NL7905254A - Landbouwwerktuig. - Google Patents

Description

-1- . 20817/CV/tl «* -

Aanvrager: Petrus Wilhelmus Zweegers te Geldrop Korte Aanduiding: Landbouwwerktuig.

5 De uitvinding heeft betrekking op een landbouwwerktuig voorzien van een eerste gesteldeel met aankoppelorganen voor het aankoppelen van de inrichting aan een landbouwtrekker of dergelijke en een tweede bewerkingswerktuigen dragend gesteldeel,waarbij hef tweede gesteldeel om een nabij een uiteinde van dit gesteldeel gelegen,zich omhoog uit-10 strekkende scharnieras ten opzichte van het eerste gesteldeel verzwenk-baar is,terwijl bij de scharnieras middelen zijn aangebracht welke zodanig zijn uitgevoerd,dat het tweede gesteldeel slechts ten opzichte van het eerste gesteldeel verzwenkt indien een op het tweede gesteldeel uitgeoefende kracht een bepaalde waarde overschrijdt.

15 Dergelijke landbouwwerktuigen zijn algemeen bekend en indien daar bij tijdens bedrijf het tweede gesteldeel tegen een op het veld staand obstakel of dergelijke botst kan dit tweede gesteldeel ten opzichte van het aan de trekker of dergelijke gekoppelde eerste gedsteldeel naar achteren uitwijken ten einde beschadigingen aan de inrichting te voor-20 komen. In de praktijk is echter gebleken,dat indien het tweede gesteldeel op een obstakel botst in een prnt,dat verhoudingsgewijs dicht bij de zich omhoog uitstrekkende scharnieras is gelegen,het kan gebeuren, dat het tweede gesteldeel niet op de beoogde wijze ten opzichte van het eerste gesteldeel verzwenkt om de zich omhoog uitstrekkende schar-25 nieras . en ten gevolge van de optredende massakrachten een ver vorming van dit tweede gesteldeel optreedt.

Met de uitvinding wordt beoogd een landbouwwerktuig van bovengenoemde soort te verkrijgen waarbij het hierboven beschreven nadeel van de bekende landbouwwedtuigen van dit type kan worden voorkomen.

30 Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat de bewerkings werktuigen zijn bevestigd aan een drager,welke om een zich eveneens omhoog uitstrekkende tweede scharnieras,welke op enige afstand van de eerste scharnieras is gelegen,ten opzichte van het overige gedeelte van de tweede gesteldeel verzwenkbaar is,zodanig,dat het aan de van de eerste 35 scharnieras afgekeerde zijde van de tweede scharnieras gelegen gedeelte van een de bewerkingsorganen dragende drager ,gezien in de rijrichting 790 5 2 54 -2- _ 20817/CV/tl tijdens bedrijf,tegen de werking van een verend mechanisme in naar voren kan zwenken.

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding zal,indien het tweede gesteldeel tegen een obstakel botst in een punt dat 5 verhoudingsgewijs dicht bij de eerste scharnieras is gelegen de de bewerkingsorganen dragende drager onder invloed van de daarop inwerkende massakrachten tegen de werking van het verend mechanisme in toch kunnen verzwenken,zodat ongewenste beschadigingen van het landbouwwerktuig voorkomen kunnen worden.

10 De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoor-beeld van een inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont schematisch een bovenaanzicht op een landbouwwerktuig volgens de uitvinding.

15 Fig. 2 toont schematisch een doorsnede over fig.l,gezien volgens de lijn II- II in fig.l.

, Fig. 3 toont op grotere schaal het bij de inrichting volgens fig.l en 2 toegepaste verende mechanisme.

Als uitvoeringsvoorbeeld voor een landbouwwerktuig waarbij de con-20 structie volgens onderhavige uitvinding kan worden toëgepast is in de figuren een landbouwwerktuig weergegeven in de vorm van een maaimachine zoals beschreven in de oudere Nederlandse octrooiaanvrage 7805731. Het weergegeven werktuig omvat een eerste aan een trekker of dergelijke te koppelen gesteldeel l,dat een holle zich tijdens normaal bedrijf dwars 25 op de voortbewegingsrichting van de maaimachine uitstrekkende horizon-tai gelegen gestelbalk 2 omvat waaraan op zichzelf bekende aansluitor-ganen 3 voor het aankoppelen van de maaimachine aan de hefinrichting van een trekker zijn bevestigd. Verder is aan de gestelbalk.? een tandwielkast 4 bevestigd voorzien van een ingaande as 5,di^ op gebruikelijke wij-30 ze met behulp van een tussenas met de aftakas van de trekker of dergelijke kan worden gekoppeld en van een uitgaande as via welke hier nog nader te omschrijven maaischijven van de maaimachine kunnen worden aangedreven.

