NL1022950C2 - Bloemenovergeefinrichting. - Google Patents

Description

Bloemenovergeefinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een bloemenovergeefinrichting. De uitvinding heeft voorts betrekking op een bloemen/planten-verwerkingsinrichting voorzien van eem dergelijke bloemenovergeefinrichting, in 5 het bijzonder op een bloemendoseerinrichting voor het gedoseerd overbrengen van in verzamelwagens aangevoerde enkelstelige bloemen of planten naar een transporteur van een sorteermachine.

Dergelijke doseerinrichtingen zijn bekend, maar 10 zijn vaak complex, nemen veel ruimte in en/of zijn storingsgevoelig. Ook komt het vaak voor dat bloemen beschadigd raken. Voorts kan een probleem zijn de afstemming van de verschillende op elkaar aansluitende, de bloemen houdende onderdelen.

15 Bloemenovergeefinrichtingen zijn bekend, bij voorbeeld van Amerikaans octrooi 3.659.709. In de bekende inrichting worden bloemen in een reeks parallelle opslag-transporteurs, die elk voorzien zijn van een transportket-ting met een reeks opneemruimtes voor afzonderlijke bloe-20 men. De opslagtransporteurs staan dwars op een sorteer- transporteur van een sorteermachine. De sorteertranspor-teur is voorzien van een reeks, volgens een baan bewogen bloemopnemers, die in opeenvolging, uit de baan en langs telkens een laatste opneemruimte van de opslagtransporteur 25 bewogen worden, onder medeneming van de daarin gehouden I bloem, en dan weer terug in de baan bewogen worden. Na I afgifte van de bloem aan een transporteur van een bossta- I tion vervolgen de bloemopnemers hun omloopbaan.

I Een doel van de uitvinding is een inrichting 5 voor het overgeven van verenkelde bloemen of planten van een bloemenhouder naar een sorteertransporteur van een I sorteermachine, te verschaffen, met een hoge capaciteit.

I Een verder doel van de uitvinding is een inrich- ting voor het overgeven van verenkelde bloemen of planten 10 van een bloemenhouder naar een sorteertransporteur van een sorteermachine, te verschaffen, die betrouwbaar werkt.

Een verder doel van de uitvinding is een inrich- ting voor het overgeven van verenkelde bloemen of planten van een bloemenhouder naar een sorteertransporteur van een I 15 sorteermachine, te verschaffen, waarmee de bloemen op I beheersbare en met een geringe kans op beschadiging worden I gemanipuleerd.

Een verder doel van de uitvinding is een bloe- men/planten-verwerkingsinrichting, in het bijzonder een 20 bloemendoseerinrichting te verschaffen met een dergelijke, verbeterde bloemenovergeefinrichting.

H Vanuit een aspect voorziet de uitvinding in een I inrichting voor het overgeven van verenkelde bloemen of I planten van een bloemenhouder naar een sorteertransporteur I 25 van een sorteermachine, welke sorteertransporteur voorzien I is van langs een baan voortbewogen vorkvormige bloemop- I neemruimtes, waarbij de inrichting omvat overgeefmiddelen H met een opneemruimte voor een bloem, waarbij de overgeef- middelen aangebracht zijn voor verplaatsing met de sor- 30 teertransporteur mee. Hiermee wordt tijd gewonnen voor het overgeven en wordt een vloeiende en betrouwbare overgave van de bloemen bereikt, waarbij een hoge capaciteit be- reikbaar is.

Bij voorkeur zijn de overgeefmiddelen aange- 35 bracht voor gelijktijdige verplaatsing naar de sorteer- H transporteur toe.

In een voorkeursuitvoering zijn de overgeefmid- I 1 . u 3 delen aangebracht voor het in opeenvolging heen en weer uitvoeren van genoemde verplaatsingen tussen een begin-stand en een eindstand waarin een bloem overgegeven wordt.

De overgave van de bloemen wordt verder verze-5 kerd indien de overgeefmiddelen een vork bezitten voor opname van een stengel van de bloem, en voorzien zijn van middelen voor het sluiten of openen van de opneemruimte van de vork.

Bij voorkeur zijn de overgeefmiddelen voorts 10 voorzien van meenemers, voor het aangrijpen van en het volgen van de beweging van de bloemopneemruimtes tijdens het overgeven van de bloemen. Hierdoor vindt een tijdelijke koppeling plaats en kan optimale afstemming plaatsvinden tussen de overgeefmiddelen en de voortbewegende op-15 neemruimtes van de sorteertransporteur.

