NL2013144B1 - Inrichting en werkwijze voor het verwerken van bloemen. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het verwerken van bloemen. Download PDF

Info

Publication number
NL2013144B1
NL2013144B1 NL2013144A NL2013144A NL2013144B1 NL 2013144 B1 NL2013144 B1 NL 2013144B1 NL 2013144 A NL2013144 A NL 2013144A NL 2013144 A NL2013144 A NL 2013144A NL 2013144 B1 NL2013144 B1 NL 2013144B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
fingers
pair
flower
flower branch
branch
Prior art date
Application number
NL2013144A
Other languages
English (en)
Inventor
Valk Johannes
Original Assignee
Havatec B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Havatec B V filed Critical Havatec B V
Priority to NL2013144A priority Critical patent/NL2013144B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2013144B1 publication Critical patent/NL2013144B1/nl

Links

Landscapes

  • Manipulator (AREA)

Abstract

Een inrichting voor het verwerken van bloemen is voorzien van een transportinrichting en een veeltal ophangeenheden aan de transportinrichting voor het ophangen van individuele bloemtakken. Elke ophangeenheid bevat op afstand van elkaar aangebrachte eerste en tweede paren vingers. De bloemtakken worden met de hand elk in een eigen ophangeenheid ingebracht tussen vingers van het eerste en tweede paar. De vingers van het eerste en tweede paar worden beide bediend in reactie op druk of een andere actuatie uitgeoefend met de hand van een persoon die de bloemtak tussen de vingers van het eerste en tweede paar houdt met deze hand tussen het eerste en tweede paar vingers.

Description

Titel: Inrichting en werkwijze voor het verwerken van bloemen
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwerken van bloemen en een werkwijze voor het verwerken van bloemen.
Bloemen zijn kwetsbare producten die bij automatische verwerking speciale maatregelen vergen om schade te voorkomen. Met “bloem” wordt in het algemeen hier een product voor verkoop in de bloemenhandel bedoeld, met een steel met daaraan eventueel gebladerte, vertakkingen en één of meer bloemknoppen. Maar voor de duidelijkheid zal het woord “bloemtak” worden gebruikt om aan te geven dat er sprake is van een steel die meerdere zijtakken kan hebben.
Het is bekend dat het mogebjk is om bloemen met mechanische grijpers te transporteren, dat wil zeggen vastgeklemd tussen twee beweegbare vingers van de grijper. Dit wordt bijvoorbeeld beschreven in Nederlands octrooi No 1018970. De grijper klemt het uiteinde van de steel van een individuele bloem tussen de vingers. Eerst worden de vingers uit elkaar staand aan weerszijden van de steel bewogen, waarna de vingers naar elkaar toe bewogen worden om de steel in te klemmen. Daarna kan de grijper gebruikt worden om de bloem tijdens transport mee te nemen.
In praktische inrichtingen voor het verwerken van bloemen worden grijpers voornamebjk gebruikt voor het vasthouden van bloemen die in hoofdzaak uit een enkele steel bestaan. Bij topzware bloemen wordt de bloem bijvoorbeeld met de bloemkroon bovenaan getransporteerd, waarbij de steel vlak onder de bloemkroon aangegrepen, of met de bloemkroon onderaan, waarbij het tegenoverbggend uiteinde van de steel wordt aangegrepen. Transport in een grijper kan echter bjden tot schade aan de steel, vooral in het geval van zware bloemen. Ook zijn er complexe mechanismes nodig om bloemen te kantelen, bijvoorbeeld om bossen te vormen, zonder dat er schade ontstaat. Sterk vertakte bloemen met bijvoorbeeld vele knoppen aan verschillende vertakkingen zijn vaak moeüijk te beheersen vanuit het aangrijppunt aan de centrale steel, zeker als de vertakkingen zich op enige afstand boven de grijper bevinden.
Samenvatting van de uitvinding
Het is onder meer een doel om te voorzien in een inrichting en werkwijze voor het verwerken van bloemtakken waarin de bloemtakken betrouwbaarder aangegrepen kunnen worden.
De uitvinding voorziet in een inrichting voor het verwerken van bloemtakken volgens conclusie 1.
