NL2015897B1 - Bevestigingsconstructie, in het bijzonder voor een buitenzichteenheid van een motorvoertuig. - Google Patents

Abstract

Bevestigingsconstructie, in het bijzonder voor een buitenzichteenheid van een motorvoertuig, omvattende een basisdeel dat vast met een voertuig kan worden verbonden, en een rotatiedeel dat met het basisdeel koppelbaar is en dat in gekoppelde toestand een centrale as vormt voor het zwenkbaar lageren van een huis van een buitenzichteenheid. Het basisdeel en het rotatiedeel zijn voorzien van ten minste één als een bajonetsluiting samenwerkend nok en groefpaar, zodanig dat in een eerste hoekstand van het rotatiedeel ten opzichte van het basisdeel, het rotatiedeel ten behoeve van het koppelen langs een geometrische as naar het basisdeel kan worden verplaatst om het nok en groefpaar voor samenwerking op te lijnen, en waarbij het rotatiedeel vervolgens om de geometrische as heen vanuit de eerste hoekstand zwenkbaar is naar een tweede hoekstand waarin door samenwerking van het nok en groefpaar, het rotatiedeel ten opzichte van de basis axiaal langs de geometrische as is opgesloten. Het nok en groefpaar is voorzien van onder wigwerking samenwerkende vlakken, en het rotatiedeel werkt voorts via een losbreekbare koppeling rotatiegekoppeld samen met een aandraaideel, zodat het onder losbreking van de losbreekbare koppeling, ten opzichte van het basisdeel en een resterend gedeelte van het rotatiedeel vanuit de tweede hoekstand om de geometrische as kan roteren naar een derde hoekstand.

Description

Titel: Bevestigingsconstructie, in het bijzonder voor een buitenzichteenheid van een motorvoertuig

De uitvinding heeft betrekking op een bevestigingsconstructie, in het bijzonder voor een buitenzichteenheid van een motorvoertuig, omvattende een basisdeel dat vast met een voertuig kan worden verbonden, en een rotatiedeel dat met het basisdeel koppelbaar is en dat in gekoppelde toestand een centrale as vormt voor het zwenkbaar lageren van een huis van een buitenzichteenheid.

Een dergelijke bevestigingsconstructie is bekend uit NL 1019258 en wordt toegepast voor het bevestigen van een buitenzichteenheid, zoals een van een frame voorzien huis dat een buitenspiegel, camera en/of display omvat, aan een motorvoertuig, in het bijzonder aan de buitenzijde daarvan.

Het is gebruikelijk buitenzichteenheden van motorvoertuigen zodanig uit te voeren dat zij naar het voertuig toe kunnen zwenken, bijvoorbeeld in geval van een calamiteit, zoals een aanrijding, of om in geparkeerde toestand minder ruimte in te nemen. De buitenzichteenheden zijn dan uitgevoerd met een centrale as, die vast met het voertuig is verbonden en waaromheen het huis van de buitenzichteenheid met het frame, buitenspiegel en andere voorzieningen, na het overschrijden van een bepaald moment, kan roteren.

Omdat buitenzichteenheden meestal apart worden samengesteld en als samenstelling aan de auto worden bevestigd, wordt de centrale as vaak uitgevoerd als een rotatiedeel dat aan een vast deel van de auto, het basisdeel, kan worden gekoppeld.

Deze koppeling kan worden uitgevoerd door het rotatiedeel met behulp van schroeven met het basisdeel te verbinden. Het rotatiedeel is dan bijvoorbeeld voorzien van een of meer gaten die corresponderen met van schroefdraad voorziene gaten in het basisdeel. Deze oplossing heeft als voordeel dat een bedrijfszekere verbinding kan worden gemaakt, maar als nadeel dat een groot aantal extra montagehandelingen vereist is, en dat bovendien per schroefgat een extra onderdeel vereist is: de schroef.

Het is gebleken dat het aanbrengen van de schroeven tot fouten kan leiden. In het bijzonder kan worden vergeten om schroeven te plaatsen en/of kunnen losse schroeven achterblijven in de buitenzichteenheid. Daarnaast is de aandraaikracht van schroeven moeilijk te controleren. Ook vereisen de schroeven extra montageruimte, wat de vrijheid in het ontwerp van het buitenzichteenheid ernstig kan belemmeren.

