NL2021106B1 - Overbrengmachine voor het in een pluimveestal op een vloer daarvan leggen van eieren die zich in broedlades bevinden waarin deze werden voorgebroed - Google Patents

Overbrengmachine voor het in een pluimveestal op een vloer daarvan leggen van eieren die zich in broedlades bevinden waarin deze werden voorgebroed Download PDF

Info

Publication number
NL2021106B1
NL2021106B1 NL2021106A NL2021106A NL2021106B1 NL 2021106 B1 NL2021106 B1 NL 2021106B1 NL 2021106 A NL2021106 A NL 2021106A NL 2021106 A NL2021106 A NL 2021106A NL 2021106 B1 NL2021106 B1 NL 2021106B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
eggs
actuator
transfer
transfer machine
egg
Prior art date
Application number
NL2021106A
Other languages
English (en)
Inventor
Vervaeke Steven
Original Assignee
Vervaeke Belavi Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vervaeke Belavi Nv filed Critical Vervaeke Belavi Nv
Application granted granted Critical
Publication of NL2021106B1 publication Critical patent/NL2021106B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K31/00Housing birds
    • A01K31/18Chicken coops or houses for baby chicks; Brooders including auxiliary features, e.g. feeding, watering, demanuring, heating, ventilation
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K31/00Housing birds
    • A01K31/14Nest-boxes, e.g. for singing birds or the like
    • A01K31/16Laying nests for poultry; Egg collecting
    • A01K31/165Egg collecting or counting
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K41/00Incubators for poultry
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K43/00Testing, sorting or cleaning eggs ; Conveying devices ; Pick-up devices

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Birds (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Wrapping Of Specific Fragile Articles (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)
  • Intermediate Stations On Conveyors (AREA)
  • Sampling And Sample Adjustment (AREA)

Abstract

Een overbrengmachine (1) waarbij de broedlades (2) met voorgebroede eieren op een draagmechanisme (7) worden geplaatst, welk draagmechanisme (7) de broedlades (2) positioneert onder een overbrengmechanisme (14) dat een reeks eivastneemorganen (19) omvat. Door het overbrengmechanisme (14) neerwaarts tot tegen de eieren te bewegen, kunnen de eivastneemorganen (19) de eieren vast nemen en uit de broedlades tillen. Hierna kan het draagmechanisme (7) uit het pad van het overbrengmechanisme (14) bewogen worden, waardoor de eieren, door een neerwaartse beweging van het overbrengmechanisme (14), nabij de vloer worden gebracht, waar de eivastneemorganen (19) de eieren Ioslaten zodat deze op de vloer liggen. Hierdoor ondergaan de eieren, wanneer deze uit de broedlades zijn getild, enkel een neerwaartse beweging, hetgeen een lager risico tot beschadiging van de eieren heeft in vergelijking met een zijwaartse beweging van de eieren, wanneer deze zich uit de broedlades bevinden en deze dus met elkaar in contact kunnen komen.