De meenemers zijn daarbij bij voorkeur beweegbaar tussen een in de baan van de bloemopneemruimtes reikende stand en een stand vrij daarvan.

Bij voorkeur zijn de vorkvormige opneemruimtes 20 met hun opening gericht dwars op de bewegingsbaan.

Bij voorkeur zijn de overgeefmiddelen opgesteld tussen de sorteertransporteur en een overbrengtransporteur die de bloem aanvoert vanaf een plaats op afstand.

De overbrengtransporteur is bij voorkeur dwars 25 op de sorteertransporteur geplaatst.

De overbrengtransporteur is bij voorkeur voorzien van een bloemhouder, die op de overbrengtransporteur verdraaibaar is van een opneemstand op een plaats van opname van een bloem naar een afgiftestand voor afgifte 30 van de bloem aan de overgeefmiddelen. De opneemstand en de afgiftestand kunnen daarbij op voordelige wijze onder een hoek ten opzichte van elkaar staan, bij voorkeur ongeveer 180 graden, waardoor de bloemhouders bij opnemen en afgifte uit de overbrengtransporteurs kunnen reiken, en het 35 bereik optimaal is. Indien de hoekverdraaiing plaatsvindt ter plaatse van de overgeefmiddelen kan die beweging benut worden voor de overdracht aan de overgeefmiddelen. Reeds Η Η tijdens de hoekverdraaiing kunnen de bloemen worden opge- H nomen in de overgeefmiddelen.

H In een verdere uitvoering van de inrichting H volgens de uitvinding omvat deze meerdere overbrengtrans- H 5 porteurs met overgeefmiddelen, waarbij de overbrengtrans- porteurs parallel zijn, waardoor de gelijkloop in het proces bevorderd wordt.

Vanuit een verder aspect verschaft de uitvinding H voorts een bloemen/planten-verwerkingsinrichting, in het H 10 bijzonder bloemendoseerinrichting voorzien van een bloe- H menovergeefinrichting volgens de uitvinding.

H De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand H van een in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voor- H beelduitvoering. Getoond wordt in: 15 Figuren IA en 1B respectievelijk een schematisch bovenaanzicht en een vooraanzicht van een voorbeelduitvoe- ring van een installatie met een voorbeelduitvoering van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 1C een zij-aanzicht op de installatie van H 20 de figuren IA en 1B; I figuur 2 een schematisch zij-aanzicht op een I opneemeenheid in de installatie van de figuren 1A-C; H figuren 3A en 3B een spreidinrichting in de H installatie van de voorgaande figuren, in ingeschoven 25 toestand; I figuren 3C en 3D de spreidinrichting van figuren Η 3A en 3B in gespreide toestand; figuren 4A en 4B respectievelijk een bovenaan- zicht en een zij-aanzicht van het overgeven van de bloemen I 30 van spreidinrichting aan een transporteur; I figuren 5A-C respectievelijk een bovenaanzicht, een vooraanzicht en een eindaanzicht op twee toestanden I van een mogelijke overzetinrichting volgens de uitvinding I voor overgave van bloemen van de transporteur van figuur 4 I 35 aan een sorteertransporteur; en I figuur 6 een ander alternatief bovenaanzicht op I een verdere voorbeelduitvoering van een installatie met 5 een overzetinrichting volgens de uitvinding.

De· installatie 1 omvat een uitgebreid gestel 2, waarin de diverse componenten van de installatie 1 opgesteld zijn. Daarbij is een opneemruimte 3 voorzien, waarin 5 een rolcontainer 10 geplaatst is, waarin een verzameling kamvormige houders 14 met openingen 15 voor bloemen ondersteund zijn. Slechts één van de houders 14 is weergegeven. Oppakkers of uitneemunits 6, die naar de houder 14 beweegbaar zijn en terugtrekbaar in de richting P (figuur 2) , 10 zijn aangebracht op rails 5, om in de richting B getransporteerd te worden, onder vergroting van de onderlinge afstand van de oppakkers 6. Er zijn evenveel oppakkers 6 als openingen 15.

