NL7905761A - Spuitinrichting. - Google Patents

Description

1 V

4- v,

T93288/Ti/vL

Aanvraagster: ïiank'sche Eisenwerke AG, Adolfshïitte, 63k0 Niederscheld (Dillkreis), Bondsrepubliek Duitsland

Korte aanduiding: Spuitinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een spuitinrichting voor een reinigingsinrichting, gewasspuitinrichting en dergelijke, met een via een leiding met een druk- en warmtegenerator verbonden bandapparaat voor het afgeven van een vloeibaar of dampvormig medium onder hoge 5 druk, en met een tijdens bedrijf continu in de inschakelstand te hóu-denfechakelhefboom die een schakelaar bedient door het bedienen 'waarvan een in het handapparaat aangebrachte zender voor elektrische of elektromagnetische golven een inschakelconmando afgeeft dat kan worden overgedragen aan een bij de druk- en warmtegenerator aangebrachte ont-10 vanger waardoor een schakelaar voor de inschakeling van de druk- en warmtegenerator kan worden bestuurd en waarbij door het bij voorbeeld onbedoeld loslaten van het handapparaat het inschakelconmando van de zender wordt onderbroken en de druk- en warmtegenerator wordt afgeschakeld.

15 Een dergelijke spuitinrichting is bekend. Bij deze bekende in richting wordt het gevaar van ongelukken bij het loslaten van het spuitapparaat verminderd doordat de mediumopening wordt afgesloten. Bij deze bekende spuitinrichting heeft in het handapparaat geen mechanische afsluitelementen waarvan de goede werking zou kunnen worden beinvloed 20 door een agressief medium, hoge temperatuur of hoge druk. Voor het besturen van de druk- en warmtegenerator via het handapparaat zijn kleine spanningen en kleine stromen voldoende, waardoor het geheel eenvoudig kan zijn daar geen extra isolatie, nulleiding of beveiliging nodig is. Een extra geleider in de hoge drukslang voor het overdragen 25 van de stuurspanning is evenmin nodig. Bij deze bekende inrichting kan de druk- en warmtegenerator zeker en snel, onder het vermijden van drukpieken in de het mediumgeleidende of opslaande delen worden afgeschakeld.

De uitvinding beoogt deze bekende inrichting nog verder te ver-30 beteren en wel doordat de inrichting ongevoelig wordt voor stoorspan-ningen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat tussen de 790 5 7 61 ’ ί\ - ψ 2 uitgang van de zenders en de ontvanger aan de ontvangeringang een variabele veerstand is aangebracht waarvan de weerstandswaarde onder invloed van het uitgangssignaal van een versterker der ontvanger bij ontvangst van de ingangssignaal zodanig kan worden veranderd dat een 5 signaaldemping optreedt, terwijl het uitgangssignaal van de versterker via een schakeling, die dit pas na een minimum tijd van optreden doorgeeft om via verdere elementen aan de schakelaar van het in- en uitschakelen van de druk- en warmtegenerator kan worden toegevoerd.

De druk- en warmtegenerator wordt slechts ingeschakeld wanneer 10 het inschakelcommando een voorafbepaalde minimum tijdsduur heeft. Hierdoor kan de invloed van de, meestel korte, stoorspanningen worden onderdrukt deze stoorspanningen worden opgewekt door het schakelproces bij de bediening van schakelaars, beschermingsschakelaars relais en dergelijke. Daar de ontvangen signalen worden gedempd kunnen slechts sig~> 15 nalen met een van de instelling der regelweerstand afhankelijke, minimale, energie het inschakelen teweeg brengen. De geïntegreerde stoorspanningen hebben overwegend een kleine energie-ihhoud waarmee een extra bescherming daartegen wordt verkregen. De spuitinrichting volgens de uitvinding kan dan ook zonder problemen bij industriële toepassingen 20 worden gebruikt.

Een voorkeursuitvoeringsvorm is zodanig uitgevoerd dat de variabele weerstand een met een punt aan een referentiepotentiaal verbonden diode of zenerdiode is waaraan de ontvanger via een condensator en via de als gelijkstroomversterker uitgevoerde versterkers is aangeslo- 25 ten.

