NL2013569B1 - Werkwijze voor het uitbroeden van broedeieren, nabroedhouder voor het uitbroeden van broedeieren, alsmede gebruik van een dergelijke nabroedhouder. - Google Patents

Werkwijze voor het uitbroeden van broedeieren, nabroedhouder voor het uitbroeden van broedeieren, alsmede gebruik van een dergelijke nabroedhouder. Download PDF

Info

Publication number
NL2013569B1
NL2013569B1 NL2013569A NL2013569A NL2013569B1 NL 2013569 B1 NL2013569 B1 NL 2013569B1 NL 2013569 A NL2013569 A NL 2013569A NL 2013569 A NL2013569 A NL 2013569A NL 2013569 B1 NL2013569 B1 NL 2013569B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
hatching
eggs
container
hatcher
holder
Prior art date
Application number
NL2013569A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2013569A (nl
Inventor
Josephus Maria De Louw Frank
Original Assignee
Agri-Invent B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Agri-Invent B V filed Critical Agri-Invent B V
Priority to NL2013569A priority Critical patent/NL2013569B1/nl
Priority to EP15794327.5A priority patent/EP3200581B1/en
Priority to PCT/NL2015/050638 priority patent/WO2016053088A1/en
Priority to PL15794327T priority patent/PL3200581T3/pl
Priority to DK15794327.5T priority patent/DK3200581T3/da
Publication of NL2013569A publication Critical patent/NL2013569A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2013569B1 publication Critical patent/NL2013569B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K41/00Incubators for poultry
    • A01K41/06Egg-turning appliances for incubators
    • A01K41/065Egg drawers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K41/00Incubators for poultry

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)

Abstract

De uitvinding betreft een werkwijze voor het uitbroeden van broedeieren, omvattende de stappen van het verschaffen van een veelheid broedeieren, en het in een voorbroedstap in een broedmachine plaatsen van de veelheid broedeieren. In een transportstap worden ten minste een aantal bevruchte eieren van de veelheid broedeieren naar een pluimveehouderij, zoals een mesterij en/of vleespluimveehouder, getransporteerd. Verder omvat de werkwijze een voorbereidingsstap waarin het aantal bevruchte eieren in een nabroedhouder geplaatst wordt. De nabroedhouder is in een uitvoeringsvorm voorzien van luchtstroommiddelen die zijn ingericht voor het tot stand brengen van convectie door natuurlijke luchtstroming langs de veelheid broedeieren. In een nabroedstap worden de nabroedhouder met het aantal bevruchte eieren in een houderijstal van de pluimveehouderij geplaatst voor het in de houderijstal uitbroeden van het aantal bevruchte broedeieren. Met de nabroedhouder, en met de luchtstroommiddelen in het bijzonder, kan op relatief goedkope en eenvoudige wijze de broedeieren geconditioneerd worden tijdens het uitbroeden.

