NL2014092B1 - Overbrengorgaan en transmissie voorzien van een dergelijke overbrengorgaan. - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een overbrengorgaan voor een transmissie zoals een continu variabele transmissie, omvattende een langwerpig flexibel eindloos dragerorgaan dat is voorzien van een aantal opneemruimten met een opening en met een zich door het aantal opneemruimten heen in de lengterichting van het dragerorgaan uitstrekkende doorgang, een aantal aangrijpelementen die elk verplaatsbaar tussen een actieve stand en een passieve stand in een opneemruimte zijn opgenomen en die in de actieve stand verder inwaarts dan in de passieve stand en ten minste uit de opening van die opneemruimte steken, voor het in de actieve stand in aangrijping kunnen zijn met een omlooporgaan van de transmissie, en een veerelement om voor elk van het aantal aangrijpelementen weerstand te bieden bij verplaatsing van de actieve stand in de richting van de passieve stand.

Description

Korte aanduiding: Overbrengorgaan en transmissie voorzien van een dergelijke overbrengorgaan

Beschrijving

De onderhavige uitvinding heeft volgens een eerste aspect betrekking op een overbrengorgaan voor een transmissie zoals een continu variabele transmissie voorzien van omlooporganen.

De onderhavige uitvinding heeft volgens een tweede aspect betrekking op transmissie voorzien van een dergelijk overbrengorgaan. US 5,492,506 openbaart een omlooporgaan in de vorm van een poelie voor een transmissie. De poelie heeft contactblokjes die in beperkte mate radiaal tussen twee schijven heen een weer beweegbaar zijn. De contactblokjes bepalen de loopstraal van een om de poelie heen geslagen overbrengorgaan in de vorm van een tandriem. De contactblokjes hebben een tandprofiel voor vormgesloten aangrijping met de tandriem. Een nadeel van deze bekende poelie is dat de loopstraal van de poelie in de praktijk slechts beperkt kan worden gevarieerd in samenwerking met de genoemde tandriem. Daardoor is het toepassingsbereik beperkt.

Een doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een overbrengorgaan voor het op eenvoudige en betrouwbare wijze realiseren van in het bijzonder vormgesloten krachtoverbrenging in een transmissie, met daarbij een in een relatief groot bereik continu variabel wijzigbare overbrengingsverhouding van de transmissie.

Het doel is bereikt met het overbrengorgaan volgens de uitvinding, voor een transmissie zoals een continu variabele transmissie voorzien van ten minste twee omlooporganen, ingericht om in gemonteerde toestand rond de ten minste twee omlooporganen van de transmissie te zijn geslagen voor het zodoende in bedrijf kunnen overbrengen van aandrijfkracht van een eerste naar een tweede van de ten minste twee omlooporganen, het overbrengorgaan omvattende: - een langwerpig flexibel eindloos dragerorgaan dat in een lengterichting ervan op regelmatige steek is voorzien van een aantal opneemruimten, waarbij elk van het aantal opneemruimten aan de, in bedrijf naar een omlooporgaan, van de ten minste twee omlooporganen, gekeerde, binnenzijde van het dragerorgaan is voorzien van een opening, waarbij het dragerorgaan een zich door het aantal opneemruimten heen in de lengterichting van het dragerorgaan uitstrekkende doorgang heeft, - een aantal aangrijpelementen die elk in hoofdzaak haaks op de lengterichting verplaatsbaar tussen een actieve stand en een passieve stand in een opneemruimte van het aantal opneemruimten zijn opgenomen en die in de actieve stand verder inwaarts dan in de passieve stand en ten minste uit de opening van die opneemruimte steken, voor het in de actieve stand in aangrijping kunnen zijn met een omlooporgaan van de ten minste twee omlooporganen van de transmissie, en waarbij elk van het aantal aangrijpelementen is voorzien van een passage die ten minste ten dele in lijn is met de doorgang in het dragerorgaan, een eindloos veerelement dat zich door de doorgang in het dragerorgaan en door de passage van elk van het aantal aangrijpelementen uitstrekt, waarbij het veerelement is geconfigureerd om, ten behoeve van elk van het aantal aangrijpelementen, weerstand onder invloed van veerwerking van het veerelement te bieden bij verplaatsing van het respectievelijke aangrijpelement van de actieve stand in de richting van de passieve stand.