In een gunstige uitvoeringsvorm is de leiding voor de overdracht van het medium naar het handapparaat uitgevoerd als een met draad gewapende slang waarvan het naar de druk- en warmtegenerator gekeerde metalen eindstuk met een aan het huis aangebrachte isolerend element 30 en via een leiding met de ontvangeringang is verbonden terwijl voor het buiseinde van het in de stramingsrichting van de medium laatste aggregaat van de druk- en warmtegenerator een texfeielslanggedeelte is aangebracht. De overdracht van het inschakelcommando geschiedt daarbij via het draadvlechtwerk van de gewapende slang. Een draadloze overdracht 35 is dan niet noodzakelijk. Daarmee vervallen ook de problemen die met een draadloze overdracht gepaard gaan.

790 5 7 61 4 % 3 'ter

Een voorkeursuitvoeringsvorm is zodanig uitgevoerd dat liet naar het bandapparaat gekeerde einde van de met draad gewapende slang via een isolerend element, hij voorbeeld een stuk slangweefsel, met de metalen straalbuis van het bandapparaat en een uitgang der zender is 5 verbonden terwijl de andere uitgang van de zender is aangesloten aan de geheel of gedeeltelijk metalen handgreep van het bandapparaat.

Bij voorkeur omvat de zender uitgevoerd met twee gelijktijdig en op verschillende frequenties werkende oscillatoren waarbij de ene via een modulatietrap met de uitgang, en de tweede met de modulatie-10 ingang van de modulatortrap is aangesloten.

Voorts is bij voorkeur de inrichting zodanig uitgevoerd dat in het bandapparaat een tweede schakelaar met twee of meer standen aanwezig waarmee meerdere frequenties van de tweede oscillator kunnen worden ingesteld.

15 In een gunstige uitvoeringsvorm is tussen de ontvangeringang en de versterker een demodulator voor de frequentie der tweede oscillator aangebracht. De demodulator reageert op de frequentie van de tweede oscillator en voert een dienovereenkomstig uitgangssignaal toe aan de schakelelementen voor druk en warmtegenerator. Hierdoor wordt 20 een extra beveiliging tegen de invloed van stoorspanningen bereikt.

*

In een gunstige uitvoeringsvorm is gezorgd dat op de ontvangeringang een voor de frequentie van de eerste en tweede oscillator doorlatend filter volgt terwijl de uitgang van de demodulator is aangesloten aan parallelle filters waarvan de doorlaatfrequenties overeenkomen 25 met de door de tweede oscillator op te wekken frequenties.

Het inschakelen is daarbij slechts mogelijk wanneer beide os-cillatoren in bedrijf zijn en een van de andere filters de voor het inschakelcommando maatgevende frequentie doorgeeft. De signalen met overige frequenties kunnen worden gebruikt voor de besturing van andere 30 functies van de druk- en warmtegenerator.

Ha afsehakelen, bij voorbeeld door het loslaten van het bandapparaat wordt de kans op onbedoeld en gevaarlijk herinschakelen door stoorspanningen zowel door de door de energie-inhoud met de minimum optreedduur bepaalde grenswaarden, als door de afstemming van het fil-35 ter op de frequentie van de zender, verminderd.

Bij voorkeur is de ingang van de modulatietrap' een codeer- 790 5 7 61

X

τ ^ inrichting, en in de ontvanger na de demodulator een decodeertrap is aangehracht die slechts op de code der decodeerinrichting in de zender reageert. Door bediening van het handapparaat wordt het inschakelcom-mando in gecodeerde vorm overgedragen naar de ontvanger. Slechts wan-5 neer het gecodeerde hevel niet door stoorsignalen is veranderd wordt het als juist herkend en wordt de druk- en warmtegenerator ingesehakeld. Op deze wijze is het mogelijk ongewenst, door stoorimpulsen teweeg gebracht, inschakelen te vermijden.