Deze inrichting bevat ophangeenheden voor individuele bloemtakken die minstens twee paar vingers bevatten om een bloemtak te omvatten tijdens transport van de bloemtak. Dit vermindert het risico op schade aan bloemtakken tijdens transport, met name bij kantelbe we gingen zoals voor het vormen van bossen. Hierin wordt een bedieningselement gebruikt om alle vingerparen van een ophangeenheid samen te activeren. Het bedieningselement bevindt zich tussen verschillende paren vingers zodat het door actuatie met de hand waarmee een persoon de bloemtak inbrengt bediend kan worden. De actuatie kan bijvoorbeeld gebeuren door middel van druk die met de hand wordt uitgeoefend. Door actuatie met deze hand kan het aangrijpen van de bloemtak eenvoudig en betrouwbaar bediend worden.
In een uitvoeringsvorm bevat het bedieningselement een bedieningsvlak dwars op de inbrengrichting. Dit maakt het mogelijk om de bediening eenvoudig te realiseren zonder aandacht op te eisen van de bedienende persoon.
In een uitvoeringvorm worden in elke ophangeenheid onderling verschillende paren vingers gebruikt zodat een eerste paar de steel van de bloemtak kan inklemmen en een tweede paar zonder klemmen dwarsbeweging voorkomt. Daardoor kunnen sterk vertakte bloemtakken behandeld worden. Dergelijke onderling verschillende paren vingers kunnen ook met een ander soort bedieningselement toegepast worden, bijvoorbeeld met een bediendingselement dat zich niet tussen de vingerparen bevindt. In dat geval wordt voorzien in een inrichting voor het verwerken van bloemen, voorzien van een veeltal ophangeenheden voor het ophangen van individuele bloemtakken, en een transportinrichting waaraan de ophangeenheden zijn bevestigd op opeenvolgende plaatsten langs een transportrichting van de transportinrichting, waarbij de ophangeenheden elk zijn voorzien van - een eerste en tweede paar vingers voor het omvatten van een bloemtak, waarbij de vingers in elk paar in een grijprichting ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn tussen - een opvangstand die ruimte tussen de vingers laat om de bloemtak door een beweging met minstens een component dwars op de grijprichting tussen de vingers in te brengen en - een sluitstand waarin de vingers de bloemtak omvatten, waarbij het eerste en tweede paar op een afstand van elkaar in de opvangeenheid zijn aangebracht en het tweede paar ingericht is om in de sluitstand een grotere ruimte voor de bloemtak over te laten dan het eerste paar in de sluitstand. In dit geval kan bediening anders dan met het contactvlak worden uitgevoerd.
In een uitvoeringsvorm is het eerste paar vingers ingericht om in de sluitstand de bloemtak tussen de vingers van het eerste paar te klemmen en het tweede paar vingers is ingericht om in de sluitstand de bloemtak zover te omgeven dat de bloemtak zonder uitoefenen van kracht niet met een horizontale beweging uit de vingers van het tweede paar kan bewegen, zonder de bloemtak in te klemmen tussen de vingers van het tweede paar. Het eerste paar kan zich bijvoorbeeld onder het tweede paar bevinden, bijvoorbeeld in uitvoeringsvormen waarin de bloemtak met de knoppen boven wordt ingebracht, of boven het tweede paar, bijvoorbeeld in uitvoeringsvormen waarin de bloemtak met de knoppen onder wordt ingebracht.
In uitvoeringsvormen kan de ophangeenheid tenminste in een inbrengstation van de inrichting zo georiënteerd zijn dat de eerste richting een horizontale richting is en de opvangstand ruimte tussen de vingers laat om de bloemtak door een horizontale beweging tussen de vingers in te brengen. Verder kan het eerste paar vingers zich verticaal onder het tweede paar vingers bevinden. Als in een dergelijke inrichting een bedieningselement tussen de paren vingers wordt opgenomen maakt dit het eenvoudiger om de vertakte bos betrouwbaar in te brengen en vast te laten grijpen.
In een uitvoeringsvorm is transportinrichting ingericht om de ophangeenheden van een inbrengstation naar een bosstation te transporteren en daarbij van de ophangeenheden tijdens het transporteren te doen kantelen van een eerste oriëntatie waarin de eerste richting verticaal is naar een tweede oriëntatie waarin de eerste richting horizontaal is, en de derde richting omhoog gericht. Zodoende wordt het mogelijk om de bloemtak op het bosstation uit de opvangeenheid te laten vallen. Door de ophanging met meerdere paren vingers kan de kanteling van de bloemtak daarvoor zonder complexe aanvullende maatregelen worden uitgevoerd. In een verdere uitvoeringsvorm is elk van de opvangeenheden aan de transportrichting opgehangen doormiddel van stangen die parallel aan elkaar van de opvangeenheid naar de transportrichting lopen en dwars op de transportrichting rond horizontale draaiassen draaibaar zijn verbonden met de opvangeenheid en de transportrichting. Daarmee kan de bloemtak in de opvangeenheid dichter bij een opvangoppervlak gebracht worden voordat de inrichting de bloemtak laat vallen.
