NL9300980A - Werkwijze en inrichting voor het in dozen verpakken van landbouwprodukten, in het bijzonder van komkommers. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het in dozen verpakken van landbouwprodukten, in het bijzonder van komkommers.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het in dozen verpakken van landbouwprodukten, in het bijzonder voor het in dozen verpakken van komkommers, volgens de aanhef van conclusie 1.

Tot op heden is het gebruikelijk dat de komkommers machinaal worden geselecteerd op gewicht en worden ingedeeld in een aantal gewichtsklassen en vervolgens per klasse in kartonnen dozen worden verpakt. Hierbij worden in het algemeen steeds twee lagen van zes komkommers boven elkaar in een doos geplaatst. Dit in dozen verpakken gebeurt met de hand en bij de tegenwoordig optredende grote opbrengsten per dag zijn hiervoor zodoende in bepaalde perioden veel mensen nodig, die, als deze al beschikbaar zijn, hoge kosten met zich meebrengen.

Het probleem bij het inpakken van komkommers is gelegen in het feit, dat de komkommers een enigszins gebogen vorm hebben. De komkommers van elke laag in de doos moeten met hun kromming in dezelfde richting liggen, omdat zij anders te veel ruimte in beslag nemen en niet in de doos passen (vergelijk bijv. lepels in een cassette). Dit "uitrichten" van de komkommers is er waarschijnlijk de oorzaak van dat er tot op heden geen geschikte inrichting in de handel verkrijgbaar is voor het automatisch in dozen verpakken van komkommers.

De uitvinding beoogt nu een werkwijze te verschaffen, waarmee komkommers of andere soortgelijke tuinbouwprodukten doelmatig en betrouwbaar in een doos kunnen worden verpakt. Deze werkwijze onderscheidt zich door de in het kenmerkende gedeelte van conclusie 1 aangegeven kenmerken. Met behulp van deze werkwijze worden de komkommers in het uitrichtsta-tion door de werking van de zwaartekracht uitgericht en worden in deze stand in de gereed staande doos geplaatst. Door het eerst uitrichten van de komkommers kan een doos worden gevuld, die de komkommers nauw omsluit.

Bij voorkeur worden de komkommers op een vooraf bepaalde onderlinge afstand op de transportband geplaatst, zodanig dat de lengte-as van de komkommers in hoofdzaak loodrecht staat op de bewegingsrichting van de transportband en wordt in het uitrichtstation een steeds één laag in de doos vormend aantal komkommers tegelijkertijd uitgericht en gecentreerd, tegen elkaar aan gedrukt en in de doos geplaatst .

De uitvinding is tevens belichaamd in een inrichting voor het uitvoeren van de bovenstaande werkwijze voor het in een doos verpakken van tuinbouwprodukten, zoals komkommers, welke inrichting zich onderscheidt door de in de conclusie 4 aangegeven kenmerken.

De onderconclusies 5-10 geven doelmatige verdere ontwikkelingen en details van de uitvinding aan.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, die als voorbeeld een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding toont, waarin:

Figuur 1 schematisch een algemeen overzicht toont van een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding?

Figuren 2A-2E schematisch een aanzicht van het uitrichtstation tonen in vijf opeenvolgende standen voor het uitrichten van de komkommers; en Figuren 3A-3B het vastgrijpstation tonen van de inrichting uit fig. 1 in een eerste stand, waarin de uitgerichte komkommers worden vastgegrepen en een tweede stand, waarin de komkommers in de doos worden geplaatst.

Zoals schematisch is weergegeven in fig. 1 omvat de inrichting volgens de uitvinding voor het in dozen verpakken van komkommers of dergelijke tuinbouwprodukten een op zich bekend sorteerstation 1, dat op zich geen onderdeel van de onderhavige uitvinding vormt en derhalve niet in detail is weergegeven en beschreven en van elk geschikt type kan zijn. Het sorteerstation 1 bevat (niet weergegeven) middelen om de geoogste komkommers 2 of soortgelijke tuinbouwprodukten te wegen en in te delen in een aantal gewichtsklassen, welke komkommers vervolgens worden afgegeven aan een transportband 3. De transportband 3 heeft op een onderlinge afstand van elkaar aangebrachte bakjes 4, die elk één komkommer kunnen opnemen. De komkommer wordt hiertoe steeds met de lengterichting hiervan in hoofdzaak loodrecht op de bewegingsrichting van de transportband (pijl P) in een bakje 4 geplaatst. Zoals duidelijker zichtbaar is in figuur 2, zijn de bakjes 4 en de transportband 3 duidelijk kleiner dan de lengte van de op te nemen komkommers, zodat deze laatsten met beide uiteinden aan weerszijden buiten de bakjes en dus buiten de transportband 3 uitsteken. De transportband 3 voert de komkommers naar een in het geheel met het verwi jzingsci jfer 5 aangegeven uitrichtstation, waarvan de werking nog zal worden beschreven aan de hand van de figuren 2A-2E. De komkommers worden vervolgens in uitgerichte toestand vastgegrepen door een in het geheel met het verwi jzingsci jfer 6 aangegeven vastgrijpstation, dat de komkommers tenslotte in een gereed staande doos 7 plaatst. De werking van het vastgrijpstation zal in combinatie met fig. 1 nog in detail worden beschreven aan de hand van de figuren 3A en 3B.