Ook kan de inrichting zodanig zijn uitgevoerd dat in het hand-10 apparaat een tweede schakelaar met twee of meer standen is aangehracht terwijl via de verschillende schakelstanden verschillende codes in de codeerinrichting kunnen worden ingesteld. Daarbij zijn dan in de ontvanger na de demodulator meerdere decodeertrappen aangehracht waarvan er slechts een op een van de door de schakelaar in het* hand geraakt in-15 gestelde code reageert.

‘ Een andere gunstige uitvoeringsvorm is de schakelaar die in het handapparaat is aangehracht opgenomen in de leiding gebruikt voor het stroomtoevoer voor de heide oscillatoren. Door het openen van de schakelaar hij het loslaten van het handapparaat wordt de stroomtoevoer 20 onderbroken zodat de oscillatoren direct buiten werking worden gesteld en de druk- en warmtegenerator direct wordt afgeschakeld.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening.

Deze toont het schema, gedeeltelijk in hlokschemavorm, van de in de zender van het handapparaat aangehrachte stroomketens voor het opwekken 25 van het inschakelcommando en de hij de druk- en warmtegenerator aangebrachte ontvanger, met de ketens voor de energietoevoer naar.de de druk- en warmtegenerator sturende elementen.

Het handapparaat 10 is in de figuur symbolisch aangegeven met een met streeplijnen getekende rechthoek. De druk- en warmtegenerator 30 12, hij voorbeeld een stroomstraalreinigingsapparaat of een hogedruk- wasinrichting, is eveneens aangegeven met een gestreepte rechthoek.

Het handapparaat 10, dat in vorm overeenkomt met een spuitpistool heeft een niet getekende pistoolgreep waarin een metaalplaat 1 h· is ingelaten. Voorts is aan de pistoolgreep een schakelhefboom voor het bedienen 35 van het handapparaat 10 bevestigd. De schakelhefboom bedient een schakelaar 16; wanneer de schakelhefboom door het bedienen van de trekker 790 5 7 61 5 > "Wordt aangetrokkén wordt de schakelaar 16 gesloten. Bij het loslaten daarvan opent de schakelaar. In het handapparaat 10 is op een, niet getekende, plaat met gedrukte "bedrading een "batterij 18 aangebracht.

De batterij 18 voedt de oscillatoren 22, 2k en de modulatortrap 26.

5 De retourleidingen voor de voedingsstroom gaan via de metaalplaat 1U; in de tekening is dit schematisch aangegeven door het aardpotentiaal symbool. Tussen de batterij 18 en de ingang van de oscillator 2k is de schakelaar 16 aangebracht.

De eerste oscillator 2k wekt een periodiek signaal op met 10 frequentie f^, bij voorbeeld 100 kHz. Het uitgangssignaal van de oscillator 2k wordt toegevoerd aan de modulatortrap 26.

De tweede oscillator 22, bij voorbeeld een astabiele multivibrator wekt eveneens een periodiek signaal op. Op de oscillator 22 is een schakelaar 28 aangesloten met meerdere, niet verder aangegeven, scha-15 kelstanden. Via deze schakelaar worden verschillende werkfrequenties van de oscillator 22 ingesteld. Afhankelijk van het aantal sehakelaar-standen kan de oscillator 22 meerdere frequenties f^ ... f opwekken, lager dan de frequentie f^. De uitgang van de oscillator 22 is aangesloten aan de modulatie-ingang van de modulatortrap 26. Afhankelijk 20 van de uitvoering wekt de modulatortrap 26 een amplitude- of frequentie gemoduleerde trilling op. De uitgang 30 der modulator 26 is verbonden met het einde van de draadwapening van een slang. In de figuur is uitsluitend de draadwapening aangegeven als leiding 32. De aansluiting voor de voedingstroomretourleiding van de modulator trap 26 is ver-25 bonden met de metaalplaat 1½. De metaalplaat 14 en de niet getekende, uit metaal bestaande, straalbuis zijn elektrisch met elkaar verbonden.

De straalbuis kan ook niet met de handgreep doch met de slang zijn verbonden.