In de in figuur IA weergegeven, gespreide toe-15 stand kunnen de oppakkers 6 verder bediend worden voor beweging in de richting P, om de bloemen af te leveren aan transporteurs 7, die parallel aan elkaar opgesteld zijn, en transport verzorgen in de richting C.

Aan het eind van de serie transporteurs 7 be-20 vindt zich een dwarsgeleiding 40, waarop overzetters 8 (figuur IA) beweegbaar zijn in de richting F, voor overgave van de bloemen aan een transporteur 9 van een sorteermachine, die de bloemen verder transporteert in opneem-ruimtes in de richting G. De overzeteenheid 8 is voorts 25 voorzien van een beugel 13, die nog nader besproken zal worden.

In figuren 1C en 2 is te zien dat de oppakkers 6 een cilinder 23 omvatten, waarbij aan het eind van de zuigerstang 24 een houder 22 bevestigd is, waaraan gelei-30 dingspennen 25 bevestigd zijn, die gelegerd zijn in vaste geleidingen 27. De houder 22 is voorzien van een hefcilin-der 19, aan het boveneind waarvan een vorkvormige opneemruimte 18 bevestigd is, die gericht is naar de op te nemen bloemen toe. De opneemruimte 18 is bepaald door naar 35 elkaar beweegbare armen 18a.

Bij vergelijking van de figuren 1C en 2 is de mogelijke beweging in de richting P van de oppakkers 6 te H zien.

H De oppakkers 6 zijn via verticale staaf 17 en wagen 26a in de richting B (figuur IA) verrijdbaar aange- bracht op rails 16a. Zoals in de figuren IB, 1C en 2 te H 5 zien is zijn er drie rails 16a, 16b, 16c boven elkaar H geplaatst, en is elke oppakker 6 aan één van die rails 16a-c verrijdbaar met wagen 26a, 26b, 26c. In figuur 1B is nog kolom 20 en dwarsstaaf 21 te zien, die beweegbaar is in de richtingen H en I.

10 In figuren 3B-D is aangegeven dat de overnee- meenheden met elkaar verbonden zijn middels cilinders 30.

Hierbij is de cilinder zelf bevestigd op de ene oppakker 6, maar is het uiteinde van de zuigerstang 31 die daarbij H behoort bevestigd aan de volgende oppakker 6. Bij bekrach- 15 tiging van de cilinders 30 worden de oppakkers 6 dan H automatisch uit elkaar gedwongen, naar de uiterste positie weergegeven in figuren 3C en 3D. De onderlinge afstand X, is dan gelijk aan de tussenafstand tussen de transporteurs 20 In figuren 3B en 3D is voorts te zien dat de hoogte van de oppakkers 6 om en om verschilt, om ruimte voor de cilinders 30 te scheppen.

Met de oppakkers 6 worden, zoals in figuur 2 aanschouwelijk is gemaakt, bloemen uit houder 14 in con- I 25 tainer 10 uitgenomen. De opnemer 18 wordt daartoe in de richting P tot iets onder de houder 14 bewogen, onder de opneemruimte 15 (figuur IA) daarvan, en dan bediend om de armen 18a de stengel te laten omgrijpen, waarna de cilin-

der 19 wordt bediend om de opnemer 18 in de richting Q

3 0 iets te heffen, zodat de bloemknop goed vrijkomt van de I houder 14. Dan kan de cilinder 23 bediend worden voor het in de richting P terugbewegen van de opnemer 18. Inmiddels

is de scheidingsrol 21 terugbewogen in de richting H

I (figuur 1B), boven de baan in de richting P van de opnemer 35 18. Bij het terugbewegen van de opnemer 18 van de houder I 14 weg wordt de scheidingsrol 21 langs de kolom 20 neer- I waarts bewogen in de richting I (figuur 1C) , om te zorgen I k * 7 dat de bloemen die aangepakt zijn door de reeks opnemers 18 van oppakkers 6 gescheiden worden van de bloemen die zich bevinden in de volgende houder 14 in de container 10.

Na het spreiden van de oppakkers 6 (zie figuur 5 3D) worden de opnemers 18 in de richting P uitbewogen, tot bij de transportvorken 12 van de transporteurs 7 (zie figuur 4) . De transportvorken 12 zijn voorzien van een opneemruimte 12a, die sluitbaar is met een bedienbare sluitcilinder 12b (zie figuren 4A en 4B).