Description

Figure NL2021106B1_D0001
Octrooicentrum Nederland © 2021106 (21) Aanvraagnummer: 2021106 © Aanvraag ingediend: 12 juni 2018 © BI OCTROOI © Int. CL:
A01K 31/18 (2018.01) A01K 43/00 (2018.01)
© Voorrang: © Octrooihouder(s):
5 juli 2017 BE BE2017/5479 VERVAEKE-BELAVI NV te Tielt, België, BE.
0 Aanvraag ingeschreven: © Uitvinder(s):
20 november 2018 Steven Vervaeke te Tielt (BE).
© Aanvraag gepubliceerd:
- © Gemachtigde:
J.M.H. Duyver lie. te Diegem.
© Octrooi verleend:
20 november 2018
© Octrooischrift uitgegeven:
20 maart 2019
54) Overbrengmachine voor het in een pluimveestal op een vloer daarvan leggen van eieren die zich in broedlades bevinden waarin deze werden voorgebroed © Een overbrengmachine (1) waarbij de broedlades (2) met voorgebroede eieren op een draagmechanisme (7) worden geplaatst, welk draagmechanisme (7) de broedlades (2) positioneert onder een overbrengmechanisme (14) dat een reeks eivastneemorganen (19) omvat. Door het overbrengmechanisme (14) neerwaarts tot tegen de eieren te bewegen, kunnen de eivastneemorganen (19) de eieren vast nemen en uit de broedlades tillen. Hierna kan het draagmechanisme (7) uit het pad van het overbrengmechanisme (14) bewogen worden, waardoor de eieren, door een neerwaartse beweging van het overbrengmechanisme (14), nabij de vloer worden gebracht, waar de eivastneemorganen (19) de eieren loslaten zodat deze op de vloer liggen. Hierdoor ondergaan de eieren, wanneer deze uit de broedlades zijn getild, enkel een neerwaartse beweging, hetgeen een lager risico tot beschadiging van de eieren heeft in vergelijking met een zijwaartse beweging van de eieren, wanneer deze zich uit de broedlades bevinden en deze dus met elkaar in contact kunnen komen.
NL Bl 2021106
Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift komt overeen met de oorspronkelijk ingediende stukken.
Overbrengmachine voor het in een pluimveestal op een vloer daarvan leggen van eieren die zich in broedlades bevinden waarin deze werden voorqebroed
De huidige uitvinding heeft betrekking op een overbrengmachine voor het in een pluimveestal op een vloer daarvan leggen van eieren die zich in broedlades bevinden waarin deze werden voorgebroed. De voorgebroede eieren in de broedlades worden eerst naar de vleespluimveestal overgebracht. De voorgebroede eieren worden dan van de broedlades naar de vloer van de stal overgebracht. De kuikens komen dan in de vleespluimveestal uit hetgeen het dierenwelzijn bevordert. De kuikens hoeven immers niet meer getransporteerd te worden en hebben ook onmiddellijk voeder en water te hunner beschikking.
In de praktijk stelde zich het probleem dat de voorgebroede eieren niet gelijktijdig uitkomen. Voor kippen zijn er eieren die bijvoorbeeld reeds na 19 dagen uitkomen terwijl sommige eieren pas na 21 dagen uitkomen. Wanneer men de eieren in een broeierij laat uitkomen en de ééndagskuikens naar de vleespluimveestal brengt, betekent dit dat een aantal van de kuikens 2 a 3 dagen zonder eten of drinken zitten. Tijdens het transport van de kuikens en de voorbereiding daarvan zitten de kuikens verder ook dicht op elkaar gepakt. Dit alles heeft niet alleen nadelige gevolgen op het dierenwelzijn maar verder ook op de groei en de ontwikkeling van de kuikens en op hun ziektegevoeligheid.
Om dit te vermijden werden er nieuwe systemen ontwikkeld waarin voorgebroede eieren, die in het bijzonder gedurende 18 dagen voorgebroed werden, naar de vleespluimveestal gebracht worden waar de eieren dan kunnen uitkomen. In het zogenoemde X-Treck systeem worden de voorgebroede eieren met de broedlades waarin deze zich bevinden op een in de pluimveestal opgehangen transportsysteem geplaatst. De temperatuur van de eieren in de broedlades kan dan geregeld worden door het transportsysteem op te trekken in de stal tot op een hoogte waar het warmer is, of te laten zakken tot op een hoogte waar het kouder is. Vooral naar het uitkomen van de eieren toe, neemt de temperatuur daarvan toe doordat de activiteit van het kuiken in het ei toeneemt. Het transportsysteem bevindt zich dan op een geringe hoogte boven de vloer van de stal zodanig dat de kuikens van het transportsysteem op de vloer van de vleespluimveestal kunnen springen.
Bij het zogenoemde Patio-systeem zijn er meerdere transportsystemen voor de broedlades boven elkaar voorzien met daaronder telkens een transportband met daarop strooisel waarop de kuikens tot hun slachtrijpe leeftijd kunnen opgroeien. De beluchting van de verschillende niveaus gebeurt door een horizontale luchtstroom zoals beschreven in NL 1012453. Het voordeel van dit Patio-systeem is dat minder stalruimte vereist is maar het systeem is uiteraard nog duurder dan het X-Treck systeem.
EP 2 873 319 heeft betrekking op het X-Treck systeem waarin de broedlades met daarin de voorgebroede eieren op een optreksysteem in de vleespluimveestal geplaatst worden. Volgens deze octrooiaanvraag is het optreksysteem nodig om de temperatuur van de eieren te kunnen controleren aangezien het uitkomstpercentage bij eieren die op de vloer van de vleespluimveestal geplaatst worden kleiner is.
Gezien de kostprijs, de complexiteit van het onderhoud en het extra werk voor het reinigen van de installatie worden deze bekende systemen in de praktijk slechts op beperkte schaal toegepast. Doordat de ééndagskuikens uitkomen in de broedlades en hierop enige tijd blijven rondlopen worden de broedlades bevuild door de mest van de pas uitgekomen kuikens. Hierdoor is er dus een reëel risico op besmetting van de broedlades met ziektekiemen, in het bijzonder met schadelijke bacteriën zoals Salmonella. Door het besmettingsgevaar, en tevens door de kostprijs van beide systemen, zijn de pluimveehouders niet geneigd om een dergelijk systeem in hun stallen te plaatsen. Door de complexe vormgeving van de broedlades met een grote openheid die nodig is om tijdens het uitbroeden de temperatuur van de eieren onder controle te kunnen houden, zijn de broedlades bovendien ook niet eenvoudig te reinigen. De broedlades vertonen meer bepaald veel hoeken en kanten waar infecties of mest, die bijvoorbeeld met Salmonella besmet kan zijn, niet eenvoudig te verwijderen is. Een verder nadeel van het laten uitkomen van de kuikens in de broedlades zelf, is dat door de grote openheid daarvan, er een probleem is met het dierenwelzijn. De pas uitgekomen kuikens kunnen zich immers kwetsen aan de vele hoeken en kanten die in de broedlades aanwezig zijn om de eieren vast te houden met behoud van een grote openheid voor de vereiste doorstroming van lucht. De kuikens kunnen hierdoor zelfs vast komen te zitten in de broedlades.
In EP 1 414 291 wordt nog een ander systeem voor het laten uitkomen van de eieren in de stal beschreven. Zoals schematisch weergegeven in dit octrooi laat men de voorgebroede eieren niet in de broedlades uitkomen maar worden de voorgebroede eieren op een vel papier op een laag strooisel gelegd. Op dit vel papier wordt verder water en voedsel voor de pas uitgekomen kuikens voorzien. Om de temperatuur van de eieren onder controle te kunnen houden, worden de eieren in een gesloten kar geplaatst of wordt er een kap over de eieren aangebracht wanneer deze op de vloer van de vleespluimveestal zelf gelegd worden.
Niettegenstaande in EP 1 414 291 de mogelijkheid aangegeven wordt om de voorgebroede eieren los op een vel papier bovenop de strooisellaag te plaatsen, werd dit in de praktijk nooit toegepast, in het bijzonder niet in het Patio-systeem, noch in het X-Treck systeem. In een vleespluimveestal dienen immers meerdere duizenden of zelfs tienduizenden, bijvoorbeeld 40000, voorgebroede eieren aangebracht te worden, en dit op efficiënte manier zodanig dat slechts weinig tijd nodig is om de voorgebroede eieren aan te brengen. Gezien de kostprijs van handenarbeid zou men bij het los in de stal leggen van de eieren snel te werk moeten gaan, wat niet alleen zeer belastend is onder meer wegens de hoge temperatuur die er in de vleespluimveestal heerst, maar wat verder ook een hoog risico tot beschadiging van de eieren tot gevolg zal hebben. Naar het uitkomen van de eieren toe, wordt de schaal van de eieren immers veel brosser waardoor de eieren zacht behandeld dienen te worden, in het bijzonder om de vorming van haarscheuren in de schaal van de eieren te voorkomen. In het geval van haarscheuren drogen de kuikens in de eieren sneller uit waardoor deze verzwakken en gevoeliger worden aan infecties. Het gevolg hiervan is dat minder eieren uitkomen, over het algemeen nagenoeg 15% minder indien de eieren haarscheurtjes vertonen, en dat meer antibiotica behandelingen nodig zullen zijn om bacteriële infecties te bestrijden. Dergeiijke antibiotica behandelingen zijn de laatste jaren sterk onder druk komen te staan en dienen vandaar zo veel mogelijk vermeden te worden.
Om overdracht van besmetting via de broedlades te voorkomen, wordt in WO 2016/053088 voorgesteld om de voorgebroede eieren vanuit de broedlades naar een kartonnen houder over te brengen alvorens de eieren naar de vleespluimveestal getransporteerd worden. Het transport van de voorgebroede eieren van de broeierij naar de vleespluimveestal gebeurd dus in deze kartonnen houders. In de praktijk wordt dit systeem toegepast onder de benaming One2Born. De kartonnen houders bestaan uit eierkartons met daarin extra gaten voor de beluchting van de eieren en voor het controleren van de temperatuur daarvan. De houders staan op kartonnen poten zodanig dat de eieren zich niet rechtstreeks op de vloer van de stal bevinden.
Niettegenstaande de kartonnen houders biologisch afbreekbaar zijn, veroorzaken deze extra afval in de stal dat verwijderd moet worden. Een verder nadeel van de kartonnen houders is dat deze in piano vorm geleverd worden en dat er een aanzienlijke hoeveelheid manuele arbeid vereist is om de houders op te zetten. Niet alleen de aanschaf van de kartonnen houders maar ook het opzetten daarvan brengt dus extra kosten met zich mee. In de broeierij zelf dienen de eieren verder ook nog in de kartonnen houders overgelegd worden. Uit de praktijk is gebleken dat een dergelijke overlegstap telkens een bijkomende uitval van gemiddeld ongeveer 0,5 % veroorzaakt, dit zeker in het geval de eieren in de daarvoor voorziene holtes in de eierkartons gepositioneerd dienen te worden. De eieren zullen immers niet steeds volledig correct ten opzichte van deze holtes gepositioneerd worden, waardoor ze tijdens het in deze holtes plaatsen contact zullen maken met de wanden van de holtes. Door de broosheid van de eierschalen, zal dit een toch wel aanzienlijke hoeveelheid aan haarscheurtjes in de eierschalen veroorzaken.