Het andere einde der draadwapening is aangesloten aan een niet 30 getekend huis van de druk- en warmtegenerator 12 en wel aan een iso-leerelement 3^ daarvan. De beide einden van de draadwapening kunnen zijn uitgevoerd als metalen eindstukken. Van de straalbuis is de draadwapening gescheiden door een, niet getekend1*, isoleerdeel dat bij voorbeeld een stuk slangweefsel kan zijn. Het met draad gewapend tweede 35 einde is niet verbonden met het aggregaat van de druk- en warmtegenerator 12 doch is van de in de mediumstroominriehting laatste aggregaat 79057 61 rv if 6 gescheiden door een textielslangdeel.

De leiding 32 staat via het isolerend deel 34 waaraan een niet verder aangegeven leiding is aangesloten, en de condensator 36, in verbinding met de ingang 38 der ontvanger. Aan de ontvanger 38 is voorts 5 een regelbare weerstand 40 aangebracht, in dit geval een zenerdiode. Het door de uitgang 30 afgegeven signaal wordt beïnvloed door de tussen de uit de oscillatoren 22, 24 en de modulatortrap 26 bestaande zender en de ontvanger aangebrachte weerstand 4θ. Terwijl de ene aansluiting der zenerdiode 40 is verbonden met de ontvangeringang 38 is de tweede aan-10 sluiting gebonden met een referentiepotentiaal, bij voorbeeld aardpo-tentiaal aan de druk- en warmtegenerator 12. De ontvangeringang 38 is voorts via een weerstand 42 verbonden met de emitter van de transistor 44 waarvan de collector via een verdere weerstand 46 is aangesloten aan de pool 48 van de voedingsbron. De ontvanger bevat voorts nog een 15 filter 50 en een tussen de ontvangeringang 38 en de filteringang aangebrachte condensator 52. Het filter 50 voedt een demodulator 54. Het filter 50 kan een actief filter zijn zodat de trillingen ook nog worden versterkt. Het filter 50 is afgestemd op de door de zender opgewekte gemoduleerde trilling. Op de uitgang der demodulator 54 volgt een 20 filter 9^ dat bij voorbeeld op de frequentie f1 is afgestemd. Aan de uitgang van de demodulator 54 kunnen nog meerdere andere filters parallel worden aangesloten, zijn afgestemd op de andere, door de oscillator 22 op te wekken trillingen. Op deze niet verder getekende filters volgen dan verwerkingsketens voor de via de verschillende frequenties 25 overgebrachte commando's. In de tekening zijn de demodulator 54 en de filtertrappen 90, 92, 94, 96 getekend aan welks uitgangen de instelbare frequenties van de oscillator 22 optreden. Het uitgangssignaal van de filters 90, 92, 94, 96 wordt via een condensator 56 in een ge-Lgtoichter 58 toegevoerd aan de basis van de transistor 60 waarvan de 30 collector wordt gevoed vanuit de voedingsaansluiting 48 terwijl de emitter via een weerstand 42 op een referentiepotentiaal ligt. Tussen de anode der gelijkrichter 56 en het referentiepotentiaalpunt is nog een gelijkrichter 64 aangebracht waarvan de anode de referentiepotentiaal voert. Een niet verder aangetekende weerstand verbindt de emitter 35 van de transistor 6o met de basis. De emitter van de transistors 6o is voorts verbonden met een weerstand 66 via welke een gelijkrichter 68 wordt gevoed. Het knooppunt tussen een aansluitende weerstand 66 en de 790 5 7 61

V

T

anode gelijkriehter 68 is enerzijds verbonden aan de basis der transistor ^ en anderzijds aan een condensator TO.

De kathode van de gelijkriehter 68 is verbonden met de -weerstand 72 waarmee de condensator 7^· is verbonden. Tussen de condensa-5 toren 70 en Jk is een verdere gelijkriehter jé aangebracht die ten opzichte van de gelijkriehter 68 omgekeerd gepoold is.