In NL 1019258 is voorgesteld om het basisdeel en het rotatiedeel te voorzien van ten minste één als een bajonetsluiting samenwerkend nok en groefpaar, zodanig dat in een eerste hoekstand van het rotatiedeel ten opzichte van het basisdeel, het rotatiedeel ten behoeve van het koppelen langs een geometrische as naar het basisdeel kan worden verplaatst om het nok en groefpaar voor samenwerking op te lijnen en dat, wanneer het nok en groefpaar voor samenwerking is opgelijnd, het rotatiedeel om de geometrische as zwenkbaar is vanuit de eerste hoekstand naar een tweede hoekstand. In de tweede hoekstand is door samenwerking van het nok en groefpaar, het rotatiedeel ten opzichte van de basis axiaal langs de geometrische as opgesloten. Doordat het rotatiedeel en het basisdeel voorts zijn voorzien van samenwerkende blokkeermiddelen die in de tweede hoekstand, is het rotatiedeel geborgd tegen rotatie ten opzichte van het basisdeel om de geometrische as.

Hoewel deze constructie veel voordelen biedt, is in de praktijk is het echter moeilijk gebleken om de axiale opsluiting op bedrijfszekere wijze spelingsvrij te realiseren. In het bijzonder is het relatief kostbaar om de nok en groefparen met geringe axiale speling te vervaardigen, en ook kan de axiale speling gedurende de levensduur van de constructie toenemen door externe factoren zoals trillingen en temperatuurswisselingen.

De uitvinding beoogt een verbeterde bevestigingsconstructie. In het bijzonder beoogt de uitvinding een bevestigingsconstructie met als bajonetsluiting samen werkend nok en groefpaar, waarmee met behoud van genoemde voordelen, genoemde nadelen kunnen worden tegengegaan.

Daartoe voorziet de uitvinding in een bevestigingsconstructie, in het bijzonder voor een buitenzichteenheid van een motorvoertuig, omvattende een basisdeel dat vast met een voertuig kan worden verbonden, en een rotatiedeel dat met het basisdeel koppelbaar is en dat in gekoppelde toestand een centrale as vormt voor het zwenkbaar lageren van een huis van een buitenzichteenheid, waarbij het basisdeel en het rotatiedeel zijn voorzien van ten minste één als een bajonetsluiting samenwerkend nok en groefpaar, zodanig dat in een eerste hoekstand van het rotatiedeel ten opzichte van het basisdeel, het rotatiedeel ten behoeve van het koppelen langs een geometrische as naar het basisdeel kan worden verplaatst om het nok en groefpaar voor samenwerking op te lijnen en het rotatiedeel om de geometrische as heen zwenkbaar is vanuit de eerste hoekstand naar een tweede hoekstand waarin door samenwerking van het nok en groefpaar, het rotatiedeel ten opzichte van het basisdeel axiaal langs de geometrische as is opgesloten, waarbij het nok en groefpaar is voorzien van onder wigwerking samenwerkende vlakken, en waarbij het rotatiedeel voorts via een losbreekbare koppeling rotatiegekoppeld samenwerkt met een aandraaideel, zodat het onder losbreking van de losbreekbare koppeling, ten opzichte van het basisdeel en een resterend gedeelte van het rotatiedeel vanuit de tweede hoekstand om de geometrische as kan roteren naar een derde hoekstand.

Door de bajonetsluiting te voorzien van een onder wigwerking samenwerkend nok en groefpaar, kan door keilwerking bij het roteren naar de tweede stand, de axiale speling uit de bajonetsluiting worden gehaald, en kan zelfs een axiale voorspanning worden aangebracht. Door daarbij te voorzien in een losbreekkoppeling tussen aandraaideel en rotatiedeel, kan er tegelijkertijd voor worden gezorgd, dat ook bij een relatief ruime axiale tolerantie tussen nok en groefpaar, bij het aandraaien een voorafbepaald maximaal aandraaimoment op de bajonetsluiting niet overschreden wordt.

Aldus kan met de bevestigingsconstructie kosteneffectief en bedrijfszeker een axiaal spelingsarme of zelfs spelingsvrije opsluiting worden gerealiseerd.

Wanneer het rotatiedeel voorts via een fixatiekoppeling samenwerkt met het aandraaideel, welke fixatiekoppeling het rotatiedeel in de derde hoekstand rotatievast koppelt met het rotatiedeel, kan worden bereikt dat na ontkoppeling van de losbreekbare koppeling, en rotatie van het aandraaideel ten opzichte van het resterende gedeelte van het rotatiedeel, het aandraaideel weer het resterende gedeelte van het rotatiedeel tot een geheel kan worden gekoppeld.

