NL2016451B1 - Inrichting voor het vervoeren van een kind, en kinderzitje - Google Patents

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vervoeren van een kind met een verstelbaar kinderzitje. De inrichting volgens de uitvinding omvat een spaninrichting omvattende een eerste band welke gekoppeld is aan het zitdeel en een paar in hoofdzaak onelastische banden welke elk bij een eerste einde zijn verbonden aan de eerste band en bij een tweede einde zijn verbonden aan respectievelijke weerszijden van het gestel. De inrichting omvat tevens een verstelinrichting met welke het paar onelastische banden gefixeerd kan worden ten opzichte van het rugdeel. Volgens de uitvinding is de eerste band een elastisch band welke, althans na opheffing van de fixatie van de het paar onelastische banden, een trekkracht uitoefent op de onelastische banden waardoor deze aangetrokken worden.

Description

Inrichting voor het vervoeren van een kind, en kinderzitje

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vervoeren van een kind. Meer in het bijzonder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een dergelijke inrichting welke is uitgerust met een verstelbaar kinderzitje.

Kinderwagens met een verstelbaar kinderzitje zijn bekend in de stand der techniek. Een dergelijke kinderwagen omvat een gestel en een aan het gestel gekoppeld zitje omvattende een zitdeel en een rugdeel, welke delen scharnierend aan elkaar zijn verbonden. Voorts omvat de kinderwagen een spanrichting. Deze spaninrichting omvat een eerste band welke gekoppeld is aan het zitdeel, een paar in hoofdzaak onelastische banden welke elk bij een eerste einde zijn verbonden aan een eerste einde van de eerste band en bij een tweede einde zijn verbonden aan respectievelijke weerszijden van het gestel, en een verstelinrichting welke vast is verbonden met het rugdeel. Hierbij omvat de verstelinrichting een door een gebruiker bedienbaar klemorgaan welke in een klemmende toestand en in een vrije toestand gebracht kan worden, waarbij het klemorgaan in de klemmende toestand ten minste één van het paar onelastische banden fixeert ten opzichte van het rugdeel en waarbij het klemorgaan in de vrije toestand deze fixatie opheft.

Indien bij de bekende kinderwagen het kinderzitje, met daarin een kind, vanuit een zitstand naar een ligstand moet worden gebracht, ontgrendelt de gebruiker de vergrendeling. Als gevolg van het eigen gewicht van het kind zal het rugdeel neerwaarts scharnieren ten opzichte van het zitdeel. Tijdens de scharnierende beweging houdt de gebruiker met een hand het rugdeel vast om de beweging geleidelijk te laten verlopen.

Binnen de context van de onderhavige uitvinding is de ligstand niet beperkt tot één enkele positie van het rugdeel maar refereert een ligstand naar een stand van het rugdeel waarbij een kind typisch een liggende houding kan aannemen. Op vergelijkbare wijze is de zitstand niet beperkt tot één enkele positie van het rugdeel maar refereert een zitstand naar een stand van het rugdeel waarbij een kind typisch een zittende houding kan aannemen. Anders gezegd correspondeert een beweging van de ligstand naar de zitstand met een opwaarts scharnierende beweging van het rugdeel en correspondeert een beweging van de zitstand naar de ligstand met een neerwaarts scharnierende beweging. Verder zijn een veelvoud aan tussenliggende posities mogelijk. Meer in het bijzonder is een traploze regeling mogelijk.

Indien het kinderzitje, met daarin een kind, vanuit de ligstand naar de zitstand moet worden gebracht zal de gebruiker wederom de fixatie ontgrendelen. Echter, in dit geval heeft de gebruiker twee handen nodig om het rugdeel te scharnieren. De gebruiker bedient met één hand het klemorgaan waarbij met dezelfde hand een duwbeweging wordt uitgeoefend. Als gevolg van het naar boven bewegen van het rugdeel zal de afstand tussen het klemorgaan en de bevestigingspunten van de onelastische banden op het gestel kleiner worden. Echter, de lengte van het stuk onelastische band tussen het klemorgaan en deze bevestigingspunten zal niet automatisch minder worden. Om deze lengte te verminderen moet de gebruiker met de andere hand neerwaarts aan de eerste band trekken terwijl de gebruiker gelijktijdig met de andere hand het klemorgaan bedient.