Via de weerstand 72 wordt de inverterende ingang van-de diffe-rentieelversterker J8 gevoed. De niet inverterende ingang van deze versterker 78 is verbonden aan een weerstandsnetwerk dat is opgenomen tus- Ί o sen de voedingsbronaansluiting ^8 en de massa-aansluiting van de draken warmtegenerator 12. De verschillende elementen van dit weerstandsnetwerk dat ook een aan de verschilversterkeringang aangesloten weerstand bevat zijn'niet nader aangegeven. De uitgang van de verschilver-sterker 78 is via een zenerdiode 80 verbonden met de basis van de ^ transistor 82. In de collectorketen bevindt zich het relais 8U dat een beschermingsorgaan in de stroomtoevoerleiding voor de druk- en warmtegenerator stuurt; dit beschermingsorgaan is niet verder aangegeven.

Opdat de druk- en warmtegenerator 12 kan worden ingeschakeld moet de schakelaar 16 door het bedienen van de niet verder aangegeven 20 schakelhefbocm aan de pistoolgreep van het apparaat 10 zijn gesloten.

Via de gesloten schakelaar 16 krijgen de oscillatoren 22, 2b en de modulatortrap 26 spanning. Daarbij wekken de oscillatoren 22, 2b signalen op met frequenties resp. fQ. Hierbij wordt aangenomen dat de schakelaar 28 staat in de voor de frequentie f 1 bepalende stand en dat p[T * J deze frequentie overeenkomt met de inschakelbevel. De modulatortrap 26 levert aan de leiding 32 een gemoduleerde trilling die via de condensator 36 en de ontvang ering ang 38 het filter 50 bereikt. Het op de gemoduleerde trilling af gestemde filter 50 blokkeert andere frequenties en verhindert daarmee dat stoorsignalen met een van de frequenties f..

30 * en fg afwijkende frequentie de druk- en warmtegenerator 12 kunnen beïnvloeden. Hierdoor wordt reeds een bepaalde zekerheid tegen stoorsignalen verkregen. De demodulator 5b geeft een signaal af met frequentie f dat door de dioden 58 en 6b wórdt gelijkgericht en in de transistor 60 wordt versterkt. Dit gelijkstroomsignaal dient enerzijds 35 ^ voor het opladen der condensatoren 70 en 7^ en anderzijds voor het sturen van de transistor Mi.

790 5 7 61 * 8

Het signaal met frequentie f ^ moet een bepaalde minimumduur hebben die wordt bepaald door de tijdconstante van het netwerk bestaande uit de weerstanden 66, 72 en de condensatoren 70, 7^ voordat het wordt verwerkt door de schakelketen. Daarmee wordt de invloed van korte 5 stoorimpulsen op het inschakelgedrag van de druk- en warmtegenerator 12 onmogelijk gemaakt.

Wanneer het signaal langer dan de voorafbepaalde minimumduur aan de ontvangeringang 3Ö optreedt levert de transistor 6o aan de transistor ^ een basisstuurstroom waardoor de transistor kb geleidend 10 wordt gemaakt. Hierdoor krijgt de zenerdiode ^0 een. voldoend grote stroom waardoor een door de zenerspanning bepaalde spanning daarvoor optreedt. Zodra de zenerdiode in dit gebied van de karakteristiek werkt worden de aan de ontvangeringang 38 optredende ‘signalen sterker ge-dempd. Signalen met een kleinere energie-inhoud worden daardoor door 15 de ontvanger niet aan de daarop volgende elementen doorgegeven. De via de leiding 32 overgedragen signalen moeten een bepaalde minimum energie-inhoud hebben om de inschakeling van de druk- en warmtegenerator tot stand te brengen. Door een juiste dimensionering van de elementen der zender kan dit gemakkelijk worden gerealiseerd; optredende stoor-20 spanning en met een kleine energie-inhoud beïnvloeden het schakelge-drag van de druk- en warmtegenerator niet.

