NL2020820B1

NL2020820B1 - Verstelinstrument, in het bijzonder voor het verstellen van een buitenzichteenheid van een voertuig

Info

Publication number: NL2020820B1
Application number: NL2020820A
Authority: NL
Inventors: Pieter Hoogenboom Rudolf; Daniël Wijntjes Jannick
Original assignee: Mci Mirror Controls Int Netherlands B V
Priority date: 2018-04-24
Filing date: 2018-04-24
Publication date: 2019-10-31
Also published as: JP7209739B2; US20210237650A1; CN112262061A; WO2019209106A1; EP3784527A1; JP2021529119A; US11926262B2; KR20210003798A

Abstract

Verstelinstrument voor een buitenzichteenheid voor een voertuig, omvattende een basis, omvattende een voet en zich daar vanaf langs een langsas uitstrekkende zwenkas, en een behuizing die de zwenkas omgeeft, en die om de langsas van de zwenkas heen in een verstelbereik zwenkbaar is tussen ten minste een parkeerstand en een werkstand. De basis en de behuizing werken via nokken samen die in de werkstand in elkaar grijpen zodat de behuizing in een stabiele axiale grondpositie is ten opzichte van de voet. De nokken bewegen bij verzwenking van de behuizing ten opzichte van de basis vanuit de werkstand langs de langsas ten opzichte van elkaar uiteen, en steunen bij verdere verzwenking op elkaar af, zodat de behuizing in een axiaal verder verwijderde positie is ten opzichte van de voet dan in de werkstand. Het verstelinstrument is voorts voorzien van een detector die is ingericht om te verifiëren dat de behuizing in de stabiele axiale grondpositie is.

Description

B60R 1/074 (2018.01) © Aanvraag ingediend: 24 april 2018 (© Afsplitsing van aanvraag , ingediend @ Voorrang:

(Th Aanvraag ingeschreven:

oktober 2019 (43) Aanvraag gepubliceerd:

MCi (Mirror Controls International) Netherlands B.V. te Woerden © Uitvinder(s):

Rudolf Pieter Hoogenboom te Woerden Jannick Daniël Wijntjes te Woerden © Octrooi verleend:

oktober 2019 © Gemachtigde:

Ir. H.A. Witmans c.s. te Den Haag © Octrooischrift uitgegeven:

november 2019

54) Verstelinstrument, in het bijzonder voor het verstellen van een buitenzichteenheid van een voertuig

Tt) Verstelinstrument voor een buitenzichteenheid voor een voertuig, omvattende een basis, omvattende een voet en zich daar vanaf langs een langsas uitstrekkende zwenkas, en een behuizing die de zwenkas omgeeft, en die om de langsas van de zwenkas heen in een verstelbereik zwenkbaar is tussen ten minste een parkeerstand en een werkstand. De basis en de behuizing werken via nokken samen die in de werkstand in elkaar grijpen zodat de behuizing in een stabiele axiale grondpositie is ten opzichte van de voet. De nokken bewegen bij verzwenking van de behuizing ten opzichte van de basis vanuit de werkstand langs de langsas ten opzichte van elkaar uiteen, en steunen bij verdere verzwenking op elkaar af, zodat de behuizing in een axiaal verder verwijderde positie is ten opzichte van de voet dan in de werkstand. Het verstelinstrument is voorts voorzien van een detector die is ingericht om te verifiëren dat de behuizing in de stabiele axiale grondpositie is.

NL B1 2020820

Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift komt overeen met de oorspronkelijk ingediende stukken.

P118972NL00

Titel: Verstelinstrument, in het bijzonder voor het verstellen van een buitenzichteenheid van een voertuig

De uitvinding heeft betrekking op een verstelinstrument voor een buitenzichteenheid voor een voertuig, in het bijzonder een motorvoertuig, om de positie van het voertuig ten opzichte van de omgeving te observeren en/of te bewaken.

Een verstelinstrument voor een buitenzichtelement van een motorvoertuig omvat gewoonlijk een behuizing met een buitenzichteenheid, zoals een buitenspiegel, camera, LIDAR en/of display. De behuizing is gewoonlijk verstelbaar ten opzichte van een op het motorvoertuig te monteren basis van het verstelinstrument, in het bijzonder via een elektrische aandrijving.

Het verstelinstrument is vaak bedoeld om de buitenzichteenheid te verstellen tussen een parkeerstand, bijvoorbeeld een ingeklapte stand waarin de behuizing zich in hoofdzaak langs het voertuig uitstrekt, en een werkstand, bijvoorbeeld een rijstand waarin de behuizing zich in hoofdzaak dwars op het voertuig uitstrekt.

