt en via stuurleiding 52 het koelwater-stuurventiel 33 opent. Als gevolg van het inschakelen van de koelregisters 30 condenseert de stoom in de steriliseerkamer 1 en er ontstaan hierin - omdat de terugslagklep 28 in de condensaatafvoerleiding gesloten wordt - een onderdruk, waardoor lucht uit de poriën 30 van het te steriliseren materiaal naar de omgeving daarvan weggezogen wordt. Door het stuurtoestel 50 wordt vervolgens de voedings-watertoevoer weer ingeschakeld en de koelwatertoevoer weer -uitge-schakeld, waardoor weer stoom door de steriliseerkamer 1 stroomt en bij het uitstromen, de uit de poriën van het te steriliseren mate-35 riaal weggezogen lucht meëneemt. Door het een aantal malen herhalen van êén en ander wordt hetzelfde effect bereikt, als bij de werking 790 58 38 * 8 van bekende, gefractioneerde vacuumpompen.

Hierna wordt door het stuurtoestel 5 de voedingswaterpomp 10 voor de tijdsduur van het feitelijke steriliseren ingeschakeld en het koelwaterstuurventiel 33 voor dezelfde tijdsduur gesloten. Ha 5 afloop van de steriliseertijd, gedurende welke bij voorbeeld met verzadigde stoom 13^°C onder 2,2 bar druk wordt gesteriliseerd, zorgt het stuurtoestel 50 weer voor uitschakeling van de voedingswater-pomp, voor inschakeling van de koelwatertoevoer en, via stuurleiding 53» ook de inschakeling van het luchtventiel 3U, zodat, door de als 10 gevolg van condensatie van de stoom in de steriliseerkamer ontstaande onderdruk, kiemvrije lucht ter drukvereffening in de steriliseerkamer wordt binnengezogen, zodat deze gemakkelijk geopend kan worden.

Wanneer drukloos met oververhitte stoom wordt gewerkt, komt het smoorventiel 27 in de condensaat afvoerlei ding 25 te vervallen, 15 zodat de druk in de steriliseerkamer 1 correspondeert met de normale luchtdruk. Door dienovereenkomstige voordosering van de toestromende voedingswaterhoeveelheid en van de temperatuur van de warmtedrager kan een bepaalde, gewenste temperatuur van de oververhitte stoom aan de stoomuitlaten 20 bereikt worden.

20 Voor het overige blijft werking van het toestel hierbij in wezen onveranderd. Het voordeel bij déze uitvoeringsvorm bestaat hierin, dat niet slechts een stoomketel komt te vervallen, doch ook het uitvoeren van de steriliseerkamer als drukvat of drukhouder overbodig geworden, is.

25 Bij het steriliseren in ziekenhuizen is het gewenst, rubber- hands choenen en andere delen, uit rubber of soortgelijk, voor temperatuur gevoelig materiaal bij lage temperatuur ongeveer 120°C te steriliseren. Hiertoe behoeft slechts de per tijdseenheid toegevoerde voedingswaterhoeveelheid te worden vergroot. Teneinde zonder 30 verandering van de pompinstelling overgang op sterilisatie bij een lagere temperatuur mogelijk te maken, is bij het weergegeven uit- voeringsvoorbeeld een alternatieve, in plaats van de pomp 10 in te schakelen, tweede voedingswaterpomp 10a opgesteld, waarvan het instel- ventiel 12a voéraf ingesteld is op de vergrote voedingswatertoevoer.

Deze pomp staat via een terugslagventiel 13a en een drukleiding 11a op soortgelijke wijze met het verdampingsgedeelte 1U in verbinding, 35 790 58 38 ί 9 Φ· als de pomp 10 en. is, evenals deze pomp 10, via stuur leiding 51a, door het stuurtoestel 50 in- en uit te schakelen. Een ander uitvoeringsmogelijkheid is weergegeven in fig. it·: hierbij is er slechts één enkele voedingswaterpomp 10c, welke, via twee parallelle takken, op 5 de drukleiding 11c aangesloten is, waarbij in deze beide, parallelle takken naar keus in werking te stellen sehakelventielen kl en h-1 a alsmede verschillende, vooraf ingestelde stelventielen 12 en 12a en in de drukleiding 11c een gemeenschappelijk terugslagventiel 13c opgenomen zijn.

