NL2017919B1 - Ventilatie-inrichting - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding betreft een ventilatie-inrichting voor toepassing in een gebouw, omvattende een behuizing, een ventilatiedoorgang die zich door de behuizing uitstrekt tussen een naar het uitwendige van het gebouw te keren toevoer van de behuizing en een naar het inwendige van het gebouw te keren afvoer van de behuizing voor het verschaffen van een luchtstroming tussen de toevoer en de afvoer. De ventilatieinrichting omvat verder een eerste klep voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang, welke eerste klep is uitgevoerd als een manueel bedienbare klep, en een tweede klep voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang, welke eerste klep is uitgevoerd als een elektrisch bedreven stuurklep.

Description

V entilatie-inrichting

De onderhavige uitvinding betreft een ventilatie-inrichting voor toepassing in een gebouw, omvattende een behuizing, een ventilatiedoorgang die zich door de behuizing uitstrekt tussen een naar het uitwendige van het gebouw te keren toevoer van de behuizing en een naar het inwendige van het gebouw te keren afvoer van de behuizing voor het verschaffen van een luchtstroming tussen de toevoer en de afvoer. De onderhavige uitvinding heeft voorts betrekking op gebouw omvattende de voorgaande ventilatie-inrichting.

Stand van de Techniek

Dergelijke ventilatie-inrichting zijn bekend uit de stand van de techniek. Deze bekende ventilatie-inrichtingen bezitten een ventilatiedoorgang via welke de buitenlucht naar binnen in het gebouw kan stromen. Om te vermijden dat bij extreme weersomstandigheden overmaat aan buitenlucht binnenkomt en afbreuk zou doen aan het comfort, is een klep voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang aangebracht.

Deze kleppen kunnen enerzijds uitgevoerd zijn als een manueel bedienbare klep en anderzijds uitgevoerd zijn als een gemotoriseerde stuurklep. Uit NL-C-2010338 is een dergelijke ventilatie-inrichting met gemotoriseerde stuurklep bekend. De gemotoriseerde stuurklep heeft als voordeel dat een gebruiker de klep niet handmatig moet bedienen. Ondanks dit voordeel, kan deze bekende ventilatie-inrichting verder verbeterd worden. Het probleem van een dergelijke ventilatie-inrichting met een gemotoriseerde stuurklep is namelijk dat een relatief zware motor vereist is om tijdens stormweer de gemotoriseerde stuurklep dicht te houden.

Uit BE-A-1019147 is verder een ventilatie-inrichting volgens het inleidend gedeelte van conclusie 1 bekend. Deze bekende ventilatie-inrichting bezit een zelfregelende klep in combinatie met een manueel bedienbare klep.

Doel van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is daarom een ventilatie-inrichting van het hiervoor genoemde type te verschaffen die kan gestuurd worden en hiervoor geen relatief zware motor vereist.

Beschrijving van de uitvinding

Dit doel wordt bereikt met een eerste klep voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang, welke eerste klep is uitgevoerd als een manueel bedienbare klep, en een tweede klep voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang, welke tweede klep is uitgevoerd als een door middel van een elektrische aandrijving bedreven stuurklep. Bijvoorbeeld kan het aansturen van het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang worden uitgevoerd in functie van een gemeten C02-waarde in het gebouw.

Doordat enerzijds een manueel bedienbare klep is voorzien kan de ventilatiedoorgang afgesloten worden zonder gebruik te maken van een relatief zware motor of actuator, en anderzijds een elektrisch bedreven stuurklep is voorzien kan de ventilatiedoorgang nog steeds aangestuurd worden. De motor- of actuatorunit kan derhalve lichter en kleiner worden uitgevoerd, waardoor deze goed is onder te brengen in de behuizing. Gevolg daarvan is dat de behuizing niet of slechts in geringe mate behoeft te worden aangepast, zodat deze op de gebruikelijke manier kan worden ingebouwd.

Bij voorkeur is de elektrisch bedreven stuurklep bedienbaar door middel van een elektromotor die in of aan de behuizing is aangebracht. De elektromotor kan zijn verbonden met een elektrische voedingsleiding voor het voeden van de elektromotor in de behuizing. Voorts kan in de behuizing een bedieningsleiding voorzien voor het bedienen van de stuurklep, waarbij de elektromotor en de bedieningsleiding met elkaar zijn verbonden. Als alternatief kan de elektrisch bedreven stuurklep ook op andere wijze worden bediend dan door een elektromotor, bijvoorbeeld door een lineaire actuator, een solenoïde en dergelijke.

Verder bij voorkeur is de elektrisch bedreven stuurklep op de manueel bedienbare klep aangebracht. De elektrisch bedreven stuurklep kan draaibaar opgehangen zijn aan de manueel bedienbare klep. De elektromotor kan op de manueel bedienbare klep aangebracht zijn.