Wanneer het rotatiedeel en het basisdeel zijn voorzien van samenwerkende blokkeerdelen die het rotatiedeel in de derde hoekstand blokkeren tegen rotatie om de geometrische as ten opzichte van het basisdeel kan worden bereikt dat het rotatiedeel en het basisdeel ten opzichte van elkaar tegen rotatie kunnen worden geborgd. Hierdoor kan tijdens gebruik op het rotatiedeel een moment worden uitgeoefend zonder dat de wigwerking van de bajonetsluiting wordt beïnvloed. In het bijzonder kan dan worden tegengegaan dat de bajonetsluiting overbelast wordt, of onbedoeld losraakt.

Wanneer het huis van de buitenzichteenheid tijdens het verbinden momentoverdragend samenwerkt met het aandraaideel, in het bijzonder via een op het aandraaideel aangebrachte ring met aangrijpelementen, kan de buitenzichteenheid worden vastgezet door het huis te roteren.

Wanneer het aandraaideel ten opzichte van het rotatiedeel axiaal langs de geometrische as beweegbaar is, kunnen de losbreekkoppeling, de fixatiekoppeling en de samenwerkende blokkeerdelen op constructief eenvoudige wijze worden gerealiseerd.

Wanneer het aandraaideel tijdens gebruik onder veerwerking is voorgespannen, in het bijzonder naar een zich in hoofdzaak radiaal ten opzichte van de geometrische as uitstrekkend lageringsdeel dat een nok of groef van de bajonetsluiting draagt, kunnen de losbreekkoppeling, de fixatiekoppeling en de samenwerkende blokkeerdelen op constructief eenvoudige wijze worden bekrachtigd. Ten behoeve van het genereren van veerwerking is daarbij bij voorkeur voorzien in een om de centrale as aangebrachte veer, in het bijzonder een schroefveer.

Verdere uitvoeringsvormen van de bevestigingsconstructie zijn weergegeven in de conclusies.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een buitenzichteenheid voor een motorvoertuig, omvattende een bevestigingsconstructie.

De uitvinding betreft voorts een werkwijze voor het bevestigen van een buitenzichteenheidaan een motorvoertuig waarbij een rotatiedeel van een buitenzichteenheid waaromheen een huis zwenkbaar is gelagerd, via een bajonetsluiting wordt verbonden met een basisdeel dat aan het motorvoertuig is bevestigd, omvattende een eerste montagestap waarin het rotatiedeel langs een geometrische as naar het basisdeel wordt verplaatst om tenminste een nok en groefpaar van de bajonetsluiting voor samenwerking op te lijnen en waarbij, in een tweede montagestap het rotatiedeel door uitoefening van een aandraaimoment op een aangrijpdeel om de geometrische as vanuit een eerste hoekstand wordt verzwenkt naar een tweede hoekstand waarin door wigwerking van het ten minste ene nok en groefpaar, het rotatiedeel ten opzichte van het basisdeel axiaal spelingsvrij langs de geometrische as wordt opgesloten, en waarbij in een derde montagestap ten gevolge van de wigwerking tussen nok en groefpaar, onder losbreking van een losbreekbare koppeling tussen aandraaideel en een resteren gedeelte van het rotatiedeel vanuit de tweede hoekstand ten opzichte van het basisdeel en het resterende gedeelte van het rotatiedeel roteert naar een derde hoekstand.

Het aandraaideel kan daarbij in de derde hoekstand via een fixatiekoppeling rotatievast worden gekoppeld met het rotatiedeel.

Verder kan het rotatiedeel in de derde hoekstand via samenwerkende blokkeerdelen tegen rotatie om de geometrische as ten opzichte van het basisdeel worden geblokkeerd.

Ook kan het huis van de buitenzichteenheid tijdens het verbinden momentoverdragend samenwerken met het aandraaideel.

Ten aanzien van de openbaarmaking in deze aanvrage wordt opgemerkt, dat de technische maatregelen van de in de onafhankelijke claim beschreven bevestigingsconstructie ook zelfstandig of in combinatie met slechts een of meer technische maatregelen uit de hoofdclaim, de volgclaims of de beschrijving als uitvinding kunnen worden gezien. Ook de werkwijzestappen van de in de onafhankelijke werkwijzeclaim beschreven werkwijze kunnen zelfstandig of in combinatie met slechts een of meer werkwijzestappen uit de hoofdclaim, de volgclaims of de beschrijving als uitvinding kunnen worden gezien.

De uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld van een bevestigingsconstructie dat is getoond in tekeningen. In de tekeningen toont/tonen:

Fig. 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een bevestigingsconstructie overeenkomstig de uitvinding;

Fig. 2 een schematisch perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van een bevestigingsconstructie overeenkomstig de uitvinding;

Fig. 3 een schematisch perspectivisch aanzicht van een derde uitvoeringsvorm van een bevestigingsconstructie overeenkomstig de uitvinding;

Fig. 4.1 tot en met 4.6 elk een schematisch perspectivisch aanzicht van de bevestigingsconstructie van Fig.3 in opeenvolgende stadia tijdens het verbinden, en

Fig. 5.1 tot en met 5.6 elk een vereenvoudigd zijaanzicht in detail corresponderend met hetgeen getoond is in Fig. 4.1 tot en met 4.6 Fig.

In de figuren zijn gelijke of overeenkomende delen met dezelfde verwijzingscijfers benoemd. Opgemerkt wordt dat de figuren slechts getoond worden bij wijze van uitvoeringsvoorbeeld en geenszins als beperkend dienen te worden beschouwd.

Figuur 1 toont een bevestigingsconstructie 1, in het bijzonder voor een buitenzichteenheid van een motorvoertuig. De constructie en werking van een buitenzichteenheid is de vakman bekend, en zal hier niet nader worden toegelicht. Voor details ten aanzien van de constructie en werking van een buitenzichteenheid wordt verwezen naar NL1019258 waarin een buitenspiegeleenheid wordt beschreven, en waarvan de inhoud hier door referentie als ingelast mag worden beschouwd.

De bevestigingsconstructie 1 omvat een basisdeel 3 dat vast met een voertuig kan worden verbonden, en een rotatiedeel 4 dat met het basisdeel 3 koppelbaar is. Het rotatiedeel 4 vormt in gekoppelde toestand een centrale as 5 voor het zwenkbaar lageren van een huis van een niet weergegeven buitenzichteenheid. Het basisdeel 3 en het rotatiedeel 4 zijn voorzien van ten minste één als een bajonetsluiting 6 samenwerkend nok en groefpaar 7,8.

Het rotatiedeel 4 is voorzien van een zich langs de geometrische as 2 uitstrekkend hoofdasdeel 10 en een zich in hoofdzaak radiaal ten opzichte van de geometrische as 2 uitstrekkend lageringsdeel 11 voor lagering in een kamer 12 in het basisdeel 3. Het lageringsdeel 11 belichaamt in dit uitvoeringsvoorbeeld samen met de kamer 12 de bajonetsluiting 6. De nok 7 is in dit voorbeeld aangebracht als een radiaal en axiaal uitstekende rug op het lageringsdeel 11, en de groef 8 is gevormd onder een uitsteeksel 14 aan de wand 13 van de kamer 12, tussen de onderrand van het uitsteeksel 14 en de bodem van de kamer 12. Het lageringsdeel 11 is uitgevoerd als een lagerplaat 15 die is voorzien van radiaal buitenwaarts en axiaal bovenwaarts reikende nokken 7. De lagerplaat 15 past in de kamer 12 in het basisdeel 3, die is voorzien van een met de lagerplaat 15 corresponderende toegangsopening 16.

Zoals in Figuren 4.1 en 5.1 getoond, kan in een eerste hoekstand al van het rotatiedeel 4 ten opzichte van het basisdeel 3, het rotatiedeel 4 ten behoeve van het koppelen in de richting van de pijl PI langs een geometrische as 2 naar het basisdeel 3 worden verplaatst om het nok en groefpaar 7,8 op te lijnen voor samenwerking. Wanneer het nok en groefpaar 7,8 zoals getoond in Figuren 4.2 en 5.2 zijn opgelijnd voor samenwerking, is het rotatiedeel 4 om de geometrische as 2 heen in de richting van pijl P2 zwenkbaar vanuit de eerste hoekstand al naar een tweede hoekstand a2. De tweede hoekstand a2 is getoond in Figuren 4.3 en 5.3.