Korte beschrijving van de figuren
Deze en andere aspecten zullen worden verduidelijkt aan de hand van een beschrijving van voorbeelden van uitvoeringsvormen onder verwijzing naar de volgende figuren.
Figuur 1 toont een inrichting voor het verwerken van bloemtakken
Figuur 2 toont een ophangeenheid
Figuur 3a,b tonen grijpers
Figuur 4a-c tonen een uitvoeringsvorm van de ophangeenheid
Gedetailleerde beschrijving van voorbeelden van uitvoeringsvormen
Figuur 1 toont een inrichting voor het verwerken van bloemtakken voorzien van een transportinrichting 10 met daaraan een reeks ophangeenheden 12 en langs het transportpad van de transportinrichting een aantal verwerkingsstations 14a-c. Een eerste verwerkingsstation 14a is een inbrengstation dat ingericht is om bloemtakken met de hand in de ophangeenheden 12 in te brengen. Het eerste verwerkingsstation 14a bevat bijvoorbeeld één of meer stoelen voor werkers en één of meer tafels of transportbanden voor aanvoer van inkomende bloemtakken. Een tweede verwerkingsstation 14b is bijvoorbeeld een meetstation voor het meten van een eigenschap van de bloemtakken, zoals de lengte. Een derde verwerkingsstation 14c is bijvoorbeeld een bosstation voor het verzamelen van bloemtakken tot bossen. In de getoonde uitvoeringsvorm bevinden ophangeenheden 12 zich op regelmatige afstanden op transportinrichting 10. In een uitvoeringvorm kunnen de ophangeenheden 12 bij het transport gekanteld worden, bijvoorbeeld door een rotatie rond de transportrichting (z-as). Om dit aan te geven een aantal ophangeenheden 12 (één genummerd) bij het derde verwerkingsstation 14c symbolisch gekanteld weergegeven zodat alleen de kopse kant zichtbaar is.
Het getoonde aantal verwerkingsstations is slechts een voorbeeld: er kunnen minder of meer verwerkingsstations gebruikt worden. Transportinrichting 10 is bijvoorkeur een rondgaande transportinrichting die ophangeenheden 12 over een rondgaand transportpad transporteert langs de verschillende verwerkingsstations 14a-c. Bij wijze van referentie geeft de figuur de transportrichting op het inbrengstation 14a aan als z-richting en de verticale richting als y-richting.
Figuur 2 toont een ophangeenheid 12. Ophangeenheid 12 bevat een eerste grijper 20, een tweede grijper 22 en een bedieningsinrichting die een bedieningselement in de vorm van een contactvlak 24 bevat. Ophangeenheid 12 wordt in deze figuur van opzij in een x-y vlak getoond. Figuur 3a, b tonen bovenaanzichten van grijpers 20, 22 in een x-z vlak. Eerste grijper 20 bevat een eerste en tweede vinger 200a, b en tweede grijper 22 heeft een eerste en tweede vinger 202a, b. In bedrijf wordt een steel van een bloemtak tussen vingers 200a,b van eerste grijper 20 ingeklemd en omvatten vingers 202a, b van tweede grijper een vertakt gedeelte van de bloemtak. Bij wijze van referentie zijn in de figuren drie richtingen aangegeven: een eerste richting (de y-richting), waarin grijpers 20, 22 zich boven elkaar bevinden, een tweede richting (de z-richting) waarin de vingers bewegen en een derde richting (de x-richting) dwars op de eerste en tweede richting. In de getoonde eerste, tweede en derde richting onderhng loodrecht, wat ook de voorkeur heeft. Maar meer algemeen volstaat het dat de eerste, tweede en derde richting dwars op elkaar staan, dat wil zeggen dat ze niet parallel zijn: zolang de tweede richting, waarin de vingers bewegen, niet zo dicht bij de eerste richting ligt dat de stelen knakken is een afwijking van een loodrechte relatie bruikbaar, en zolang de derde richting, waarin de bloemen worden ingebracht niet zo dicht bij het vlak van de eerste en tweede richting ligt dat de vingers het inbrengen blokkeren, en/of de bloemtak alleen kan worden ingebracht door deze achtereenvolgens tussen de verschillende vingerparen heen te brengen is een afwijking van loodrechte relaties bruikbaar. In de getoonde uitvoeringsvorm komt de z-richting tevens overeen met de transportrichting van de ophangeenheid op de plaats van het inbrengen. Dit is niet essentieel, maar vereenvoudigt het inbrengen.