Een dergelijke actuator wordt gewoonlijk aangeduid met de term power fold actuator. De basis van het verstelinstrument omvat dan dikwijls een voet voor montage op een buitendeel van de carrosserie van het motorvoertuig, en een zich vanaf de basis langs een ten opzichte van de vaste wereld staand uitstrekkende langsas voor het daaromheen zwenkbaar opnemen van de behuizing. Veelal is de behuizing via een aandrijving met een eigen elektromotor met de basis verbonden, zodat de zwenkbeweging waarmee de drager in- en uitklapt, aangedreven kan worden uitgevoerd.

Een algemeen bekend type verstelinstrument voor het verstellen van een buitenzichteenheid van een motorvoertuig omvat een basis, omvattende een voet en zich daar vanaf langs een langsas uitstrekkende zwenkas, en een behuizing die de zwenkas omgeeft, en die om de langsas van de zwenkas heen in een verstelbereik zwenkbaar is tussen ten minste een parkeerstand en een werkstand.

Vanuit oogpunt van bedrijfszekerheid is het van belang dat het verstelinstrument in de werkstand stabiel is, zodat bijv, de behuizing in de werkstand tijdens het rijden met zo min mogelijk vibratie op de basis kan staan. Ook is het van belang dat de werkstand goed gedefinieerd is, zodat bijv, de behuizing in de werkstand een vaste, vooraf gedefinieerde hoekstand heeft ten opzichte van de basis en het daarmee vast verbonden voertuig. In de werkstand heeft de buitenzichteenheid een voorafbepaald zichtbereik, zodat bijvoorbeeld de gebruiker bijvoorbeeld via een buitenspiegel naar achteren kan kijken, en zodat elektronische hulpmiddelen via de camera of LIDAR de positie van het voertuig ten opzichte van de omgeving kunnen bewaken, zoals bijvoorbeeld bewaking van de dode hoek of bewaking van de rijpositie op de rijbaan.

Om te voorzien in een stabiele, goed gedefiniëerde werkstand is in de uitvoeringsvorm van Fig. 10 van WO 2012/047104 reeds voorgesteld om de basis en de behuizing van het verstelinstrument via nokken samen te laten werken die in de werkstand in elkaar grijpen zodat de behuizing in een stabiele axiale grondpositie is ten opzichte van de voet, en die bij verzwenking van de behuizing ten opzichte van de basis vanuit de werkstand langs de langsas ten opzichte van elkaar uiteen bewegen, en bij verdere verzwenking op elkaar afsteunen, zodat de behuizing in een axiaal verder verwijderde positie is ten opzichte van de voet dan in de werkstand. In de axiaal verder verwijderde positie kan dan bijvoorbeeld de behuizing relafief eenvoudig op stabiele en/of krachtsefficiënte wijze worden verzwenkt ten opzichte van de basis.

Hoewel een dergelijk verstelinstrument veel voordelen biedt, is nadelig aan een verstelinstrument, dat de werkstand niet geheel eenduidig is. Bij handmatige verstelling van de behuizing ten opzichte van de basis kan het zich voordoen, dat de gebruiker denkt dat de werkstand bereikt is, maar dat de nokken nog niet geheel ineengegrepen zijn. Ook bij elektrisch aangedreven verstelling, waarbij de behuizing ten opzichte van de basis verstelbaar is via een tussen de behuizing en de basis werkzame elektrische aandrijving, kan dit zich voordoen. Bij elektrische verstelling is het gebruikelijk om de elektrische aandrijving af te schakelen met behulp van een stroombegrenzingscircuit, dat indicatief is voor het stilvallen van de de elektromotor doordat de nokken ineengrijpen en verdere rotatie tegengaan. Bij lagere temperaturen, of bij onverwachte weerstand doordat een externe kracht op de behuizing wordt uitgevoefend, schakelt het stroombegrenzingsciruit af, terwijl de behuizing ten opzichte van de voet niet in de axiale grondpositie is. Met name wanneer de buitenzichteenheid is voorzien van elektronische hulpmiddelen die het voertuig ten opzichte van de omgeving bewaken, kan dit problematisch zijn, omdat het zichtbereik dan niet correspondeert met dat van de werkstand, zonder dat dit gesignaleerd wordt.

De uitvinding beoogt een aandrijving voor een verstelinstrument waarmee met behoud van genoemde voordelen, genoemde nadelen kunnen worden tegengegaan.