Door het voorzien van verplaatsbare aangrijpelementen in een eindloos flexibel dragerorgaan is het mogelijk de aangrijpelementen te voorzien op een vaste steek waarbij samenwerking mogelijk is met een omlooporgaan dat is voorzien van contactelementen met een vertanding, die radiaal kunnen worden verplaatst. Het overbrengorgaan fungeert, met aangrijpelementen in de actieve stand, dus als een tandriem. In bedrijf is het bij een bepaalde radiale positie van de contactelementen mogelijk dat niet alle contactelementen waarover het overbrengorgaan is geslagen kunnen aangrijpen met aangrijpelementen van het overbrengorgaan, vanwege het onderling als het ware uit fase zijn. Met het overbrengorgaan volgens de uitvinding is ten aanzien hiervan bewerkstelligd dat die aangrijpelementen die in bedrijf vanwege dit uit fase zijn in conflicterend contact zouden komen met tanden van een contactelement, bij het in contact komen naar de passieve stand toe bewegen en zodoende inactief zijn en dus geen vormgesloten contact vormen met het omlooporgaan. De vormgesloten krachtoverbrenging is echter gewaarborgd door andere van de aangrijpelementen die, in de actieve stand, wel in aangrijping zijn met het omlooporgaan.

Het overbrengorgaan volgens de uitvinding is derhalve in het bijzonder ingericht voor een transmissie, verder voorzien van een aantal, rond de rotatie-as van een respectievelijk omlooporgaan van de ten minste twee omlooporganen verdeelde, contactelementen voor contact met het overbrengorgaan, welke contactelementen een loopstraal bepalen waarop het overbrengorgaan om het betreffend omlooporgaan is geslagen, waarbij elk van het aantal contactelementen aan de naar het overbrengorgaan gekeerde buitenzijde ervan is voorzien van ten minste een, bij voorkeur van een aantal onderling op een regelmatige steek voorziene, aangrijpelementen zoals tanden.

Bij het overbrengorgaan volgens de uitvinding steekt elk van de aangrijpelementen in de actieve stand dus uit de opening, en is het in de passieve stand ofwel binnenin het dragerorgaan gelegen ofwel steekt het weliswaar uit de opening, maar minder ver dan in de actieve stand.

Bij voorkeur is het dragerorgaan in de lengterichting ervan op regelmatige steek voorzien van een verder aantal opneemruimten, waarbij elk van het aantal verdere opneemruimten aan de bij gebruik naar het omlooporgaan gekeerde binnenzijde van het dragerorgaan is voorzien van een verdere opening, waarbij in een dwarsrichting van het dragerorgaan dwars op de lengterichting van het dragerorgaan telkens een opneemruimte en een verdere opneemruimte naast elkaar zijn voorzien, waarbij elk van het aantal respectievelijke aangrijpelementen is opgenomen in een opneemruimte van het aantal opneemruimten en de daarnaast voorziene verdere opneemruimte van het aantal verdere opneemruimten. Doordat de respectievelijke aangrijpelementen zijn opgenomen in twee naast elkaar gelegen opneemruimten kunnen met relatief kleine opneemruimten relatief grote aangrijpelementen worden voorzien in het overbrengorgaan. Kleine opneemruimten zijn voordelig voor het beperken van mechanische verzwakking van het dragerorgaan, waarbij relatief grote aangrijpelementen voordelig zijn voor het overbrengen van de aandrijfkracht.