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het uitbroeden van broedeieren, nabroedhouder voor het uitbroeden van broedeieren, alsmede gebruik van een dergelijke nabroedhouder
Beschrijving
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het uitbroeden van broedeieren.
Broedeieren zijn eieren die worden gebruikt voor de productie van kuikens. Deze broedeieren worden normaliter geproduceerd door vermeerderaars die in een stal hennen en hanen houdt. Daar worden ze bevrucht, zodat uiteindelijk de kiem uitgroeit tot embryo en uiteindelijk geboren wordt als (eendags)kuiken.
In de thans gangbare werkwijze voor het uitbroeden van broedeieren, worden de broedeieren getransporteerd naar een broederij. De broedeieren worden ingelegd in een voorbroedruimte, waar de broedeieren onderworpen worden aan een geconditioneerd klimaat. Na een bepaalde tijd, bijvoorbeeld 18 dagen voor bevruchte kippeneieren, worden de broedeieren geschouwd om te kijken of er een levensvatbaar embryo aanwezig is of niet. Bevruchte eieren worden gescheiden van onbevruchte eieren. De bevruchte eieren worden vervolgens overgeplaatst naar een nabroedmachine om een nabroedproces te ondergaan. Het doel van het nabroeden is om de kuikens op geconditioneerde wijze uit te laten komen. De bekende nabroedmachine is hiertoe voorzien van conditioneringsmiddelen voor bijvoorbeeld het conditioneren van de temperatuur, luchtbeweging en/of luchtvochtigheid in de nabroedmachine. Dit is noodzakelijk, aangezien de temperatuur van de broedeieren zelf verandert afhankelijk van het broedproces. Door beweging van het kuiken tijdens het uitkomen wordt bijvoorbeeld warmte geproduceerd, welke warmte afgevoerd moet worden om nadelige effecten op het kuiken te voorkomen. Na het uitkomen van de broedeieren, worden de levensvatbare kuikens in kisten naar de pluimveehouderij, zoals een mesterij en/of vleespluimveehouder gebracht.
Navolgend zal in het algemeen over broedeieren en kuikens gesproken worden. Dit heeft in ieder geval betrekking op gevogelte, zoals kippen, eenden, fazanten en dergelijke. De uitvinding is niet beperkt tot een bepaalde soort.
Deze thans gangbare werkwijze levert nadelen op voor de diergezondheid en -welzijn (met betrekking tot bijvoorbeeld honger, dorst, lijden, hydratatie, natuurlijke leefomgeving). Hiervoor kunnen drie belangrijke oorzaken worden aangegeven.
Ten eerste varieert het tijdstip van uitkomen van de eieren bij de broederijen. In de praktijk kan een verschil optreden van wel drie dagen. Vroeggeboren kuikens blijven na het uitkomen in de broedmachine, waar geen water en/of voer aanwezig is. Bovendien is het relatief warm in de broedmachine, waardoor de vroeggeboren kuikens relatief veel vocht verliezen, hetgeen het risico op uitdroging van de vroeggeboren kuikens vergroot. Tevens sluiten de navels slecht, waardoor de kans op ziekten vergroot.
Ten tweede zorgt het verwerken van de kuikens na de geboorte daarvan voor stress, doordat de kuikens onderworpen worden aan veranderingen in licht, temperatuur, en andere prikkels.
Ten derde is de luchtkwaliteit in de bekende nabroedmachines niet optimaal. Het dons in de nabroedkast zorgt voor stof en vergroot de kans op longvervuiling. Daarbij worden in de bekende nabroedmachines vaak desinfectie-middelen gebruikt, hetgeen de longen van de kuikens meetbaar aantast.
Het is derhalve een doel van de onderhavige uitvinding om een werkwijze voor het uitbroeden van broedeieren te verschaffen, waarmee op een relatief goedkope wijze de nadelen van de gangbare werkwijze verminderd of opgeheven worden, en in het bijzonder waarbij de diergezondheid en welzijn vergroot wordt.
Daartoe verschaft de onderhavige uitvinding een werkwijze volgens conclusie 1. De werkwijze omvat de stappen van het verschaffen van een veelheid broedeieren, bijvoorbeeld door het leveren van een veelheid broedeieren aan een broederij. De werkwijze omvat verder een voorbroedstap, waarbij de veelheid broedeieren in een broedmachine geplaatst worden.
Volgens de uitvinding omvat de werkwijze een transportstap, waarin ten minste een aantal bevruchte eieren van de veelheid broedeieren getransporteerd wordt naar een pluimveehouderij, zoals een mesterij en/of vleespluimveehouder. Dus, anders dan bij de gangbare werkwijze, worden juist de bevruchte eieren getransporteerd, en niet de uitgekomen kuikens. Daarbij wordt verder in een voorbereidingsstap, het aantal bevruchte eieren geplaatst in een nabroedhouder. De nabroedhouder is voorzien van luchtstroommiddelen die zijn ingericht voor het tot stand brengen van natuurlijke ventilatie/luchtstroming langs de veelheid broedeieren, hetgeen zorgt voor convectie. Hierdoor zullen de eieren vrijwel continu blootgesteld zijn aan een koelende en/of verwarmende luchtstroom, zodanig dat warmte toegevoerd of afgevoerd kan worden vanaf het ei, en het ei op de juiste temperatuur gehouden zal blijven. In een nabroedstap, wordt deze nabroedhouder met het aantal bevruchte eieren in een houderijstal of in een nabij gelegen ruimte van de pluimveehouderij geplaatst voor het in de houderijstal uitbroeden van het aantal bevruchte broedeieren. Door toepassing van de nabroedhouder volgens de onderhavige uitvinding is geen nabroedmachine meer nodig.
De bevruchte eieren worden aldus naar de pluimveehouderij getransporteerd, en ter plekke in de houderijstal uitgebroed in de nabroedhouder, alwaar de kuikens op een welzijnsvriendelijke, natuurlijkere en minder stressvolle wijze geboren kunnen worden. De pluimveehouder kan voer en water beschikbaar stellen, en er hoeven geen, of althans minder, stressvolle handelingen uitgevoerd te worden op de kuikens, waardoor de diergezondheid verbetert. In de houderijstal is bovendien meer rust, ruimte en licht, hetgeen zorgt voor een stress-lozere geboorte en start. Dit vergroot de kwaliteit van de geboorte, en de diergezondheid en -welzijn. Daarmee is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt.