In het bijzonder kan de manueel bedienbare klep, in de positie daarvan waarin de ventilatiedoorgang is vrijgegeven, een afvoeropening bepalen; de elektrisch bedreven stuurklep kan direct grenzen aan de afvoeropening zodanig dat de elektrisch bedreven stuurklep verplaatsbaar is tussen een vrijgeefpositie waarin de door de manueel bedienbare klep bepaalde afvoeropening is vrijgegeven en een blokkeerpositie waarin de door de manueel bedienbare klep bepaalde afvoeropening is geblokkeerd.

Verder kan de manueel bedienbare klep een rooster met roosteropeningen omvatten dat zich uitstrekt over de afvoeropening. In dat geval kan het rooster een kromming hebben waarvan de straal is afgestemd op radiale afmeting van de elektrisch bedreven stuurklep en waarvan het krommingsmiddelpunt ongeveer samenvalt met de draaiophanging van de elektrisch bedreven stuurklep.

Volgens een andere mogelijke uitvoeringsvorm is de elektrisch bedreven stuurklep op afstand van, en gescheiden van, de manueel bedienbare klep aangebracht in de ventilatiedoorgang.

De ventilatie-inrichting kan diverse vormen aannemen. Een derde klep kan voorzien zijn die is uitgevoerd als zelfregelende klep voor het onder invloed van de grootte van het debiet van de luchtstroming bepaald door de druk op de gevel afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang. Een dergelijke zelfregelende klep is op zich bekend, onder andere uit de hiervoor reeds genoemde stand van de techniek.

De behuizing kan uit metaal bestaat, zoals uit aluminium. De ventilatie-inrichting kan een langwerpige behuizing omvatten die een langsrichting x, een hoogterichting z loodrecht op de langsrichting en een dwarsrichting y loodrecht op de langsrichting en hoogterichting bepaalt, welke behuizing in de langsrichting gerichte en onderling gekoppelde profielen omvat.

De uitvinding heeft verder betrekking op een gebouw omvattende een ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies.

Korte beschrijving van de figuren

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden.

Figuren la, lb en lc tonen een dwarsdoorsnede van een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding in een eerste uitvoeringsvorm in een gesloten positie, een vrijgeefpositie respectievelijk blokkeerpositie,

Figuren 2a, 2b en 2c tonen een dwarsdoorsnede van een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding in een tweede uitvoeringsvorm in een gesloten positie, een vrijgeefpositie respectievelijk blokkeerpositie,

Figuren 3a, 3b en 3c tonen een dwarsdoorsnede van een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding in een derde uitvoeringsvorm in een gesloten positie, een vrijgeefpositic respectievelijk blokkeerpositie.

Uitgebreide beschrijving van de figuren

Figuren IA, 1B en 1C tonen de ventilatie-inrichting 1 opgebouwd uit een aantal profielen die onderling zijn gekoppeld, waaronder het buitenprofiel 6, de binnenprofielen 11, 31, de daarmee gekoppelde verbindingsprofielen 8, 9 en het inwendige profiel 26. Deze profielen 6, 8, 9, 11, 26 en 31 vormen samen de behuizing 5 van de ventilatie-inrichting. Door deze behuizing 5 strekt zich de ventilatiedoorgang 12 uit tussen de toevoer 24 en de afVoer 25. De openingen 7 in het buitenprofiel 5 maken onderdeel uit van de ventilatiedoorgang 12. De ventilatiedoorgang 12 is afsluitbaar door middel van de manueel bedienbare klep 15 welke draaibaar is opgehangen aan het binnenprofiel 31 door een draaiophanging 28.

De manueel bedienbare klep 15 kan in de gesloten stand worden vastgehouden door een klikbevestiging bestaande uit de richels 29 op de klep zelf en de richel 30 van het inwendige profiel 26. Bij het bereiken van de gesloten stand van de manueel bedienbare klep 15 klikken deze richels 29, 30 veerkrachtig achter elkaar, zodat een betrouwbare afsluiting van de ventilatiedoorgang 12 is verzekerd, ook bij relatief grote druk op de buitengevel zoals bij een storm. De manueel bedienbare klep 15 draagt verder een rooster 17 met roosteropeningen, welke roosteropeningen tezamen de afVoeropening 16 bepalen in de positie van de klep 15 waarin de ventilatiedoorgang 12 is vrijgegeven.