In BE 1023719 is een overbrengmachine beschreven volgens de aanhef van conclusie 1 die de problemen van de hierboven beschreven systemen oplost. In het bijzonder omvat de overbrengmachine een door de pluimveestal verrijdbaar gestel; een draagmechanisme dat op het gestel bevestigd is en geconfigureerd is voor het dragen van tenminste één van genoemde broedlades met voorgebroede eieren; en een overbrengmechanisme dat op het gestel bevestigd is en een reeks eivastneemorganen bevat die elk geconfigureerd zijn voor het vastnemen van één van de voorgebroede eieren, waarbij het overbrengmechanisme geconfigureerd is voor het uit genoemde broedlades lichten van de voorgebroede eieren en voor het op genoemde vloer leggen van de voorgebroede eieren op genoemde vloer.
Door het gebruik van een dergelijke overbrengmachine is het mogelijk om een groot aantal voorgebroede eieren, bijvoorbeeld duizenden tot tienduizenden eieren per uur, rechtstreeks van hun broedlade in een isolerende strooisellaag in de stal te leggen. Daarenboven kunnen de broedlades aldus niet vervuild worden door de mest geproduceerd door de ééndagskuikens. Doordat de stal in de praktijk telkens voor iedere nieuwe lading kuikens ontsmet wordt en van een nieuwe strooisellaag voorzien wordt, is er ook geen risico dat de broedlades besmet worden. Een fysiek contact tussen de broedlades en de materialen in de stal kan verder ook eenvoudig vermeden worden. Eveneens is ontsmetting van de broedlades bovendien zeer eenvoudig aangezien de broedlades zelf niet vervuild zijn.
Verder wordt in BE 1023719 beschreven dat, in tegenstelling tot hetgeen in EP 2 873 319 aangegeven wordt, het uitkomstpercentage van de eieren in de stal niet kleiner is dan het uitkomstpercentage van dezelfde eieren in de broeierij wanneer de voorgebroede eieren op de vloer van de stal gelegd worden.
De overbrengmachine in BE 1023719 is voorzien van een transportband waarop de broedlades worden geplaatst en een zwenkbare robotarm met daarop een reeks eivastneemorganen, in het bijzonder een reeks zuignappen. De robotarm is geconfigureerd om de eivastneemorganen tot nabij de broedlade op de transportband te laten zakken, waarna de eivastneemorganen de eieren kunnen vastnemen. De robotarm tilt dan de eieren op en zwenkt deze tot boven de laag strooisel, waarna de robotarm de eieren laat zakken tot nabij de laag strooisel. Dan worden de eivastneemorganen uitgeschakeld en komen de eieren terecht op de laag strooisel in de stal.
Een nadeel van de bekende machine is dat, om een voldoende capaciteit te hebben, i.e. om voldoende eieren per uur in de stal te kunnen leggen, de beweging van de robotarm, in het bijzonder de zwenkbeweging van de robotarm, een relatief hoge snelheid dient te hebben. Echter, een dergelijke relatief hoge snelheid brengt een hoog risico tot beschadiging van de eieren met zich mee. Immers, zoals hierboven beschreven, naar het uitkomen van de eieren toe, wordt de schaal van de eieren veel brosser waardoor de eieren zacht behandeld dienen te worden, in het bijzonder om de vorming van haarscheuren in de schaal van de eieren te voorkomen. Daarenboven is het risico op beschadiging tijdens de zwenkbeweging van de robotarm des te groter aangezien de eieren op dat moment vasthangen aan de zuignappen en dus met elkaar in botsing kunnen komen. Dit alles zorgt er voor dat, bij de bekende overbrengmachine, de maximale capaciteit beperkt is door de maximaal veilige snelheid van de zwenkbeweging van de robotarm.
Daar komt nog bij dat, door de lengte van de robotarm, er een schommelbeweging van de machine kan optreden tijdens het zwenken van de robotarm. Een dergelijke schommelbeweging van de machine is nadelig voor de eieren, aangezien deze mogelijks beschadigd kunnen worden hierdoor. Dit effect is des te groter naarmate het distale gedeelte van de robotarm een groter gewicht heeft en wordt verder versterkt indien de machine voorzien is van wielen met luchtbanden.
Een verder nadeel van de bekende machine is dat de robotarm een relatief grote kracht, in het bijzonder krachtmoment, dient te verwerken doordat de broedlades zich, ten minste tijdelijk, langszij de robotarm bevinden. De robotarm dient dus voldoende stevig te zijn om het gewicht van de gevulde broedlades te dragen met inachtneming van het hefboomeffect door de afstand tussen de broedlades en het steunpunt van de robotarm. Een dergelijke robotarm verhoogt zowel het gewicht van de robotarm, dus de machine, als de prijs om de machine te vervaardigen.
De uitvinding heeft dan ook tot doel een verbeterede overbrengmachine voor het in een pluimveestal op een vloer daarvan leggen van eieren die in broedlades voorgebroed zijn te verschaffen, waarbij de maximale capaciteit verhoogd wordt zonder het risico op bijkomende uitval te verhogen.
Tot dit doel is de overbrengmachine volgens de uitvinding daardoor gekenmerkt dat het overbrengmechanisme volgens een voorafbepaald pad op en neer beweegbaar op het gestel is gemonteerd tussen een bovenste stand en een onderste stand en dat het draagmechanisme heen en weer beweegbaar op het gestel is gemonteerd tussen een buitenste stand, waarin het draagmechanisme zich buiten het pad van het overbrengmechanisme bevindt, en een binnenste stand, waarin het draagmechanisme zich in het pad van het overbrengmechanisme bevindt, waarbij de overbrengmachine verder omvat: een eerste actuator geconfigureerd voor het op en neer bewegen van het overbrengmechanisme; een tweede actuator geconfigureerd voor het heen en weer bewegen van het draagmechanisme; een derde actuator geconfigureerd voor het bedienen van de eivastneemorganen; en een controlemechanisme geconfigureerd voor het uitvoeren van de volgende stappen: a) het aansturen van genoemde tweede actuator voor het bewegen van het draagmechanisme van zijn buitenste stand naar zijn binnenste stand; b) het aansturen van genoemde eerste actuator voor het neerwaarts bewegen van het overbrengmechanisme naar de voorgebroede eieren die zich in genoemde broedlades op het draagmechanisme bevinden; c) het aansturen van genoemde derde actuator voor het vast nemen van de voorgebroede eieren met de eivastneemorganen; d) het aansturen van genoemde tweede actuator voor het bewegen van het draagmechanisme van zijn binnenste stand naar zijn buitenste stand; e) het aansturen van genoemde eerste actuator voor het neerwaarts, naar de vloer toe, bewegen van het overbrengmechanisme langsheen het pad; f) het aansturen van genoemde derde actuator voor het los laten van de voorgebroede eieren uit de eivastneemorganen om deze op de vloer te leggen; en g) het aansturen van genoemde eerste actuator voor het opwaarts bewegen van het overbrengmechanisme naar zijn bovenste stand.
Door het draagmechanisme in en uit het pad van het overbrengmechanisme te plaatsen, kan een overbrengmechanisme worden voorzien waarbij de eieren enkel een opwaartse en een neerwaartse beweging dienen te ondergaan wanneer deze zijn vast genomen door de eivastneemorganen. Dergelijke verticale bewegingen hebben een lager risico tot beschadiging van de eieren, zowel omdat een verticale beweging minder schadelijk is in vergelijking met een horizontale beweging en in het bijzonder doordat er geen risico is dat de eieren in een zijwaartse richting met elkaar in contact kunnen komen. Daarenboven bevinden de eieren zich nog in de broedlade tijdens het heen en weer bewegen van het draagmechanisme. Door de extra bescherming die de broedlade biedt kan dit heen en weer bewegen dus sneller gebeuren dan de zwenkbeweging bij de reeds gekende overbrengmachine. Vandaar is de gecombineerde beweging van het heen en weer bewegen van het draagmechanisme en het op en neer bewegen van het overbrengmechanisme sneller dan de beweging van de gekende robotarm, waardoor een grotere maximale capaciteit wordt verkregen, zonder daarbij het risico op bijkomende uitval te verhogen.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat het overbrengmechanisme ten minste twee heen en weer van elkaar verplaatsbare draagelementen en een vierde actuator geconfigureerd voor het heen en weer van elkaar bewegen van genoemde ten minste twee draagelementen, waarbij op elke van de draagelementen een aantal van de reeks eivastneemorganen zijn aangebracht en waarbij het controlemechanisme verder geconfigureerd is voor: het, na stap d) en voor stap f), aansturen van genoemde vierde actuator voor het van elkaar weg bewegen van genoemde draagelementen; en het, na stap f), aansturen van genoemde vierde actuator voor het naar elkaar toe bewegen van genoemde draagelementen.
In deze uitvoeringsvorm is het mogelijk om de afstand tussen de eieren te variëren. Dit is voordelig omdat werd vastgesteld dat de afstand tussen de eieren een belangrijk effect heeft op de temperatuur daarvan. De buitenste rij eieren van een strook eieren hebben bijvoorbeeld een lagere temperatuur dan de eieren die zich midden in de strook bevinden. Door de eieren op een wat grotere afstand van elkaar te plaatsen, kan aldus verhinderd worden dat de temperatuur van de eieren naar het uitkomen toe te hoog zou oplopen.