Het nok en groefpaar 7,8 is voorzien van onder wigwerking samenwerkende vlakken 17. De onder wigwerking samenwerkende vlakken 17 van nok en groefpaar 7,8 zijn hier uitgevoerd als naar elkaar toe gekeerde, liggende keilvlakken 18, 19 aan respectievelijk de bovenzijde van de door de rug op het lageringsdeel 11 gevormde nok 7, en de onderrand van de door het uitsteeksel 14 aan de wand 13 van de kamer 12 gevormde groef 8.

Het rotatiedeel 4 werkt via een losbreekbare koppeling 20 rotatiegekoppeld samen met een aandraaideel 24. Het aandraaideel 24 omvat in dit voorbeeld een zich om een hoofdasdeel 10 van het rotatiedeel 4 gelegen, als afzonderlijk onderdeel uitgevoerde flens 9. Het aandraaideel 24 is ten opzichte van het rotatiedeel 4 axiaal langs de geometrische as 2 beweegbaar. Het aandraaideel 24 is daarbij tijdens gebruik onder veerwerking naar het lageringsdeel 11 toe voorgespannen. Voor het genereren van veerwerking is voorzien in een -in Figuur 1 niet weergegeven- om de centrale as 5 aangebrachte schroefveer 30 die door de centrale as 5 wordt tegengehouden, en die op het aandraaideel 24 drukt.

Wanneer het rotatiedeel 4 zoals in Figuur 4.1 en 5.1 getoond ten behoeve van het koppelen in de richting van de pijl PI langs een geometrische as 2 naar het basisdeel 3 worden verplaatst om het nok en groefpaar 7,8 voor samenwerking op te lijnen, wordt het aandraaideel 24 tegengehouden door het basisdeel 3, terwijl het hoofdasdeel 10 en de flens 9 axiaal verder bewegen. Hierdoor wordt de veer 30 samengedrukt, en staat, wanneer het nok en groefpaar 7,8 zoals getoond in Figuren 4.2 en 5.2 zijn opgelijnd voor samenwerking, het aandrijfdeel onder sterke veerwerking.

De losbreekbare koppeling 20 omvat in dit voorbeeld een aan het aandraaideel 24 voorziene koppelnok 21, die tijdens gebruik onder veerwerking samenwerkt met een op het basisdeel 3 aangebracht oploopvlak 22. Het oploop vlak 22 is hier uitgevoerd als een schuine zijkant van een op de lagerplaat 15 aangebrachte nok oploopnok 23. Zolang de vlakken 17 van nok en groefpaar 7,8 nog niet samenwerken, neemt de koppelnok 21 van het aandraaideel 24 zoals in Figuur 4.2 en 5.2 getoond het basisdeel 3 onder invloed van de veerwerking mee via oploopnok 23.

Met behulp van de losbreekbare koppeling 20 kan het aandraaideel 24 onder losbreking van de losbreekbare koppeling 20, ten opzichte van het basisdeel 3 en een resterend gedeelte van het rotatiedeel 4 vanuit de tweede hoekstand a2 om de geometrische as 2 roteren naar een derde hoekstand a3. Wanner vlakken 17 van nok en groefpaar 7,8 onder wigwerking samenwerken zoals getoond in Figuur 4.3 en 5.3, wordt verdere rotatie van het rotatiedeel 4 belemmerd. Zoals in Figuur 4.4 en 5.4 getoond, loopt de koppelnok 21 van het aandraaideel 24 daardoor tegen de veerwerking in tegen het schuine vlak van oploopnok 23 op, en kan de koppelnok 21 de oploopnok 23 passeren. Hierdoor breekt de losbreekbare koppeling 20 los, en kan het aandraaideel 24 zoals met pijl P3 aangegeven ten opzichte van het resterende gedeelte van het rotatiedeel 4 verder roteren in de naar de derde hoekstand a3. Dit is in Figuur 4.5 en 5.5 getoond.

Door het onder wigwerking samenwerkende nok en groefpaar 7,8 van de bajonetsluiting 6 wordt de axiale speling uit de bajonetsluiting 6 gehaald, en wordt een axiale voorspanning aangebracht tussen het nok en groefpaar 7,8. De losbreekbare koppeling tussen aandraaideel 24 zorgt er daarbij voor, dat bij het aandraaien een voorafbepaald maximaal aandraaimoment op de bajonetsluiting 6 niet wordt overschreden.