Opgemerkt wordt dat uit NL 1016479 C1, ingediend op 25.10.2000 een werkwijze voor het produceren en opfokken van pluimvee bekend is, waarbij voorbebroede broedeieren vanaf de broederij naar de pluimveehouderij getransporteerd worden, om aldaar in een bij de pluimveehouderij voorziene nabroedinrichting na te broeden. Na transport moeten de broedeieren in de nabroedinrichting gelegd worden. Deze nabroedinrichting is relatief groot en neemt daardoor relatief veel ruimte in bij de pluimveehouder, en is daarbij relatief complex en duur, bijvoorbeeld doordat de nabroedinrichting noodzakelijkerwijs voorzien is van middelen voor het conditioneren van het klimaat in de nabroedinrichting. Dit vereist een relatief grote investering van de pluimveehouder. Tevens verkleint dit diens flexibiliteit, aangezien door aanschaf van de nabroedinrichting de pluimveehouder ook min of meer gedwongen wordt om de in genoemd octrooischrift beschreven werkwijze toe te passen.
De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding ondervangt deze nadelen van bovengenoemd octrooischrift NL 1016479 C1, doordat de broedeieren niet in een relatief complexe nabroedinrichting, maar in de relatief eenvoudige en goedkope nabroedhouder met (passieve) luchtstroommiddelen geplaatst worden. Deze nabroedhouder kan gewoon in de houderijstal van de pluimveehouder geplaatst worden.
De nabroedhouder volgens de onderhavige uitvinding omvat in een uitvoeringsvorm een draaglichaam met een lengte en een breedte die een draaglichaamvlak bepalen, waarbij in het draaglichaam een veelheid broedei-opneemopeningen voorzien zijn voor het telkens daarin opnemen van een broedei, en waarbij de nabroedhouder voorzien is van zich vanaf het draaglichaam uitstrekkende ondersteuningselementen, waarbij de nabroedhouder, althans in gebruik, op van het draaglichaam verwijderde einddelen van de ondersteuningselementen plaatsbaar is, waarbij de einddelen op afstand van de broedei-opneemopeningen gelegen zijn. De nabroedhouder is, zoals gezegd, voorzien van luchtstroommiddelen die zijn ingericht voor het tot stand brengen van natuurlijke luchtstroming langs de veelheid broedeieren, hetgeen zorgt voor verwarming en/of koeling door convectie, afhankelijk van de fase waarin het broedei zich bevindt.
De nabroedhouder volgens de onderhavige uitvinding kan relatief eenvoudig worden uitgevoerd, en zorgt er door diens constructie voor dat luchtbewegingen rondom de broedeieren worden toegelaten, waardoor de broedeieren gedurende de nabroedfase bij voorkeur op natuurlijke wijze, door natuurlijke luchtstroming en convectie, op de juiste temperatuur gehouden worden. Aldus omvat de nabroedhouder in de beschreven uitvoeringsvorm slechts passieve conditioneringsmiddelen, in tegenstelling tot de bekende nabroedinrichting welke actieve conditioneringsmiddelen (in de vorm van bijvoorbeeld een pomp, verwarming) vereist. De nabroedhouder volgens de onderhavige uitvinding vereist geen extra hulpmiddelen, naast wat vanzelfsprekend al in de houderijstallen of nabij gelegen ruimte al aanwezig is, zoals verwarming, ventilatie, strooisel, voer/water. De nabroedhouder volgens de onderhavige uitvinding is dus toe te passen in traditionele stallen.
Met bovenstaande is het doel volgens de onderhavige uitvinding bereikt.
Voordelige uitvoeringsvormen van de werkwijze zullen navolgend worden toegelicht.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze vindt de voorbereidingsstap plaats voor de transportstap. De bevruchte broedeieren worden daarbij in de nabroedhouder geplaatst, en vervolgens worden de bevruchte broedeieren in de nabroedhouder getransporteerd naar de pluimveehouderij. Ter plaatse van de pluimveehouderij hoeven de nabroedhouders met bevruchte eieren slechts in de houderijstal geplaatst te worden. De nabroedhouder vormt zo tevens de transporthouder. De broedeieren hoeven zo, anders dan in NL 1016479 C1, niet voor transport ingepakt te worden, en ter plaatse van de pluimveehouderij overgeplaatst te worden vanuit de transporthouder naar de nabroedinrichting. De kuikens hoeven niet overgeplaatst te worden van ei naar broedinstallatie in de stal. Hiermee kan de werkwijze sneller en economischer plaatsvinden.
De transportstap omvat in een uitvoering het transporteren van het aantal bevruchte broedeieren in een bedrijfsvoertuig, zoals een vrachtauto. Het bedrijfsvoertuig is daarbij voorzien van middelen geschikt voor het vervoeren van voorbebroede eieren onder omstandigheden waarin het broedproces ononderbroken blijft, waaronder middelen voor het regelen van de temperatuur en/of luchtstroming in de ruimte waarin zich de eieren bevinden.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze, omvat deze een selectiestap van het schouwen van de veelheid broedeieren voor het scheiden van de veelheid broedeieren in het aantal bevruchte broedeieren en een aantal onbevruchte broedeieren. Een dergelijke selectiestap is op zich bekend.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze, vindt de voorbereidingsstap plaats tijdens of direct na de selectiestap. Op voordelige wijze kan de effectiviteit van de werkwijze vergroot worden, en kan de werkwijze economischer plaatsvinden, doordat tijdens de selectiestap de geselecteerde bevruchte broedeieren rechtstreeks in de nabroedhouder volgens de onderhavige uitvinding geplaatst worden. Na plaatsing van de eieren in de nabroedhouder, vindt transport naar de pluimveehouderij plaats, alwaar de nabroedhouder met broedeieren rechtstreeks in de houderijstal geplaatst worden. Hierdoor omvat de werkwijze slechts één inpakstap, welke gevormd is door de voorbereidingsstap.