Eerste grijper 20 is een conventionele grijper met een eerste en tweede vinger 200a,b en een mechanisme om de afstand tussen vingers 200a,b te vergroten en te verkleinen, waarbij in het laatste geval aangrijpvlakken van de vingers tenminste nagenoeg tegen elkaar aan bewogen kunnen worden (met hoogstens enkele millimeter over tussen vingers 200a,b). In de oriëntatie van ophangeenheid 12 op eerste verwerkingsstation 14a is de onderlinge beweging van eerste en tweede vinger 200a,b in hoofdzaak horizontaal (bijvoorbeeld in de z-richting, zoals getoond), zodat een verticaal (in de y-richting) georiënteerde steel tussen de aangrijpvlakken van eerste en tweede vinger 200a,b ingeklemd kan worden.
Ook tweede grijper 22 heeft een eerste en tweede vinger 202a,b en een mechanisme om de afstand tussen vingers 200a,b te vergroten en te verkleinen. De vingers 202a,b van tweede grijper 22 bevinden zich in de getoonde uitvoeringsvorm op het eerste verwerkingsstation 14a in een eerste richting (de y-richting) boven de vingers 200a,b van eerste grijper 20, bijvoorbeeld minstens 100 mm tot 500mm erboven, maar minder dan de lengte van de bloemtakken die met de inrichting verwerkt worden. Ook de onderlinge beweging van eerste en tweede vinger 202a,b van tweede grijper 22 is in hoofdzaak horizontaal in een tweede richting die hetzelfde is als bij eerste grijper 20 (bijvoorbeeld in de z-richting, zoals getoond).
Figuur 3b toont een bovenaanzicht van vingers 202a,b van een uitvoeringsvorm tweede grijper 22. De vingers 202a,b van tweede grijper 22 zijn gekromd, met uiteinden en binnendelen waarin meer ruimte tussen de vingers overblijft dan aan de uiteinden. De ruimte is bijvoorbeeld cirkelvormig. Zodoende blijven in tegenstelling tot de vingers 200a,b van eerste grijper 20 de binnendelen van de vingers 202a,b van tweede grijper 22 ruimschoots van elkaar. In de stand waar de vingers 202a,b van tweede grijper 22 het dichtst bij elkaar staan blijft bijvoorbeeld een maximale afstand van 100 mm of meer over tussen de binnendelen van de vingers 202a,b van tweede grijper 22. De uiteinden van de vingers 202a,b van tweede grijper 22 bevinden zich In de stand waar de vingers 202a,b van tweede grijper 22 het dichtst bij elkaar staan dichter bij elkaar dan de aangrijpvlakken. In een uitvoeringsvorm kunnen de uiteinden nagenoeg tegen elkaar aan bewogen worden.
Zodoende kan in bedrijf een steel van een bloemtak tussen vingers 200a,b van eerste grijper 20 ingeklemd gehouden worden terwijl vingers 202a,b van tweede grijper een vertakt gedeelte van de bloemtak omvatten. Zodoende kan de bloemtak niet beschadigen, en niet kantelen. Het zal duidehjk zijn dat de uiteinden van vingers 202a,b van tweede grijper daarbij elkaar kunnen raken, maar dat dit niet noodzakebjk is. Het is voldoende dat de uiteinden zo dicht bij elkaar zijn dat het vertakte gedeelte van de bloemtak niet tussen de uiteinden door kan.
Een voordeel van het gebruik van meerdere grijpers op afstand van elkaar is dat kantelbewegingen tijdens het transport zonder verdere ondersteuning van de bloemtak eenvoudig zijn uit te voeren zonder het risico van schade vanwege beweging van topzware delen van de bloemtak bij het kantelen. Hoewel een uitvoeringsvorm is getoond waarin tweede grijper 22 de bloemtak niet inklemt zal het duidelijk zijn dat in plaats daarvan een inklemmende tweede grijper 22 gebruikt kan worden, bijvoorbeeld eenzelfde grijper als eerste grijper 20. Hiermee kunnen niet of weinig vertakte zware bloemtakken verwerkt worden zoals zonnebloemen en/of lebes. Voor vertakte bloemtakken is het gebruik van verschillende grijpers voor dezelfde bloemtak echter voordebg om kantelbewegingen zonder verdere ondersteuning van de bloemtak eenvoudig uit te voeren. Voor lange bloemtakken kunnen meer dan twee grijpers gebruikt worden, eventueel van verschillende maten.