De komkommers 2 worden in de hier weergegeven uitvoeringsvorm op de transportband 3 geplaatst met de steeltjes hiervan steeds naar de zelfde kant gericht. Figuur 2A toont een aanzicht van het uitrichtstation 5 volgens de pijl II in figuur 1, en laat een opnemer 8 zien, die bestaat uit twee armen 9,9', die aan weerszijden van de transportband 3 liggen. Zoals zichtbaar in figuur 1 zijn een aantal van dergelijke opnemers 8 achter elkaar langs de transportband opgesteld, waarbij de onderlinge afstand hiervan steeds ongeveer overeenkomt met die van de bakjes 4 op de transportband 3. In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn er zes opnemers aanwezig, die elk één komkommer kunnen opnemen om deze uit te richten, zodat deze zes komkommers later gezamenlijk als één laag in de doos 7 kunnen worden geplaatst. In dit geval worden in de doos twee lagen van elk zes komkommers geplaatst. Het sorteerstation 1 geeft dus steeds twaalf komkommers van dezelfde gewichtsklasse aan de transportband 3 af, die achter elkaar in de bakjes 4 van de transportband komen te liggen. De transportband beweegt zich in de richting van de pijl P, totdat de eerste zes komkommers zich elk tussen de armen van de zes opnemers bevinden en stopt dan. Deze situatie is voor één opnemer weergegeven in fig 2A.

Zoals in deze figuur is te zien zijn de armen 9, 9' van de opnemer 8 symmetrisch opgesteld ten opzichte van een verticaal middenvlak 3a door de longitudinale hartlijn van de transportband. Elke arm bestaat hierbij uit een tweetal evenwijdige stangen 10,10'; 11,11', die enerzijds scharnierend zijn verbonden met balken 12,12', die in dwarsdoorsnede in deze figuur zichtbaar zijn, en anderzijds scharnierend zijn verbonden door een dwarsverbindingsstuk 13,13', zodat elke arm in feite bestaat uit een stangenparallellogram. De beide armen kunnen hierbij naar elkaar toe resp. van elkaar af zwenken in het vlak van tekening van fig. 2A. Aan elk dwarsverbindingsstuk is een komvormige houder 14,14' bevestigd, die vrij draaibaar is gelagerd, en met de open zijde hiervan naar de transportband 3 is gericht. De opstelling van deze houders is zodanig, dat de hartlijnen hiervan samenvallen met een horizontale rechte. Één van de evenwijdige stangen van de ene arm 9 is verlengd tot voorbij het scharnierpunt met de balk 12 en op dit verlengdeel grijpt een (niet weergegeven) verstelcilinder aan. Een koppelstang 15 is enerzijds scharnierend met dit verlengdeel en anderzijds scharnierend met de staaf 11 van de andere arm 9' verbonden. Een trekveer 16 is gespannen tussen de koppelstang 15 en de staaf 11, welke trekveer de beide armen naar elkaar toe tracht te bewegen. Het bedienen van de verstelcilinder doet zodoende de beide armen tegen de druk van de veer 16 in van elkaar af bewegen, waarbij de horizontale stand van de beide houders 14,14' behouden blijft tengevolge van de parallellogramvormige constructie van de beide armen. De hier beschre- ven constructie met de koppelstang 15 heeft tot gevolg dat de beide armen 9,9' zich steeds symmetrisch bewegen ten opzichte van het verticale middenvlak 3a.

De werkwijze voor het uitrichten van de komkommers zal nu worden beschreven aan de hand van de fig. 2A-2E. In de in fig. 2A weergegeven stand zijn de beide armen van de opnemer uit elkaar bewogen en bevinden de beide komvormige houders 14,14' zich nagenoeg ter hoogte van het bakje 4 van de transportband. Zoals reeds vermeld wordt een komkommer 2 in het bakje 4 van de transportband tot tussen de beide houders 14,14' gevoerd en daar tot stilstand gebracht. De beide armen 9,9' worden nu naar elkaar toe bewogen doordat het verlengdeel van de stang 10 in de richting van de pijl B wordt bewogen, zodat de komvormige houders 14,14' elk een uiteinde van de in het bakje 4 aanwezige komkommer 2 opnemen (fig. 2B). Daar de beide armen zich symmetrisch ten opzichte van het verticale vlak 3a verplaatsen wordt de komkommer ten opzichte van het vlak 3a gecentreerd, d.w.z. dat in de stand van fig. 2B het midden van de komkommer in het vlak 3a ligt.