Bij voorkeur omvat genoemde vierde actuator een pneumatisch piston-zuiger mechanisme, waarbij ten minste één instelbare begrenzer is voorzien tussen genoemde draagelementen voor het regelen en begrenzen van een maximale onderlinge afstand tussen genoemde draagelementen. De instelbare begrenzer laat toe om de afstand tussen de eieren aan te passen, waardoor ook rekening kan worden gehouden met de grootte van de eieren. Er kan dus, bijvoorbeeld bij grotere eieren, een grotere afstand worden voorzien tussen de eieren.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding bepaalt het voorafbepaald pad van het overbrengmechanisme een voorafbepaald pad van elk van de eivastneemorganen van de reeks eivastneemorganen, waarbij het draagmechanisme positioneermiddelen omvat die geconfigureerd zijn voor het positioneren van de broedlade zodat elk van de voorgebroede eieren zich op het voorafbepaald pad van één van de eivastneemorganen bevindt, waarbij het draagmechanisme een vijfde actuator omvat geconfigureerd voor het aandrijven van de positioneermiddelen en waarbij het controlemechanisme verder geconfigureerd is voor het, vóór stap b), aansturen van genoemde vijfde actuator voor het positioneren van de broedlade in het pad van het draagmechanisme zodat elk van de voorgebroede eieren zich op het voorafbepaald pad van één van de eivastneemorganen bevindt.
In deze uitvoeringsvorm worden de broedlades, door de positioneermiddelen, automatisch correct gepositioneerd zodat elk van de paden van de eivastneemorganen kruist met de locatie van een ei. Deze automatisering levert een bijkomstige tijdswinst op tijdens het leggen van de eieren.
Bij voorkeur omvatten de positioneermiddelen een transportmechanisme geconfigureerd voor de broedlade in een nagenoeg horizontale richting te bewegen.
Bij voorkeur is het draagmechanisme in een nagenoeg horizontale richting heen en weer beweegbaar bevestigd op het gestel.
De horizontale richtingen beperken de reisafstand, en dus de reistijd, van zowel het transportmechanisme als het draagmechanisme.
Daarenboven is het bijzonder voordelig dat de bewegingsrichting van de positioneermiddelen nagenoeg loodrecht staat op de heen en weer bewegingsrichting van het draagmechanisme. Dit laat namelijk toe om het draagmechanisme voor of achter het overbrengmechanisme te plaatsen, waarbij het draagmechanisme zijwaarts kan worden ingeladen.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding hebben genoemde broedlades een nagenoeg rechthoekige vorm, waarbij het draagmechanisme voorzien is voor het dragen van ten minste twee broedlades die met hun korte zijde nagenoeg tegen elkaar zijn geplaatst.
Bij de bekende overbrengmachine, zoals beschreven in BE 1023719, worden de broedlades met hun lange zijde tegen elkaar geplaatst om de grotere krachten, in het bijzonder krachtmomenten, geassocieerd met de broedlades aan de korte zijdes tegen elkaar te plaatsen te vermijden. Echter verdient het de voorkeur om de broedlades met hun korte zijdes tegen elkaar te plaatsen omdat dit de totale reisafstand van de overbrengmachine beperkt.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat elk eivastneemorgaan een zuignap die geconfigureerd is voor het, tijdens stap b), contact te maken met één van de voorgebroede eieren, waarbij genoemde derde actuator, bij voorkeur een vacuümpomp, geconfigureerd is voor het lucht wegzuigen uit de zuignappen voor het door vastzuigen vastnemen van de voorgebroede eieren.
Zuignappen verdienen de voorkeur over mechanische grijpers omdat deze het kleinste risico op beschadiging van de eieren met zich meebrengen.
Bij voorkeur zijn genoemde zuignappen verend, bij voorkeur blaasbalgvormig, zodat, tijdens stap f), door een kracht gegenereerd door de verende zuignappen elk van de voorgebroede eieren een zekere diepte indringt in een laag bedekkingsmateriaal, bij voorkeur isolerend bedekkingsmateriaal dat, bij verdere voorkeur, strooisel bevat, op de vloer van de pluimveestal.
Bij voorkeur is genoemde derde actuator verder geconfigureerd voor het, tijdens stap f), pompen van lucht in elke zuignap zodat elk van de voorgebroede eieren een zekere diepte indringt in een laag bedekkingsmateriaal, bij voorkeur isolerend bedekkingsmateriaal dat, bij verdere voorkeur, strooisel bevat, op de vloer van de pluimveestal.
Door de verende werking en/of door het pompen van lucht worden de eieren een zekere diepte in de laag bedekkingsmateriaal geduwd. Hierdoor kan de isolatie van de eieren gecontroleerd worden. Hoe dieper de eieren in het bedekkingsmateriaal geplaatst worden, hoe meer ze geïsoleerd zullen zijn van de omgevingslucht.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn één of meer, bij voorkeur elk, van de actuatoren pneumatisch aangedreven. Dit vermijdt het gebruik van een hydraulische vloeistof die, in geval van lekkages, de stal zou kunnen verontreinigen.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding stemt het aantal eivastneemorganen uit genoemde reeks overeen met het aantal eieren in één of in meerdere van de broedlades, in het bijzonder in één of in twee van de broedlades, waarbij het overbrengmechanisme geconfigureerd is voor het gelijktijdig lichten van elk van de voorgebroede eieren uit elk van de broedlades.
Het gelijktijdig optillen van de eieren levert een bijkomstige tijdswinst op tijdens het leggen van de eieren.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat genoemde reeks eivastneemorganen ten minste 30, bij voorkeur ten minste 50, meer bij voorkeur ten minste 100 en in het bijzonder 300 eivastneemorganen.
Door een groter aantal eivastneemorganen op de overbrengmachine te voorzien, kan de capaciteit daarvan verhoogt worden zodanig dat het nodige aantal eieren op korte tijd in een vleespluimveestal aangebracht kan worden.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding is de overbrengmachine voorzien van een motor geconfigureerd voor het door de pluimveestal verrijden van het gestel. Hierdoor kan de werking van de overbrengmachine verder geautomatiseerd worden, bijvoorbeeld door deze zelfstandig te laten rijden, wat een bijkomstige tijdswinst oplevert tijdens het leggen van de eieren en tevens het onnodig maakt dat een persoon de overbrengmachine dient te verrijden.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding is het controlemechanisme verder geconfigureerd voor het, na stap c) en voor stap d), aansturen van genoemde eerste actuator voor het opwaarts bewegen van het overbrengmechanisme om de door de eivastneemorganen vastgenomen voorgebroede eieren uit genoemde broedlades te lichten.
In deze uitvoeringsvorm worden de eieren, na te zijn vastgenomen, ook nog opgetild. Hierdoor is er geen enkel risico dat de lege broedlades op het draagmechanisme, tijdens het wegschuiven van het draagmechanisme van onder het overbrengmechanisme, de vastgenomen eieren kunnen raken, waardoor deze eventueel beschadigd zouden kunnen worden.
Verdere voordelen en bijzonderheden van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van de overbrengmachine volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt evenwel slechts als voorbeeld gegeven en is niet bedoeld om de beschermingsomvang, zoals bepaald door de conclusies, te beperken.
De in de beschrijving aangegeven verwijzingscijfers hebben betrekking op de bijgevoegde tekeningen waarin:
Figuur 1 schematisch een perspectief zicht weergeeft op een overbrengmachine volgens de uitvinding voor het overbrengen van voorgebroede eieren van de broedlades op een aangebrachte strook strooisel in een pluimveestal;
Figuren 2a en 2b een bovenaanzicht weergeven van de behuizing van het overbrengmechanisme van de overbrengmachine van Figuur 1;
Figuren 3a tot en met 3d een perspectief zicht weergeven van het vastnemen van één ei en het positioneren van dit ei op het strooisel door een eivastneemorgaan van het overbrengmechanisme van de overbrengmachine van Figuur 1; en
Figuur 4 schematisch een perspectief zicht weergeeft van een gedeelte van de strooisellaag met daarop eieren die zijn neergelegd met de overbrengmachine van Figuur 1.
In het algemeen heeft de uitvinding betrekking op een overbrengmachine 1 voor het naar een vloer van een vleespluimveestal overbrengen van eieren die in broedlades 2 voorgebroed zijn. Voor kippeneieren gebeurt dit nadat de eieren ongeveer 18 dagen voorgebroed werden. Aangezien de eerste eieren pas na 19 dagen uitkomen, is er geen risico dat de eieren reeds tijdens het transport of tijdens het overbrengen in de stal zouden uitkomen. De overbrengmachine 1 volgens de uitvinding kan ook op andere eieren toegepast worden, bijvoorbeeld op eieren van kalkoenen, fazanten en dergelijke.
In de praktijk bestaan er verschillende broedlades 2 voor het voorbroeden van kippeneieren. Een voorbeeld hiervan is de standaard broedlade “Tray B00568” van de firma Petersime. Deze broedlade is voorzien voor 10 rijen van 15 eieren, dus voor in totaal 150 eieren.
Voor het transport van de eieren naar de vleespluimveestal worden de broedlades 2 in verrijdbare karren geplaatst die dan met een vrachtwagen vervoerd worden. Het voordeel van het transport van de eieren met behulp van de broedlades 2 bestaat erin dat er geen overbrengstap vereist is die telkens toch steeds een zekere schade aan de eieren veroorzaakt.
In de vleespluimveestal wordt bij voorkeur een laag isolerend bedekkingsmateriaal 3 (geïllustreerd in Figuren 3C, 3D en 4) voorzien waarop de voorgebroede eieren vanuit de broedlades 2 door middel van de overbrengmachine 1 gepositioneerd worden. Het isolerend bedekkingsmateriaal 3 wordt in het bijzonder in één of meer stroken op de vloer van de vleespluimveestal aangebracht. Het isolerend bedekkingsmateriaal 3 kan gevormd worden door een mat, bijvoorbeeld een mat van kunststofschuim, doch bij voorkeur wordt hiervoor strooisel toegepast zoals bijvoorbeeld vlaslemen, zagemeel, houtkrullen en dergelijke.
Wanneer de eieren in één of meerdere stroken op het bedekkingsmateriaal gepositioneerd worden, verdient het de voorkeur om langs de zijkanten van deze stroken de eieren extra te isoleren door langs die zijkanten een verhoging van het bedekkingsmateriaal te voorzien. In het geval van strooisel kan dit langs de zijkanten samengeveegd worden om aldus een verhoging te bekomen. Eventueel kan dit na het overbrengen van de eieren gebeuren zodanig dat het strooisel tot tegen de buitenste rij eieren geveegd kan worden.