Per ophangeenheid 12 wordt bijvoorkeur hoogstens één bloemtak met de hand ingebracht op eerste verwerkingsstation 14a (wanneer inbrengen niet mogelijk is kan de opvangeenheid ook leeg blijven). Daarbij wordt de steel van een individuele bloemtak door een beweging dwars op de eerste en tweede richting (yen z richting) tussen de vingers 200a,b van eerste grijper 20 ingebracht en een vertakt gedeelte van de individuele bloemtak wordt tussen vingers 202a,b van tweede grijper 20 ingebracht terwijl de vingers 200a,b, 202a,b van beide grijpers 20, 22 in een opvangstand staan. Daarna worden de vingers 200a,b, 202a,b in beide grijpers vanuit de opvangstand gelijktijdig naar elkaar toe bewogen naar een sluitstand, waarin de steel van de van de individuele bloemtak tussen vingers 200a,b van eerste grijper 20 wordt ingeklemd en vingers 202a,b van tweede grijper 22 het vertakte gedeelte van de individuele bloemtak omvatten. De beweging van de opvangstand naar de sluitstand wordt verder aangeduid als het activeren van de vingers.
In de getoonde uitvoeringsvorm wordt de besturing van de gelijktijdige activering uitgevoerd door druk op contactvlak 24 van de bedieningsinrichting in de richting van pijl 26 (in de x-richting). Dit heeft het voordeel dat de bediening met dezelfde hand kan worden uitgevoerd waarmee de individuele bloemtak wordt ingebracht. De activering met deze hand kan ook in reactie op andere actuatie dan met druk worden bereikt, bijvoorbeeld door detectie van aanwezigheid van de hand, met bijvoorbeeld een optische of cap achieve detector, of door middel van een schakelaar die met de hand wordt omgewipt. Als alternatief zou bijvoorbeeld een bedieningsschakelaar elders worden gebruikt die met de voet of met de andere hand bediend wordt, of kan een detector voor de aanwezigheid van de bloemtak gebruikt worden, bijvoorbeeld in één of beide vingerparen. Detectie van actuatie tussen de vingerparen maakt de bediening eenvoudiger dan in deze alternatieven.
Hoewel een uitvoeringsvorm is beschreven waarin het bedieningselement een contactvlak 24 bevat zal het duidelijk zijn dat ook andere soorten bedieningselementen mogelijk zijn, bijvoorbeeld een wipschakelaar die met de knokkels bediend kan worden. Een contactvlak heeft echter het voordeel dat er geen extra aandacht nodig is voor de bediening, zeker als het contactvlak zo ruim bemeten is dat aanraking met de hand die een bloemtak vasthoudt onvermijdelijk is bij het inbrengen van de bloemtak tussen beide griipers.
Figuur 2 laat zien dat contactvlak 24 zo is aangebracht dat de hand waarmee de bloemtak tussen de vingers wordt ingebracht contactvlak bereikt als de bloemtak zich in beide grijpers 20, 22 bevindt. Gezien in de oriëntatie van ophangeenheid 12 op eerste verwerkingsstation 14a bevindt contactvlak 24 zich op een hoogte tussen hoogtes van eerste en tweede grijper 20, 22. Contactvlak 24 is verticaal georiënteerd (in de getoonde uitvoeringsvorm in het yz vlak), loodrecht op de horizontale richting (de x-richting, aangegeven met pijl 26) van de beweging waarmee een individuele bloemtak in de grijpers 20, 22 kan worden ingebracht. De combinatie van grijpers bepaalt grijpbare posities voor de bloemtak: posities in de horizontale bewegingsrichting waarin de bloemtak zich zover tussen eerste en tweede grijper 20, 22 bevindt dat deze bij het sluiten van grijpers 20, 22 door grijpers 20, 22 gegrepen zal worden. Het contactvlak 24 bevindt zich in horizontale bewegingsrichting 26 (x-richting) achter de minimale grijpbare positie van de bloemtak (in de tekening ligt contactvlak 24 ver genoeg naar links zodat rechts ervan ruimte is voor de bloemtak in een dergelijke grijpbare positie). Contactvlak 24 bevindt zich bijvoorkeur aangrenzend aan een grijpbare positie, zodanig dat de hand waarmee de bloemtak tussen de vingers wordt ingebracht contactvlak pas kan bereiken als de bloemtak zich in een grijpbare positie bevindt.