10 In de figuren 4A en 4B is te zien dat de oppak kers 6 in de richting P in lijn bewegen met en naar de opneemruimte 12a van de stilgehouden transportvorken 12. De transportvork 12 is bevestigd op meenemer 90, die via steunen 91 en 92 in de richting C beweegbaar is langs 15 transporteur 7 en terug. De transporteurs 7 zijn bevestigd aan gestel 100, dat onder meer staanders 110 en liggers 101 omvat. Vanaf de staanders 100 reikt een uithouder 102 (alleen weergegeven in figuur 4B), waaraan ook een langs -ligger 103 bevestigd is, waaraan bij elke transporteur 7 20 een stangenstel 104 neerhangend bevestigd is, die met horizontaal omgezette benen 105a, 105b een geleidende toegang vormen voor de bloem die vastgehouden wordt door de opnemers 18. Zoals te zien is in figuur 4B bewegen de opnemers 18 beneden langs de geleiderbenen 105a, 105b, om 2 5 de bloem aansluitend in de opneemruimte 12a van de transportvork 12 te brengen.

Aan de uithouder 102 is een verder niet weergegeven motor bevestigd, met aandrijfas 109, voor aandrijving van een tandriem 106, waarmee aandrijfwiel 108 wordt 30 aangedreven, om de daaromheen lopende transportketting 107 van de transporteur 7 in twee tegengestelde richtingen aan te kunnen drijven.

De transportvorken 12 zijn over 180° roteerbaar, in de richting D (zie figuur 4A) bevestigd op de meenemer 35 90. Hierdoor kan de openingsrichting van de transportvork 12 gewijzigd worden van een stand geschikt voor opname van een bloem van de oppakker 6, naar een stand geschikt voor I overgave van een bloem door een volgende eenheid, de I overzeteenheid 8, weergegeven in figuren 5A-C.

I De overzetters 8 weergegeven in figuren 5A-C

I omvatten elk een drager 44, die ter plaatse van 43 beves- 5 tigd is aan een zuigerstang 42 van een cilinder 41 die vast bevestigd is aan montageplaat 95 (figuur 5C) . Monta- I geplaat 95 is vast bevestigd aan rail 40, die zich doorlo- I pend uitstrekt langs de einden van de transporteurs 7. De I houder 44 is voorzien van wielen 60, voor beweging langs I 10 de rail 40.

Van de houder 44 hangt af een plaat 46, waaraan I door middel van houderplaat 96 een cilinder 54 bevestigd is, aan de zuigerstang 55 waarvan een plaat 97 bevestigd I is. Onderaan de plaat 97 bevindt zich een vork 50, die 15 voorzien is van een opneemruimte die gericht is met de bewegingsrichting G (zie figuur 5A) van de transporteur 9 mee. Van de transporteur 9 is schematisch één naar de einden van de transporteur 7 gerichte vork 80 met opening I 81 weergegeven (figuur 5A rechts onder).

I 2 0 Ook aan neerhangende plaat 46 is bevestigd een I motor of draaicilinder 98 (figuur 5C) , waarvan de as 91 I bevestigd is aan L-vormige plaat 99, waarop staaf 45 en schuifstang 47 van een beugel 13 bevestigd zijn. De I schuifstang 47 is in uitstrekking instelbaar ten opzichte 25 van de staaf 45, en kan in de gewenste stand vastgezet worden. De schuifstaaf 47 is aan het eind voorzien van een dwars daarop, in de richting G reikende stang 48, die, zoals te zien is in figuur 5B, onder een hoek neerwaarts I omgezet is met schuin uiteinde 49. Door de motor 98 is de I 30 staaf 48, 49 kantelbaar (K) van een stand waarin staafdeel I 48 horizontaal reikt, naar een stand waarin het staafuit- I einde 49 verticaal reikt.

