NL2024217A - Passieve Ventilatie-Inrichting - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding betreft een ventilatie-inrichting voor toepassing in een gebouw, omvattende een behuizing, een ventilatiedoorgang die zich door de behuizing 5 uitstrekt tussen een naar het uitwendige van het gebouw te keren toevoer van de behuizing en een naar het inwendige van het gebouw te keren afvoer van de behuizing voor het verschaffen van een luchtstroming tussen de toevoer en de afvoer. De ventilatie- inrichting omvat verder een klepsamenstel omvattende een stuurklep voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang, een elektrische aandrijving voor het 10 aandrijven van de stuurklep en overbrengingsmiddelen voor het overbrengen van aandrijfkrachten van de elektrische aandrijving naar de klep. De overbrengingsmiddelen kunnen een eerste overbrengingselement en een tweede overbrengingselement omvatten die complementaire uitgevoerd zijn. In het bijzonder zijn de overbrengingsmiddelen, of minstens één overbrengingselement daarvan, aangebracht aan een zich in de 15 lengterichting uitstrekkende zijde van de klep. [Fig. 1]

Description

Passieve Ventilatie-Inrichting De uitvinding heeft betrekking op een passieve ventilatie-inrichting voor toepassing in een gebouw, welke inrichting een behuizing met een naar het uitwendige van het gebouw te keren toevoeropening en een naar het inwendige van het gebouw te keren afvoeropening waartussen zich een ventilatiedoorgang uitstrekt omvat. De onderhavige uitvinding heeft voorts betrekking op een kozijn of een gebouw omvattende de voorgaande ventilatie-inrichting. Stand van de Techniek Dergelijke ventilatie-inrichting zijn bekend uit de stand van de techniek. Deze bekende ventilatie-inrichtingen bezitten een ventilatiedoorgang via welke de buitenlucht naar binnen in het gebouw kan stromen. Om te vermijden dat bij extreme weersomstandigheden overmaat aan buitenlucht binnenkomt en afbreuk zou doen aan het comfort, is een klep voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang aangebracht.

Deze kleppen kunnen enerzijds uitgevoerd zijn als een manueel bedienbare klep en anderzijds uitgevoerd zijn als een gemotoriseerde stuurklep. Uit NL-C-2010338 is een dergelijke ventilatie-inrichting met gemotoriseerde stuurklep bekend. De gemotoriseerde stuurklep heeft als voordeel dat een gebruiker de klep niet handmatig moet bedienen met een trek/duw-mechanisme en nauwkeuriger in te stellen is. Ondanks dit voordeel, kan deze bekende ventilatie-inrichting verder verbeterd worden. Een probleem van een dergelijke ventilatie-inrichting met een gemotoriseerde stuurklep kan namelijk zijn dat een dergelijk inrichting niet geschikt is voor relatief lange uitvoeringsvormen, omdat het niet goed mogelijk is een klep met een lengte van bijvoorbeeld 100 cm of meer over de hele lengte goed afdichtend te sluiten.

Doel van de uitvinding Een doel van de uitvinding kan daarom zijn om een ventilatie-inrichting van het hiervoor genoemde type te verschaffen met een relatief lange klep die kan gestuurd worden. Een verder doel van de uitvinding kan zijn om het voorafgaande te verschaffen op een kostenefficiënte wijze, zonder gebruik van relatief zware materialen en/of relatief zware motor.

Beschrijving van de uitvinding Dit doel wordt bereikt met een klepsamenstel omvattende een stuurklep voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang, een elektrische aandrijving voor het aandrijven van de stuurklep en overbrengingsmiddelen voor het overbrengen van aandrijfkrachten van de elektrische aandrijving naar de klep. De overbrengingsmiddelen kunnen een eerste overbrengingselement en een tweede overbrengingselement omvatten die complementair uitgevoerd zijn. In het bijzonder zijn de overbrengingsmiddelen, of minstens één overbrengingselement daarvan, aangebracht aan een zich in de lengterichting uitstrekkende zijde van de klep.

Aangezien de klep voorzien is van overbrengingsmiddelen aan een zich langs de lengterichting uitstrekkende zijde van de klep kan de ventilatiedoorgang goed afgesloten worden door de klep. Doordat de overbrengingsmiddelen van de klep zich situeren langs de lengterichting van de klep is het mogelijk om een goede afdichting van de volledige ventilatiedoorgang bij relatief lange kleppen ondanks de torsiekrachten, zonder gebruik te maken van een relatief zware motor of actuator. Dit in tegenstelling tot overbrengingsmiddelen slechts voorzien aan een kops eind van de klep, waar de klep zal torderen en slechts over beperkte lengte af te dichten is. Bovendien, doordat de overbrengingsmiddelen zich niet aan de kopse einden van de ventilatie-inrichting situeren, kunnen lekstromen aan deze kopse einden vermeden worden. Daarnaast, door de klep te voorzien als elektrisch aandrijfbare stuurklep, kan de ventilatiedoorgang nog steeds nauwkeurig aangestuurd worden.