De bedieningsinrichting van de grijper bevat overbrengingsmiddelen die ingericht zijn om in reactie op druk op contactvlak 24 de grijpers 20, 22 tegelijk van de opvangstand naar de sluitstand te brengen (met tegelijk en gelijktijdig wordt bedoeld in reactie op dezelfde besturingsactie om een bloemtak te grijpen, met inbegrip van optreden van kleine tijdverschillen die voor de inbrengactie geen wezenlijk verschil maken, bijvoorbeeld als gevolg van vertragingen in de overbrenging). In een uitvoeringsvorm zijn eerste en tweede grijper 20, 22 voorzien van een veermechanisme voor het aandrijven van deze beweging en een retentiemechanisme dat de beweging blokkeert, en dat door de druk op contactvlak 24 deblokkeert. In andere uitvoeringsvormen kunnen elektrische aandrijvingen gebruikt worden in eerste en tweede grijper 20, 22, waarbij contactvlak 24 dient om een schakelaar voor deze elektrische aandrijvingen te bedienen.
Hoewel ophangeenheid 12 beschreven is voor gebruik in een verticale stand in het inbrengstation 14a, waarin grijpers 20, 22 verticaal boven elkaar staan zal het duidelijk zijn dat andere standen bij het inbrengen mogelijk zijn, zoals een hggende stand waarin beide grijpers 20, 22 op gelijke hoogste zijn op horizontale afstand van elkaar. Gebruik van de verticale stand vereenvoudigt het inbrengen. Hoewel ophangeenheid 12 beschreven is met twee grijpers 20, 22 zal het duidelijk zijn dat gebruik van meer dan twee gelijktijdig bediende grijpers mogelijk is, bijvoorbeeld met een derde grijper die een bredere versie is van tweede grijper boven tweede grijper. In de getoonde uitvoeringsvorm hoeft tweede grijper 22 geen steel van de bloemtak in te klemmen, zodat een ruime grijper gebruikt is die dat niet doet. Maar in een andere uitvoeringsvorm kan ook tweede grijper 22 ingericht zijn voor een klemmende werking.
Hoewel het bedieningselement in de vorm van contactvlak 24 en de overbrengingsmiddelen als fysiek deel van een ophangeenheid 12 beschreven zijn zal het duidelijk dat ze er functioneel deel van uit kunnen maken zonder een permanent onderdeel van ophangeenheid 12 te vormen.
Zo zouden het bedieningselement en de overbrengingsmiddelen zich vast op het inbrengstation kunnen bevinden, en achtereenvolgens voor verschillende ophangeenheden 12 gebruikt kunnen worden. Het volstaat hiertoe dat het bedieningselement zich op het inbrengstation in de beschreven ruimtelijke relatie tot grijpers 20, 22 bevindt: in de y en z richting tussen grijpers 20, 22 en in de x-richting achter de minimale grijpbare positie van de bloemtak, en dat de overbrengingsmiddelen op het inbrengstation tussen het bedieningselement en de grijpers van de ophangeenheid 12 gekoppeld zijn, bijvoorbeeld om een beweging over te brengen op een nok of schakelaar op de ophangeenheid 12 voor het activeren ervan.
In een uitvoeringsvorm is transportinrichting 10 ingericht om ophangeenheden 12 bij verplaatsing over het transportpad te kantelen van een verticale oriëntatie zoals getoond in figuur 2 naar een horizontale oriëntatie waarin de bloemtak horizontaal georiënteerd is. De constructie van ophangeenheden 12 met een eerste en tweede grijper 20, 22 zorgt er daarbij voor dat de bloemtak zonder verdere ondersteuning in ophangeenheid 12 gehouden kan worden. Daarvoor kan de afstand tussen de eerste en tweede grijpers 20, 22 afhankelijk van de bewerkte bloemtakken gekozen worden. Deze afstand is bijvoorkeur minstens groot genoeg om een hand tussen de paren grijpers te brengen. Voor bloemtakken met slappe steel is de afstand bijvoorkeur groter naarmate de steel slapper is, bijvoorkeur minstens een derde of de helft van de gemiddelde lengte van de bloemtakken.
In een uitvoeringsvorm is transportinrichting 10 ingericht om ophangeenheden 12 tussen een inbrengstation 14a en een bosstation 14c te kantelen van de verticale oriëntatie naar de horizontale oriëntatie, waarbij de openingen tussen vingers 200a, b 202a,b omlaag gericht is. Dit maakt het mogelijk om de bloemtak te laten vallen op een selecteerbare horizontale ligplaats voor een bos door de grijpers 20,22 van de sluitstand naar een geopende stand zoals de opvangstand te bewegen. De inrichting voor het verwerken van bloemtakken kan zijn voorzien van een besturingssysteem (bijvoorbeeld voorzien van een computer) dat ingericht is om het openen van de vingers langs het transportpad afhankelijk van de gewenste ligplaats te besturen, bijvoorbeeld door elektrische of mechanische sturing van beweging van de vingers.