Hierbij is het gunstig indien het dragerorgaan een zich in het dragerorgaan door het aantal verdere opneemruimten heen in de lengterichting van het dragerorgaan uitstrekkende verdere doorgang heeft, en waarbij elke van het aantal aangrijpelementen is voorzien van een verdere passage die ten minste ten dele in lijn is met de verdere doorgang in het dragerorgaan, het dragerorgaan verder omvattende een verder eindloos veerelement dat zich door de verdere doorgang in het dragerorgaan en door elk van de verdere passages van de respectievelijke aangrijpelementen uitstrekt, waarbij het verdere veerelement is geconfigureerd om, ten behoeve van elk van het aantal aangrijpelementen, weerstand onder invloed van veerwerking van het veerelement te bieden bij verplaatsing van het respectievelijke aangrijpelement van de actieve stand in de richting van de passieve stand. Door het voorzien van een verder veerelement is een meer betrouwbare veerwerking verkregen, waarbij de veerwerking kan worden vergroot.

Het is voordelig indien in de lengterichting van het dragerorgaan een eindloos versterkingselement in het dragerorgaan is voorzien dat is ingericht voor het vergroten van de rekweerstand van het dragerorgaan. Door de grotere rekweerstand van het dragerorgaan wordt een eventueel uitrekken van het dragerorgaan bij het overbrengen van een aandrijfkracht in hoge mate voorkomen waardoor de steek tussen de aangrijpelementen gelijk blijft of althans nagenoeg gelijk blijft bij variërende over te brengen aandrijfkracht. Een zo gelijkmatig mogelijke steek tussen de aangrijpelementen is voordelig voor realiseren van een gelijkmatige krachtoverbrenging.

Het is gunstig indien het veerelement en/of het verder veerelement, dat zich door de eindloze doorgang uitstrekt, is gevormd als een eindloos hol koord, waarbij de holte is gevuld met een fluïdum. Een dergelijk koord is gunstig voor het realiseren van een gewenste veerkracht.

Bij voorkeur is het dragerorgaan in lengterichting gevormd door een aaneenschakeling van een aantal achtereenvolgende dragerelementen. Op deze wijze zijn overbrengorganen van verschillende lengte realiseerbaar, waarbij het overbrengorgaan langs de gehele lengte ervan een gelijke steek tussen de aangrijpelementen heeft.

Hierbij is het voordelig indien het dragerorgaan is vervaardigd van een rubber omvattend materiaal. Een dergelijk materiaal is gunstig voor de flexibiliteit van het dragerorgaan om het overbrengorgaan rond ten minste twee omlooporganen te kunnen voorzien.

Hierbij is het voordelig indien waarbij de dragerelementen in aaneengeschakelde toestand aan elkaar zijn gevulcaniseerd. Hierdoor is een duurzame verbinding verkrijgbaar die resulteert in een dragerorgaan met verhoogde slijtvastheid.

Bij voorkeur betreft de passage en/of de verdere passage van elk van het aantal aangrijpelementen een doorgaand gat. In deze uitvoering van de aangrijpelementen omgeven de aangrijpelementen het veerelement waardoor een borging van de aangrijpelementen in het dragerorgaan is gerealiseerd. Tevens is hierdoor een actieve volging van het aangrijpelement met het veerelement gerealiseerd.

De uitvinding heeft verder betrekking op een transmissie, omvattende een overbrengorgaan volgens de uitvinding, een om een eerste rotatie-as roteerbaar eerste omlooporgaan en een om een tweede rotatie-as roteerbaar tweede omlooporgaan, waarbij het overbrengorgaan om zowel het eerste omlooporgaan als om het tweede omlooporgaan is geslagen voor het zodoende in bedrijf kunnen overbrengen van aandrijfkracht van het eerste naar het tweede omlooporgaan, ten minste een van het eerste en tweede omlooporgaan omvattende een aantal, rond de rotatie-as van het betreffend omlooporgaan verdeelde, contactelementen voor contact met het overbrengorgaan, welke contactelementen een loopstraal bepalen waarop het overbrengorgaan om het betreffend omlooporgaan is geslagen, waarbij elk van het aantal contactelementen aan de naar het overbrengorgaan gekeerde buitenzijde ervan is voorzien van ten minste een, bij voorkeur van een aantal onderling op een regelmatige steek voorziene, aangrijpelementen zoals tanden ten behoeve van aangrijping met een of meer zich in de actieve stand ervan bevindende aangrijpelementen van het aantal aangrijpelementen van het overbrengorgaan in bedrijf, en verplaatsingsmiddelen voor het in radiale richting heen en weer verplaatsen van de contactelementen, en bij voorkeur omvattende een radiale geleiding voor ieder van de contactelementen, waarlangs de respectievelijke contactelementen radiaal heen en weer verplaatsbaar zijn tussen een binnenste radiale positie en een buitenste radiale positie, waarbij de verplaatsingsmiddelen zijn ingericht voor het in radiale richting heen en weer tussen de binnenste en de buitenste positie verplaatsen van de contactelementen. Voordelen van de transmissie volgens de uitvinding zijn analoog aan de bovenvermelde voordelen van het overbrengorgaan volgens de uitvinding.