De motor- of actuatorunit kan na plaatsing van de behuizing worden aangebracht, waardoor de raamfabrikant de plaatsing van de behuizing kan verzorgen samen met de plaatsing van het kozijn en een elektrische installateur op een later tijdstip de motor- of actuatorunit kan aansluiten. Doordat de overbrengingsmiddelen van de klep zich situeren langs de lengterichting van de klep is het eenvoudiger om de motor- of actuatorunit na te installeren zonder beschadiging en vervuiling van de unit. Hetgeen met een motorunit aan de zijkant van de klep soms een moeilijke opgave kan zijn.

In een eerste uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, is de klep voorzien van een zich in de lengterichting uitstrekkende sleuf voor het aanbrengen van het eerste overbrengingselement aan de klep. In het bijzonder strekt de sleuf zich uit over de volledige lengte van de klep.

Deze sleuf maakt het mogelijk om het eerste overbrengingselement gecontroleerd te positioneren in de lengterichting van de klep.

In een verdere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, waarbij het eerste overbrengingselement aangebracht is aan de klep, is het eerste overbrengingselement op een afstand ten opzichte van een kops eind van de klep, welke afstand minstens 25% van de volledige lengte van de klep bedraagt.

In uitvoeringsvormen volgens de uitvinding, het eerste overbrengingselement en het tweede overbrengingselement uitgevoerd zijn als getande onderdelen bijvoorbeeld tandwielen.

Bij voorkeur is de elektrisch bedreven stuurklep bedienbaar door middel van een elektromotor die in of aan de elektrische aandrijving is aangebracht. De elektromotor kan zijn verbonden met een elektrische voedingsleiding voor het voeden van de elektromotor in de behuizing. Voorts kan in de behuizing een bedieningsleiding voorzien voor het bedienen van de stuurklep, waarbij de elektromotor en de bedieningsleiding met elkaar zijn verbonden. Als alternatief kan de elektrisch bedreven stuurklep ook op andere wijze worden bediend dan door een elektromotor, bijvoorbeeld door een lineaire actuator, een solenoide en dergelijke.

De ventilatie-inrichting kan diverse vormen aannemen. Een derde klep kan voorzien zijn die is uitgevoerd als zelfregelende klep voor het onder invloed van de grootte van het debiet van de luchtstroming bepaald door de druk op de gevel afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang. Een dergelijke zelfregelende klep is op zich bekend, onder andere uit de hiervoor reeds genoemde stand van de techniek.

De behuizing kan uit metaal bestaat, zoals uit aluminium. De ventilatie-inrichting kan een langwerpige behuizing omvatten die een langsrichting x, een hoogterichting z loodrecht op de langsrichting en een dwarsrichting y loodrecht op de langsrichting en hoogterichting bepaalt, welke behuizing in de langsrichting gerichte en onderling gekoppelde profielen omvat.

De uitvinding heeft verder betrekking op een kozijn omvattende een ventilatie- inrichting volgens de uitvinding. De uitvinding heeft nog verder betrekking op een gebouw omvattende een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het installeren van een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding. De werkwijze omvat de stap van hetbevestigen van de elektrische aandrijfeenheid na plaatsing van de behuizing waarin de elektrische aandrijfbare klep reeds voorzien is. Korte beschrijving van de figuren De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden.

Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede van een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding, en Figuur 2 tonen in opengewerkt aanzicht de in Figuur 1 getoonde ventilatie- inrichting.

Uitgebreide beschrijving van de figuren De onderhavige uitvinding zal worden beschreven met betrekking tot bepaalde uitvoeringsvormen en met verwijzing naar bepaalde tekeningen maar de uitvinding is daartoe niet beperkt en wordt enkel door de conclusies bepaald. De beschreven tekeningen zijn enkel schematisch en niet-beperkend. In de tekeningen kan de grootte van bepaalde elementen overdreven en niet op schaal getekend zijn voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en de relatieve afimetingen stemmen niet noodzakelijk overeen met werkelijke praktijkuitvoeringen van de uitvinding.

Bovendien worden de termen eerste, tweede, derde en dergelijke in de beschrijving enin de conclusies gebruikt om onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijkerwijze om een sequentiële of chronologische volgorde te beschrijven. De termen zijn onder passende omstandigheden onderling uitwisselbaar en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere sequenties dan hierin beschreven of geïllustreerd toegepast worden.