Het strooisel dat onder de eieren gelegd wordt, kan maar moet niet hetzelfde zijn als het strooisel waarmee het overige deel van de vloer van de stal bedekt wordt. Bij voorkeur wordt eerst de volledige vloer van de stal met een dunne laag strooisel bedekt waarna een extra laag strooisel (hetzelfde of verschillend) of bedekkingsmateriaal daar bovenop aangebracht wordt op die plaatsen waar de eieren gepositioneerd zullen worden.
Om de eieren voldoende warm te houden, heeft de laag van het bedekkingsmateriaal 3 dat op de vloer van de stal onder de eieren aangebracht wordt bij voorkeur een gemiddelde dikte van ten minste 2 cm, meer bij voorkeur van ten minste 3 cm en liefst van ten minste 4 cm. Na het overbrengen van de eieren op dit bedekkingsmateriaal 3 kan eventueel nog een bijkomende isolatie aangebracht worden, bijvoorbeeld door de eieren af te dekken met een vel, zoals een vel papier of een kunststoffolie. Ook is het mogelijk om bijvoorbeeld extra strooisel op de eieren te strooien. Het gebruik van een vel heeft echter het voordeel dat dit terug weggenomen kan worden wanneer de eieren gaan uitkomen om aldus te vermijden dat de temperatuur van de eieren naar het uitkomen toe te sterk zou oplopen.
Voor het controleren van de temperatuur van de eieren wordt deze bij voorkeur gemonitord voor een aantal van de eieren. De temperatuur in de stal kan dan aangepast worden aan de temperatuur van de eieren. Het meten van de temperatuur van de schaal van de eieren kan manueel gebeuren door middel van bijvoorbeeld een infrarood thermometer maar er bestaan ook automatische systemen voor het monitoren van de temperatuur van de schalen van de eieren zoals bijvoorbeeld het OvoScan™ systeem. Dit wordt momenteel toegepast voor het monitoren en controleren van de temperatuur in uitkomstkasten in een broeierij en zou dus enkel aangepast moeten worden aan de klimaatregeling van de vleespluimveestal.
Figuur 1 geeft schematisch een uitvoeringsvorm van de overbrengmachine 1 die voor het overbrengen van de eieren toegepast wordt weer. Deze overbrengmachine 1 is een zelfrijdende machine, voorzien van een gestel 4 waarop wielen 5 zijn bevestigd. De overbrengmachine 1 is voorzien om tijdens het overbrengen van de eieren in de vleespluimveestal vooruit te rijden. De overbrengmachine 1 is daartoe voorzien van een motor (niet getoond), bij voorkeur een elektromotor, voor het aandrijven van ten minste één van de wielassen. De overbrengmachine 1 is eveneens voorzien van een stuurinrichting 6 die toelaat om de rijrichting aan te passen.
In een niet-getoonde uitvoeringsvorm wordt de overbrengmachine 1 eveneens gebruikt om de strook of stroken bedekkingsmateriaal 3 waarop de eieren gelegd zullen worden, in de stal aan te brengen. Dit zorgt dat de stal niet op voorhand hoeft te worden voorzien met de bedekking 3. Hiertoe wordt aan overbrengmachine 1, een apparaat (niet getoond) voor het aanbrengen van het bedekkingsmateriaal 3 gekoppeld.
Indien het bedekkingsmateriaal 3 een rol schuim is, kan dit eenvoudig een houder zijn waarmee deze rol op de vloer van de stal afgerold wordt. Indien het bedekkingsmateriaal 3 strooisel bevat, dan is het apparaat een strooier waarmee het strooisel in de gewenste dikte op de vloer van de stal gestrooid wordt. Dit gebeurt bijvoorbeeld door middel van een rotor die aangedreven wordt door de wielen van de strooier. Bij voorkeur bevat de strooier een regeling waarmee de hoeveelheid strooisel die op de vloer van de stal gestrooid wordt geregeld kan worden. Deze regeling bevat bijvoorbeeld een regelbare koppeling tussen de wielen van de strooier en de rotor waarmee de verhouding tussen het aantal omwentelingen van de wielen en het aantal omwentelingen van de rotor ingesteld kan worden.
Bovenop de overbrengmachine 1 is een draagmechanisme 7 voorzien dat schuifbaar bevestigd is op het gestel 4 met behulp van een aantal wielen 8 die in een rail 23 rijden. Op die manier kan het gehele draagmechanisme 7 heen en weer worden verplaatst op het gestel 4. Op de overbrengmachine 1 is eveneens een actuator 9 voorzien voor het draagmechanisme 7 zodat het gehele draagmechanisme 7 verschoven kan worden. Bij voorkeur is een sensor (niet getoond) voorzien om de rand van het draagmechanisme 7 te bepalen. Deze sensorinformatie wordt dan gebruikt om de actuator 9 aan te sturen totdat de rand van het draagmechanisme 7 zich op een vooraf ingestelde positie bevindt, welke positie, zoals hieronder beschreven, bepaald is op basis van de positie van de eivastneemorganen.
Het draagmechanisme 7 is voorzien van een transportmechanisme waarop de bedienaar van de machine 1 de één of meer broedlades 2 dient te plaatsen. Het transportmechanisme is aangedreven door een actuator 11, bij voorkeur een elektromotor. Met dit transportmechanisme worden de broedlades 2 in de juiste positie op de machine 1 gepositioneerd. In het bijzonder is een sensor (niet getoond) voorzien die de positie van de rand van de broedlade 2 detecteert. Deze sensorinformatie wordt dan gebruikt om de actuator 11 aan te sturen totdat de rand van de broedlade 2 zich op een vooraf ingestelde positie bevindt, welke positie, zoals hieronder beschreven, bepaald is op basis van de positie van de eivastneemorganen.
Zoals getoond in Figuur 1 wordt het transportmechanisme gevormd door twee tegenover elkaar liggende riemen 12 waarop tegenoverliggende zijden van de broedlades 2 steunen. De riemen 12 draaien omheen een wielas 13 die aangedreven is door de actuator 11. Bij voorkeur kan de actuator 11 werken in twee verschillende richtingen waardoor de lege broedlades 2 terug naar de bediener van de machine 1 worden geschoven.
Het is duidelijk dat de twee tegenover elkaar liggende riemen 12 ook vervangen kunnen worden door andere transportmechanismen, zoals een transportband of een rollensysteem.
Op het gestel 4 is ook een overbrengmechanisme 14 voorzien dat op en neer beweegbaar gemonteerd is op het gestel 4. Specifiek, zoals getoond in Figuur 1, is een opstaande wand 15 voorzien met daarop twee rails 16 waarin telkens één steunelement 17 schuifbaar is gemonteerd. Nabij de uiteinden van de steunelementen 17 is een behuizing 18 bevestigd, in het bijzonder via een dwarsbalk 21, waarop eivastneemorganen 19 zitten. Op de wand 15 is ook een actuator 20 voorzien voor het op en neer bewegen van de behuizing 18 met daarmee de eivastneemorganen 19. Met deze eivastneemorganen 19 worden de eieren uit de broedlades 1 gelicht en vervolgens op het bedekkingsmateriaal 3 gepositioneerd door de gehele behuizing 18 op en neer te bewegen.
Voor het vastnemen van de eieren is, zoals hieronder in meer detail beschreven m.b.t. Figuren 3a tot en met 3d, een actuator in de vorm van een vacuümpomp 25 voorzien om de lucht weg te zuigen uit de eivastneemorganen 19 wanneer deze tegen eieren staan gepositioneerd. Indien de eivastneemorganen 19 voorzien zijn om de eieren vast te grijpen met mechanische middelen kan de vacuümpomp 25 vervangen worden door een ander type actuator, bijvoorbeeld een elektromotor, voor het aandrijven van de mechanische middelen.
In een alternatieve uitvoeringsvorm kan het draagmechanisme 7 zijwaarts naast het overbrengmechanisme 14 geplaatst worden. Echter, verdient het de voorkeur om het draagmechanisme 7 in de rijrichting achter het overbrengmechanisme 14 te plaatsen zoals geïllustreerd in Figuur 1. Dit vormt namelijk een stabielere uitvoering ten opzichte van een zijwaarts bevestigd draagmechanisme 7. Het is eveneens mogelijk om het draagmechanisme 7 in de rijrichting vóór het overbrengmechanisme 14 te plaatsen.
Figuren 2a en 2b tonen details omtrent de behuizing 18 waarop de eivastneemorganen 19 zijn voorzien. Specifiek bestaat de behuizing 18 uit vijf aparte kasten 18a, 18b, 18c, 18d, 18e die onderling zijn verbonden met twee koppelstangen 31 en één koppelstuk 32 per koppelstang 31 per kast 18a, 18b, 18c, 18d, 18e. Op elk van deze kasten 18a, 18b, 18c, 18d, 18e zijn, zoals getoond in Figuur 1, twee rijen met eivastneemorganen 19 aangebracht. De kast 18c is vast bevestigd aan de steunelementen 17 in de rails 16 op de opstaande wand 15. Door de koppelstangen 31 en de koppelstukken 32 ondergaan de kasten 18a, 18b, 18d, 18e dezelfde verticale verplaatsing als de kast 18c. Het is duidelijk dat een ander aantal koppelstangen 31, bijvoorbeeld slechts één, kan worden gebruikt om de kasten 18a, 18b, 18c, 18d, 18e aan elkaar te koppelen.
De vacuümpomp 25 is aangesloten op de kast 18d via een hoofdslang en vanuit de kast 18d gaan twee verdeelslangen 29 naar elke andere kast 18a, 18b, 18c, 18e. Met andere woorden, elke kast 18a, 18b, 18c, 18d, 18e doet dienst als een vacuümreservoir waarbij de vacuümpomp maar direct werkt op één van de kasten 18a, 18b, 18c, 18d, 18e. Indien gewenst is het ook mogelijk om maar één verdeelslang 29 naar elke kast 18a, 18b, 18c, 18e, dit verlaagt echter de snelheid waarmee de eieren kunnen worden vastgenomen door de eivastneemorganen 19. Eveneens kunnen meer dan twee verdeelslangen 29 naar elke kast 18a, 18b, 18c, 18e worden voorzien zodat de nodige onderdruk voor het vastnemen van de eieren sneller wordt bereikt.
Zoals getoond in Figuren 2a en 2b, hebben de kasten 18a, 18b, 18c, 18d, 18e onderling twee verschillende standen. In Figuur 2a, zijn de kasten 18a, 18b, 18c, 18d, 18e in hun dichte stand, waarbij de onderlinge afstand tussen de kasten 18a, 18b, 18c, 18d, 18e zodanig is gekozen dat de onderlinge afstand tussen de eivastneemorganen 19 overeenkomt met de onderlinge afstand tussen de eieren in de broedlades 2, m.a.w. het formaat van de broedlades 2 bepaalt de positionering van de eivastneemorganen 19 en de kasten 18a, 18b, 18c, 18d, 18e.
In Figuur 2b, zijn de kasten 18a, 18b, 18c, 18d, 18e uit elkaar geschoven, waardoor elk paar rijen van eivastneemorganen 19 een zekere afstand van elkaar gescheiden zijn. Met andere woorden, indien de eieren zijn vastgenomen door de eivastneemorganen 19 is het mogelijk om deze per paar rijen uit elkaar weg te schuiven. Op deze manier is het in het bijzonder mogelijk om de eieren op een grotere afstand van elkaar op het bedekkingsmateriaal 3 te positioneren zodanig dat de temperatuursverhoging van de eieren naar het uitkomen toe beter onder controle gehouden kan worden.