Daartoe voorziet de uitvinding in een aandrijving voor een verstelinstrument, in het bijzonder overeenkomstig conclusie 1, omvattende een basis, omvattende een voet en zich daar vanaf langs een langsas uitstrekkende zwenkas, een behuizing die de zwenkas omgeeft, en die om de langsas van de zwenkas heen in een verstelbereik zwenkbaar is tussen ten minste een parkeerstand en een werkstand, waarbij de basis en de behuizing via nokken samen werken die in de werkstand in elkaar grijpen zodat de behuizing in een stabiele axiale grondpositie is ten opzichte van de voet, en die bij verzwenking van de behuizing ten opzichte van de basis vanuit de werkstand langs de langsas ten opzichte van elkaar uiteen bewegen, en bij verdere verzwenking op elkaar afsteunen, zodat de behuizing in een axiaal verder verwijderde positie is ten opzichte van de voet dan in de werkstand, waarbij voorts is voorzien in een detector die is ingericht om te verifiëren dat de behuizing in de stabiele axiale grondpositie is.

Door te voorzien in een detector die verifieert dat de behuizing in de stabiele axiale grondpositie is, kan worden bereikt dat bewaakt kan worden dat de behuizing ten opzichte van de voet in de axiale grondpositie is, en daarmee dat het verstelinstrument daadwerkelijk in de werkstand is, zodat het zichtbereik correspondeert met dat van de werkstand.

Wanneer de detector door beweging van de behuizing ten opzichte van de voet omschakelbaar is tussen een met de stabiele axiale grondpositie corresponderende bevestigende toestand, en een van de grondpositie verwijderde positie corresponderende niet-bevestigende toestand, kan worden bereikt dat het bereiken van of het vertrekken uit de grondpositie de omslag geeft voor de verificatie. Wanneer de detector door axiale beweging van de behuizing ten opzichte van de voet omschakelbaar is tussen de met de stabiele axiale grondpositie corresponderende bevestigende toestand, en een met een axiaal van de grondpositie verwijderde positie corresponderende niet-bevestigende toestand kan worden bereikt dat de axiale beweging van het verstelmechansime naar of vanuit de grondpositie de omslag geeft voor verificatie. Als alternatief of als aanvulling kan de detector door rotatie van de behuizing ten opzichte van de voet omschakelbaar zijn tussen een met de stabiele axiale grondpositie overeenkomende werkhoekstand corresponderende bevestigende toestand, en een ten opzichte van de werkhoekstand verdraaide hoekstand die correspondeert met de niet-bevestigende stand.

Wanneer de detector samen werkende elektrische contactvlakken omvat kan worden bereikt dat de contactvlakken bijvoorbeeld in axiale grondpositie kunnen samenwerken om elektrische stroom door te laten, of juist in de grondpositie te onderbreken. De samenwerkende contactvlakken kunnen bijvoorbeeld zijn aangebracht op de nokken, of elders bijvoorbeeld tussen behuizing en as of voet.

Wanneer de detector een schakelaar omvat, in het bijzonder een micro-schakelaar, kan op efficiënte wijze gebruik worden gemaakt van de beweging, in het bijzonder de axiale beweging, die de behuizing ten opzichte van de basis nabij de werkstand maakt ten gevolge van het ineengrijpen van de nokken. Wanneer de schakelaar is aangebracht op een in het verstelinstrument opgenomen printplaat, in het bijzonder een PCB, en waarbij de schakelaar is voorzien van een arm die samenwerkt met een aanslag op de basis, in het bijzonder op de zwenkas, kan de detector op bijzonder bedrijfszekere en kostenefficiënte wijze worden geïmplementeerd. De printplaat waarop de schakelaar kan worden opgenomen kan bijvoorbeeld dezelfde printplaat zijn waarop de motorbesturing is ondergebracht, en waarop bijvoorbeeld ook het stroombegrenzingscircuit kan zijn opgenomen. In de grondpositie kan de schakelaar dan in de bevestigende stand zijn, en zodra de verstelinrichting door samenwerking van de nokken uit de grondpositie komt, kan de schakelaar naar de nietbevestigende stand overgaan doordat deze tijdens de axiale beweging van de behuizing ten opzichte van de voet via de arm met de aanslag samenwerkt, en vice versa.