Daarenboven worden de termen bovenaan, onderaan, over, onder en dergelijke 1n de beschrijving en de conclusies gebruikt voor illustratieve doeleinden en niet noodzakelijkerwijze om relatieve posities te beschrijven. De aldus gebruikte termen zijn onder passende omstandigheden onderling uitwisselbaar en de hierin beschreven uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere oriënteringen dan hierin beschreven of geïllustreerd worden toegepast.

Verder dienen de verschillende uitvoeringsvormen, hoewel genoemd als “voorkeursvormen”, eerder te worden opgevat als wijze van voorbeeld waarop deuitvinding kan uitgevoerd worden dan als een beperking van de reikwijdte van de uitvinding.

De term “omvattend”, gebruikt in de conclusies, dient niet geïnterpreteerd te worden als zijnde beperkt tot de erna vermelde middelen of stappen; de term sluit andere 5 elementen of stappen niet uit.

De term dient geïnterpreteerd te worden als specificerend voor de aanwezigheid van de genoemde kenmerken, elementen, stappen of componenten waarnaar wordt verwezen, maar sluit de aanwezigheid of de toevoeging van één of meerdere andere kenmerken, elementen, stappen of componenten, of groepen daarvan niet uit.

De draagwijdte van de uitdrukking “een inrichting omvattende middelen A en B” dient dus niet te worden beperkt tot inrichtingen die enkel uit de componenten A en B bestaan.

De betekenis is dat met betrekking tot de onderhavige uitvinding alleen de componenten A en B van de inrichting opgesomd worden, en de conclusie dient verder zo geïnterpreteerd te worden dat ze ook equivalenten van deze componenten bevat.

De in de figuren getoonde ventilatie-inrichtingen zijn passieve ventilatie- inrichtingen, of elementen daarvoor, voor het laten stromen van een gas of gasmengsel zoals bv. lucht, tussen bijvoorbeeld het uitwendige en het inwendige van een gebouw.

Figuren len 2 tonen de ventilatie-inrichting 1 opgebouwd uit een aantal profielen die onderling zijn gekoppeld.

Deze profielen vormen samen de behuizing 10 van de ventilatie-inrichting.

Door deze behuizing 10 strekt zich in een ventilatierichting 13 een ventilatiedoorgang uit tussen de toevoer 11 en de afvoer 12. Deze ventilatiedoorgang is afsluitbaar door middel van de klep 101 welke draaibaar is opgehangen in of aan de behuizing 10 door een draaiophanging.

Na installatie van de ventilatie-inrichting 1 vormt de ventilatiedoorgang de verbinding tussen het uitwendige 2 en het inwendige 3 van het gebouw, en levert bij geopende klep 101 verse buitenlucht aan de ruimte die zich in het inwendige van het gebouw bevindt.

Aanvullend is aan de behuizing 10 een zelfregelende klep 201 aangebracht, welke de ventilatiedoorgang afsluit bij te hoge luchtstromingen.

Met als doel de CO? in het gebouw te regelen door regeling van het toevoerdebiet aan verse buitenlucht, is de klep 101 uitgevoerd als een elektrisch aandrijfbare stuurklep, alsmede is in de behuizing 10 een elektrische aandrijving 103 voor het elektrisch aandrijven van de klep 101 voorzien.

Tussen de elektrische aandrijving 103 en de klep 101 zijn overbrengingsmiddelen voor het overbrengen van aandrijfkrachten van de elektrische aandrijving 103 naar de klep 101 voorzien.

In de getoonde uitvoeringsvormzijn deze overbrengingsmiddelen uitgevoerd als complementaire overbrengingselementen, nl. een eerste overbrengingselement 104 en een tweede overbrengingselement 105. In het bijzonder zijn deze complementaire overbrengingselementen uitgevoerd zijn als getande onderdelen of tandwielen.

In de behuizing is verder een elektrische voedingsleiding voor het voeden van de elektrische aandrijving 103 aangebracht. De elektrische aandrijving 103 en de elektrische voedingsleiding zijn met elkaar verbonden in de behuizing 10. Tevens kan een bedieningsleiding zijn voorzien voor het bedienen van de stuurklep 101. De elektrische aandrijving 103 en de bedieningsleiding zijn met elkaar verbonden, al dan niet draadloos.

Zoals weergegeven in figuur 2, wordt het eerste overbrengingselement 104 aangebracht aan de klep 101 op een afstand d ten opzichte van een kops eind 106 van de klep 101, bij voorkeur bedraagt de afstand ongeveer de helft van de volledige kleplengte. In de getoonde uitvoeringsvorm 1s het eerste overbrengingselement 104 aan de klep aangebracht met behulp van een sleuf 102 voorzien in een zich in de lengterichting uitstrekkende zijde van de klep 101 en een complementair uitsteeksel 107. De sleuf kan zich uitstrekken over de volledige lengte van de klep 101. Daardoor is het mogelijk om het eerste overbrengingselement 104 vanaf een kops eind 106 van de klep in te brengen in de sleuf 102.