In een uitvoeringsvorm van de werkwijze, vindt ten minste een van de voorbroedstap, selectiestap en voorbereidingsstap plaats in een broederij. Bij voorkeur vinden al deze genoemde stappen plaats in de broederij. Dit verhoogt de efficiëntie van de werkwijze.
Verdere uitvoeringsvormen van de nabroedhouder zullen navolgend worden toegelicht.
Zoals reeds vermeld omvat de nabroedhouder luchtstromingsmiddelen voor het, in gebruik, langs het broedei voeren van lucht, zodat convectie ontstaat. De luchtstromingsmiddelen zijn in het bijzonder passief uitgevoerd. Met passieve luchtstromingsmiddelen wordt bedoeld dat in principe geen aanvullende actieve component, zoals bijvoorbeeld een pomp, ventilator of dergelijke, naast de reeds in de ruimte aanwezige middelen, zoals verwarming en ventilatie, (strooisel, voer en water), noodzakelijk is voor het tot stand brengen van een luchtstroming langs de broedeieren voor convectie. Luchtstroming langs de broedeieren zal dan in hoofdzaak plaatsvinden door natuurlijke luchtstroming.
In het draaglichaam zijn in een uitvoeringsvorm van de luchtstromingsmiddelen luchtopeningen voorzien voor het langs en/of door de broedei-opneemopeningen transporteren van lucht. De luchtopeningen zijn ingericht om door middel van natuurlijke luchtstroming, op een passieve wijze voor een langzame, continue luchtstroming langs de broedeieren te zorgen, waardoor warmteoverdracht door convectie (zowel toevoer als afvoer, afhankelijk van het stadium van nabroeden) verbeterd wordt.
De broedei-opneemopeningen kunnen voorzien zijn van een broedei-zitting, waartegen een broedei in een geplaatste toestand aanligt. De broedei-zitting kan gevormd zijn door zich naar het centrum van de opneemopeningen uitstrekkende nokken. Door toepassing van de broedei-zitting, in het bijzonder in de vorm van nokken, is op eenvoudige wijze een luchtkanaal te verschaffen, dat de luchtstromingsmiddelen in de vorm van luchtopeningen, vormt.
In een uitvoeringsvorm van de nabroedhouder, zijn de luchtstromingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld de luchtopeningen, uitgevoerd als venturi-kanalen. Venturi-kanalen zijn op zich bekend voor het tot stand brengen van natuurlijke luchtstroming ten gevolge van luchtdrukverschillen tussen een ingang en een uitgang van het kanaal. De venturi-kanalen omvatten een ingangsgedeelte voor lucht, een doorvoer voor lucht, en een uitgangsgedeelte voor lucht. De venturikanalen zijn zodanig ingericht dat nabij de uitgang een lagere druk heerst dan bij de ingang, waardoor natuurlijke luchtstroming door het venturi-kanaal zal optreden. Het doorstromingsoppervlakte van de doorvoer is daarbij relatief klein uitgevoerd, het doorstromingsoppervlakte van het uitgangsgedeelte en het ingangsgedeelte zijn relatief groter uitgevoerd. Boven de eieren ontstaat er een luchtsnelheidsverschil, en een soort vacuüm (onderdruk, aanzuigende werking) waardoor luchtstroom en convectie in en tussen ei en eizitting gecreëerd wordt.
In een uitvoeringsvorm van de nabroedhouder, omvatten de veelheid broedei-opneemopeningen telkens een zich in de richting van de einddelen uitstrekkende koepelvormige ondersteuningswand. De koepelvorm kan rond, ovaal, vierkant, of polygoon in doorsnede zijn, of enige andere vorm. De koepelvormige ondersteuningswand is ingericht om de kromming van het daarin te plaatsen broedei in hoofdzaak te volgen. In de ondersteuningswand is bij voorkeur een luchtopening voorzien, in het bijzonder nabij de onderzijde daarvan. De koepelvormige ondersteuningswand is verder bij voorkeur voorzien van de broedei-zitting in de vorm van zich van de ondersteuningswand uitstrekkende nokdelen, zoals hiervoor omschreven, waartegen het broedei aanligt in een geplaatste situatie. In deze geplaatste situatie begrenzen de buitenzijde van het broedei, en het naar het ei gerichte oppervlak van de ondersteuningswand, een venturikanaal. Via de luchtopening, en het venturikanaal, kan lucht langs het ei stromen.
In een uitvoeringsvorm van de nabroedhouder, is de afstand tussen de einddelen en de broedei-opneemopeningen, in het bijzonder tot een dichtst bij de einddelen gelegen gedeelte van de broedei-opneemopeningen, gelegen tussen 0,5 cm en 100 cm, in het bijzonder gelegen is tussen 1 en 40 cm, zoals tussen 3 cm en 30 cm, meer in het bijzonder tussen 5 cm en 25 cm, zoals bijvoorbeeld ongeveer 20 cm. Een afstand tussen de einddelen en de broedei-opneemopeningen zorgt voor voldoende ruimte aan de onderzijde van de broedeieren, zodanig dat een voldoende grote natuurlijke luchtstroming tot stand gebracht kan worden. Een iets grotere afstand zorgt voor betere aanvoering van lucht, terwijl een grotere afstand aan de andere kant zorgt voor een grotere valhoogte voor de kuikens na de geboorte.
In een uitvoeringsvorm van de nabroedhouder, zijn de veelheid broedei-opneemopeningen gerangschikt in een regelmatig patroon, in het bijzonder een matrix-patroon. Dit maakt een efficiënt transport en/of uitbroeden mogelijk.
In een uitvoeringsvorm van de nabroedhouder, is het aantal broedei-opneemopeningen gelegen tussen 20 en 130, in het bijzonder tussen 40 en 110, meer in het bijzonder tussen 60 en 90, zoals bijvoorbeeld 75. De afmetingen van de nabroedhouder kunnen daarop afgestemd zijn. Het heeft in het bijzonder de voorkeur wanneer een lengte of een breedte van de nabroedhouder ongeveer gelijk is aan 60 cm, zoals bijvoorbeeld gelegen tussen 55cm en 65 cm. Een gangbare maat is bijvoorbeeld 60 cm bij 40 cm. Een dergelijke afmeting is bijzonder eenvoudig toe te passen bij reeds gangbare processen in met name de broederijen. Bij voorkeur is het gewicht van een enkele nabroedhouder, inclusief daarop geplaatste broedeieren, lager dan ongeveer 20 kilogram. Dit heeft ergonomische voordelen. Het moge overigens duidelijk zijn voor de vakman dat andere afmetingen en/of gewichten mogelijk zijn, en binnen het kader van de uitvinding vallen.