Wanneer de behuizing ten opzichte van de basis verstelbaar is via een tussen de behuizing en de basis werkzame elektrische aandrijving, kan het verstellen op eenvoudige wijze worden geautomatiseerd. Als alternatief of in aanvulhng kan de behuizing handmatig ten opzichte van de basis verstelbaar zijn. Op elegante wijze is de de behuizing onder invloed van externe kracht verstelbaar, bijvoorbeeld tijdens een botsing met extern object of tijdens handmatige verstelhng, en is daartoe in de aandrijving tussen behuizing en basis een losbreekkoppeling opgenomen. Met name wanneer de elekrische aandrijving zelfremmend is uitgevoerd, kan hierdoor worden tegengegaan dat een externe kracht de aandrijving beschadigt.

Wanneer de elektrische aandrijving is voorzien van een een stroombegrenzingscircuit, dat is ingericht om af te schakelen bij stilvallen van de elekromotor kan beschadiging van de elektromotor worden tegeggegaan wanneer de verstelling van de behuizing ten opzichte van de basis vastloopt.

Als alternatief of in aanvulling kan de detector een sensor omvatten om te verifiëren dat de behuizing zich in de stabiele axiale grondpositie bevindt. Een dergelijke sensor kan bijvoorbeeld een druksensor, een lichtsensor, een capacitieve sensor, een inductieve sensor, een resistieve sensor, een Piëzo-elektrische sensor, een potentiometer of een Hall sensor omvatten. Een dergelijke druksensor is met name voordelig wanneer de behuizing op de basis in de stabiele axiale grondpositie onder veerwerking staat, bijvoorbeeld zodat de nokken op elkaar worden gedrukt.

De samenwerkende nokken kunnen op elegante wijze zijn voorzien aan respectievelijk de basis, in het bijzonder de voet, en de behuizing. Hierdoor kan relatief eenvoudig een axiale hftbeweging worden geïmplementeerd van de behuizing ten opzichte van de basis wanneer deze vanuit uit de werkstand wordt versteld. De axiaal verder verwijderde positie kan dan een ten opzichte van de voet verhoogde positie zijn.

De samenwerkende nokken kunnen respectievelijk een aan de basis voorziene basisnokkenring en een aan de behuizing voorziene behuizingnokkenring omvatten, die in het verstelbereik alleen in de werkstand in elkaar grijpen. Hierdoor kan worden bereikt dat de behuizing buiten de werkstand via een relatief groot contactvlak op de basis kan afsteunen, waardoor de vlaktedruk laag kan zijn en de verstelling stabiel kan zijn. De basisnokkenring kan dan bijvoorbeeld zijn aangebracht aan de voet, en de behuizingsnokkenring kan dan bijvoorbeeld zijn aangebracht aan de naar de voet toegekeerde onderzijde van de behuizing.

Wanneer de behuizing van het verstelinstrument de detector omsluit, zodanig dat de detector van de omgeving is afgeschermd kan de bedrijfszekerheid van het verstelinstrument verder worden vergroot.

Wanneer het verstelbereik een parkeerstand en een overvouwstand omvat, met een daartussen gelegen, met een rijstand corresponderende werkstand kan worden bereikt dat de behuizing vanuit de werkstand onder invloed van een externe kracht twee kanten op kan bewegen. Opgemerkt wordt, dat de verstelinrichting overigens niet slechts een werkstand hoeft te kennen, maar dat ook kan zijn voorzien in meerdere, onderling verschillende werkstanden, bijv, een achteruitrijstand om tijdens het inparkeren van het voertuig de bestuurder een ander blikveld te bieden.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een buitenzichteenheid voor een voertuig, in het bijzonder een motorvoertuig, omvattende een verstelinstrument zoals hiervoor beschreven, en een met de behuizing gekoppelde spiegel, display, LIDAR en/of camera. Opgemerkt wordt, dat de in de alinea’s hierboven beschreven technische maatregelen van de aandrijving telkens ook op zichzelf op voordelige wijze kunnen toegepast in een aandrijving met een andere configuratie, d.w.z. de individuele technische maatregelen kunnen desgewenst uit hun context worden geïsoleerd en alleen worden toegepast, en desgewenst met één of meerdere van de hierboven genoemde maatregelen worden gecombineerd.

De uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van uitvoeringsvoorbeelden van verstelinstrumenten die zijn getoond in tekeningen. In de tekeningen betreft:

Fig. IA een schematisch perspectivisch uiteengenomen vereenvoudigd bovenaanzicht van een verstelinstrument overeenkomstig de uitvinding;

Fig. 1B een schematisch perspectivisch uitgenomen onderaanzicht van het verstelinstrument van Fig. IA;

Fig. 2A een vereenvoudigd schematisch bovenaanzicht van het verstelinstrument overeenkomstig de uitvinding in de werkstand;

Fig. 2B een vereenvoudigd schematisch bovenaanzicht van een verstelinstrument overeenkomstig de uitvinding in de parkeerstand;

Fig. 2C een vereenvoudigd schematisch bovenaanzicht van een verstelinstrument overeenkomstig de uitvinding in een overvouwstand.