Voor het uit elkaar schuiven van de kasten 18a, 18b, 18c, 18d, 18e is een piston-zuiger mechanisme 30 voorzien dat aangedreven is door een actuator 26 die op de opstaande wand 15 is bevestigd zoals getoond in Figuur 1. Dit piston-zuiger mechanisme 30 is bevestigd aan zowel kast 18a als kast 18e en schuift deze van elkaar weg of naar elkaar toe. Op het einde van de koppelstang 31 zit dan een aanslag die de maximale afstand tussen kasten 18a, 18e bepaalt. Bij voorkeur is deze aanslag regelbaar, dit kan eenvoudig worden verkregen door de aanslag uit te voeren als een pin die in meerdere gaten in de koppelstang 31 kan worden geplaatst. Tussen elke twee aangrenzende kasten 18a, 18b, 18c,
18d, 18e is een ketting 33 voorzien. Deze kettingen 33 zorgen dat de kasten 18b, 18c, 18d uit elkaar schuiven bij een onderlinge verplaatsing van de kasten 18a, 18e. Daarenboven bepalen deze kettingen 33 mede de maximaal uitgeschoven stand van de behuizing 18. Met andere woorden, door het vervangen van deze kettingen 33 door langere of kortere kettingen kan de onderlinge maximale afstand tussen de kasten 18a, 18b, 18c, 18d, 18e ook worden geregeld.
Het is duidelijk dat de behuizing 18 niet uit verschillende ten opzichte van elkaar beweegbare delen moet bestaan, maar dat een integrale behuizing 18 ook kan worden gebruikt om de eieren in de stal te leggen, waarbij de integrale behuizing 18 dan één enkel vacuümreservoir vormt voor de eivastneemorganen 19.
Zoals getoond in Figuur 1 is de overbrengmachine 1 voorzien van een draagbare stroomgenerator 27 die op het gestel 4 is gemonteerd en voorzien is voor het aanleveren van stroom aan de verschillende actuatoren 9,11,20, 25, 26. Een dergelijke stroomgenerator 27 overkomt de nadelen verbonden aan een stroomvoorziening op batterijen die natuurlijk eindig is. Eveneens is het niet nodig om een aansluiting op een extern stroomnet te voorzien, waarbij kabels doorheen de stal zouden moeten worden voorzien.
In een voordelige uitvoeringsvorm is de stroomgenerator 27 afneembaar van het gestel 4. Op die manier kan de stroomgenerator 27 afzonderlijk worden schoongemaakt, waardoor er gemakkelijk onderhoud is en waardoor het risico op een verontreiniging ook daalt.
Verder is de overbrengmachine 1 ook voorzien van een controlemechanisme (niet getoond) om de werking van de verschillende bestanddelen, zoals de actuatoren 9,11,20, 25, 26, te controleren. Het is duidelijk dat één of meerdere van de actuatoren 9,11, 20, 25, 26 ook gecombineerd kunnen worden in één of meer gezamenlijke actuatoren.
In de getoonde uitvoeringsvorm start een bediener van de overbrengmachine 1 met één broedlade 2 gevuld met eieren op het draagmechanisme 7 te plaatsen. Het transportmechanisme, i.e. de riemen 12 met de actuator 11, verplaatsen de geplaatste broedlade 2 zodat de bediener een tweede broedlade 2 naast de reeds geplaatste broedlade 2 op het draagmechanisme 7 kan plaatsen. Eens beide broedlades 2 zijn geplaatst zal het transportmechanisme de broedlades 2 naar een voorafbepaalde zijwaartse positie plaatsen, waarbij de eieren en de eivastneemorganen 19 zich onderling op dezelfde zijwaartse lijn bevinden. Daarna schuift het gehele draagmechanisme 7 voorwaarts tot onder het overbrengmechanisme 14, in het bijzonder tot een voorafbepaalde voorwaartse positie waarin de eieren en de eivastneemorganen 19 zich onderling op dezelfde voorwaartse lijn bevinden. De behuizing 18 met de eivastneemorganen 19 wordt dan gezakt totdat de eivastneemorganen 19 de eieren in de broedlades 2 raken waarna de eieren worden vastgenomen, zoals hieronder in meer detail beschreven m.b.t. Figuren 3a tot en met 3d. De behuizing 18 met de eivastneemorganen 19 wordt dan omhoog verplaatst zodat de eieren uit de broedlades 2 gelicht zijn, bij voorkeur echter gebeurt dit optillen van de eieren door het vastnemen daarvan waardoor de behuizing 18 niet in zijn geheel dient omhoog te worden verplaatst. Het gehele draagmechanisme 7 kan nu weer achterwaarts worden geschoven waardoor de weg vrij is opdat de behuizing 18 met de eivastneemorganen 19 en de eieren naar onder kunnen worden geschoven tot de eieren zich nabij de vloer, in het bijzonder nabij de bekleding 3 op de vloer, van de stal bevinden. Daarna worden de eieren los gelaten zoals hieronder in meer detail beschreven m.b.t. Figuren 3a tot en met 3d. Tijdens het op het bedekkingsmateriaal 3 plaatsen van de eieren wordt de overbrengmachine 1 bij voorkeur gestopt, dit om de eieren zo voorzichtig mogelijk op het bedekkingsmateriaal 3 te kunnen aanbrengen. Daarna wordt de behuizing 18 weer omhoog verplaatst. Bij voorkeur gelijktijdig worden de lege broedlades 2 ook van het draagmechanisme 7 verwijderd, dit kan manueel of door het transportsysteem gebeuren. Bij deze gehele werking komen de broedlades 2 dus niet in contact met de stal of met het daarin aangebrachte strooisel zodanig dat er geen gevaar is op besmetting van de broedlades.
Figuren 3a ten en met 3d tonen details omtrent de eivastneemorganen 19 en de werking daarvan, i.e. het vastnemen van de eieren uit de broedlade 2 en het positioneren van de eieren in de bedekking 3. Concreet zijn deze uitgevoerd als zuignappen 22 waarin de bovenkant van één ei past zoals getoond in Figuur 3a. In de praktijk worden dergelijke eivastneemorganen 19 reeds in de stationaire overbrengmachines waarmee in de broeierij de voorgebroede eieren vanuit de broedlades 2 in uitkomstbakken overgelegd worden toegepast. Een voorbeeld hiervan is de Petersime Transferring Machine die voorzien is van 150 zuignappen zodanig dat de 150 eieren van één broedlade in één keer in een uitkomstbak overgelegd kunnen worden.
Wanneer de zuignappen 22 tegen hun respectievelijk ei 23 komen te staan wordt de vacuümpomp 25 geactiveerd die lucht wegzuigt uit de ruimte binnenin de zuignappen 22. Hierdoor worden de eieren aangezogen zoals aangeduid met de zwarte pijl in Figuur 3b. Op deze figuur is ook te zien dat, door het aanzuigen van de eieren, de zuignappen 22 worden samengedrukt, wat er voor zorgt dat de eieren gedeeltelijk uit de broedlades 2 worden gelicht. Het is voor een vakman duidelijk dat, in een niet-getoonde uitvoeringsvorm, de eieren door de aanzuigende werking van de zuignappen zelfs geheel uit hun broedlade 2 kunnen worden gelicht, hetgeen een tijdsbesparing oplevert.
Door het verlagen van de gehele behuizing 18, zoals hierboven beschreven, wordt de eieren tot vlak boven de bedekking 3 verplaatst zoals getoond in Figuur 3c, waarbij de verlaging werd aangeduid met de zwarte pijl. Door het uitschakelen van de vacuümpomp 23 komt er opnieuw lucht in de zuignap 22 waardoor de zuignap terug uitzet naar zijn oorspronkelijke vorm. Hierdoor wordt het ei gedeeltelijk in de bedekking 3 geduwd zoals getoond in Figuur 3d. Dit is voordelig voor het isoleren van de eieren. Eveneens wordt dit automatisch bereikt zonder dat het nodig is dergelijke kuiltjes op voorhand aan te brengen.
In een voordelige uitvoeringsvorm is het ook mogelijk dat de vacuümpomp 23 lucht kan blazen naar de behuizing 18 en dus naar de zuignappen 22. Met andere woorden, de vacuümpomp is omkeerbaar en kan zowel lucht blazen als lucht wegzuigen. Op die manier is het mogelijk om, tijdens het positioneren van de eieren in de bedekking 3, de vacuümpomp lucht te laten blazen. Vooreerst zal dit zorgen dat de zuignappen 22 de eieren sneller loslaten waardoor de algehele werking van de overlegmachine 1 wordt versneld. Daarnaast draagt die luchtstroom ook bij aan het in de bedekking duwen van de eieren 3. Indien gewenst kan ook enkel de luchtstroom worden gebruikt voor het induwen van de eieren in de bedekking 3.
Alternatief is het mogelijk om de eieren enkel op de bedekking 3 te positioneren zonder deze daar in te duwen. Dit kan in het bijzonder voordelig zijn indien het bedekkingsmateriaal 3 een rol schuim bevat die op de vloer van de stal afgerold wordt, waarop daarin reeds op voorhand kuiltjes voor de eieren voorzien worden. Op die manier worden de eieren afdoende geïsoleerd en dienen deze niet in de bedekking 3 te worden geduwd.
Het is duidelijk dat de zuignappen 22 ook kunnen worden vervangen door mechanische grijpers zoals beschreven in EP 3 044 097. Hierbij kunnen de mechanische grijpers de eieren, indien gewenst, ook positioneren in de bedekking 3, door de eieren, terwijl deze nog zijn vastgenomen, in de bedekking 3 te duwen en pas daarna los te laten. Echter, verdienen zuignappen de voorkeur over mechanische grijpers omdat deze het kleinste risico op beschadiging van de eieren met zich meebrengen.
Figuur 4 toont het eindresultaat van het overleggen van de eieren 23 van de broedlades 2 naar de bedekking 3 op de vloer van de stal.
Zoals te zien zijn de eieren 23 per paar rijen gepositioneerd met wat meer open ruimte tussen de paren rijen, dit is het resultaat van het van elkaar weg verplaatsen van verschillende delen van de behuizing 18 zoals hierboven beschreven. Op deze manier is het in het bijzonder mogelijk om de eieren op een grotere afstand van elkaar op het bedekkingsmateriaal 3 te positioneren zodanig dat de temperatuursverhoging van de eieren naar het uitkomen toe beter onder controle gehouden kan worden.
De hierboven beschreven overbrengmachine 1 laat toe om de eieren op gelijk welke plaats in de stal aan te brengen. Om de stookkosten te beperken, verdient het de voorkeur om vooraf te meten op welke plaats het warmst is in de stal. Dit kan afhankelijk zijn van het verwarmingssysteem maar ook van de windrichting. Op basis van de gemeten temperaturen, kan dan bepaald worden waar de eieren gelegd zullen worden, namelijk op die plaats waar de temperatuur zo optimaal mogelijk is voor het uitkomen van de eieren. Gewoonlijk zal dit op de warmste plaats in de stal gebeuren tenzij een koeling in de stal vereist zou zijn, hetgeen echter zeer uitzonderlijk is.
Alhoewel aspecten van de huidige uitvinding beschreven zijn met betrekking tot specifieke uitvoeringsvormen is het duidelijk voor een vakman dat deze aspecten ook in andere vormen in de praktijk kunnen worden gebracht.