Wanneer de signalen op de leiding zowel de door de ontvanger-schakeling bepaalde minimum tijdsperiode als een minimum energie-inhoud en de met de frequentie f ^ gemoduleerde trilling met frequentie f^ heb-25 ben is het signaalnivean aan de inverterende ingang der verschilversterker 78 voldoende om het uitgangssignaal op de negatieve waarde om te schakelen. Hierdoor wordt de zenerdiode 80 geleidend en maakt de transistor 82 geleidend die dan aan het relais 8U spanning toevoert. Het relais 81+ trekt aan en bedient de niet getekende beveiligingsschakeling 30 die aan de van belang zijnde delen van de druk- en temperatuurgenera-tor de bedrijfsspanning legt.

Door het loslaten van de pistoolgreep opent de schakelaar 16 waardoor de oscillatoren 22, 2k en de modulatortrap 26 niet meer worden gevoed zodat de ontvanger geen signaal meer krijgt. De condensa-35 toren 7^ en 70 ontladen zich zeer snel via de weerstanden 62 en 66 waardoor de vers chilver sterker 78 omschakelt op de hoge uitgangsspan- 790 5 7 61 • Λ 9 ning en de transistor 82 wordt gesperd. Hiervoor valt het relais 8½ af en openen de heschermingscontacten waardoor de druk en temperatuurge-nerator stroomloos wordt en de toevoer van het medium wordt onderbroken.

Ha het af schakelen kunnen stoorsignalen als gevolg van de boven-5 omschreven maatregelen de druk- en warmtegenerator 12 niet opnieuw inschakelen. Ook in een omgeving waarin veel stoorspanningen worden opgewekt werkt de inrichting ook zeker en goed.

De in de tekening aangegeven schakelingen voor de druk- en wamte-generator 12 worden* voorzover ze niet in de energietoevoerleiding 10 voor de aggregaten zelf zijn opgenomen door een apart* niet verder aangegeven netapparaat gevoed dat onafhankelijk van deze aggregaten aan netspanning ligt. De pool 1+8 van dit netapparaat dat bij voorbeeld een gelijkspanning van 2k Volt af geeft voedt zowel bij afgeschakeld als hij ingeschakeld aggregaat de uit de delen 50 t/m 62 bestaande ont-15 vanger, de uit de elementen 1+0 t/m 1+6 bestaande schakeling aan de ont-vangeringang 38 en de op de gelijkstroomversterkers 60, 62 volgende delen 66 t/m 81+.

De oscillator 22 en de filters 90, 92, 9l+s 96 kunnen worden vervangen door een decodeerinrichting resp. decodeertrappen.

- Conclusies - * ✓ t- 7905761

Claims (10)

1. Spuitinrichting voor een reinigingsinrichting, gewasspuitin- richting en dergelijke, met een via een leiding met een druk- en warmte-generator verbonden bandapparaat voor het afgeven van een vloeibaar of dampvormig medium onder hoge druk, en met een tijdens bedrijf continu 5 in de insehakelstand te houden schakelhefboom die een schakelaar bedient door het bedienen waarvan een in het handapparaat aangebrachte zender voor elektrische of elektromagnetische golven een inschakelcom-mando afgeeft dat kan worden overgedragen aan een bij de druk- en warmtegenerator aangebrachte ontvanger waardoor een schakelaar voor de 10 inschakeling van de druk- en warmtegenerator kan worden bestuurd en waarbij door het bij voorbeeld onbedoeld loslaten van het handapparaat het inschakelcommando van de zender wordt onderbroken en de druk- en warmtegenerator wordt afgeschakeld, met het kenmerk, dat tussen de uitgang (30) van de zenders (22, 2b, 26) en de ontvanger (50 t/m 62) aan 15 de ontvangeringang (38) een variabele weerstand (bo) is aangebracht t \ « 790 5 7 61 71 waarvan de weerstandswaarde onder invloed van het uitgangssignaal van een versterker (60, 62) der ontvanger hij ontvangst van de ingangssignaal zodanig kan worden veranderd dat een signaaldemping optreedt, terwijl het uitgangssignaal van de versterker (60, 62) via een schake-5 ling (68, 72, 7¼), die dit pas na een minimum tijd van optreden doorgeeft om. via verdere elaaenten (78, 80, 82, 8¼) aan de schakelaar van het in- en uitschakelen van de druk- en warmtegenerator (12) kan worden toegevoerd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de variabe-10 le weerstand (lj-0) een met een punt aan een referentiepotentiaal verbonden diode of zenerdiode is waaraan de ontvanger (50 t/m 62) via een condensator (52) en via de als gelijkstroomversterker uitgevoerde versterkers (60, 62) is aangesloten.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de 15 leiding voor de overdracht van het medium naar het handapparaat (10) is uitgevoerd als een met draad gewapende slang waarvan het naar de druk- en warmtegenerator (12) gekeerde metalen eindstuk met een aan het huis aangebrachte isolerend element (3¼) en via een leiding met de ontvangeringang (38) is verbonden terwijl voor het buiseinde van het in 20 de stromingsrichting van de medium laatste aggregaat van de druk- en warmtegenerator (12) een texfcielslanggedeelte is aangebracht. Inrichting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het naar het handapparaat gekeerde einde van de met draad gewapende slang via een isolerend element, bij.voorbeeld een stuk slangweefsel, met de 25 metalen straalbuis van het handapparaat (10) en een uitgang (30) der zender (22, 2k, 26) is verbonden terwijl de andere uitgang van de zender is aangesloten aan de geheel of gedeeltelijk metalen handgreep van het handapparaat (10).