De ventilatie-inrichting 1 vormt de verbinding tussen het uitwendige 13 en het inwendige 14 van het gebouw, en levert bij geopende klep 15 verse buitenlucht aan ruimte die zich in het inwendige van het gebouw bevindt. Met als doel de C02 in het gebouw te regelen, is in de behuizing 5 een elektrisch bedreven stuurklep 18 aangebracht, alsmede een elektrische voedingsleiding voor het voeden van de elektrisch bedreven stuurklep 18. De elektrisch bedreven stuurklep 18 en de elektrische voedingsleiding zijn met elkaar verbonden in de behuizing 5. Tevens kan een bedieningsleiding zijn voorzien voor het bedienen van de stuurklep 18.

In de eerste uitvoeringsvorm is de elektrisch bedreven stuurklep uitgevoerd als een gemotoriseerde stuurklep 18. De gemotoriseerde stuurklep 18 kan bedienbaar zijn door middel van de elektromotor 32 die op de manueel bedienbare klep 15 aangebracht is.

Hierbij zijn de elektromotor en de elektrische voedingsleiding met elkaar verbonden in de behuizing 5. Tevens kan de bedieningsleiding uit gevoerd zijn als een regelleiding voor het regelen van de elektromotor.

De gemotoriseerde stuurklep 18 is door een draaiophanging 27 opgehangen aan de manueel bedienbare klep 15. Optioneel kan de elektromotor ook elders dan op de manueel bedienbare klep 15 aangebracht zijn. De gemotoriseerde stuurklep 18 grenst direct aan de afVoeropening 16 en is verplaatsbaar tussen een vrijgeefpositie waarin de door de manueel bedienbare klep bepaalde afvoeropening 16 is vrijgegeven en een blokkeerpositie waarin de door de manueel bedienbare klep bepaalde afVoeropening 16 is geblokkeerd.

De gemotoriseerde stuurklep 18 heeft een vrij eind tegenover de draaiophanging 27 daarvan met een afmeting in radiale richting. Het rooster 17 heeft een kromming waarvan de straal is afgestemd op radiale afmeting van de gemotoriseerde stuurklep 18 en waarvan het krommingsmiddelpunt ongeveer samenvalt met de draaiophanging 27 van de gemotoriseerde stuurklep 18.

Aanvullend is aan het buitenprofiel 6 een zelffegelende klep 23 aangebracht, die reageert op te hoge luchtstromingen.

De motor van de gemotoriseerde stuurklep 18 is relatief licht en klein uitgevoerd aangezien deze slechts de normale luchtstroming onder rustige omstandigheden hoeft te regelen. De drukverschillen over de klep zijn daarbij beperkt, zodat het vereiste maximale motorvermogen laag kan zijn. Zodra relatief hoge drukverschillen optreden zoals hiervoor genoemd, kan de ventilatiedoorgang manueel worden afgesloten. De manueel bedienbare klep kan met de hand aangedrukt worden totdat de klikbevestiging 29, 30 tot stand is gebracht.

Zoals weergegeven in figuren 2A, 2B en 2C, kan als alternatief de elektrisch bedreven stuurklep 18 op afstand van, en gescheiden van, de manueel bedienbare klep 14 in de ventilatiedoorgang 12 zijn aangebracht. De onderdelen van deze figuren die overeenkomen met de onderdelen van de figuren IA, 1B en 1C zijn met dezelfde verwijzingstekens aangeduid. De stuurklep is door middel van de draaiophanging 27 verbonden met het buitenprofiel 6, en regelt de luchtstroming door de stromingsdoorgang 12. Ook hierbij is de motor 32 van de stuurklep 18 licht en klein uitgevoerd, aangezien met de manueel bedienbare klep 15 indien nodig de stromingsdoorgang 12 volledig en betrouwbaar kan worden afgesloten door deze te verdraaien rond de draaiophanging 28.

Op bekende wijze is deze manueel bedienbare klep verbonden met een zich aan de buitenzijde van de behuizing 5 bevindende bedieningshefboom die niet nader is weergegeven.

Zoals weergegeven in figuren 3A, 3B en 3C, kan de elektrisch bedreven stuurklep bediend worden met een elektrisch bedreven lineaire actuator 33 voor het sluiten respectievelijk vrijgeven van de stuurklep 18. De onderdelen van deze figuren die overeenkomen met de onderdelen van de figuren IA, 1B en 1C zijn met dezelfde verwijzingstekens aangeduid. De stuurklep 18 is in of aan de behuizing 5 aangebracht, aan het buitenprofiel 6. De stuurklep 18 is verplaatsbaar tussen een vrijgeefpositie waarin de ventilatiedoorgang 12 is vrijgegeven en een blokkeerpositie waarin de ventilatiedoorgang 12 is geblokkeerd. De elektrisch bedreven lineaire actuator 33 is ingericht om, in functie van een stuursignaal, de vergrendelbare klep 18 te sluiten in de blokkeerpositie daarvan.