De beide armen 9,9' worden vervolgens verticaal omhoog bewogen, door de beide balken 12,12' omhoog te bewegen in de richting van de pijl C, zodat de in de houders 14,14' opgenomen komkommer uit het bakje 4 wordt getild (fig. 2C). Zodra de komkommer vrij komt van het bakje zal deze ten gevolge van de zwaartekracht en de vrij draaiende houders 14,14' zodanig om de lengteas hiervan draaien dat deze de meest stabiele stand inneemt, d.w.z. met de kromming naar omlaag gericht.

De in fig. 2C weergegeven stand zal zich in werkelijkheid dus niet voordoen, daar de komkommer meteen bij het optillen uit het bakje om de lengteas hiervan zal draaien naar de meest stabiele stand, zoals die is weergegeven in fig. 2D. Bij het verder omhoog bewegen van de "uitgerichte" komkommer wordt deze tegen een zuigmond van het vastgrijp-station 6 gedrukt. De komkommer wordt met behulp van vacuüm door de zuigmond in zijn uitgerichte stand vastgehouden, waarna de beide armen 9,9' weer uit elkaar worden bewogen door het verlengdeel van de staaf 10 tegen de druk van de veer 16 in te bewegen in de richting van de pijl D om de komkommer vrij te geven. De beide armen 9,9' bewegen zich vervolgens weer omlaag tot de in fig. 2A weergegeven stand voor het opnemen en uitrichten van de volgende komkommer. Het zal duidelijk zijn dat de zes achter elkaar geplaatste opnemers 8 zodanig zijn gekoppeld dat deze tegelijkertijd dezelfde handelingen uitvoeren, zodat steeds zes komkommers gezamenlijk worden opgenomen en uitgericht, om vervolgens te worden vastgegrepen door het vastgrijpstation 6 om als laag in de doos 7 te worden geplaatst, zoals hierna zal worden beschreven aan de hand van de figuren 3A en 3B.

In de figuren 1, 3A en 3B is het vastgri jpstation 6 weergegeven in drie opeenvolgende standen, waarbij in fig. 1 de uitgerichte komkommers worden vastgegrepen, in fig. 3A de vastgegrepen komkommers tegen elkaar aan worden gedrukt en in fig. 3B de aldus vastgegrepen komkommers in de doos 7 worden geplaatst.

Het vastgrijpstation 6 wordt gevormd door een horizontale langwerpige balk 20, die in het midden is verbonden met een verticale as 21, die weer is bevestigd aan een machine-freem 22. De langwerpige balk 20 draagt in het hier beschreven voorbeeld een zestal armen 23, die met één uiteinde op onderling gelijke afstanden scharnierend aan de balk 20 zijn bevestigd en aan het andere vrije uiteinde zijn voorzien van een zuigmond 24. De armen 23 hangen vanaf de balk 20 naar beneden en kunnen in de lengterichting van de balk 20 een heen en weer gaande zwenkbeweging uitvoeren, die enerzijds wordt begrensd door een de armen onderling verbindend koord of draad 25, en anderzijds door het tegen elkaar aanliggen van de zuigmonden, of van de hierdoor vastgegrepen komkommers. Één van de buitenste armen is verlengd tot voorbij de scharnierverbinding met de balk 20 en een verbindingsstang 26 is enerzijds scharnierend met dit verlengdeel en anderzijds scharnierend met de andere buitenste arm verbonden. Door het verlengdeel van de ene arm met behulp van een (niet weergegeven) verstelcilinder te bewegen in de richting van de dubbele pijl E in fig. 3A kunnen de armen 23 uit elkaar bewegen tot de in fig. 1 weergegeven stand, waarbij de onderlinge positie van de armen wordt bepaald door het strak gespannen koord 25 en naar de in fig 3A en 3B weergegeven stand waarin de komkommers tegen elkaar aan worden gedrukt.

Het machinefreem 22 bestaat uit een horizontaal rechthoekig raamwerk 27, dat bij de vier hoekpunten is voorzien van scharnierend hiermee verbonden stangen 28 (slechts twee zichtbaar), die met hun andere uiteinden bij de scharnierpunten 29, 29' zijn verbonden met een vast freem 30. Door middel van een hierop aangrijpende (eveneens niet weergegeven) versteleilinder kan het machinefreem 22 een zwenkbewe-ging in het vlak van tekening uitvoeren, vanuit de stand van fig. 1 via de middenstand van fig. 3A naar de stand van fig 3B.