In een uitvoeringsvorm van de nabroedhouder, is de nabroedhouder zodanig ingericht, dat een verdere nabroedhouder volgens de onderhavige uitvinding met diens einddelen op de nabroedhouder plaatsbaar is. De nabroedhouders zijn aldus ingericht om stapelbaar te zijn, hetgeen met name het transport vereenvoudigt. De nabroedhouders zijn als het ware nestbaar, zodat een aantal nabroedhouders op elkaar stapelbaar zijn, omwille van een efficiënt transport. Tijdens transport zijn de broedeieren goed beschermd tegen schokken, en breken. De transportdichtheid van de nabroedhouders met broedeieren kan bovendien groter zijn, ten opzichte van de transportdichtheid van kuikens.
Bij voorkeur, is de nabroedhouder vervaardigd van een recyclebaar materiaal, in het bijzonder van (biologisch) afbreekbaar materiaal, zoals bijvoorbeeld aardappelzetmeel (vorming door bijvoorbeeld spuitgieten), karton of dergelijk materiaal. Bij toepassing van een dergelijk materiaal, in het bijzonder van aardappelzetmeel en/of karton, kan de nabroedhouder verdwijnen in een bodembedekker, zoals strooisel, het zaagmeel, of mest, bijvoorbeeld door vertrapping/spelen van de kuikens. Doordat de nabroedhouder afbreekbaar is, hoeft er geen transport van transporthouders terug naar de broederij plaats te vinden, en hoeft er bovendien geen reinigingsstap meer uitgevoerd te worden op de transporthouders. Dit is voordelig vanwege bio-security, ziekteinsleep (oversleep), en hygiënische aspecten.
De nabroedhouder kan overigens ook van een ander materiaal vervaardigd zijn. De uitvinding is niet beperkt tot het type materiaal waar de nabroedhouder van vervaardigd is. In een uitvoeringsvorm, bijvoorbeeld, is de nabroedhouder van een (herbruikbaar) materiaal, zoals kunststof vervaardigd.
Volgens een aspect verschaft de uitvinding het gebruik van een hierboven beschreven nabroedhouder, waarbij het gebruik omvat de toepassing in de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding.
Het gebruik omvat in een uitvoering de stap van het op elkaar stapelen van een veelheid nabroedhouders, in het bijzonder tijdens de transportstap.
De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van een omschrijving van een of meer de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm(en) van de werkwijze en nabroedhouder volgens de onderhavige uitvinding, onder verwijzing naar de navolgende figuren. In de figuren tonen:
Fig. 1a tot 1d - aanzichten van een nabroedhouder volgens de onderhavige uitvinding;
Fig. 2a en 2b - detailaanzichten van de nabroedhouder uit Fig. 1.
Fig. 1a, 1b en 1c tonen een bovenaanzicht, vooraanzicht en zijaanzicht (over 90° gedraaid), respectievelijk, van een nabroedhouder 1 volgens de onderhavige uitvinding. Gelijke of overeenkomstige onderdelen zijn telkens voorzien van hetzelfde referentiecijfer. De nabroedhouder 1 omvat een draaglichaam met een veelheid broedei-opneemopeningen 11 waar telkens broedeieren in opgenomen kunnen worden. Het draaglichaam is begrensd door twee lange zijden 32, 34 en twee korte zijden 31, 33. Zoals goed te zien is in Fig. 1b, omvat de nabroedhouder 1 een aantal langgerekte poten 41, 42, 43 die ondersteuningselementen vormen die zich vanaf het draaglichaam uitstrekken. Op de van het draaglichaam verwijderde einddelen van de ondersteuningselementen is de nabroedhouder 1 plaatsbaar, bijvoorbeeld op de bodem van een stal, zoals later nog zal worden toegelicht. In totaal zijn zes ondersteuningselementen 41,42, 43, 46 in de vorm van poten voorzien. Een ander aantal ondersteuningselementen, zoals bijvoorbeeld drie, vier, acht, of een ander aantal, is uiteraard denkbaar.
De ondersteuningselementen 41-46 kunnen in het bijzonder een hoogte hebben zoals eerder beschreven, en die bijvoorbeeld gelegen is tussen 5 en 25 cm, zoals 20 cm. Hierdoor ontstaat er voldoende buffer tussen de vloertemperatuur van de stal (vaak 26 a 30 graden) en een omgevingstemperatuur op ei/kuikenniveau van 34 graden. Hierdoor is het boven in de stal nog warmer, waardoor luchtcirculatie ontstaat. Bovendien vormt er zich een isolerende laag onder de nabroedhouder. De hoogte is bovendien dusdanig, dat de val voor pas geboren kuikens relatief klein is, en er geen ongewenst letsel aan de pas geboren kuikens kan optreden.
In de in Fig. 1a getoonde situatie, zijn er verdeeld over de breedte, dat wil zeggen in een richting parallel aan de korte zijden 31, 33, acht broedei-opneemopeningen 11 voorzien. In de lengte, dus parallel aan de lange zijden 32, 34, zijn tien broedei-opneemopeningen 11 voorzien. In totaal is er dus plek voor zo’n tachtig broedeieren. Uiteraard is het denkbaar om de aantallen aan te passen, afhankelijk van de wensen.
Fig. 1a toont verder dat op de hoekpunten, en op de lange zijden 32, 24, nestopeningen 21, 22, 23, 24, 25, 26 voorzien zijn. Zoals goed te zien is in Fig. 1 d, zijn deze nestopeningen 21-26 zodanig voorzien, dat een eerste nabroedhouder 1b plaatsbaar is in de nestopeningen 21a, 25a, 24a van een tweede nabroedhouder 1a, voor het vormen van een gestapeld samenstel 101. Daarbij is, in de geplaatste, gestapelde toestand, een tussenruimte aanwezig, zodat in de tweede nabroedhouder 1a geplaatste broedeieren niet geraakt worden door een onderzijde van de eerste nabroedhouder 1a. Bovendien is de afstand in het bijzonder zodanig gekozen, dat natuurlijke luchtstroming langs de broedeieren in de eerste nabroedhouder 1a nog steeds mogelijk is.