Aan een uiteinde van de gestelbalk 2 is een steun 7 bevestigd waar-35 aan met behulp van een verticaal staande as 9 een koppelorgaan 10 is ge-koppdd met behulp waarvan een tweede gesteldeel 11 om de verticale as 9 790 5 2 54 -3- - 20817/CV/tl verzwenkbaar met het eerste gesteldeel 1 is gekoppeld. De beide gestel-delen 1 en 11 worden met behulp van een onder veerdruk staand grendel-mechanisme 12 tegen verdraaiing om de as 9 in de in fig.l weergegeven stand gehouden,waarbij dit grendelmechanistne 12 zodanig is uitgevoerd, 5 dat indien tijdens bedrijf op het tweede gesteldeel 11 een bepaalde kracht in een richting tegengesteld aan de beoogde rijrichting tijdens bedrijf volgens pijl A wordt uitgeoefend het gesteldeel 11 onder overwinning van de grendelkracht uitgeoefend door het grendelmechaisme 12 om de as 9 achterwaarts kan verzwenken. jq Het tweede gesteldeel 11 omvat een gestelbalk 13 ,die met een uit einde aan het koppelorgaan 10 is bevestigd,terwijl aan het andere uiteinde een zich loodrecht op de balk 11 uitstrekkende horizataal gelegen bus 14 is bevestigd waarin een aan weerszijden buiten de bus uitstekende as 15 draaibaar is gelegerd. Aan het achtereinde van de as 15 is met behulp van een verticaal staande scharnieras 16 een zich tijdens normaal bedrijf in bovenaanzicht gezien evenwijdig aan de gestelbalk 13 uitstrekkende gestelbalk 17 gekoppeld. Aan de uiteinden van de gestelbalk 17 zijn tandwielkasten 18 aangebracht. In deze tandielkasten zijn de boveneinden van zich naar beneden toe uitstrekkende assen gelegerd,waar-20 van de ondereinden worden ondersteund door een zich evenwijdig aan de gestelbalk 17 uitstrekkende holle platte kast 19 .Daarbij zijn deze assen omgeven door met de assen verbonden trommels 20 aan de onderzijden waarvan maaischijven 21 met messen 22 zijn aangebracht. Tussen de nabij de uiteinden van de kast 19 gelegen maaischijven zijn boven de kast nog 25 verdere van messen 23 voorziene.maaischijven 24 aangebracht.

De maaischijven kunnen vanaf de as 6 worden aangedreven met behulp van een schematisch in de figuur weergegeven tussenas 25,welke is gekoppeld met een uit'een van de tandwielkasten 18 uitstekende as 26. In de tandwielkasten 18 gelegen tandwieloverbrengingen zijn met elkaar ge-30 koppeld via een in de gestelbalk 17 gelegen as. Verder zijn de maaischijven S- met een van de maaischijven 21 gekoppeld met behulp van in de tandwielkast 19 gelegen tandwielm 27.

Tussen het voor de bus 14 uitstekende uiteinde van de as 15 en een aan de gezien in fig.l meest rechts gelegen tandielkast bevestigde 35 steun 28 is een verend mechanisme 29 aangebracht. Zoals meer in het bijzonder in fig.3 is weergegeven omvat het verend mechanisme een bus 30 790 5 2 54 /Stf -4- v 20817/CV/tl r r welke met behulp van een zich evenwijdig aan de scharnieras 16 uitstrekkende pen 31 scharnierend met de steun 28 is gekoppeld. In de bus 30 is een drukveer 32 gelegen,die onder voorspanning ligt opgesloten tussen de pen 31 en een schotel 33 ,die is bevestigd aan een stang 34,waarvan de 5 hartlijn althans nagenoeg samenvalt met de hartlijn van de bus 30 en die aan het van de pen 31 afgekeerde uiteinde van de bus 30 buiten de bus uitsteekt door eenj^een uiteinde van .de bus 30 afsluitende wand 35 aangebracht gat 36. Aan het buiten de bus gelegen vrije uiteinde van de stang 34 is een U-vormige beugel 37 bevestigd met behulp waarvan het 10 desbetreffende uiteinde van de stang 34 door middel van een zich evenwijdig aan de pen 31 uitstrekkende pen 38 scharnierend met het voor de bus 14 uitstekende uiteinde van de as 15 is gekoppeld.

Op enige afstand van de schotel 33 is aan de stang 34 nog een verdere schotel 39 bevestigd,die dienst doet als met de eindwand 35 van de bus 15 samenwerkende aanslag. Daarbij is de uitvoering adanig,dat tijdens normaal bedrijf de gestelbalk 17 in bovenaanzicht gezien (fig.l) zich althans nagenoeg evenwijdig aan de zich dwars op de rijrichting uitstrekkende gestelbalken 2 en 13 uitstrekt ,terwijl daarbij de schotel 39 aanligt tegen de eindwand 35 van de bus 30 en de veer 32 daarbij op beoog-20 de wijze onder voorspanning staat.

Indien nu zoals gebruikelijk tijdens normaal bedrijf de inrichting wordt voortbewogen in de richting volgens pijl A en het tweede gestel-deel 11 tegen een obstakel botst zal het gesteldeel normaal onder het overwinnen van de door het grendelmechaisme 12 uitgeoefende grendelkracht 25 tegen de voortbewegingsrichting in om de scharnieras 9 naar achteren ver-zwenken.