Fig. 3 een schematisch zijaanzicht van het verstelinstrument van Fig. IA en 1B in de stabiele axiale grondpositie van de werkstand;

Fig. 4 een schematisch zijaanzicht van het verstelinstrument van Fig. 3 in een tussenstand;

Fig. 5 een schematisch zijaanzicht van het verstelinstrument van Fig. 3 waarin de behuizing in een axiaal verder verwijderde positie is ten opzichte van de voet dan in de werkstand;

Fig. 6 een schematisch perspectivisch detailaanzicht van een doorsnede van een verstelinstrument overeenkomstig de uitvinding;

Fig. 7 A een schematisch perspectivisch aanzicht van een rotatiesensor voor een derde uitvoeringsvorm van een verstelinstrument overeenkomstig de uitvinding in een met de werkstand corresponderende werkhoekstand, en

Fig. 7B een schematisch perspectivisch aanzicht van een rotatiesensor voor een vierde uitvoeringsvorm van een verstelinstrument overeenkomstig de uitvinding in een zich ten opzichte van de werkhoekstand verdraaide hoekstand.

Op gemerkt wordt dat de figuren slechts schematische weergaven betreffen van voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding, en dat deze gegeven worden bij wijze van niet limiterende uitvoeringsvoorbeelden. In de uitvoeringsvoorbeelden zijn bij de verschillende uitvoeringsvormen gelijke of corresponderende onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers weergegeven.

Fig. IA en 1B tonen een uitvoeringsvorm van een verstelinstrument 1 voor een buitenzichteenheid voor een voertuig, in het bijzonder een motorvoertuig, in uiteengenomen toestand. Het verstelinstrument 1 omvat een basis 2. De basis 2 omvat een voet 3 en zich daar vanaf langs een langsas L uitstrekkende zwenkas 4. In deze uiteengenomen toestand zijn deze getoond als losse onderdelen. In de samengestelde toestand vormen ze één geheel. Uiteraard kunnen ze ook als één stuk zijn gevormd. Een in deze figuren getoonde onderste helft van een behuizing 5 omgeeft de zwenkas 4 en de behuizing 5 is om de langsas L van de zwenkas 4 heen in een verstelbereik zwenkbaar. De behuizing 5 is in het verstelbereik zwenkbaar tussen ten minste een parkeerstand I en een werkstand II, waarbij de basis 2 en de behuizing 5 via nokken 6 samenwerken. Een buitenkap van de behuizing 5 en de parkeerstand I, de werkstand II en een overvouwstand III zijn getoond in Fig. 2A, B en C en zullen verderop worden toegelicht. In dit uitvoeringsvoorbeeld omvatten de samenwerkende nokken 6 respectievelijk een aan de basis 2 voorziene basisnokkenring 6a en een aan de behuizing 5 voorziene behuizingsnokkenring 6b. De basisnokkenring 6a is rotatiegeborgd aangebracht op de voet 3, zoals bijvoorbeeld te zien in Fig. 3-5. De behuizingsnokkenring 6b is aangebracht aan de naar de voet 3 toegekeerde onderzijde van de onderste helft van de behuizing 5. De nokken 6 grijpen in de werkstand II in elkaar, zoals bijvoorbeeld getoond in Fig. 3, zodat de behuizing 5 in een stabiele axiale grondpositie A is ten opzichte van de voet