Fig. 2a toont in detail een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van een broedei-opneemopening 11 van de nabroedhouder 1 volgens de onderhavige uitvinding. Fig. 2b toont een zijaanzicht volgens doorsnede A-A uit Fig. 2a. De broedei-opneemopening 11 omvat een in hoofdzaak koepelvormige of ei-vormige ondersteuningswand 16. De koepelvorm kan rond, ovaal, vierkant, of polygoon in doorsnede zijn, of enige andere vorm. De ondersteuningswand 16 omvat in de getoonde uitvoeringsvorm vier ondersteuningselementen 12. Een ander aantal is denkbaar. Vanaf de ondersteuningselementen 12 strekken zich nokdelen 12a, 12b, 12c, 12d uit, naar het centrum van de broedei-opneemopening 11. De nokdelen 12a, 12b, 12c, 12d vormen een broedei-zitting, waartegen een broedei 2, in geplaatste toestand, aanligt, zoals goed te zien is in Fig. 2b.
De nabroedhouder 11 is verder voorzien van luchtstroommiddelen 13 voor het langs het broedei laten stromen van lucht, in het bijzonder op basis van natuurlijke luchtstroming voor het tot stand brengen van convectie. De luchtstroommiddelen omvatten een eerste luchtkanaal, dat gevormd is tussen het broedei in geplaatste toestand, en de ondersteuningswand 16. Door dit eerste luchtkanaal kan lucht via een luchtopening 15 in de onderzijde van de ondersteuningswand 16, langs het broedei 2, omhoog stromen. Te zien is dat het eerste kanaal is uitgevoerd als een Venturi-kanaal, met een relatief grote opening (kleine weerstand) aan de bovenzijde, en een relatief klein doorstromingsoppervlak (grotere weerstand) aan de onderzijde. Hierdoor zal ten gevolge van luchtdrukverschillen, natuurlijke luchtstroming plaatsvinden doorheen het eerste kanaal, waardoor een langzame, continue stroming langs het ei 2 zal plaatsvinden. Hierdoor zal het broedei 2, wanneer het zich in de houder 1 bevindt, in hoofdzaak de juiste broedtemperatuur ondervinden, doordat natuurlijke luchtstroming zorgt voor convectieve warmtetoevoer of -afvoer, zonder dat aanvullende systemen in de buurt van het broedei noodzakelijk zijn. Dit geldt in het bijzonder voor stalruimten, die normaal gesproken toch al op een bepaalde temperatuur gehouden worden. Dit maakt het mogelijk om de nabroedhouder volgens de onderhavige uitvinding rechtstreeks op de vloer van een stal te plaatsen.
De luchtstroommiddelen omvatten verder een tweede luchtkanaal 14a, 14b, 14c, 14d, dat gevormd is doordat de ondersteuningselementen 12 in hoofdzaak hol zijn uitgevoerd. Zoals goed te zien is in Fig. 2b, omvat het tweede kanaal een ingangsgedeelte 141, een middengedeelte 142 en een uitlaatgedeelte (hier aangegeven met referentiecijfer 14a, 14c). Het middengedeelte 142 heeft een groter doorstromingsoppervlak dan het ingangsgedeelte 141. Door het verschil in luchtdruk tussen stilstaande lucht en lucht die beweegt, en een relatief kleine doorgang naast het ei, wordt lucht aangezogen via dit beperkte kanaal. De zitting geeft verder bescherming tegen grote temperatuurschommelingen. De twee kanalen naast elkaar met meer en minder weerstand van luchtstromingen zorgt voor een verbeterde natuurlijke luchtstroom langs de eizitting, en zorgt voor een verbeterde convectie.
Volgens de onderhavige uitvinding worden de broedeieren getransporteerd naar de pluimveehouderij, alwaar ze in de nabroedhouder volgens de onderhavige uitvinding in de stalruimte geplaatst worden om te worden uitgebroed. De nabroedhouder kan daarbij op de vloer van de stalruimte geplaatst worden, in het bijzonder op een bodembedekker zoals strooisel dat aanwezig is op de vloer van de stalruimte. Het is daarbij in het bijzonder voordelig, dat de nabroedhouder 1 volgens de onderhavige uitvinding tevens kan dienen als transporthouder, bijvoorbeeld voor het van een broederij naar een pluimveehouderij transporteren van de broedeieren. Hiermee wordt een aanvullende stap gespaard.
Volgens een uitvoeringsvorm van de werkwijze wordt in het bijzonder uit te broeden broedeieren in een broederij verwerkt, op op zich bekende wijze, waarbij tijdens het schouwen de bevruchte broedeieren in een nabroedhouder 1 volgens de onderhavige uitvinding geplaatst worden. De nabroedhouder met broedeieren worden vervolgens getransporteerd, op op zich bekende wijze, bijvoorbeeld met een bedrijfsvoertuig, naar een pluimveehouderij, alwaar ze in een stalruimte geplaatst worden om te worden uitgebroed.
De voordelen van de werkwijze en de nabroedinrichting zijn hierboven reeds toegelicht, maar enkele zullen omwille van de volledigheid hier nog worden opgesomd: - Verbeterde diergezondheid en -welzijn, en bio-security, waardoor minder medicijnen/antibiotica nodig zijn;
Goedkoper door eliminatie van een of meer gangbare processtap(pen), en doordat geen behoefte meer is aan een relatief dure nabroedmachine;
Kuikens zijn direct na geboorte aanwezig in de stal, waar rust, ruimte, warmte, voedsel, water en licht aanwezig kan zijn voor verminderde stress bij de kuikens -aldus verbeterd dierenwelzijn; - Geen levend transport van kuikens meer nodig;
Doordat de nabroedhouders recyclebaar kunnen zijn uitgevoerd, is retourneren en reinigen van transporthouders voor kuikens is niet meer noodzakelijk;
Door luchtbeweging langs het broedei, zal aanvoer en afvoer van warmte mogelijk zijn, afhankelijk van de fase van het broedei.
Toepasbaar binnen elke pluimveehouderij zonder dat aanpassingen en/of investeringen nodig zijn, omdat de reeds aanwezige middelen voor klimaatbeheersing volstaan.
Het moge duidelijk zijn voor de vakman dat de uitvinding hierboven omschreven is aan de hand van enkele mogelijke uitvoeringsvormen, welke de voorkeur genieten. De uitvinding is echter niet beperkt tot deze uitvoeringsvormen. Zo is het bijvoorbeeld denkbaar dat de nabroedhouder anders is uitgevoerd, bijvoorbeeld omwille van de stevigheid, van de te veroorzaken luchtstroom, van de draagbaarheid etcetera. Binnen het kader van de uitvinding zijn vele modificaties denkbaar. De gevraagde bescherming wordt bepaald door de aangehechte conclusies.