Indien echter het gesteldeel 11 in een verhoudingsgewijs dicht nabij de scharnieras 9 gelegen punt tegen een obstakel botst kan het gebeuren, dat het moment,dat wordt opgewekt door de daarbij op het gestel-30 deel 11 uitgeoefende kracht te klein is om een verzwenking om de scharnieras 9 onder het overwinnen van de grendelkracht van het grendelmechanis-me 12 te bewerkstelligen. Daarbij kan het bij de tot nu toe gebruikelijke constructies echter gebeuren,dat ten gevolge van de daarbij opgewekte mas-sakrachten een beschadiging van het gesteldeel 11,bijvoorbeeld een ver-35 buigen van de gestelbalk 13 indien het obstakel de gestelbalk 13 dicht nabij de scharnieras 9 treft,veroorzaakt.

790 5 2 54 > -5- 20817/CV/tl r

Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding zal dit nu worden vermeden omdat bij een dergelijke botsing . de de maai-organen dragende drager,in dit geval althans in hoofdzaak gevormd door de gestelbalk 17 en de holle kast 19,gezien in fig.l tegen de 5 wijzers van de klok in kan verdraaien om de scharnieras 16 tegen de werking van het verende mechanisme 29 in. Zodoende worden de massa-krachten,die anders bijvoorbeeld een vervorming van de gestelbalk 13 zouden kunnen veroorzaken opgevangen door het verende mechanisme 29 en wordt de bewegingsenergie van de plotseling tegengehouden massa, 10 die anders een beschadiging van het tweede gesteldeel 11 zal kunnen veroorzaken,door het verende mechanisme 29 opgevangen en vernietigd.

Ofschoon in het bovenstaande een landbouwwerktuig in de vorm van een maaimachine is weergegeven,waarbij de bewerkings/erktuigen worden gevormd door maaischijven zal het duidelijk zijn,dat de construc-15 tie volgens de uitvinding ook toepasbaar is bij andere landbouwwerktuigen, zoals bijvoorbeeld bij grondbewerkingswerktuigen of hooibouwwerktuigen.

Verder zijn er uiteraard binnen de geest en beschermingsomvang van de uitvinding wijzigingen op het bovenomschreven uitvoeringsvoorbeeld mogelijk. Zo zou bijvoorbeeld ook een verend mechanisme kunnen worden 20 toegepast in de vorm van een om een verlenging van de scharnieras 16 aangebrachte torsieveer of dergelijke.

25 790 5 2 54

Claims (3)

1. Landbouwwerktuig voorzien van een eerste gesteldeel met aankoppel-organen voor het aankoppelen van de inrichting aan een landbouwtrekker of dergelijke en een tweede bewerkingswerktuigen dragend gesteldeel, waarbij het tweede gesteldeel om een nabij een uiteinde van dit gestel- 5 deel gelegen,zich omhoog uitstrekkend scharnieras ten opzichte van het eerste gesteldeel'verzwenkbaar is,terwijl bij de scharnieras middelen zijn aangebracht,welke zodanig zijn uitgevoerd,dat het tweede gesteldeel slechts ten opzichte van het eerste gesteldeel verzwenkt indien een op het tweede gesteldeel uitgeoefende kracht een bepaalde waarde 10 overschrijdt,met het kenmerk,dat de bewerkingswerktuigen zijn bevestigd aan een drager,welke om een zich eveneens omhoog uitstrekkende tweede scharnieras,welke op enige afstand van de eerste scharnieras is gelegen, ten opzichte van het overige gedeelte van het tweede gpteldeel verzwenkbaar is ,zodanig,dat het aan de van de eerste scharnieras afgekeerde 15 zijde van de tweede scharnieras gelegen gedeelte van de de bewerkingsor-ganen dragende drager,gezien in de rijrichting tijdens bedrijf,tegen de werking van een verend mechanisme in naar voren kan zwenken.

2. Landbouwwerktuig volgens conclusie l,met het kenmerk,dat de de be-werkingsorganen dragende drager vanuit de normale bedrijfsstand 'slechts 20 in een richting om de tweede scharnieras kan verzwenken.

3. Landbouwwerktuig volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk,dat tussen het uiteinde van de drager,dat aan de van de eerste scharnieras afgekeerde zijde van de tweede scharnieras is gelegen en een aankoppelpunt gelegen in een zich tijdens normaal bedrijf in de rijrichting uitstrek- 25 kend vlak door de tweede scharnieras het verend mechanisme is aangebracht, waarbij het verend mechanisme een bus met een daarin gelegen voorgespannen veer omvat welke veer samenwerkt met een ten opzichte van de bus verschuifbare stang waaraan een aanslag is bevestigd,welke een verschuiving van de stang onder invloed van de veerkracht begrenst. *> 'S 30 790 5 2 54