Het rotatiedeel 4 werkt voorts via een fixatiekoppeling 25 samen met het aandraaideel 24. Na ontkoppeling van de losbreekbare koppeling 20, en rotatie van het aandraaideel 24 ten opzichte van het resterende gedeelte van het rotatiedeel 4, wordt het aandraaideel 24 met behulp van deze fixatiekoppeling 25 weer met het resterende gedeelte van het rotatiedeel 4 tot een geheel kan worden gekoppeld. De fixatiekoppeling 25 omvat zoals in Figuur 1 getoond een zich radiaal tussen het aandraaideel 24 en het rotatiedeel 4 uitstrekkende vertanding 26. In Figuur 2 is een alternatieve uitvoeringsvorm getoond, waarin de vertanding 26 zich axiaal tussen het aandraaideel 24 en het rotatiedeel 4 uitstrekt. In Figuur 3 een nog een andere uitvoeringsvorm getoond, waarin de vertanding 26 zich zowel radiaal als axiaal tussen het aandraaideel 24 en het rotatiedeel 4 uitstrekt. De fixatiekoppeling 25 koppelt in de derde hoekstand a3 het aandraaideel 24 rotatievast met het rotatiedeel 4. Deze koppeling vindt plaats wanneer het aandraaideel 24 onder de veerwerking neerwaarts kan bewegen. Deze neerwaartse beweging kan in dit uitvoeringsvoorbeeld plaatsvinden wanneer de koppelnok 21 in een uitsparing 28 in het basisdeel 3 valt. Dit is in Figuur 4.6 en 5.6 getoond.

De uitsparing 28 in het basisdeel 3 omvatten waarin de koppelnok 21 in de derde hoekstand a3 rotatieborgend is opgenomen. De uitsparing 28 maakt deel uit van samen werkende blokkeerdelen 27 die zijn voorzien tussen het rotatiedeel 4 en het basisdeel 3. De samenwerkende blokkeerdelen 27 blokkeren het rotatiedeel 4 in de derde hoekstand a3 tegen rotatie om de geometrische as 2 ten opzichte van het basisdeel 3. Dit is in

Figuur 4.6 en 5.6 getoond. De uitsparing 28 in het basisdeel 3 waarin de koppelnok 21 in de derde hoekstand a3 rotatieborgend is opgenomen borgt het rotatiedeel 4 in de derde hoekstand a3 blokkeren tegen rotatie om de geometrische as 2 ten opzichte van het basisdeel 3. Hierdoor kan op het rotatiedeel 4 een moment worden uitgeoefend zonder dat de wigwerking van de bajonetsluiting 6 wordt beïnvloed, en kan worden tegengegaan dat de bajonetsluiting 6 overbelast wordt, of onbedoeld losraakt.

Het via een bajonetsluiting bevestigen van het rotatiedeel 4 met het basisdeel 3 werkt dus als volgt. In een in Figuur 4.1 en 5.1 getoonde eerste montagestap wordt het rotatiedeel 4 langs een geometrische as 2 in de richting van de pijl PI naar het basisdeel 3 verplaatst om tenminste een nok en groefpaar 7,8 van de bajonetsluiting zoals in Figuur 4.2 en 5.2 getoond voor samenwerking op te lijnen. In een tweede montagestap wordt het rotatiedeel 4 door uitoefening van een aandraaimoment op een aangrijpdeel om de geometrische as 2 vanuit een eerste hoekstand al in de richting van pijl P2 verzwenkt naar een in Figuur 4.3 en 5.3 getoonde tweede hoekstand a2 waarin door wigwerking van het ten minste ene nok en groefpaar 7,8, het rotatiedeel 4 ten opzichte van het basisdeel 3 axiaal spelingsvrij langs de geometrische as 2 wordt opgesloten. In een derde montagestap wordt ten gevolge van de wigwerking tussen nok en groefpaar 7,8, onder de in Figuur 4.4 en 5.4 getoonde losbreking van de losbreekbare koppeling 20, het aandraaideel 24 zoals in Figuur 4.5 en 5.5 getoond in de richting van pijl P3 vanuit de tweede hoekstand a2 ten opzichte van het basisdeel 3 en het overige stuk van het rotatiedeel 4 geroteerd naar de in Figuur 4.6 en 5.6 getoonde derde hoekstand a3. In de derde hoekstand a3 wordt het aandraaideel 24 via de fixatiekoppeling 25 rotatievast gekoppeld met het rotatiedeel 4, en wordt het aandraaideel 24 via de samenwerkende blokkeerdelen 27 tegen rotatie om de geometrische as 2 ten opzichte van het basisdeel 3 geblokkeerd.