Claims (15)

1. Werkwijze voor het uitbroeden van broedeieren, omvattende de stappen van: - het verschaffen van een veelheid broedeieren; - het in een voorbroedstap in een broedmachine plaatsen van de veelheid broedeieren; - het in een transportstap transporteren van ten minste een aantal bevruchte eieren van de veelheid broedeieren naar een pluimveehouderij, zoals een mesterij en/of vleespluimveehouder; - het in een voorbereidingsstap plaatsen van het aantal bevruchte eieren in een nabroedhouder, welke nabroedhouder voorzien is van luchtstroommiddelen die zijn ingericht voor het tot stand brengen van convectie door natuurlijke luchtstroming langs de veelheid broedeieren; - het in een nabroedstap in een houderijstal van de pluimveehouderij plaatsen van de nabroedhouder met het aantal bevruchte eieren voor het in de houderijstal uitbroeden van het aantal bevruchte broedeieren.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de voorbereidingsstap plaatsvindt voor de transportstap.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, omvattende een selectiestap van het schouwen van de veelheid broedeieren voor het scheiden van de veelheid broedeieren in het aantal bevruchte broedeieren en een aantal onbevruchte broedeieren.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij de voorbereidingsstap plaatsvindt tijdens of direct na de selectiestap.
5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een van de voorbroedstap, selectiestap en voorbereidingsstap plaatsvindt in een broederij.
6. Nabroedhouder voor toepassing in de werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een draaglichaam met een lengte en een breedte die een draaglichaamvlak bepalen, waarbij in het draaglichaam een veelheid broedei-opneemopeningen voorzien zijn voor het telkens daarin opnemen van een broedei, en waarbij de nabroedhouder voorzien is van zich vanaf het draaglichaam uitstrekkende ondersteuningselementen, waarbij de nabroedhouder, althans in gebruik, op van het draaglichaam verwijderde einddelen van de ondersteuningselementen plaatsbaar is, waarbij de einddelen op afstand van de broedei-opneemopeningen gelegen zijn, en waarbij de nabroedhouder voorzien is van luchtstroommiddelen die zijn ingericht voor het tot stand brengen van convectie door natuurlijke luchtstroming langs de veelheid broedeieren.
7. Nabroedhouder volgens conclusie 6, waarbij de luchtstroommiddelen gevormd zijn door in het draaglichaam voorziene luchtopeningen voor het langs de broedei-opneemopeningen transporteren van lucht.
8. Nabroedhouder volgens conclusie 7, waarbij de luchtopeningen zijn uitgevoerd als venturi-kanalen.
9. Nabroedhouder volgens een van de conclusies 6 tot 8, waarbij de veelheid broedei-opneemopeningen telkens een zich in de richting van de einddelen uitstrekkende koepelvormige ondersteuningswand omvat.
10. Nabroedhouder volgens conclusie 7 en 9, waarbij ten minste een van de luchtopeningen voorzien is in de koepelvormige ondersteuningswand.
11. Nabroedhouder volgens een van de conclusies 6 tot en met 10, waarbij de afstand tussen de einddelen en de broedei-opneemopeningen, in het bijzonder tot een dichtst bij de einddelen gelegen gedeelte van de broedei-opneemopeningen, gelegen is tussen 0,5 cm en 100 cm, in het bijzonder gelegen is tussen 1 cm en 40 cm, zoals tussen 3 en 30cm, meer in het bijzonder tussen 5 cm en 25 cm, zoals bijvoorbeeld ongeveer 20 cm.
12. Nabroedhouder volgens een van de conclusies 6 tot 11, waarbij het aantal broedei-opneemopeningen gelegen is tussen 20 en 130, in het bijzonder tussen 40 en 110, meer in het bijzonder tussen 60 en 90, zoals bijvoorbeeld 75.
13. Nabroedhouder volgens een van de conclusies 6 tot en met 12, waarbij de nabroedhouder zodanig is ingericht, dat een verdere nabroedhouder volgens een van de voorgaande conclusies 6 tot en met 12 met diens einddelen op de nabroedhouder plaatsbaar is.
14. Gebruik van een nabroedhouder volgens een van de conclusies 6 tot en met 13, omvattende de toepassing daarvan in de werkwijze volgens een van de conclusies 1 tot 5.
15. Gebruik van een nabroedhouder volgens conclusie 14, omvattende de stap van het op elkaar stapelen van een veelheid nabroedhouders, in het bijzonder tijdens de transportstap.
NL2013569A 2014-10-03 2014-10-03 Werkwijze voor het uitbroeden van broedeieren, nabroedhouder voor het uitbroeden van broedeieren, alsmede gebruik van een dergelijke nabroedhouder. NL2013569B1 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013569A NL2013569B1 (nl) 2014-10-03 2014-10-03 Werkwijze voor het uitbroeden van broedeieren, nabroedhouder voor het uitbroeden van broedeieren, alsmede gebruik van een dergelijke nabroedhouder.
EP15794327.5A EP3200581B1 (en) 2014-10-03 2015-09-16 Final hatching holder for use in a method of incubating hatching eggs, and associated method
PCT/NL2015/050638 WO2016053088A1 (en) 2014-10-03 2015-09-16 Final hatching holder for use in a method of incubating hatching eggs, and associated method
PL15794327T PL3200581T3 (pl) 2014-10-03 2015-09-16 Uchwyt do wykluwania do zastosowania w sposobie inkubacji jaj wylęgowych i powiązany sposób
DK15794327.5T DK3200581T3 (da) 2014-10-03 2015-09-16 Færdigrugningsholder til anvendelse i en fremgangsmåde til at inkubere rugeæg og tilhørende fremgangsmåde