Claims (18)

  1. Conclusies
    1. Een overbrengmachine (1) voor het in een pluimveestal op een vloer daarvan leggen van eieren (23) die zich in broedlades (2) bevinden waarin deze werden voorgebroed, welke overbrengmachine (1) omvat:
    - een door de pluimveestal verrijdbaar gestel (4);
    - een draagmechanisme (7) dat op het gestel (4) bevestigd is en geconfigureerd is voor het dragen van tenminste één van genoemde broedlades (2) met voorgebroede eieren (23); en
    - een overbrengmechanisme (14) dat op het gestel (4) bevestigd is en een reeks eivastneemorganen (19) bevat die elk geconfigureerd zijn voor het vastnemen van één van de voorgebroede eieren (23), waarbij het overbrengmechanisme (14) geconfigureerd is voor het uit genoemde broedlades (2) lichten van de voorgebroede eieren (23) en voor het op genoemde vloer leggen van de voorgebroede eieren (23) op genoemde vloer, daardoor gekenmerkt dat het overbrengmechanisme (14) volgens een voorafbepaald pad op en neer beweegbaar op het gestel (4) is gemonteerd tussen een bovenste stand en een onderste stand en dat het draagmechanisme (7) heen en weer beweegbaar op het gestel (4) is gemonteerd tussen een buitenste stand, waarin het draagmechanisme (7) zich buiten het pad van het overbrengmechanisme (14) bevindt, en een binnenste stand, waarin het draagmechanisme (7) zich in het pad van het overbrengmechanisme (14) bevindt, waarbij de overbrengmachine (1) verder omvat:
    - een eerste actuator (20) geconfigureerd voor het op en neer bewegen van het overbrengmechanisme (14);
    - een tweede actuator (9) geconfigureerd voor het heen en weer bewegen van het draagmechanisme (7);
    - een derde actuator (25) geconfigureerd voor het bedienen van de eivastneemorganen (19); en
    - een controlemechanisme geconfigureerd voor het uitvoeren van de volgende stappen:
    a) het aansturen van genoemde tweede actuator (9) voor het bewegen van het draagmechanisme (7) van zijn buitenste stand naar zijn binnenste stand;
    b) het aansturen van genoemde eerste actuator (20) voor het neerwaarts bewegen van het overbrengmechanisme (14) naar de voorgebroede eieren (23) die zich in genoemde broedlades (2) op het draagmechanisme (7) bevinden;
    c) het aansturen van genoemde derde actuator (25) voor het vast nemen van de voorgebroede eieren (23) met de eivastneemorganen (19);
    d) het aansturen van genoemde tweede actuator (9) voor het bewegen van het draagmechanisme (7) van zijn binnenste stand naar zijn buitenste stand;
    e) het aansturen van genoemde eerste actuator (20) voor het neerwaarts, naar de vloer toe, bewegen van het overbrengmechanisme (14) langsheen het pad;
    f) het aansturen van genoemde derde actuator (25) voor het los laten van de voorgebroede eieren (23) uit de eivastneemorganen (19) om deze op de vloer te leggen; en
    g) het aansturen van genoemde eerste actuator (20) voor het opwaarts bewegen van het overbrengmechanisme (14) naar zijn bovenste stand.
  2. 2. Een overbrengmachine (1) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het overbrengmechanisme (14) ten minste twee heen en weer van elkaar verplaatsbare draagelementen (18a, 18b, 18c, 18d, 18e) omvat en een vierde actuator (26) geconfigureerd voor het heen en weer van elkaar bewegen van genoemde ten minste twee draagelementen (18a, 18b, 18c, 18d, 18e), waarbij op elke van de draagelementen (18a, 18b, 18c, 18d, 18e) een aantal van de reeks eivastneemorganen (19) zijn aangebracht en waarbij het controlemechanisme verder geconfigureerd is voor:
    - het, na stap d) en voor stap f), aansturen van genoemde vierde actuator (26) voor het van elkaar weg bewegen van genoemde draagelementen (18a, 18b, 18c, 18d, 18e); en
    - het, na stap f), aansturen van genoemde vierde actuator (26) voor het naar elkaar toe bewegen van genoemde draagelementen (18a, 18b, 18c, 18d, 18e).
  3. 3. Een overbrengmachine (1) volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat genoemde vierde actuator (26) een pneumatisch pistonzuiger mechanisme (30) omvat, waarbij ten minste één instelbare begrenzer (33) is voorzien tussen genoemde draagelementen (18a, 18b, 18c, 18d, 18e) voor het regelen en begrenzen van een maximale onderlinge afstand tussen genoemde draagelementen (18a, 18b, 18c, 18d, 18e).
  4. 4. Een overbrengmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voorafbepaald pad van het overbrengmechanisme (14) een voorafbepaald pad van elk van de eivastneemorganen (19) van de reeks eivastneemorganen (19) bepaalt, waarbij het draagmechanisme (7) positioneermiddelen omvat die geconfigureerd zijn voor het positioneren van de broedlade (2) zodat elk van de voorgebroede eieren (23) zich op het voorafbepaald pad van één van de eivastneemorganen (19) bevindt, waarbij het draagmechanisme (7) een vijfde actuator (11) omvat geconfigureerd voor het aandrijven van de positioneermiddelen en waarbij het controlemechanisme verder geconfigureerd is voor het, vóór stap b), aansturen van genoemde vijfde actuator (11) voor het positioneren van de broedlade (2) in het pad van het draagmechanisme (7) zodat elk van de voorgebroede eieren (23) zich op het voorafbepaald pad van één van de eivastneemorganen (19) bevindt.
  5. 5. Een overbrengmachine (1) volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de positioneermiddelen een transportmechanisme (12) omvatten geconfigureerd voor de broedlade (2) in een nagenoeg horizontale richting te bewegen.
  6. 6. Een overbrengmachine (1) volgens conclusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat een bewegingsrichting van de positioneermiddelen nagenoeg loodrecht staat op de heen en weer bewegingsrichting van het draagmechanisme (7).
  7. 7. Een overbrengmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het draagmechanisme (7) in een nagenoeg horizontale richting heen en weer beweegbaar bevestigd is op het gestel (4).
  8. 8. Een overbrengmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat genoemde broedlades (2) een nagenoeg rechthoekige vorm hebben, waarbij het draagmechanisme (7) voorzien is voor het dragen van ten minste twee broedlades (2) die met hun korte zijde nagenoeg tegen elkaar zijn geplaatst.
  9. 9. Een overbrengmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat elk eivastneemorgaan (19) een zuignap (22) omvat die geconfigureerd is voor het, tijdens stap b), contact te maken met één van de voorgebroede eieren (23), waarbij genoemde derde actuator (25), bij voorkeur een vacuümpomp, geconfigureerd is voor het lucht wegzuigen uit de zuignappen (22) voor het door vastzuigen vastnemen van de voorgebroede eieren (23).
  10. 10. Een overbrengmachine (1) volgens conclusie 9 ten minste afhankelijk van conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat elk van de genoemde draagelementen (18a, 18b, 18c, 18d, 18e) voorzien is van een vacuümreservoir waarop de eivastneemorganen (19) van genoemd draagelement (18a, 18b, 18c, 18d, 18e) zijn aangesloten, waarbij genoemde derde actuator (25) geconfigureerd is voor het lucht wegzuigen uit de vacuümreservoirs.
  11. 11. Een overbrengmachine (1) volgens conclusie 9 of 10, daardoor gekenmerkt dat genoemde zuignappen (22) verend zijn, bij voorkeur blaasbalgvormig, zodat, tijdens stap f), door een kracht gegenereerd door de verende zuignappen (22) elk van de voorgebroede eieren (23) een zekere diepte indringt in een laag bedekkingsmateriaal (3), bij voorkeur isolerend bedekkingsmateriaal (3) dat, bij verdere voorkeur, strooisel bevat, op de vloer van de pluimveestal.
  12. 12. Een overbrengmachine (1) volgens één van de conclusies 9 tot 11, daardoor gekenmerkt dat genoemde derde actuator (25) verder geconfigureerd is voor het, tijdens stap f), pompen van lucht in elke zuignap (22) zodat elk van de voorgebroede eieren (23) een zekere diepte indringt in een laag bedekkingsmateriaal (3), bij voorkeur isolerend bedekkingsmateriaal (3) dat, bij verdere voorkeur, strooisel bevat, op de vloer van de pluimveestal.
  13. 13. Een overbrengmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat één of meer, bij voorkeur elk, van de actuatoren (9, 11,20, 25, 26) pneumatisch aangedreven is.
  14. 14. Een overbrengmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het aantal eivastneemorganen (19) uit genoemde reeks overeenstemt met het aantal eieren (23) in één of in meerdere van de broedlades (2), in het bijzonder in één of in twee van de broedlades (2), waarbij het overbrengmechanisme (14) geconfigureerd is voor het gelijktijdig lichten van elk van de voorgebroede eieren (23) uit elk van de broedlades (2).
  15. 15. Een overbrengmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat genoemde reeks eivastneemorganen (19) ten minste 30, bij voorkeur ten minste 50, meer bij voorkeur ten minste 100 en in het bijzonder 300 eivastneemorganen (19) bevat.
  16. 16. Een overbrengmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het gestel (4) voorzien is van eerste geleidingsmiddelen (16) en het overbrengmechanisme (14) van tweede geleidingsmiddelen (17), waarbij de eerste en de tweede geleidingsmiddelen (16, 17) het pad bepalen van het overbrengmechanisme (14).
  17. 17. Een overbrengmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de overbrengmachine (1) voorzien is van een motor geconfigureerd voor het door de pluimveestal verrijden van het gestel (4).
  18. 18. Een overbrengmachine (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het controlemechanisme verder geconfigureerd is voor het, na stap c) en voor stap d), aansturen van genoemde eerste actuator (20) voor het opwaarts bewegen van het overbrengmechanisme (14) om de door de eivastneemorganen (19) vastgenomen voorgebroede eieren (23) uit genoemde broedlades (2) te lichten.
    1/4
NL2021106A 2017-07-05 2018-06-12 Overbrengmachine voor het in een pluimveestal op een vloer daarvan leggen van eieren die zich in broedlades bevinden waarin deze werden voorgebroed NL2021106B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20175479A BE1024985B1 (nl) 2017-07-05 2017-07-05 Overbrengmachine voor het in een pluimveestal op een vloer daarvan leggen van eieren die zich in broedlades bevinden waarin deze werden voorgebroed