Het is gebleken dat bovenstaande handeling voor het vanuit de ligstand naar de zitstand brengen van het kinderzitje door de gebruikers als onwenselijk kan worden ervaren.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een oplossing te verschaffen voor bovenstaand probleem.

Dit doel is bereikt doordat volgens de uitvinding de eerste band een elastisch band is welke, althans na opheffing van de fixatie van het paar onelastische banden door bediening van het klemorgaan, een trekkracht uitoefent op de onelastische banden waardoor deze aangetrokken worden. Bij de kinderwagen volgens de uitvinding zullen bij een beweging vanuit de ligstand naar de zitstand na het vrijgeven van de fixatie de onelastische banden onder spanning komen te staan als gevolg van de elastisch band. Indien een gebruiker nu het rugdeel omhoog beweegt met een hand zal de lengte van het stuk onelastisch band tussen het klemorgaan en de bevestigingspunten automatisch afnemen.

Het zitje kan een veelvoud aan onderling scharnierend verbonden panelen omvatten. Hierbij kunnen het zitdeel en het rugdeel elk een veelvoud aan panelen omvatten. Het is tevens mogelijk dat het rugdeel en het zitdeel een paneel delen.

Het zitdeel strekt zich volgens een eerste richting uit vanuit een voeteneinde, welke overeenkomt met de positie van de voeten indien een kind op reguliere wijze in het kinderzitje plaats heeft genomen, richting het rugdeel. Hierbij is de elastische band bij voorkeur parallel geplaatst aan de eerste richting.

Het geniet verder de voorkeur indien de onelastische banden zich uitstrekken vanaf de elastische band via het klemorgaan naar het gestel. Hierbij bevindt het klemorgaan zich dus altijd tussen het gestel en de verbinding tussen de elastische band en de onelastische banden.

Het gestel omvat bij voorkeur een wiel-dragend onderstel en een paar zich parallel vanuit het onderstel uitstrekkende armen, waarbij de onelastische banden elk gekoppeld zijn aan een andere arm.

De zich vanuit het onderstel uitstrekkende armen kunnen elk een onderste deel en een bovenste deel omvatten welke scharnierend aan elkaar zijn gekoppeld. Verder kan elk onderste deel scharnierend gekoppeld zijn aan het onderstel. Hierdoor kan de inrichting worden ingeklapt door eerste de bovenste delen te roteren ten opzichte van de onderste delen en vervolgens de onderste en bovenste delen samen te roteren ten opzichte van het onderstel. Tevens kan elke onelastische band verbonden zijn met een afzonderlijk bovenste deel.

Het klemorgaan kan een eerste deel en een tweede deel omvatten welke naar elkaar toe kunnen bewegen voor het genoemde klemmen, alsmede een veer voor het onder veerspanning brengen van deze beweging, welke veerspanning is ingericht het eerste en tweede deel naar elkaar toe te laten bewegen.

Het eerste deel kan voorzien zijn van een structuur voor het met een hand kunnen aangrijpen van het eerste deel om het eerste deel en tweede deel van elkaar af te bewegen. In aanvulling hierop of ter vervanging hiervan kan de verstelinrichting een geleider omvatten voor het geleiden van de onelastische banden van de elastische band naar het gestel.

Ten minste één van het eerste en tweede deel kan een getande structuur omvatten voor het aangrijpen van ten minste één onelastische band voor het genoemde fixeren van de onelastische band ten opzichte van het rugdeel.