I Wanneer de transportvorken 12 op de transpor- I teurs 7 aangekomen zijn op de plaats weergegeven in figu- 35 ren 5A,B, bewegend in de richting C, worden de rotatiemid- delen op de meenemer 90 geactiveerd om de transportvork 12 I om te zwaaien in de richting D, over 180° (figuur 5A) . In 9 de dan bereikte stand valt de opneemruimte 12a verticaal samen met de opneemruimte 51 van de vork 50 van de over-zeteenheid 8. De sluitcilinder 12a wordt bediend voor opening van de vork. Wanneer met verder niet weergegeven 5 sensormiddelen geconstateerd is dat de transportvorken 80 van de sorteertransporteur 9 vrij zijn, wordt door de besturingseenheid van de inrichting 1 de motor 98 bediend om de staaf 48 te kantelen naar de positie waarin het uiteinde 49 verticaal reikt en in de baan van de trans-10 portvorken 80, en door aangrijping daarmee meegevoerd wordt in de richting G. De cilinder 41 loopt hierbij vrij. Tegelijkertijd wordt de cilinder 54 bediend, om de stang 55 uit te duwen in de richting J, zodat de vork 50 naar de sorteertransporteur 9 gedwongen wordt, en door de samen-15 vallende beweging met de houder 44 de vork in de richting F verplaatst wordt. In de eindstand bevindt de vork 50 zich met opneemruimte 51 precies verticaal in lijn met de opneemruimte 81 van de transportvork 80. De sluitcilinder 52 wordt dan opengezet, zodat de sluitpen 53 ingetrokken 20 wordt. De transportvorken 80 kunnen met de bloem verder bewegen, zonder oponthoud, in de richting G, omdat de opneemruimte 51 in transportrichting open is.

Daarna worden de cilinders 41 en 54 bediend, alsook de motor 98, om de over zet eenheid 8 weer naar de 25 uitgangsstand te dwingen.

Ondertussen is de transportvork 12 weer terugbewogen langs de transporteur 7, om een volgende procesgang door te maken.

Claims (17)

1. Inrichting voor het overgeven van verenkelde bloemen of planten van een bloemenhouder naar een sorteer-transporteur van een sorteermachine, welke sorteertrans-porteur voorzien is van langs een baan voortbewogen vork- 5 vormige bloemopneemruimtes, waarbij de inrichting omvat overgeefmiddelen met een opneemruimte voor een bloem, waarbij de overgeefmiddelen aangebracht zijn voor verplaatsing met de sorteertransporteur mee.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de 10 overgeefmiddelen aangebracht zijn voor gelijktijdige verplaatsing naar de sorteertransporteur toe.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de overgeefmiddelen aangebracht zijn voor het in opeenvolging heen en weer uitvoeren van genoemde verplaatsingen 15 tussen een beginstand en een eindstand waarin een bloem overgegeven wordt.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de overgeefmiddelen een vork bezitten voor opname van een stengel van de bloem, en voorzien zijn van midde- 20 len voor het sluiten of openen van de opneemruimte van de vork.

5. Inrichting volgens een der conclusies 1-4, waarbij de overgeefmiddelen voorts voorzien zijn van meenemers, voor het aangrijpen van en het volgen van de 25 beweging van de bloemopneemruimtes tijdens het overgeven van de bloemen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de meenemers beweegbaar zijn tussen een in de baan van de bloemopneemruimtes reikende stand en een stand vrij daar- 30 van.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de vorkvormige opneemruimtes met hun opening gericht zijn dwars op de bewegingsbaan.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de overgeefmiddelen opgesteld zijn tussen de sorteertransporteur en een overbrengtransporteur die de 5 bloem aanvoert vanaf een plaats op afstand.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de overbrengtransporteur dwars op de sorteertransporteur geplaatst is.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, waarbij 10 de overbrengtransporteur voorzien is van een bloemhouder, die op de overbrengtransporteur verdraaibaar is van een opneemstand op een plaats van opname van een bloem naar een afgiftestand voor afgifte van de bloem aan de overgeef mi dde1en.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de opneemstand en de afgiftestand onder een hoek ten opzichte van elkaar staan, bij voorkeur ongeveer 180 graden.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de hoekverdraaiing plaatsvindt ter plaatse van de overgeef- 20 middelen.

13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij tijdens de hoekverdraaiing de bloemen worden opgenomen in de overgeefmiddelen.

14. Inrichting volgens een der voorgaande 25 conclusies, omvattend meerdere overbrengtransporteurs met overgeefmiddelen, waarbij de overbrengtransporteurs parallel zijn.

15. Bloemen/planten-verwerkingsinrichting, in het bijzonder bloemendoseerinrichting, voorzien van een 30 bloemenovergeefinrichting volgens een der voorgaande conclusies.

16. Inrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij-gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.

17. Werkwijze omvattend een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij-gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende stappen.