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2021106B1 true NL2021106B1 (nl) 2018-11-20

Family

ID=59366166

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2021106A NL2021106B1 (nl) 2017-07-05 2018-06-12 Overbrengmachine voor het in een pluimveestal op een vloer daarvan leggen van eieren die zich in broedlades bevinden waarin deze werden voorgebroed

Country Status (23)

Country Link
US (1) US11278008B2 (nl)
EP (1) EP3648582B1 (nl)
JP (1) JP7116096B2 (nl)
KR (1) KR102650790B1 (nl)
AU (1) AU2018296713B2 (nl)
BE (1) BE1024985B1 (nl)
CA (1) CA3067756A1 (nl)
DK (1) DK3648582T3 (nl)
ES (1) ES2897003T3 (nl)
FR (1) FR3068571B3 (nl)
HR (1) HRP20211623T1 (nl)
HU (1) HUE056576T2 (nl)
IL (1) IL271617B2 (nl)
LT (1) LT3648582T (nl)
MX (1) MX2019015831A (nl)
NL (1) NL2021106B1 (nl)
PL (1) PL3648582T3 (nl)
PT (1) PT3648582T (nl)
RU (1) RU2757422C2 (nl)
SI (1) SI3648582T1 (nl)
UA (1) UA124791C2 (nl)
WO (1) WO2019007741A1 (nl)
ZA (1) ZA201908442B (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1027307B1 (nl) 2019-05-24 2020-12-22 Vervaeke Belavi Overlegmachine en gebruik daarvan voor het in een pluimveestal op een vloer daarvan overleggen van bebroede eieren
NL2023443B1 (nl) * 2019-07-05 2021-02-02 Van De Ven Beheer B V Werkwijze en inrichting voor het in een stal plaatsen van voorbebroede eieren
GB2591153B (en) * 2020-05-06 2023-06-21 Onfarmhatching Ltd An egg setting device
WO2021251490A1 (ja) * 2020-06-12 2021-12-16 株式会社ナベル 雛の生産方法、雛の生産システム
CN111887180B (zh) * 2020-06-28 2022-05-10 麻城正良农牧有限公司 一种能够避免蛋壳损坏的家禽养殖用取蛋装置
CN112655591B (zh) * 2021-01-28 2022-06-28 厚德食品股份有限公司 一种蛋鸡养殖过程中新型自动捡蛋装置
CN113575467B (zh) * 2021-07-29 2022-09-09 福州木鸡郎智能科技有限公司 一种基于区块链算法的适用于散养鸡的鸡蛋定位方法

Family Cites Families (32)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2903290A (en) * 1954-12-09 1959-09-08 American Hatchery Engineers In Vacuum transfer machine
US3013833A (en) * 1958-12-01 1961-12-19 Dean R Gwin Vacuum pick up device
US3077993A (en) * 1959-03-31 1963-02-19 Robert F Mulvany Vacuum egg lifter
US3061352A (en) * 1960-07-25 1962-10-30 Food Systems Inc Article lifting device and system
US3132735A (en) * 1960-12-19 1964-05-12 Norman P Nilsen Apparatus for processing eggs
US3230001A (en) * 1961-11-22 1966-01-18 Food Systems Inc Article lifting device
US3934916A (en) * 1974-01-25 1976-01-27 Kliklok Corporation Vacuum pickup cup
US3929234A (en) * 1974-12-23 1975-12-30 Henningsen Foods Article transfer and spacer means
US4344730A (en) * 1980-07-29 1982-08-17 Dvorak Lester I Egg transfer apparatus
US4411574A (en) * 1981-07-13 1983-10-25 Diamond Automations, Inc. Egg transfer head
NO161311C (no) * 1983-02-24 1989-08-02 Reinhard Goepfert Selvdrevet innretning for hevning og forflytning av elementer som skal loeftes.
US6149375A (en) * 1999-03-18 2000-11-21 Embrex, Inc. Egg removal apparatus
NL1012453C1 (nl) 1999-06-28 2001-01-02 Vencomatic B V Dierenverblijf.
NL1016479C2 (nl) * 2000-10-25 2002-05-01 Cornelius Johannes Ma Kuijpers Werkwijze voor het produceren en opfokken van pluimvee, alsmede nabroedinrichting, transportmiddel en pluimveehouderij voor het uitvoeren van de werkwijze.
JP2003137210A (ja) 2001-11-01 2003-05-14 Naberu:Kk 有精卵移載装置
US7665949B2 (en) * 2003-05-16 2010-02-23 Layertech Holdings Pty Ltd Carton handling method and apparatus
US20070189888A1 (en) * 2006-02-09 2007-08-16 Tanner Thomas H Manipulator
US8292340B2 (en) * 2007-09-21 2012-10-23 Pfizer Inc. Method and apparatus for monitoring the performance of automated egg removal
KR100967257B1 (ko) * 2007-12-28 2010-07-01 장재유 계란 살균·세척장치
JP5371019B2 (ja) * 2008-10-17 2013-12-18 エイチエイチ インテリテック エーピーエス 吊上げ車両
BE1019291A3 (nl) * 2010-04-15 2012-05-08 Innovatec B V Inrichting voor het schouwen en overleggen van eieren en een werkwijze daarbij toegepast.
NL2004696C2 (nl) 2010-05-10 2011-11-14 Viscon B V Werkwijze en inrichting voor het vullen van houders.
US8794188B2 (en) * 2011-04-07 2014-08-05 Agriconic Design Llc Livestock house system and methods of quasi-continuously raising livestock in multiple phases
JP5993191B2 (ja) 2012-04-23 2016-09-14 Ckd株式会社 リニアアクチュエータ、真空制御装置およびコンピュータプログラム
ES2762575T3 (es) * 2013-09-10 2020-05-25 Zoetis Services Llc Aparato de inyección de huevos de forma selectiva, y procedimiento asociado
NL2011438C2 (nl) 2013-09-12 2015-03-16 Viscon B V Inrichting voor manipulatie van eieren.
BR112016007440B1 (pt) * 2013-10-08 2022-08-09 Zoetis Services Llc Conjunto de bomba peristáltica, método de bombeamento seletivo de fluidos e aparelho de injeção in ovo
JP2015085483A (ja) 2013-11-01 2015-05-07 セイコーエプソン株式会社 ロボット、制御装置、及びロボットシステム
EP2873319B1 (en) * 2013-11-13 2016-08-24 Van de Ven Beheer B.V. Poultry house provided with an egg incubator device, and method of incubating eggs in the poultry house
NL2013569B1 (nl) 2014-10-03 2016-07-07 Agri-Invent B V Werkwijze voor het uitbroeden van broedeieren, nabroedhouder voor het uitbroeden van broedeieren, alsmede gebruik van een dergelijke nabroedhouder.
US10602724B2 (en) * 2015-02-09 2020-03-31 Zoetis Services Llc Lift assembly for processing eggs, and associated method
BE1023719B1 (nl) 2016-05-11 2017-06-26 Vervaeke-Belavi Nv Werkwijze voor het naar een vleespluimveestal overbrengen van voorgebroede eieren en daarbij toegepaste overlegmachine

Also Published As

Publication number Publication date
JP2020525004A (ja) 2020-08-27
RU2019142695A3 (nl) 2021-09-03
IL271617B2 (en) 2023-03-01
PL3648582T3 (pl) 2022-01-24
US20210153480A1 (en) 2021-05-27
ZA201908442B (en) 2020-11-25
RU2757422C2 (ru) 2021-10-15
FR3068571B3 (fr) 2019-11-29
AU2018296713A1 (en) 2020-01-16
JP7116096B2 (ja) 2022-08-09
FR3068571A3 (fr) 2019-01-11
ES2897003T3 (es) 2022-02-28
SI3648582T1 (sl) 2022-01-31
KR20200027473A (ko) 2020-03-12
HUE056576T2 (hu) 2022-02-28
BE1024985B1 (nl) 2018-09-05
BR112019027369A2 (pt) 2020-08-18
IL271617B (en) 2022-11-01
MX2019015831A (es) 2020-08-03
PT3648582T (pt) 2021-11-08
US11278008B2 (en) 2022-03-22
WO2019007741A1 (en) 2019-01-10
EP3648582B1 (en) 2021-09-08
KR102650790B1 (ko) 2024-03-25
CA3067756A1 (en) 2019-01-10
LT3648582T (lt) 2021-12-10
DK3648582T3 (da) 2021-10-25
AU2018296713B2 (en) 2023-03-09
RU2019142695A (ru) 2021-08-05
IL271617A (en) 2020-02-27
EP3648582A1 (en) 2020-05-13
HRP20211623T1 (hr) 2022-02-04
UA124791C2 (uk) 2021-11-17

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2021106B1 (nl) Overbrengmachine voor het in een pluimveestal op een vloer daarvan leggen van eieren die zich in broedlades bevinden waarin deze werden voorgebroed
NL2018892B1 (nl) Werkwijze voor het naar een pluimveestal overbrengen van voorgebroede eieren en daarbij toegepaste overlegmachine
BE1023633B1 (nl) Container voor het in een pluimveestal laten uitkomen van voorgebroede eieren
DE202018003099U1 (de) Umlegemaschine zum Legen von Eiern auf den Boden eines Geflügelstall in Bruthorden, in denen sie angebrütet wurden
BE1025706B1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het verwijderen van afgekeurde eieren binnen boerderijen
CN108347905A (zh) 用于保持育肥家禽笼的支架以及育肥家禽笼
BR112019027369B1 (pt) Máquina de transferência para depositar ovos em um piso de um galinheiro
BE1025719A1 (nl) Verbeterd broedproces van eieren in broederijen.