De uitvinding is niet beperkt tot de hier weergegeven uitvoeringsvoorbeelden. In het bijzonder kan de bevestigingsconstructie worden voorzien van een aandrijfmechanisme om het huis elektrisch te verstellen en kan het nok en groefpaar van de bajonetsluiting op velerlei wijzen worden uitgevoerd. Ook kan met de bevestigingsconstructie een ander element worden bevestigd dan een huis van een zichteenheid, bijvoorbeeld een zwenkarm of een naaf van een wiel, op een ander object, bijvoorbeeld een muur of frame.

Tevens kan de fixatiekoppeling anders zijn uitgevoerd dan met samenwerkende tanden. Zo kan de fixatiekoppeling aan een zijde tanden omvatten die zich tijdens gebruik inbedden in het materiaal van de andere zijde, bijvoorbeeld een rubberachtig materiaal. Ook kan een of beide zijden zijn voorzien van drukgevoelige lijm om de koppeldelen te fixeren. Verder kan zijn voorzien in een eenwegkoppeling, zoals bijvoorbeeld een ratelmechanisme, of een schrankveer.

Deze en andere variaties zullen de vakman duidelijk zijn en worden geacht te liggen binnen het bereik van de uitvinding zoals weergegeven in de hiernavolgende conclusies.

LIJST VAN VERWIJZINGSCIJFERS I. bevestigingsconstructie 2. geometrische as 3. basisdeel 4. rotatiedeel 5. centrale as 6. bajonetsluiting 7. nok 8. groef 9. flens 10. hoofdasdeel II. lageringsdeel 12. kamer 13. wand 14. uitsteeksel 15. lagerplaat 16. toegangsopening 17. onder wigwerking samenwerkende vlakken 18. keil vlak nok 19. keil vlak groef 20. losbreekbare koppeling 21. koppelnok 22. oploop vlak 23. oploopnok 24. aandraaideel 25. fixatiekoppeling 26. vertanding 27. samenwerkende blokkeerdelen 28. uitsparing 29. ring met aangrijpelementen 30. veer PI Pijl P2 Pijl P3 Pijl al eerste hoekstand α2 tweede hoekstand α3 derde hoekstand

Claims (20)

1. Bevestigingsconstructie, in het bijzonder voor een buitenzichteenheid van een motorvoertuig, omvattende een basisdeel dat vast met een voertuig kan worden verbonden, en een rotatiedeel dat met het basisdeel koppelbaar is en dat in gekoppelde toestand een centrale as vormt voor het zwenkbaar lageren van een huis van een buitenzichteenheid, waarbij het basisdeel en het rotatiedeel zijn voorzien van ten minste één als een bajonetsluiting samenwerkend nok en groefpaar, zodanig dat in een eerste hoekstand van het rotatiedeel ten opzichte van het basisdeel, het rotatiedeel ten behoeve van het koppelen langs een geometrische as naar het basisdeel kan worden verplaatst om het nok en groefpaar voor samenwerking op te lijnen, en waarbij het rotatiedeel vervolgens om de geometrische as heen vanuit de eerste hoekstand zwenkbaar is naar een tweede hoekstand waarin door samenwerking van het nok en groefpaar, het rotatiedeel ten opzichte van de basis axiaal langs de geometrische as is opgesloten, met het kenmerk, dat het nok en groefpaar is voorzien van onder wigwerking samenwerkende vlakken, en dat het rotatiedeel voorts via een losbreekbare koppeling rotatiegekoppeld samenwerkt met een aandraaideel, zodat het onder losbreking van de losbreekbare koppeling, ten opzichte van het basisdeel en een resterend gedeelte van het rotatiedeel vanuit de tweede hoekstand om de geometrische as kan roteren naar een derde hoekstand.

2. Bevestigingsconstructie volgens conclusie 1, waarbij het rotatiedeel voorts via een fixatiekoppeling samenwerkt met het aandraaideel, welke fixatiekoppeling het rotatiedeel in de derde hoekstand rotatievast koppelt met het rotatiedeel.