Figuur 4a-c tonen een uitvoeringsvorm van de ophangeenheid waarin deze is voorzien van een ophanging voor het ophangen aan transportinrichting 10, waarbij de ophanging een vergrendelbare, scharnierende parallellogramconstructie 40 bevat. De parallellogramconstructie 40 bevat parallelle stangen waarmee de ophangeenheid aan transportinrichting 10 is opgehangen, met verbindingen aan de uiteinden van de stangen die draaiing van de stangen ten opzichte van transportinrichting 10 en de rest van de ophangeenheid mogelijk maken. De vergrendelbare parallellogramconstructie 40 maakt het mogehjk om de grijpers 20,22 te laten zakken bij een geselecteerde ligplaats alvorens de grijpers te openen. Figuur 4a toont de ophangeenheid tijdens transport, nadat de ophangeenheid de bloemtak in horizontale oriëntatie heeft gebracht, terwijl parallellogramconstructie 40 de bloemtak hoog houdt. Figuur 4b toont de ophangeenheid nadat parallellogramconstructie 40 ontgrendeld is waardoor grijpers 20,22 gezakt zijn. Figuur 4c toont de daaropvolgende toestand nadat grijpers 20,22 in de gezakt positie geopend zijn.
Het besturingssysteem is bijvoorkeur ingericht is om de vergrendeling van de parallellogramconstructie 40 te ontgrendelen langs het transportpad op een positie afhankelijk van de gewenste ligplaats te besturen, bijvoorbeeld door elektrische of mechanische sturing van het ontgrendelen en daarna de grijpers te openen. Daarmee kan de vrije val hoogte van de bloemtakken naar een geselecteerde ligplaats 42 beperkt worden, terwijl het bewaren van afstand tot andere ligplaatsen mogehjk is.

Claims (9)

1. Inrichting voor het verwerken van bloemen, voorzien van een veeltal ophangeenheden voor het ophangen van individuele bloemtakken, en een transportinrichting waaraan de ophangeenheden zijn bevestigd op opeenvolgende plaatsten langs een transportrichting van de transportinrichting, waarbij de ophangeenheden elk zijn voorzien van een eerste en tweede paar vingers voor het omvatten van een bloemtak, waarbij de paren in een eerste richting op afstand van elkaar zijn aangebracht, en de vingers in elk paar in een tweede richting dwars op de eerste richting ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn, elk voor het omvatten van de bloemtak in een derde richting dwars op de eerste en tweede richting wanneer de bloemtak tussen de vingers van de paren is ingebracht; een bedieningselement met een positie in de eerste richting tussen het eerste en tweede paar, en in de derde richting achter een positie waar de bloemtak zich bevindt wanneer de bloemtak grijpbaar voor de vingers tussen de vingers van het eerste en tweede paar vingers is ingebracht, overbrengingsmiddelen, gekoppeld tussen het bedieningselement en het eerste en tweede paar vingers, en ingericht om de vingers van het eerste en tweede paar beide te activeren in reactie op het uitoefenen van een actuatie van het bedieningselement.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarin het bedieningselement een contactvlak bevat met een oriëntatie dwars op de derde richting, en de overbrengingsmiddelen ingericht zijn om de vingers van het eerste en tweede paar te activeren in reactie op het uitoefenen van druk op het contactvlak in de derde richting.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarin elke ophangeenheid tenminste in een inbrengstation van de inrichting zo georiënteerd is dat de derde richting horizontaal is.
4. Inrichting volgens conclusie 3, waarin eerste richting verticaal is.
5. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarin de overbrengingsmiddelen zijn ingericht om de vingers van het eerste en tweede paar elk tussen een opvangstand en een sluitstand te schakelen, waarbij de vingers in elk paar in de opvangstand van elkaar staan voor het inbrengen van de bloemtak, het eerste paar vingers is ingericht om in de sluitstand de bloemtak tussen de vingers van het eerste paar te klemmen en het tweede paar vingers is ingericht om in de sluitstand de bloemtak zover te omgeven dat de bloemtak zonder uitoefenen van kracht niet met een beweging in de derde richting uit de vingers van het tweede paar kan bewegen, zonder dat de bloemtak ingeklemd wordt tussen de vingers van het tweede paar.
6. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, voorzien van een inbrengstation en een bosstation, waarin de transportinrichting ingericht is om de ophangeenheden van het inbrengstation naar het bosstation te transporteren en daarbij de ophangeenheden tijdens het transporteren te doen kantelen van een eerste oriëntatie waarin de eerste richting verticaal is naar een tweede oriëntatie waarin de eerste richting horizontaal is, en de derde richting omhoog gericht is.
7. Inrichting volgens één der voorafgaande conclusies, waarin elk van de opvangeenheden aan de transportinrichting is op gehangen doormiddel van stangen die parallel aan elkaar van de opvangeenheid naar de transportinrichting lopen en dwars op de transportrichting rond horizontale draaiassen draaibaar zijn verbonden met de opvangeenheid en de tr ansp ortinrichting.
8. Werkwijze voor het verwerken van bloemen met een Inrichting voor het verwerken van bloemen, voorzien van een transportinrichting en een veeltal ophangeenheden aan de transportinrichting voor het ophangen van individuele bloemtakken, waarin elke ophangeenheid op afstand van elkaar aangebrachte eerste en tweede paren vingers bevat, en waarin de werkwijze de stappen omvat van - inbrengen van bloemtakken, elk in een eigen ophangeenheid, tussen vingers van het eerste paar en de vingers van het tweede paar van de ophangeenheid; - activeren van de vingers van het eerste en tweede paar, beide in reactie op een actuatie uitgeoefend met een hand van een persoon die de bloemtak tussen de vingers van het eerste en tweede paar houdt met deze hand tussen het eerste en tweede paar vingers.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, omvattende kantelen van de ophangeenheden tijdens het transporteren met de bloemtakken in de opvangheden, en openen van de eerste en tweede paren vingers van een opvangeenheid nadat de opvangeenheid de bloemtak in een horizontale oriëntatie heeft gebracht.
NL2013144A 2014-07-07 2014-07-07 Inrichting en werkwijze voor het verwerken van bloemen. NL2013144B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013144A NL2013144B1 (nl) 2014-07-07 2014-07-07 Inrichting en werkwijze voor het verwerken van bloemen.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013144A NL2013144B1 (nl) 2014-07-07 2014-07-07 Inrichting en werkwijze voor het verwerken van bloemen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2013144B1 true NL2013144B1 (nl) 2016-09-20

Family

ID=57442835

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2013144A NL2013144B1 (nl) 2014-07-07 2014-07-07 Inrichting en werkwijze voor het verwerken van bloemen.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2013144B1 (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP5208747B2 (ja) 容器を充填する方法及び装置
US6520317B2 (en) Packaging and casing system
NL1012258C2 (nl) Inrichting voor het richten van een aantal gelijksoortige voorwerpen zoals vruchten.
US9169068B2 (en) Rack storage and retrieval device for a rack storage facility, rack storage facility with a rack storage and retrieval device of this type and method for the separate removal of goods from a rack storage facility of this type
US9004287B2 (en) Apparatus for sorting agricultural products
CN108463104B (zh) 蛋提升设备以及相关联的转移系统和方法
US20190185266A1 (en) Picking system
NL9002194A (nl) Transportinrichting voor het overbrengen van eieren.
NL1028839C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het overbrengen van een houder met een voedingsproduct zoals een daardoor gedragen worst.
JP2017508643A (ja) 荷降ろしシステム、およびタイヤトレッド搬送機の荷降ろし方法
US11772907B2 (en) Transport system for an at least partially complete cartridge, in particular for an electronic cigarette
NL2013144B1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het verwerken van bloemen.
EP2611693B1 (en) Egg transfer device
FR3060547A1 (fr) Appareil et procede de transfert, vers une ligne de traitement, d'imprimes initialement conditionnes en liasse
EP3686134B1 (fr) Systeme de tri/manutention de paquets a convoyeur a plateaux et unite de transfert par gravite
NL1014170C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het transporteren van voorwerpen.
FR3032950A1 (fr) Machine et procede de convoyage d'articles
JP2917120B2 (ja) 物品集積箱詰め方法および装置
EP3983323B1 (en) Extraction station for the extraction from a transport system for an at least partially complete cartridge, in particular for an electronic cigarette
KR101248846B1 (ko) 계란의 자동 선별 포장을 위한 계란투입제어 시스템
CN103857497A (zh) 处理系统
NL2031972B1 (en) Egg transfer assembly, egg transfer system and egg processing system
NL9300980A (nl) Werkwijze en inrichting voor het in dozen verpakken van landbouwprodukten, in het bijzonder van komkommers.
NL1017452C2 (nl) Invoerstation voor de verwerking van bolbloemen.
NL1022950C2 (nl) Bloemenovergeefinrichting.