Een tweede einde van de elastische band kan vast zijn verbonden met de verstelinrichting, waarbij de inrichting verder een aan het zitdeel verbonden lus-element omvat, zoals een ring, door welke de elastisch band is geleid. Bij deze oplossing kan een lange elastische band gebruikt worden. Bij andere oplossingen is het tweede einde vast verbonden aan het zitdeel, zonder gebruik te maken van een lus-element.

De onderhavige uitvinding heeft eveneens betrekking op een zitje voor een inrichting voor het vervoeren van een kind. Hierbij is het zitje uitgevoerd zoals hierboven beschreven.

In het hiernavolgende zal de onderhavige uitvinding in meer detail worden besproken onder verwijzing naar de bij gevoegde figuren, waarbij:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht toont van een uitvoeringsvorm van een kinderwagen in overeenstemming met de onderhavige uitvinding, waarbij het kinderzitje in zitstand is geplaatst;

Figuur 2 een achteraanzicht toont van de kinderwagen uit figuur 1;

Figuur 3 de kinderwagen toont uit figuur 1 met het kinderzitje in ligstand; en

Figuren 4 A en 4B respectievelijk de verstelinrichting en een detail weer gave daarvan tonen behorende bij het kinderzitje uit figuur 1.

Figuur 1 toont een kinderwagen 1 met een gestel 2 welke een onderstel 2’ omvat.

Onderstel 2’ is gekoppeld aan een viertal wielen 3. Echter, de uitvinding sluit niet uit dat de vinding wordt toegepast op bijvoorbeeld buggy’s of andere inrichtingen voor het vervoeren van een kind waarbij bijvoorbeeld drie wielen worden gebruikt.

Vanuit onderstel 2’ strekken zich twee armen 4 parallel en schuin achterwaarts uit, welke elk een onderste deel 41 en een bovenste deel 42 omvatten welke door middel van een scharnier 43 scharnierend aan elkaar zijn verbonden. Onderstel 2’ omvat scharnieren 44 met welke onderste delen 41 scharnieren aan onderstel 2’ zijn verbonden. Hierdoor is kinderwagen 1 inklapbaar. In een uitvoeringsvorm kan kinderwagen 1 worden ingeklapt door eerste bovenste delen 42 voorwaarts te roteren om vervolgens onderste en bovenste delen 41, 42 neerwaarts richting onderstel 2’ te roteren. De hiergenoemde afzonderlijke roterende bewegingen kunnen zijn vergrendeld door middel van niet getoonde en bekende vergrendelmiddelen. Deze vergrendelmiddelen kunnen door bediening van bekende niet getoonde bedieningsorganen ontgrendeld worden. In een uitvoeringsvorm is er een separate vergrendeling voor de rotatie van bovenste deel 42 naar onderste deel 41 en de rotatie van onderste en bovenste delen 41, 42 naar onderstel 2’.

Aan de bovenzijde van armen 4 is een telescopisch beweegbare duwer 5 voorzien. Hierbij omvat duwer 5 en centraal deel 6 en een paar, zich vanuit centraal deel 6 parallel uitstrekkende, duwarmen 7 welke ten minste ten dele schuifbaar zijn opgenomen in armen 4.

Kinderwagen 1 omvat verder een zitje 10 welke een rugdeel 11 en een zitdeel 12 omvat. Zoals getoond in figuur 2 omvat zitje 10 een veelvoud aan panelen 13 welke onderling scharnierend zijn bevestigd. Dit kan bijvoorbeeld door de verbinding tussen panelen 13 zeer dun uit te voeren. Dit staat een integrale fabricage toe van zitdeel 12 en rugdeel 11 zonder dat het scharnieren van deze delen wordt verhinderd.