3. De nokken 6 bewegen bij verzwenking van de behuizing 5 ten opzichte van de basis 2 vanuit de werkstand II langs de langsas L ten opzichte van elkaar uiteen, zoals bijvoorbeeld getoond in Fig. 4. Bij verdere verzwenking steunen de nokken 6 op elkaar af, zodat de behuizing 5 in een axiaal verder verwijderde positie B is ten opzichte van de voet 3 dan in de werkstand II, zoals bijvoorbeeld te zien in Fig. 5. Voorts is voorzien in een detector 7 die is ingericht om te verifiëren dat de behuizing 5 in de stabiele axiale grondpositie is. In Fig. 1 en 3-5 is een eerste uitvoeringsvorm van de detector 7, waarbij de detector 7 op de nokken 6 aangebrachte samenwerkende elektrische contactvlakken 13 omvat die in de stabiele axiale grondpositie A samenwerken om elektrische stroom door te laten. Dit correspondeert met een bevestigende toestand waarin wordt bevestigd, dat de behuizing 5 daadwerkelijk in de stabiele axiale grondpositie A is. Wanneer de elektrische contactvlakken 13 door verzwenking van de behuizing 5 ten opzichte van de voet 3 uit elkaar bewegen wordt de elektrische stroom onderbroken. Dit correspondeert met een nietbevestigende toestand waarin niet (meer) bevestigd wordt dat de behuizing 5 in de stabiele axiale grondpositie Ais. Als alternatief kunnen de contactvlakken 13 de elektrische stroom juist in de stabiele axiale grondpositie A onderbreken. Het moge de vakman duidelijk zijn dat de contactvlakken 13 ook elders kunnen zijn aangebracht dan op de nokken 6, zoals bijvoorbeeld tussen de behuizing 5 en zwenkas 4 of voet 3.

Als alternatief of in aanvulling kan de detector 7 een sensor 14 omvatten om te verifiëren dat de behuizing 5 zich in de stabiele axiale grondpositie A bevindt. Een dergelijke sensor 14 kan bijvoorbeeld een druksensor, een lichtsensor, een capacitieve sensor, een inductieve sensor, een resistieve sensor, een Piëzo-elektrische sensor, een potentiometer of een Hall sensor omvatten.

Fig. 2A-C tonen een vereenvoudigd schematisch bovenaanzicht van een verstelinstrument 1 overeenkomstig de uitvinding in respectievelijk een werkstand II, een parkeerstand I en een overvouwstand III. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de buitenkap van de behuizing 5 getoond met een buitenzichteenheid, in het bijzonder een buitenspiegel. Het moge voor de vakman duidelijk zijn dat tevens een buitenzichteenheid omvattende een camera, LIDAR, andere elektronische observatiemiddelen en/of display mogelijk is.

Fig. 3 toont een schematisch zijaanzicht van het verstelinstrument 1 van Fig. IA en 1B in de stabiele axiale grondpositie A van de werkstand II. Hier is te zien dat de samenwerkende nokken 6 in de werkstand II inelkaar grijpen. Fig. 4 toont tevens een schematisch zijaanzicht van het verstelinstrument 1 van Fig. 3. Bij verzwenking van de behuizing 5 ten opzichte van de basis 2 bewegen de nokken 6 vanuit de werkstand II langs de langsas L ten opzichte van elkaar uiteen naar een zogenoemde tussenstand. Voorts toont Fig. 5 een schematisch zijaanzicht van het verstelinstrument 1 van Fig. 3 waarin de behuizing 5 in een axiaal verder verwijderde positie B is ten opzichte van de voet 3 dan in de werkstand II. In deze axiaal verder verwijderde positie B steunen de nokken 6 op elkaar af.

Fig. 6 toont een detailaanzicht van een doorsnede van een tweede uitvoeringsvorm van een verstelinstrument 1 overeenkomstig de uitvinding. In deze uitvoeringsvorm is de detector 7 door beweging van de behuizing 5 ten opzichte van de voet 3 omschakelbaar tussen een met de stabiele axiale grondpositie A corresponderende bevestigende toestand, en een van de grondpositie A verwijderde positie B corresponderende niet-bevestigende toestand. Daartoe omvat de detector 7 van de tweede uitvoeringsvorm een schakelaar 8, in het bijzonder een micro-schakelaar. De schakelaar 8 is aangebracht op een in het verstelinstrument 1 op genomen printplaat 9 (PCB). De schakelaar 8 is voorzien van een arm 10 die samenwerkt met een aanslag 11 op de basis 2, in het bijzonder op de zwenkas 4. De detector 7 is door axiale beweging 15 van de behuizing 5 ten opzichte van de voet 3 omschakelbaar tussen de met de stabiele grondpositie A corresponderende bevestigende toestand, en een met een axiaal van de grondpositie A verwijderde positie B niet-bevestigende toestand. Bij axiale beweging 15 van het verstelmechanisme 1 naar of vanuit de stabiele axiale grondpositie A geeft de omslag ten behoeve van de verificatie. In de stabiele axiale grondpositie A is de schakelaar 8 in de bevestigende toestand. Zodra de verstelinrichting 1 door samenwerking van de nokken 6 uit de stabiele axiale grondpositie A komt, gaat de schakelaar 8 over naar de nietbevestigende toestand doordat deze tijdens de axiale beweging 15 van de behuizing 5 ten opzichte van de basis 2 via de arm 10 met de aanslag 11 samenwerkt, en vice versa.