De onderhavige uitvinding zal hieronder worden toegelicht aan de hand van de beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een overbrengorgaan volgens de uitvinding onder verwijzing naar de navolgende schematische figuren, waarin:

Figuur 1 in isometrische weergave een gedeelte van een voorkeursuitvoeringsvorm van een overbrengorgaan volgens de onderhavige uitvinding toont,

Figuur 2 in isometrische weergave, voor- en zijaanzicht een onderdeel van het in figuur 1 getoonde overbrengorgaan toont,

Figuur 3 in isometrische weergave een samenstel van onderdelen van het in figuur 1 getoonde overbrengorgaan toont,

Figuur 4 in isometrische weergave een verder onderdeel van het in figuur 1 getoonde overbrengorgaan toont,

Figuur 5 dwarsdoorsnede A-A uit figuur 4 toont, en Figuur 6 dwarsdoorsnede B-B uit figuur 4 toont,

Figuur 7 in isometrische weergave een gedeelte de voorkeursuitvoeringsvorm van een overbrengorgaan volgens de onderhavige uitvinding en een deel van een omlooporgaan toont,

Figuur 8, 9 en 10 in zij-aanzicht de voorkeursuitvoeringsvorm van een overbrengorgaan volgens de onderhavige uitvinding en een deel van een omlooporgaan tonen, in verschillende respectievelijke bedrijfstoestanden,

Figuur 11 in isometrisch aanzicht een voorkeursuitvoeringsvorm van een deel van een transmissie volgens de uitvinding toont, met daarin het in figuur 1 getoonde overbrengorgaan, en

Figuur 12 een deels opengewerkt zijaanzicht van het in figuur 11 getoonde deel van een transmissie toont.

Het in figuur 1 tot en met 6 getoonde overbrengorgaan 1 als voorkeursuitvoeringsvorm van een overbrengorgaan volgens de uitvinding heeft een dragerorgaan 3. Het dragerorgaan 3 is een eindloos bandelement vervaardigd van gevulkaniseerd rubber waarvan in figuur 1 en 4 een gedeelte van de totale lengte ervan is getoond. Het in figuur 4 getoonde dragerorgaan 3 is opgebouwd uit afzonderlijke achtereenvolgende aaneengesloten dragerelementen 4 die door middel van vulkanisatie vast met elkaar zijn verbonden. Een typische lengte van het overbrengorgaan ligt, althans voor toepassing van het overbrengorgaan in een continu variabele transmissie voor voertuigen zoals automobielen in het bereik van enkele tientallen centimeters tot zo’n anderhalve meter.

In het dragerorgaan 3 zijn als versterkingselementen uitgevoerde eindloze snaren 5 voorzien voor het realiseren van een gewenste rekweerstand van het dragerorgaan 3, dat wil zeggen voor het significant verhogen van de rekweerstand van het dragerorgaan 3. De snaren zijn vervaardigd van een composiet materiaal omvattende bijvoorbeeld koolstofvezels. De snaren 5 zijn in het dragerorgaan 3 voorzien in doorgangen 15 die aan de beide langszijden en centraal in het dragerorgaan zijn voorzien. Doorgangen 15 zijn eveneens eindloos.