Lijst met verwijzingstekens 1. Ventilatie-inrichting 2. Gevel 3. Kozijn 4. Plafond 5. Behuizing 6. Buitenprofiel 7 Opening 8,9. Verbindingsprofïel 11. Binnenprofiel 12. Ventilatiedoorgang 13. Uitwendige van gebouw 14. Inwendige van gebouw 15. Manueel bedienbare klep 16. AfVoeropening 17. Rooster 18. Elektrisch bedreven stuurklep 23. Zelfregelende klep 24. Toevoer 25. AfVoer 26. Inwendig profiel 27. Draaiophanging 2 8. Draaiophanging 29. Richel 30. Richel 31. Binnenprofiel 32. Motor

Claims (16)

1. Ventilatie-inrichting (1) voor toepassing in een gebouw, omvattende een behuizing (5), een ventilatiedoorgang (12) die zich door de behuizing (5) uitstrekt tussen een naar het uitwendige (13) van het gebouw te keren toevoer (24) van de behuizing (5) en een naar het inwendige (14) van het gebouw te keren afvoer (25) van de behuizing voor het verschaffen van een luchtstroming tussen de toevoer (24) en de afvoer (25), een eerste klep (15) voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang (12), welke eerste klep is uitgevoerd als een manueel bedienbare klep (15), en een tweede klep (18) voor het afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang (12), met het kenmerk, dat de tweede klep is uitgevoerd als een door middel van een elektrische aandrijving bedreven stuurklep (18).

2. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 2, waarbij de elektrische aandrijving (32, 33) in of aan de behuizing (5) is aangebracht, en de elektrische aandrijving (32, 33) en een elektrische voedingsleiding voor het voeden van de elektrische aandrijving (32, 33) met elkaar zijn verbonden in de behuizing (5).

3. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 2, waarbij in de behuizing (5) een bedieningsleiding is voorzien voor het bedienen van de stuurklep (18), en de elektrische aandrijving (32, 33) en de bedieningsleiding met elkaar verbonden zijn.

4. Ventilatie-inrichting volgens een van de conclusies 1-4, waarbij de elektrisch bedreven stuurklep (18) op de manueel bedienbare klep (15) aangebracht is.

5. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 4, waarbij de elektrisch bedreven stuurklep (18) draaibaar is opgehangen aan de manueel bedienbare klep (15).

6. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 4 of 5 waarbij elektrische aandrijving (32, 33) op de manueel bedienbare klep (15) aangebracht is.

7. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 5-6, waarbij de manueel bedienbare klep (15), in de positie daarvan waarin de ventilatiedoorgang (12) is vrijgegeven, een afvoeropening (16) bepaalt, de elektrisch bedreven stuurklep (18) direct grenst aan de afvoeropening (16) en de elektrisch bedreven stuurklep (18) verplaatsbaar is tussen een vrijgeefpositie waarin de door de manueel bedienbare klep bepaalde afvoeropening (16) is vrijgegeven en een blokkeerpositie waarin de door de manueel bedienbare klep bepaalde afvoeropening (16) is geblokkeerd.

8. Ventilatie-inrichting volgens conclusie 7, waarbij de manueel bedienbare klep (15) een rooster (17) met roosteropeningen omvat dat zich uitstrekt over de afvoeropening (16).

9. Ventilatie-inrichting volgens conclusies 7 en 8, waarbij de elektrisch bedreven stuurklep (18) een vrij eind heeft tegenover de draaiophanging (27) daarvan en een afmeting in radiale richting heeft, het rooster (17) een kromming heeft waarvan de straal is afgestemd op radiale afmeting van de elektrisch bedreven stuurklep (18) en waarvan het krommingsmiddelpunt ongeveer samenvalt met de draaiophanging (27) van de elektrisch bedreven stuurklep (18).

10. Ventilatie-inrichting volgens een van de conclusies 1-3, waarbij de elektrisch bedreven stuurklep (18) op afstand van, en gescheiden van, de manueel bedienbare klep (15) is aangebracht in de ventilatiedoorgang (12).

11. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de elektrische aandrijving een elektromotor (32) omvat.

12. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de elektrische aandrijving een elektrische lineaire actuator (33) omvat.

13. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een derde klep (23) is voorzien die is uitgevoerd als zelffegelende klep (23) voor het onder invloed van de grootte van het debiet van de luchtstroming afsluiten respectievelijk vrijgeven van de ventilatiedoorgang (12).

14. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de behuizing (5) uit metaal bestaat, zoals uit aluminium.

15. Ventilatie-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een langwerpige behuizing (5) die een langsrichting x, een hoogterichting z loodrecht op de langsrichting en een dwarsrichting y loodrecht op de langsrichting en hoogterichting bepaalt, welke behuizing (5) in de langsrichting gerichte en onderling gekoppelde profielen (6, 8, 9, 11) omvat.

16. Gebouw omvattende een ventilatie-inrichting (1) volgens een der voorgaande conclusies.