Fig. 7A en 7B tonen een schematisch perspectivisch aanzicht van een rotatiesensor 12 van respectievelijk een derde uitvoeringsvorm en een vierde uitvoeringsvorm van een verstelinstrument 1 overeenkomstig de uitvinding in respectievelijk een met de werkstand corresponderende werkhoekstand α en een zich buiten de werkstand bevindende hoekstand. Door rotatie van de behuizing 5 ten opzichte van de voet 3 is de rotatiesensor 12 omschakelbaar tussen een met de stabiele axiale grondpositie A overeenkomende werkhoekstand α corresponderende bevestigende toestand, en een ten opzichte van de werkhoekstand α verdraaide hoekstand 6 die correspondeert met de niet-bevestigende stand. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de rotatiesensor 12 uitgevoerd als een magnetische hoeksensor, waarbij een 2-pools magneet boven een geïntegreerde schakeling is aangebracht. De geïntegreerde schakeling kan direct de hoek van het magnetische veld waarnemen, bijvoorbeeld door middel een of meerdere van een Hall-sensor of Magneto-resistieve sensor. Fig. 7B toont een alternatieve zijdelingse inrichting voor de geïntegreerde schakeling, die het mogelijk maakt om de hoekstand van een magneet die zijdelings langs de magneet is geplaatst, waar te nemen. Als alternatief kan ook een optische encoder gebruikt worden om de hoek van de zwenkas te meten, in het bijzonder door middel van LEDs, reflectoren en fotodetectoren.Aldus is beschreven een verstelinstrument voor een buitenzichteenheid voor een voertuig, omvattende een basis, omvattende een voet en zich daar vanaf langs een langsas uitstrekkende zwenkas, en een behuizing die de zwenkas omgeeft, en die om de langsas van de zwenkas heen in een verstelbereik zwenkbaar is tussen ten minste een parkeerstand en een werkstand. De basis en de behuizing werken via nokken samen die in de werkstand in elkaar grijpen zodat de behuizing in een stabiele axiale grondpositie is ten opzichte van de voet. De nokken bewegen bij verzwenking van de behuizing ten opzichte van de basis vanuit de werkstand langs de langsas ten opzichte van elkaar uiteen, en steunen bij verdere verzwenking op elkaar af, zodat de behuizing in een axiaal verder verwijderde positie is ten opzichte van de voet dan in de werkstand. Het verstelinstrument is voorts voorzien van een detector die is ingericht om te verifiëren dat de behuizing in de stabiele axiale grondpositie is.

Opgemerkt wordt, dat de uitvinding niet beperkt is tot de hier beschreven uitvoeringsvoorbeelden. De verstelinrichting kan bijvoorbeeld zijn voorzien van vele andere functies, zoals een aanslag die bij tijdens handmatige verstelling vanuit de werkstand zowel in de richting van de parkeerstand als in de richting van de overvouwstand een fysieke of auditieve aanslag vormt, die tijdens elekrtische verstelling in althans verstelling in de de richting van de parkeerstand niet aanwezig is. Een dergelijke funcie staat bekend als ‘double detent’. Ook kunnen de samenwerkende nokken in de werkstand onder veerbelasting staan, bijvoorbeeld van een om de zenkas opgenomen schroefveer, en kan deze veerbelasting voordat de behuizing elektrisch vanuit de werkstand ten opzichte van de basis verzwenk, worden opgeheven. Dit kan bijvoorbeeld worden geïmplementeerd doordat de aandijving een interne slag maakt, waardoor de veerkracht vanaf de behuizing wordt overgeplaatst naar de basis. De basis kan daartoe zijn voorzien van een koppelring, en de basis kan daartoe zijn voorzien van een nokkenring. Degelijke functies van verstelinrichtingen zijn op zichzelf bekend, en zijn bijvoorbeeld beschreven in bijvoorbeeld WO 2005/075249, WO 2012/047104 en WO2017/074193.

Dergelijke varianten zullen de vakman duidelijk zijn en worden geacht te liggen binnen het bereik van de uitvinding, zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.