Bij toepassing van het in figuur 1 getoonde overbrengorgaan 1 is de onderzijde 11 van het overbrengorgaan 1, ofwel binnenzijde, in een in een transmissie gemonteerde toestand van het overbrengorgaan 1 naar een omlooporgaan van de transmissie toe gericht. In de figuren 7 tot en met 10 is een vereenvoudigde weergave getoond van een overbrengorgaan waarbij de binnenzijde 11 naar een contactelement is gericht.

Figuur 11 en 12 tonen een transmissie 50 die in het bijzonder geschikt is voor samenwerking met het overbrengorgaan 1 zoals hierboven omschreven en zoals hieronder in meer detail te omschrijven. De transmissie 50 omvat een om een eerste rotatie-as 52 roteerbaar eerste omlooporgaan 54 en een om een tweede rotatie-as 56 roteerbaar tweede omlooporgaan 58. Het overbrengorgaan 1 is om zowel het eerste omlooporgaan 54 als om het tweede omlooporgaan 58 geslagen. In bedrijf kan zodoende aandrijfkracht worden overgebracht van het eerste 54 naar het tweede omlooporgaan 58 en daarmee dus tussen de eerste as 52 en de tweede as 56. Beide omlooporganen zijn opgebouwd uit twee schijfdelen 62, 62’ respectievelijk 64, 64’ met daartussen een tussenruimte 66 waarin het overbrengorgaan 1 axiaal is opgesloten. In figuur 12 is ten behoeve van de duidelijkheid een eerste 62’, 64’ van de twee schijfdelen 62, 62’, 64, 64’ van omlooporgaan 54 en 58 weggelaten.

Het eerste 54 en tweede omlooporgaan 58 zijn voorzien van rond de rotatie-as 52, 56 van het betreffend omlooporgaan 54, 58 verdeelde, contactelementen 12a, 12b. De contactelementen 12a, 12b bepalen een loopstraal r waarop het overbrengorgaan 1 om het betreffende omlooporgaan 54, 58 is geslagen. Zie ook figuur 8 en 9. De contactelementen 12a, 12b zijn identiek. Het verwijzingscijfer 12a is gehanteerd voor contactelementen die althans in de toestand volgens de figuren in contact zijn met het overbrengorgaan 1, terwijl verwijzingscijfer 12b is gehanteerd voor contactelementen die althans in de toestand volgens de figuren niet in contact zijn met het overbrengorgaan 1. Elk van de contactelementen 12a, 12b is aan de naar het overbrengorgaan 1 gekeerde buitenzijde ervan voorzien van, op een regelmatige steek voorziene, aangrijpelementen die in de in figuren 11 en 12 getoonde uitvoeringsvorm zijn gevormd door tanden 30a - 30e. De contactelementen 12a, 12b zijn in radiale richting van het omlooporgaan 54, 58 verplaatsbaar voor het veranderen van de loopstraal r1 van het omlooporgaan 54, 58. Hiertoe zijn in het omlooporgaan 54, 58 radiale sleuven 60 aangebracht waarin de contactelementen 12a, 12b verschuifbaar zijn gehouden. De transmissie omvat verder niet getoonde verplaatsingsmiddelen voor het in de radiale richting kunnen verplaatsen van de contactelementen 12a, 12b.

In het dragerorgaan 3 zijn opneemruimten 7 voorzien die nader zijn getoond in figuur 6. De opneemruimten 7 strekken zich haaks op de lengterichting L van het overbrengorgaan, in een hoogterichting H ervan uit. De hoogterichting H valt in bedrijf van het overbrengorgaan 1 in een transmissie, bij contact tussen overbrengorgaan 1 en een omlooporgaan, samen met de radiale richting van het omlooporgaan. Elk van de opneemruimten 7 is aan de onderzijde 11 voorzien van een opening 9. Daarnaast zijn de opneemruimten 7 in de getoonde uitvoering eveneens aan de bovenzijde 13 voorzien van een opening, ofwel de opneemruimten 7 zijn doorgaand. De opneemruimten 7 zijn telkens paarsgewijs naast elkaar in breedterichting B op een in de lengterichting vaste onderlinge steek a voorzien. Er zijn dus telkens een opneemruimte en een verdere opneemruimte naast elkaar voorzien, in lengterichting van het dragerorgaan op regelmatige steek.