5· Inrichting volgens conclusies Ί-h, met het kenmerk, dat de zen-30 der (22, 2bs 26) is uitgevoerd met twee gelijktijdig en op verschillende frequenties (f^, fQ) werkende oscillatoren (22, 2¼) waarbij de ene via een modulatietrap (26) met de uitgang (30), en de tweede met de modulatie-ingang van de modulatortrap (26) is aangesloten. ... * o. Inrichting volgens conclusie 5S met het kenmerk, dat de met de 35 frequentie (f^) werkende oscillator (22) een frequentiedeler is, gevoed met de frequentie (fQ) der oscillator (2¼). 7905761 Jf T. Inrichting volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat in het handapparaat (10) een tweede schakelaar (28) met twee of meer standen aanwezig waarmee meerdere frequenties van de tweede oscillator (22) kunnen worden ingesteld.

8. Inrichting volgens conclusies 1-7S met het kenmerk, dat tussen de ontvanger ingang (38) en de versterker (60, 62) een demodulator (5*0 voor de frequentie der tweede oscillator (22) is aangebracht.

9. Inrichting volgens conclusies 1-8, met het kenmerk, dat op de ontvangeringang (38) een voor de frequentie van de eerste en tweede 10 oscillator (22, 2*1·) doorlatend filter (50) volgt terwijl de uitgang van de demodulator (5*0 is aangesloten aan parallelle filters (90, 92, 9*+ > 96) waarvan de doorlaatfrequenties overeenkomen met de door de tweede oscillator (22) op te wekken frequenties.

10. Inrichting volgens conclusies 5-9 s met het kenmerk, dat voor de 15 ingang van de modulatietrap (26) een eodeerinrichting (22), en in de ontvanger na de demodulator (5*0 een decodeertrap (9*0'is aangebracht die slechts op de code der de eodeerinrichting (22) in de zender reageert.

11. Inrichting volgens conclusie -10, met het kenmerk, dat in het 20 handapparaat (ίθ) een tweede schakelaar (28) met twee of meer standen is aangebracht terwijl via de verschillende schakelstanden verschillende codes in de eodeerinrichting (22) kunnen worden ingesteld.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat in de ontvanger op de demodulator (5*0 meerdere decodeertrappen (Uo, 92, 9b, 96) 25 volgen waarvan er steeds slechts êên overeenkomt met een door de schakelaar (28) in het handapparaat (10) instelbare code.

13. Inrichting volgens conclusies 5-12, met het kenmerk, dat de schakelaar (16) in het handapparaat (10) is opgenomen in de stroomtoevoer leiding voor de beide oscillatoren (22, 2*0, 790 5 7 61