LIJST VAN VERWIJZINGSCIJFERS

1. Verstelinstrument

2. Basis

Voet

Zwenkas

Behuizing

Nokken

6a Basisnokkenring

6b Behuizingsnokkenring

Detector

Schakelaar

Printplaat

Arm

Aanslag

Rotatiesensor

Contactvlakken

Sensor

Axiale beweging

I Parkeerstand

II Werkstand

III Overvouwstand

A Stabiele axiale grondpositie

B Verwijderde positie

L Langsas α Werkhoekstand

Verdraaide hoekstand

Claims

CONCLUSIES

1/7

FIG. 1A

1. Verstelinstrument voor een buitenzichteenheid voor een voertuig, omvattende:

- een basis, omvattende een voet en zich daar vanaf langs een langsas uitstrekkende zwenkas,

- een behuizing die de zwenkas omgeeft, en die om de langsas van de zwenkas heen in een verstelbereik zwenkbaar is tussen ten minste een parkeerstand en een werkstand waarbij

- de basis en de behuizing via nokken samenwerken die in de werkstand in elkaar grijpen zodat de behuizing in een stabiele axiale grondpositie is ten opzichte van de voet, en die bij verzwenking van de behuizing ten opzichte van de basis vanuit de werkstand langs de langsas ten opzichte van elkaar uiteen bewegen, en bij verdere verzwenking op elkaar afsteunen, zodat de behuizing in een axiaal verder verwijderde positie is ten opzichte van de voet dan in de werkstand waarbij voorts

- is voorzien in een detector die is ingericht om te verifiëren dat de behuizing in de stabiele axiale grondpositie is.

2/7

FIG. 1B

2. Verstelinstrument volgens conclusie 1, waarbij de detector door beweging van de behuizing ten opzichte van de voet omschakelbaar is tussen een met de stabiele axiale grondpositie corresponderende bevestigende toestand, en een van de grondpositie verwijderde positie corresponderende niet-bevestigende toestand.

3/7

FIG. 2B

3. Verstelinstrument volgens conclusie 1 of 2, waarbij de detector door axiale beweging van de behuizing ten opzichte van de voet omschakelbaar is tussen de met de stabiele axiale grondpositie corresponderende bevestigende toestand, en een met een axiaal van de grondpositie verwijderde positie corresponderende niet-bevestigende toestand.

4. Verstelinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de detector samenwerkende elektrische contactvlakken omvat.

5. Verstelinstrument volgens een der voorgaande conclusies, de detector een schakelaar omvat, in het bijzonder een micro-schakelaar.

6. Verstelinstrument volgens conclusie 5, waarbij de schakelaar is aangebracht op een in het verstelinstrument op genomen printplaat, in het bijzonder een PCB, en waarbij de schakelaar is voorzien van een arm die samenwerkt met een aanslag op de basis, in het bijzonder op de zwenkas.

7. Verstelinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de detector een sensor omvat om te verifiëren dat de behuizing zich in de stabiele axiale grondpositie bevindt.

8. Verstelinstrument volgens conclusie 6, waarbij de sensor een druksensor, een capacitive sensor, een inductieve sensor, een resistieve sensor, een lichtsensor, een Piëzo-elektrische sensor, een potentiometer of een Hall sensor omvat.

9. Verstelinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de samenwerkende nokken zijn voorzien aan respectievelijk de basis, in het bijzonder de voet, en de behuizing.

10. Verstelinstrument volgens conclusie 9, waarbij de samenwerkende nokken respectievelijk een aan de basis voorziene basisnokkenring en een aan de behuizing voorziene behuizingnokkenring omvatten, die in het verstelbereik alleen in de werkstand in elkaar grijpen.

11. Verstelinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de axiaal verder verwijderde positie een ten opzichte van de voet verhoogde positie is.

12. Verstelinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het verstelbereik een parkeerstand en een overvouwstand omvat, met een daartussen gelegen, met een rijstand corresponderende werkstand.

13. Verstelinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de behuizing de detector omsluit zodanig dat de detector van de omgeving is afgeschermd.

14. Verstelinstrument volgens een der voorgaande conclusies, waarbij

5 de behuizing ten opzichte van de basis verstelbaar is via een tussen de behuizing en de basis werkzame elektrische aandrijving.

15. Verstelinstrument volgens conclusie 14, waarbij de elektrische aandrijving is voorzien van een een stroombegrenzingscircuit, dat is ingericht om af te schakelen bij stilvallen van de elekromotor.

10 16. Buitenzichteenheid voor een voertuig, omvattende een verstelinstrument volgens een der voorgaande conclusies, en met de behuizing gekoppelde spiegel, display, LIDAR, elektronische bewakingsmiddelen en/of camera.

4/7