3. Bevestigingsconstructie volgens conclusie 1 of 2, waarbij het rotatiedeel en het basisdeel zijn voorzien van samenwerkende blokkeerdelen die het rotatiedeel in de derde hoekstand blokkeren tegen rotatie om de geometrische as ten opzichte van het basisdeel.

4. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het huis van de buitenzichteenheid tijdens het verbinden momentoverdragend samenwerkt met het aandraaideel, in het bijzonder via een op het aandraaideel aangebrachte ring met aangrijpelementen.

5. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de onder wigwerking samenwerkende vlakken van nok en groefpaar naar elkaar toe gekeerde, liggende keilvlakken aan nok en groef omvatten.

6. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies waarbij het aandraaideel een om een hoofdasdeel van het rotatiedeel gelegen, als afzonderlijk onderdeel uitgevoerde flens omvat.

7. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het aandraaideel ten opzichte van het rotatiedeel axiaal langs de geometrische as beweegbaar is.

8. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het rotatiedeel is voorzien van een zich langs de geometrische as uitstrekkend hoofdasdeel en een zich in hoofdzaak radiaal ten opzichte van de geometrische as uitstrekkend lageringsdeel voor lagering in een kamer in het basisdeel, waarbij het lageringsdeel samen met de kamer de bajonetsluiting vormt.

9. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het aandraaideel tijdens gebruik onder veerwerking is voorgespannen, in het bijzonder naar een zich in hoofdzaak radiaal ten opzichte van de geometrische as uitstrekkend lageringsdeel dat een nok of groef van de bajonetsluiting draagt.

10. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten behoeve van het genereren van veerwerking is voorzien in een om de centrale as aangebrachte veer, in het bijzonder een schroefveer.

11. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de losbreekbare koppeling een aan het aandraaideel voorziene koppelnok omvat, die tijdens gebruik onder veerwerking samenwerkt met een op het basisdeel 3aangebracht oploopvlak.

12. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de fixatiekoppeling een zich radiaal en/of axiaal tussen het aandraaideel en het rotatiedeel uitstrekkende vertanding omvat.

13. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de samenwerkende blokkeerdelen een uitsparing in het basisdeel omvatten waarin de koppelnok in de derde hoekstand rotatieborgend is opgenomen.

14. Bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies, voorzien van een om het rotatiedeel gelagerd huis voor een buitenzichteenheid.

15. Buitenzichteenheid voor een motorvoertuig, omvattende een bevestigingsconstructie volgens een der voorgaande conclusies.

16. Werkwijze voor het bevestigen, in hetbijzonder van een buitenzichteenheid aan een motorvoertuig, waarbij een rotatiedeel van een buitenzichteenheid waaromheen een huis zwenkbaar is gelagerd, via een bajonetsluiting wordt verbonden met een basisdeel dat aan het motorvoertuig is bevestigd, omvattende een eerste montagestap waarin het rotatiedeel langs een geometrische as naar het basisdeel wordt verplaatst om tenminste een nok en groefpaar van de bajonetsluiting voor samenwerking op te lijnen en waarbij, in een tweede montagestap het rotatiedeel door uitoefening van een aandraaimoment op een aangrijpdeel om de geometrische as vanuit een eerste hoekstand wordt verzwenkt naar een tweede hoekstand waarin door wigwerking van het ten minste ene nok en groefpaar, het rotatiedeel ten opzichte van het basisdeel axiaal spelingsvrij langs de geometrische as wordt opgesloten, en waarbij in een derde montagestap ten gevolge van de wigwerking tussen nok en groefpaar, onder losbreking van een losbreekbare koppeling tussen aandraaideel en een resteren gedeelte van het rotatiedeel vanuit de tweede hoekstand ten opzichte van het basisdeel en het resterende gedeelte van het rotatiedeel roteert naar een derde hoekstand.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, waarbij het aandraaideel in de derde hoekstand via een fixatiekoppeling rotatievast wordt gekoppeld met het rotatiedeel.

18. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, waarbij het rotatiedeel in de derde hoekstand via samenwerkende blokkeerdelen tegen rotatie om de geometrische as ten opzichte van het basisdeel wordt geblokkeerd.

19. Werkwijze volgens een der conclusies 16-18, waarbij het huis van de buitenzichteenheid tijdens het verbinden momentoverdragend samenwerkt met het aandraaideel.

20. Rotatiedeel of basisdeel voor een bevestigingsconstructie volgens een der conclusies 1-14