In de opneemruimten 7 zijn aangrijpelementen 19 verplaatsbaar voorzien. De aangrijpelementen 19 zijn voorzien van passages in de vorm van gaten 21 en een tanddeel 23. De aangrijpelementen 19 zijn in de richting haaks op de lengterichting L van het overbrengorgaan 1 verplaatsbaar tussen een actieve stand waarbij het tanddeel 23 grotendeels onder de onderzijde 11 van het dragerorgaan 3 uitsteekt, ofwel aan de binnenzijde uit de opening 9 steekt, en een passieve stand waarbij het tanddeel 23 niet, of althans slechts voor een gering gedeelte, onder de onderzijde 11 van het dragerorgaan 3 uitsteekt. De gaten 21 bevinden zich zowel in actieve als passieve stand geheel in de opneemruimten 7. Het tanddeel 23 vormt een aangrijping voor het omlooporgaan waarbij de dikte d2 van het tanddeel 23 correspondeert met het aangrijpingsprofiel van het omlooporgaan of althans een contactelement daarvan. De dikte d1 van het aangrijpelement nabij de gaten 21 correspondeert met de afmeting D van de opneemruimten 7 voor het verkrijgen van een schuivend contact tussen aangrijpelementen 19 en opneemruimten 7. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de afmetingen d1 en d2 gelijk. Het overbrengorgaan 1 met de aangrijpelementen 19 in de actieve stand ervan fungeert dus als een tandriem.

De opneemruimten 7 zijn in lengterichting L in het dragerorgaan 3 voorzien op een regelmatige steek a en in de breedterichting B in het dragerorgaan 3 voorzien op een in figuur 6 aangegeven afstand b. De in lengterichting L aangrenzende opneemruimten 7 zijn onderling verbonden middels een doorgang 17. In de doorgang 17 is een veerelement 25 voorzien dat de gaten 21 van de aangrijpelementen 19 doorgaat. Het veerelement 25 is uitgevoerd als een hol eindloos koord met een verdikking 27 voor het realiseren van een vormsluiting in doorgangen 17. De hoogte h2 van de gaten 21 van de aangrijpelementen 19 zijn in hoofdzaak gelijk aan de hoogte h1 van het veerelement 25. De binnenruimte 29 van het koord 25 is gevuld met een gas, zoals bijvoorbeeld lucht of stikstof voor het verkrijgen van de gewenste veerelasticiteit. Alternatief kan de binnenruimte 29 zijn gevuld met een vloeistof zoals olie voor het verkrijgen van een grotere veerelasticiteit. Het veerelement 25 is vervaardigd van een synthetisch siliconen rubber bij voorkeur versterkt met een composiet materiaal.

Figuur 7 toont een overbrengorgaan 1 waarbij een deel van de onderzijde 11 van het overbrengorgaan 1 aanligt aan een contactelement 12a. Tevens is in deze figuur een contactelement 12b getoond dat identiek is aan contactelement 12a. Het contactelement 12b komt bij een rotatierichting R zoals aangegeven in figuur 8-10 in contact met de onderzijde 11 van het overbrengorgaan 1 om het zodoende met een aantal van dergelijke contactelementen welke op een regelmatige afstand aan de omtrek van het omlooporgaan zijn voorzien garanderen van een voortdurende aangrijping tussen overbrengorgaan 1 en het omlooporgaan. De contactelementen zijn hierbij op een straal r ten opzichte van een hartlijn van het betreffende omlooporgaan voorzien. Zie figuren 8 en 9. Deze straal r is voor alle contactelementen van het omlooporgaan telkens gelijk maar is variabel instelbaar. De aangrijpelementen 19 die zich in een deel van het overbrengorgaan 1 bevinden dat niet aanligt tegen het contactelement 12a bevinden zich in de actieve stand. De positie van de aangrijpelementen 19 ter plaatse van het contactelement 12a is afhankelijk van de onderlinge positionering van het contactelement 12a en de aangrijpelementen 19.