Figuur 2 toont een elastische band 14 welke door een aan zitdeel 12 verbonden lus-element 45 is geleid. Aan het ene eind van band 14 zijn twee onelastische banden 15 verbonden, terwijl het andere einde vast is verbonden aan een verstelinrichting 16. Onelastische banden 15 strekken zich uit vanaf elastische band 14 richting de verstelinrichting 16 welke een klemorgaan 17 omvat. Dit laatste orgaan omvat een eerste deel 18 en een tweede deel 19, zie figuur 4A en figuur 4B. Hierbij omvat eerste deel 18 een structuur 20 zodanig dat deze met de hand kan worden aangegrepen zodat eerste deel 18 en tweede deel 19 van elkaar af bewogen kunnen worden. Verstelinrichting 16 omvat een geleider 21 voor het geleiden van onelastische banden 15 van de elastische band naar punten 22 waar banden 15 aan armen 42 zijn bevestigd. Verder omvat eerste deel 18 een getande structuur 23 voor het aangrijpen van ten minste één onelastische band 15 zodat deze gefixeerd wordt ten opzichte van rugdeel 11.

Zoals getoond in figuur 4B omvat klemorgaan 17 een veer 24 welke voor een zodanige veerspanning zorgt dat eerste deel 18 en tweede deel 19 naar elkaar toe worden geduwd. Hierdoor wordt bereikt dat zonder uitoefening van kracht door de gebruiker, onelastische banden 15 gefixeerd zijn.

Figuur 1 toont het kinderzitje in zitstand. Figuur 3 toont hetzelfde zitje in ligstand. Om vanuit de zitstand naar de ligstand te geraken bedient de gebruiker klemorgaan 17. Hierdoor zullen onelastische banden 15 niet langer gefixeerd zijn. Indien een kind in het kinderzitje aanwezig is, zal door het gewicht van het kind rugdeel 11 neerwaarts scharnieren ten opzichte van zitdeel 12. Hierdoor zal de lengte van onelastische banden 15 dat zich tussen klemorgaan 17 en verbindingspunten 22 bevindt, toenemen. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat elastische band 14 zich tegen zijn eigen veerkracht in uitstrekt.

Indien het kinderzitje vanuit de ligstand naar de zitstand moet worden gebracht, zal de gebruiker wederom klemorgaan 17 bedienen. Bij de beweging naar de zitstand zal de lengte van de onelastische banden 15 dat zich tussen klemorgaan 17 en verbindingspunten 22 bevindt, moeten afnemen. Immers, is dit niet het geval zal bij loslaten van klemorgaan 17 fixatie van onelastische banden 15 op dezelfde positie plaatsvinden als bij de ligstand. Dientengevolge zal rugdeel 11 ongewenst neerwaarts scharnieren.

Bovenstaande verkleining van de lengte van de onelastische banden 15 dat zich tussen klemorgaan 17 en verbindingspunten 22 bevindt, wordt volgens de uitvinding bereikt door de werking van elastische band 14. Deze is namelijk in uitgestrekte toestand en zal dientengevolge een trekkracht uitoefenen op onelastische banden 15. Hierdoor zullen onelastische banden 15 neerwaarts bewegen ten opzichte van klemorgaan 17.

Zoals uit bovenstaande beschrijving blijkt biedt de onderhavige uitvinding een oplossing met welke op eenvoudige wijze en met slechts één hand een traploze verstelling van het kinderzitje wordt gerealiseerd.

Het moge de vakman duidelijk zijn dat verscheidene wijzigingen mogelijk zijn aan de hier getoonde uitvoeringsvormen zonder hierbij af te wijken van de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding welke wordt gedefinieerd in de bijgaande conclusies.