10 De uitvoering kan uiteraard binnen het kader van de uitvinding ten opzichte van weergegeven uitvoeringsvoorbeeld op tal van wijzen, gevarieerd worden. Zo kan bij voorbeeld de warmtedrager ook met van elders afkomstige stoom warden verhit.

790 5 8 38

Claims

1. Met stoom werkend steriliseertoestel -voor was, verbandstoffen, instrumenten of dergelijke, met het kenmerk, dat de steriliseerkamer t (1) zich bevindt in een met een vloeibare warmtedrager (k) gevulde, warmte-geisoleerde houder (2), welke is voorzien van een voor het 5 verwarmen van de warmtedrager bestemde verwamingsinridating (5), die voor een warmtedragertemperatuur boven 100°C, bij voorkeur in het bereik van 132-1U0°C uitgevoerd is, terwijl in de, met vloeibare warmtedrager gevulde, inwendige ruimte van de houder een op een voe-dingswaterpomp (10) aan te sluiten leidingsysteem (1U, 18) is aange-10 bracht, dat een waterverdampingsgedeelte (1U) en een daarop aansluitend stoomoververhittingsgedeelte (18) bevat en uitmondt boven in de steriliseerkamer, terwijl onderaan, vanuit de steriliseerkamer een monding voor erop aangesloten een condensaatafvoerleiding (25) uitgaat.

2. Steriliseertoestel volgens conclusie 1, in het bijzonder voor was, verbandstof of dergelijke, met het kenmerk, dat in de steriliseerkamer (1) of daarbuiten, doch in verbinding hiermee, een met een koelmiddel te voeden koeler (30) is aangebracht, welke bij het optreden van een bepaalde temperatuur in de condensaatafvoerleiding 20 (25) door een geprogrammeerd stuurtoestel (50), onder het gelijktijdig uitschakelen van de voedingswat er toevoer automatisch in te schakelen is, terwijl zich voorts in de condensaatafvoerleiding een bij onderdruk in de steriliseerkamer (1) in werking te stellen sluitorgaan (22), bij voorbeeld een terugslagklep, bevindt en door het stuurtoestel, 25 na afloop van een bepaalde, bij voorkeur instelbare tijd, automatisch de koelmiddeltoevoer weer uit te schakelen en de voedingswatertoevoer weer in te schakelen is.

3. Steriliseertoestel volgens conclusie 2,. met het kenmerk, dat het stuurtoestel (50) is geprogrammeerd op het een aantal malen her-30 haald uitvoeren van de koelcyclus. 1)·. Steriliseertoestel volgens tenminste êên der conclusies 2 en 3, met het kenmerk, dat op de steriliseerkamer (1) een, door het stuurtoestel (50) na afloop van de steriliseert!jd te openen toevoerlei-ding (3^, 35) voor kiemvrij gefiltreerde lucht aangesloten is. 790 5 8 38 V, % d

5. Steriliseertoestel volgens tenminste êên der voorgaande conclusies en bestemd voor het werken met verzadigde stoom, met het kenmerk, dat in de condensaatafvoerleiding (25) een fijnregelbaar smoorventiel (2T) opgenomen is.

6. Steriliseertoestel volgens tenminste een der voorgaande con clusies, met het kenmerk, dat twee alternatief aan te drijven voedings-waterpampen (10, 10a) met onderling verschillende transportcapaciteit, of in de heide takken een vertakte drukleiding (11c) van êên enkele voedingswaterpomp (10c) twee alternatief te openen schakelventielen 10 (h1, 41a) en verschillende, vooraf ingestelde instelventielen (12, 12a) en in de drukleiding (11c) een gemeenschappelijk terugslagventiel (13c) opgenomen zijn.

7- Steriliseertoestel volgens tenminste êên der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het waterverdampingsgedeelte (1¼) in 15 hoofdzaak horizontaal onder de steriliseerkamer (1) en het stoomver-hittingsgedeelte (18) in hoofdzaak verticaal opzij van de steriliseerkamer (1), en eventueel daarboven, aangebracht is. 790 5 8 38