In figuur 8 is een situatie weergegeven waarbij de aangrijpelementen 19 ter plaatse van het contactelement 12a in contact zijn met de toppen van de tanden 30a, 30b, 30c en 30d. De aangrijpelementen ter plaatse van de tanden 30a, 30b en 30c bevinden zich hierbij in de passieve stand. De aangrijpelementen ter plaatse van de tanden 30d en 30c bevinden zich, tijdens het inlopen van overbrengorgaan op omlooporgaan, in een positie tussen de actieve en passieve stand. Opgemerkt wordt dat in de in figuur 8 getoonde situatie er ten minste een tand van een niet getoond contactelement van hetzelfde omlooporgaan in aangrijping is met een aangrijpelement 19 van het overbrengorgaan 1. Doordat de aangrijpelementen 19 ter plaatse van contactelement 12a zijn verplaatst naar de passieve stand ervan, blijft de loopstraal van het overbrengorgaan, die door de radiale positie van de contactelementen op het omlooporgaan wordt bepaald, behouden.

Figuur 9 toont een situatie waarin alle tanden 30a, 30b, 30c, 30d van het contactelement 12a in aangrijping zijn met de aangrijpelementen 19 van het omlooporgaan 1. De aangrijpelementen 19 bevinden zich hierbij in de actieve stand waarbij een maximale aangrijping tussen overbrengorgaan 1 en omlooporgaan is gerealiseerd.

Figuur 10 toont een situatie waarbij eveneens alle tanden 30a, 30b, 30c, 30d van het contactelement 12a in contact zijn met aangrijpelementen 19 van het omlooporgaan en derhalve in enige, zij het beperkte, mate aangrijpen op de aangrijpelementen 19 ten behoeve van het overbrengen van een aandrijfkracht. In deze situatie bevinden de aangrijpelementen zich tussen de actieve en de passieve stand.

Claims (10)

1. Overbrengorgaan voor een transmissie zoals een continu variabele transmissie voorzien van ten minste twee omlooporganen, ingericht om in gemonteerde toestand rond de ten minste twee omlooporganen van de transmissie te zijn geslagen voor het zodoende in bedrijf kunnen overbrengen van aandrijfkracht van een eerste naar een tweede van de ten minste twee omlooporganen, het overbrengorgaan omvattende: - een langwerpig flexibel eindloos dragerorgaan dat in een lengterichting ervan op regelmatige steek is voorzien van een aantal opneemruimten, waarbij elk van het aantal opneemruimten aan de, in bedrijf naar een omlooporgaan gekeerde, binnenzijde van het dragerorgaan is voorzien van een opening, waarbij het dragerorgaan een zich door het aantal opneemruimten heen in de lengterichting van het dragerorgaan uitstrekkende doorgang heeft, - een aantal aangrijpelementen die elk in hoofdzaak haaks op de lengterichting verplaatsbaar tussen een actieve stand en een passieve stand in een opneemruimte van het aantal opneemruimten zijn opgenomen en die in de actieve stand verder inwaarts dan in de passieve stand en ten minste uit de opening van die opneemruimte steken, voor het in de actieve stand in aangrijping kunnen zijn met een omlooporgaan van de ten minste twee omlooporganen van de transmissie, en waarbij elk van het aantal aangrijpelementen is voorzien van een passage die ten minste ten dele in lijn is met de doorgang in het dragerorgaan, een eindloos veerelement dat zich door de doorgang in het dragerorgaan en door de passage van elk van het aantal aangrijpelementen uitstrekt, waarbij het veerelement is geconfigureerd om, ten behoeve van elk van het aantal aangrijpelementen, weerstand onder invloed van veerwerking van het veerelement te bieden bij verplaatsing van het respectievelijke aangrijpelement van de actieve stand in de richting van de passieve stand.