Claims (15)

1. Inrichting voor het vervoeren van een kind, omvattende: een gestel; een aan het gestel gekoppeld zitje omvattende: een zitdeel en een rugdeel, welke delen scharnierend aan elkaar zijn verbonden; een spaninrichting omvattende: een eerste band welke gekoppeld is aan het zitdeel; een paar in hoofdzaak onelastische banden welke elk bij een eerste einde zijn verbonden aan een eerste einde van de eerste band en bij een tweede einde zijn verbonden aan respectievelijke weerszijden van het gestel; een verstelinrichting welke vast is verbonden met het rugdeel; waarbij de verstelinrichting een door een gebruiker bedienbaar klemorgaan omvat welke in een klemmende toestand en in een vrije toestand gebracht kan worden, waarbij het klemorgaan in de klemmende toestand ten minste één van het paar onelastische banden fixeert ten opzichte van het rugdeel en waarbij het klemorgaan in de vrije toestand deze fixatie opheft; met het kenmerk, dat de eerste band een elastisch band is welke, althans na opheffing van de fixatie van de het paar onelastische banden door bediening van het klemorgaan een trekkracht uitoefent op de onelastische banden waardoor deze aangetrokken worden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het zitje een veelvoud aan onderling scharnierend verbonden panelen omvat.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het zitdeel zich vanuit een voeteneinde uitstrekt volgens een eerste richting uitstrekt richting rugdeel, waarbij de elastisch band parallel is geplaatst aan de eerste richting.

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de onelastische banden zich uitstrekken vanaf de elastische band via het klemorgaan naar het gestel.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het gestel een wiel-dragend onderstel omvat en een paar zich parallel vanuit het onderstel uitstrekkende armen, waarbij de onelastische banden elk gekoppeld zijn aan een andere arm.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de zich vanuit het onderstel uitstrekkende armen elk een onderste deel en een bovenste deel omvatten welke scharnierend aan elkaar zijn gekoppeld.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij elk onderste deel scharnierend gekoppeld is aan het onderstel.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij elke onelastische band is verbonden met een afzonderlijk bovenste deel.

9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het klemorgaan een eerste deel en een tweede deel omvat welke naar elkaar toe kunnen bewegen voor het genoemde klemmen, alsmede een veer voor het onder veerspanning brengen van deze beweging, welke veerspanning is ingericht het eerste en tweede deel naar elkaar toe te laten bewegen.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij het eerste deel een structuur omvat voor het met een hand kunnen aangrijpen van het eerste deel om het eerste deel en tweede deel van elkaar af te bewegen.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, waarbij het tweede deel een geleider omvat voor het geleiden van de onelastische banden van de elastische band naar het gestel.

12. Inrichting volgens een van de conclusies 9-11, waarbij ten minste één van het eerste en tweede deel een getande structuur omvat voor het aangrijpen van ten minste één onelastische band voor het genoemde fixeren van de onelastische band ten opzichte van het rugdeel.

13. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een tweede einde van de elastische band vast is verbonden met de verstelinrichting, de inrichting verder omvattende een aan het zitdeel verbonden lus-element, zoals een ring, door welke de elastisch band is geleid.

14. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de inrichting een kinderwagen of een buggy omvat.

15. Zitje voor een inrichting voor het vervoeren van een kind, welke inrichting een gestel omvat aan welke het zitje gekoppeld kan worden, waarbij het zitje omvat: een zitdeel en een rugdeel, welke delen scharnierend aan elkaar zijn verbonden; een spaninrichting omvattende: een eerste band welke gekoppeld is aan het zitdeel; een paar in hoofdzaak onelastische banden welke elk bij een eerste einde zijn verbonden aan een eerste einde van de eerste band en bij een tweede einde zijn verbonden aan respectievelijke weerszijden van het gestel; een verstelinrichting welke vast is verbonden met het rugdeel; waarbij de verstelinrichting een door een gebruiker bedienbaar klemorgaan omvat welke in een klemmende toestand en in een vrije toestand gebracht kan worden, waarbij het klemorgaan in de klemmende toestand ten minste één van het paar onelastische banden fixeert ten opzichte van het rugdeel en waarbij het klemorgaan in de vrije toestand deze fixatie opheft; met het kenmerk, dat de eerste band een elastisch band is welke, althans na opheffing van de fixatie van de het paar onelastische banden door bediening van het klemorgaan een trekkracht uitoefent op de onelastische banden waardoor deze aangetrokken worden.