Lijst met verwijzingstekens

1. Ventilatie-inrichting

2. Uitwendige van gebouw

3. Inwendige van gebouw

10. Behuizing

11. Toevoeropening

12. Afvoeropening

13. Ventilatierichting van de Ventilatiedoorgang

20. Eindstuk

101. Elektrisch aandrijfbare stuurklep

102. Sleuf

103. Elektrische Aandrijfeenheid

104. Eerste Tandwiel

105. Tweede Tandwiel

106. Kops Eind

201. Zelfregelende klep

Claims (15)

Conclusies

1. Ventilatie-inrichting (1) voor toepassing in een gebouw, omvattende: een behuizing (10) met een naar het uitwendige van het gebouw te keren toevoeropening (11) en een naar het inwendige van het gebouw te keren afvoeropening (12) waartussen zich een ventilatiedoorgang uitstrekt voor het verschaffen van een luchtstroming tussen de toevoeropening (11) en de afvoeropening (12) in een ventilatierichting (13), en een klepsamenstel omvattende een klep (101) voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang en een elektrische aandrijving (103), welke klep (101) zich uitstrekt in een lengterichting dwars op de ventilatierichting (13) en is uitgevoerd als een door middel van de elektrische aandrijving aandrijfbare stuurklep, waarbij het klepsamenstel verder overbrengingsmiddelen (104, 105) voor het overbrengen van aandrijfkrachten van de elektrische aandrijving (103) naar de klep (101) omvat, met het kenmerk, dat de overbrengingsmiddelen (104, 105) bevestigd zijn aan een zich in de lengterichting uitstrekkende zijde van de klep (101), welke zijde bij voorkeur naar de afvoeropening (12) gekeerd is.

2. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 1, waarbij de overbrengingsmiddelen een eerste overbrengingselement (104) en een tweede overbrengingselement (105) omvatten die complementair uitgevoerd zijn voor het overbrengen van aandrijfkrachten van de elektrische aandrijving (103) naar de klep (101).

3. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 2, waarbij de klep (101) voorzien is van een zich in de lengterichting uitstrekkende sleuf (102) voor het ontvangen van een complementair uitgevoerd uitsteeksel (107) van het eerste overbrengingselement (104) teneinde het eerste overbrengingselement (104) aan de klep (101) te bevestigen.

4. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 3, waarbij de sleuf (102) zich minstens uitstrekt tot aan een kops eind (106) van de klep, bij voorkeur over de volledige lengte van de klep (101).

5. Ventilatie-inrichting volgens een van de voorafgaan de conclusies 2 - 4, waarbij het eerste overbrengingselement (104) aangebracht is aan de klep (101) op een afstandd ten opzichte van een kops eind (106) van de klep (101), waarbij de afstand d minstens 25% van de volledige lengte van de klep (101) bedraagt.

6. Ventilatie-inrichting volgens een van de voorafgaan de conclusies, waarbij het eerste overbrengingselement en het tweede overbrengingselement uitgevoerd zijn als getande onderdelen (104, 105), bij voorkeur tandwielen met evolvente vertanding.

7. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de elektrische aandrijving (103) een elektromotor omvat.

8. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de elektrische aandrijving (103) een elektrische lineaire actuator omvat.

9. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een verdere klep (201) is voorzien die is uitgevoerd als zelfregelende klep voor het onder invloed van de grootte van het debiet van de luchtstroming afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang (13).

10. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de behuizing (10) uit metaal bestaat, bijvoorbeeld uit aluminium.

11. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de klep (101) uit metaal, bijvoorbeeld uit aluminium, of kunststof, bijvoorbeeld polyvinylchloride ‘pvc’.

12. Kozijn omvattende een ventilatie-inrichting (1) volgens een der voorafgaande conclusies.

13. Gebouw omvattende een ventilatie-inrichting (1) volgens een der voorafgaande conclusies.

14. Klepsamenstel voor gebruik in de ventilatie-inrichting volgens een der conclusies 1-11 en gekenmerkt zoals omschreven in een der conclusies 1-6 en 11.

15. Werkwijze voor het installeren van een ventilatie-inrichting volgens een der conclusies 1-11, omvattende de stappen van: het plaatsen van de behuizing (10), waarin de klep (101) voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang voorzien is, tussen het inwendige en uitwendige van een gebouw; en het verbinden van de elektrische aandrijving (103) aan de klep (101) door middel van de overbrengingsmiddelen (104, 105).