2. Overbrengorgaan volgens conclusie 1, waarbij het dragerorgaan in de lengterichting ervan op regelmatige steek is voorzien van een verder aantal opneemruimten, waarbij elk van het aantal verdere opneemruimten aan de bij gebruik naar het omlooporgaan gekeerde binnenzijde van het dragerorgaan is voorzien van een verdere opening, waarbij in een dwarsrichting van het dragerorgaan dwars op de lengterichting van het dragerorgaan telkens een opneemruimte en een verdere opneemruimte naast elkaar zijn voorzien, waarbij elk van het aantal respectievelijke aangrijpelementen is opgenomen in een opneemruimte van het aantal opneemruimten en de daarnaast voorziene verdere opneemruimte van het aantal verdere opneemruimten.

3. Overbrengorgaan volgens conclusie 2, waarbij het dragerorgaan een zich in het dragerorgaan door het aantal verdere opneemruimten heen in de lengterichting van het dragerorgaan uitstrekkende verdere doorgang heeft, en waarbij elke van het aantal aangrijpelementen is voorzien van een verdere passage die ten minste ten dele in lijn is met de verdere doorgang in het dragerorgaan, het dragerorgaan verder omvattende een verder eindloos veerelement dat zich door de verdere doorgang in het dragerorgaan en door elk van de verdere passages van de respectievelijke aangrijpelementen uitstrekt, waarbij het verdere veerelement is geconfigureerd om, ten behoeve van elk van het aantal aangrijpelementen, weerstand onder invloed van veerwerking van het veerelement te bieden bij verplaatsing van het respectievelijke aangrijpelement van de actieve stand in de richting van de passieve stand.

4. Overbrengorgaan volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij in de lengterichting van het dragerorgaan een eindloos versterkingselement in het dragerorgaan is voorzien dat is ingericht voor het vergroten van de rekweerstand van het dragerorgaan.

5. Overbrengorgaan volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het veerelement en/of het verder veerelement is gevormd als een hol koord, waarbij de holte is gevuld met een fluïdum.

6. Overbrengorgaan volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het dragerorgaan in lengterichting is gevormd door een aaneenschakeling van een aantal achtereenvolgende dragerelementen.

7. Overbrengorgaan volgens conclusie 6, waarbij het dragerorgaan is vervaardigd van een rubber omvattend materiaal.

8. Overbrengorgaan volgens conclusie 7, waarbij de dragerelementen in aaneengeschakelde toestand aan elkaar zijn gevulkaniseerd.

9. Overbrengorgaan volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de passage en/of de verdere passage van elk van het aantal aangrijpelementen een doorgaand gat betreft.

10. Transmissie, omvattende een overbrengorgaan volgens een van de voorgaande conclusies, een om een eerste rotatie-as roteerbaar eerste omlooporgaan en een om een tweede rotatie-as roteerbaar tweede omlooporgaan, waarbij het overbrengorgaan om zowel het eerste omlooporgaan als om het tweede omlooporgaan is geslagen voor het zodoende in bedrijf kunnen overbrengen van aandrijfkracht van het eerste naar het tweede omlooporgaan, ten minste een van het eerste en tweede omlooporgaan omvattende: - een aantal, rond de rotatie-as van het betreffend omlooporgaan verdeelde, contactelementen voor contact met het overbrengorgaan, welke contactelementen een loopstraal bepalen waarop het overbrengorgaan om het betreffend omlooporgaan is geslagen, waarbij elk van het aantal contactelementen aan de naar het overbrengorgaan gekeerde buitenzijde ervan is voorzien van ten minste een, bij voorkeur van een aantal onderling op een regelmatige steek voorziene, aangrijpelementen zoals tanden ten behoeve van aangrijping met een of meer zich in de actieve stand ervan bevindende aangrijpelementen van het aantal aangrijpelementen van het overbrengorgaan in bedrijf, - verplaatsingsmiddelen voor het in radiale richting heen en weer verplaatsen van de contactelementen.