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013569A NL2013569B1 (nl) 2014-10-03 2014-10-03 Werkwijze voor het uitbroeden van broedeieren, nabroedhouder voor het uitbroeden van broedeieren, alsmede gebruik van een dergelijke nabroedhouder.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2013569A NL2013569A (nl) 2016-07-04
NL2013569B1 true NL2013569B1 (nl) 2016-07-07

Family

ID=52001035

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2013569A NL2013569B1 (nl) 2014-10-03 2014-10-03 Werkwijze voor het uitbroeden van broedeieren, nabroedhouder voor het uitbroeden van broedeieren, alsmede gebruik van een dergelijke nabroedhouder.

Country Status (5)

Country Link
EP (1) EP3200581B1 (nl)
DK (1) DK3200581T3 (nl)
NL (1) NL2013569B1 (nl)
PL (1) PL3200581T3 (nl)
WO (1) WO2016053088A1 (nl)

Families Citing this family (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US10455819B2 (en) 2012-12-11 2019-10-29 Signify North America Corporation Methods for controlling sex of oviparous embryos using light sources
EP3349572A4 (en) 2015-09-15 2019-08-14 Once Innovations, Inc. ACTIVATION OF BIOLOGICAL RESPONSES IN INCUBATED EGGS
BE1023719B1 (nl) 2016-05-11 2017-06-26 Vervaeke-Belavi Nv Werkwijze voor het naar een vleespluimveestal overbrengen van voorgebroede eieren en daarbij toegepaste overlegmachine
BE1023633B1 (nl) 2016-06-30 2017-05-24 Vervaeke-Belavi Nv Container voor het in een pluimveestal laten uitkomen van voorgebroede eieren
WO2018208798A1 (en) * 2017-05-09 2018-11-15 Once Innovations, Inc. Promoting biological responses in incubated eggs
BE1024985B1 (nl) 2017-07-05 2018-09-05 Vervaeke Belavi Nv Overbrengmachine voor het in een pluimveestal op een vloer daarvan leggen van eieren die zich in broedlades bevinden waarin deze werden voorgebroed
NL2023443B1 (nl) * 2019-07-05 2021-02-02 Van De Ven Beheer B V Werkwijze en inrichting voor het in een stal plaatsen van voorbebroede eieren
DE102020107771B3 (de) 2020-03-20 2021-03-25 Emsland-Brüterei GmbH Verfahren und Vorrichtung zur Ablage von Eiern in einem Geflügelstall
WO2021185416A1 (de) 2020-03-20 2021-09-23 Emsland Brüterei GmbH Eierträger und verfahren zum transportieren von eiern und küken in einen stall
DE102020107772B4 (de) 2020-03-20 2022-07-14 Emsland-Brüterei GmbH Verfahren und Vorrichtungen zum Transport und Absetzen von angebrüteten Eiern und/oder Küken in einem Stall
BR112023024191A2 (pt) * 2021-05-21 2024-01-30 Ovo Incubators Pty Ltd Bandeja de incubadora incluindo um corpo e método de incubação de ovos em uma bandeja de incubadora

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5146871A (en) * 1991-09-24 1992-09-15 Chick Master Incubator Company Incubator and hatcher tray
US6032801A (en) * 1997-01-17 2000-03-07 Jupille Design Incorporated Pallet system
NL1016479C2 (nl) * 2000-10-25 2002-05-01 Cornelius Johannes Ma Kuijpers Werkwijze voor het produceren en opfokken van pluimvee, alsmede nabroedinrichting, transportmiddel en pluimveehouderij voor het uitvoeren van de werkwijze.
US7861673B2 (en) * 2006-04-11 2011-01-04 Life-Science Innovations, Llc Egg incubation transport system and methods regarding same
CN203372630U (zh) * 2013-08-08 2014-01-01 李伟 一种纸浆制作的、蛋窝内空气流通的蛋托

Also Published As

Publication number Publication date
DK3200581T3 (da) 2020-02-03
WO2016053088A1 (en) 2016-04-07
NL2013569A (nl) 2016-07-04
PL3200581T3 (pl) 2020-05-18
EP3200581A1 (en) 2017-08-09
EP3200581B1 (en) 2019-11-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2013569B1 (nl) Werkwijze voor het uitbroeden van broedeieren, nabroedhouder voor het uitbroeden van broedeieren, alsmede gebruik van een dergelijke nabroedhouder.
NL2018892B1 (nl) Werkwijze voor het naar een pluimveestal overbrengen van voorgebroede eieren en daarbij toegepaste overlegmachine
Karcher et al. Overview of commercial poultry production systems and their main welfare challenges
US9060497B2 (en) Method for brooding or growing poultry
Van de Ven et al. Effects of a combined hatching and brooding system on hatchability, chick weight, and mortality in broilers
Ruiz et al. Effect of pre-incubation storage conditions on hatchability, chick weight at hatch and hatching time in broiler breeders
US20130125826A1 (en) Accommodation for chicken
NL1016479C2 (nl) Werkwijze voor het produceren en opfokken van pluimvee, alsmede nabroedinrichting, transportmiddel en pluimveehouderij voor het uitvoeren van de werkwijze.
KR20220041091A (ko) 급여 장치
US3994260A (en) Universal poultry cage
Widowski et al. Farming poultry
Sirovnik et al. Feeding from perches in an aviary system reduces aggression and mortality in laying hens
NL2015240B1 (nl) Nabroedhouder voor het uitbroeden van broedeieren, alsmede gebruik van een dergelijke nabroedhouder.
Steenfeldt et al. Welfare of organic laying hens kept at different indoor stocking densities in a multi-tier aviary system. II: live weight, health measures and perching
US6289848B1 (en) Method and device for distributing fowl within an enclosure
Cabaral et al. Type of music on the growth and laying performance, behavior and marketability of quails
Elson et al. Furnished cages for laying hens.
NL2024743B1 (en) Feeder arrangement
NL1008719C2 (nl) Inrichting voor een pluimvee-stal en werkwijze voor het opfokken van pluimvee.
Panel et al. Scientific opinion
BE1025719A1 (nl) Verbeterd broedproces van eieren in broederijen.
Lagasca et al. Hatchability of duck eggs as affected by types of incubators under varying relative humidity.
NL1034968C2 (nl) Veehouderij met natuurlijke ventilatie.
Hanson Notes on the artificial propagation of wood duck
RU176864U1 (ru) Кормушка для кур