In fig. 1 is het vastgrijpstation weergegeven in de naar links gezwenkte toestand, waarbij de armen 23 zover mogelijk uit elkaar zijn bewogen en de draad 25 strak staat. De zuigmonden 24 hebben hierbij een onderlinge afstand, die ongeveer overeenkomt met die van de bakjes 4 op de transportband 3. In deze stand grijpen de zuigmonden door middel van vacuüm de komkommers vast, die door het uitrichtstation 5 hiertegen worden gedrukt. Vervolgens worden de vastgegrepen komkommers tegen elkaar aangedrukt door de beide buitenste armen 23 naar elkaar toe te bewegen met behulp van de verbindingsstang 26. Het gehele freem 22 zwenkt dan naar rechts door welke beweging de vastgegrepen komkommers in de doos 7 worden geplaatst. Het vacuüm wordt dan opgeheven en het gehele freem 22 zwenkt weer naar links om de volgende laag komkommers vast te grijpen en in de doos 7 te plaatsen. De doos 7 is hiertoe bij voorkeur opgesteld op een plateau 31, dat in verticale richting verend is ondersteund door een veer 32, zodat het plateau enigszins daalt als een laag komkommers in de doos is geplaatst en de tweede laag op dezelfde hoogte kan worden vrijgegeven als de eerste laag.

In het bijzonder bij tuinbouwprodukten, die een enigszins tapse vorm hebben, zoals bij komkommers die aan de zijde van het steeltje dikker zijn dan aan de tegenover liggende zijde, is het gewenst dat de steeds tweede laag in de doos over 180° verdraaid ten opzichte van de eerste laag in de doos wordt geplaatst. Hiertoe is volgens de uitvinding de langwerpige balk 20 met de armen 23 draaibaar ten opzichte van het machinefreem 22 aangebracht, zoals schematisch in de fig. 3A en 3B is weergegeven met de pijl F. Bij voorkeur is de as 21 vast verbonden met het machinefreem 22 en is de balk 20 draaibaar op de as 21 bevestigd en kan met behulp van een niet weergegeven verstelcilinder over 180° worden verdraaid.

Alle bewegingen en verplaatsingen van de verschillende onderdelen en elementen van de inrichting volgens de uitvinding kunnen worden gerealiseerd door hydraulische of pneumatische zuiger-cilindersamenstellen, of door elektrische aandrijfmiddelen, die in de techniek algemeen bekend zijn en zijn voorzien van de gebruikelijke regel- en besturingssystemen. Welke aandrijvingen en besturingssystemen hier niet zijn beschreven en weergegeven. In de tekening is volstaan de verschillende bewegingsmogelijkheden door pijlen aan te geven.

Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de hier weergegeven en beschreven uitvoeringsvorm, maar dat binnen het kader van de bijgevoegde conclusies een groot aantal verschillende uitvoeringsvormen mogelijk zijn.

Claims (10)

1. Werkwijze voor het in een doos (7) verpakken van komkommers (2) of dergelijke tuinbouwprodukten, waarbij de komkommers eerst op gewicht worden gesorteerd en vervolgens in een vooraf bepaalde onderlinge oriëntatie in de doos worden geplaatst, gekenmerkt, doordat - de komkommers door middel van een transportband (3,4) naar een uitrichtstation (5) worden gevoerd; - in het uitrichtstation steeds één of meer komkommers zodanig worden ondersteund dat deze nagenoeg vrij draaibaar zijn om hun lengteas, zodat deze onder invloed van de zwaartekracht een stabiele stand zullen innemen; - de aldus uitgerichte komkommers worden vastgegrepen en in de doos worden geplaatst.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke komkommer in het uitrichtstation zodanig wordt gecentreerd, dat het loodrecht op de lengte-as van de komkommer staande middelloodvlak steeds samenvalt met een bepaald vast verticaal vlak (3a).

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de komkommers op een vooraf bepaalde onderlinge afstand op de transportband worden geplaatst, zodanig dat de lengte-as van de komkommers in hoofdzaak loodrecht staat op de bewegingsrichting (P) van de transportband en in het uitrichtstation een steeds één laag in de doos vormend aantal komkommers tegelijkertijd wordt uitgericht en gecentreerd, gezamenlijk worden vastgegrepen, tegen elkaar aan worden gedrukt en in de doos worden geplaatst.

4. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de voorafgaande conclusies 1-3, gekenmerkt door, - een sorteerstation (1), waarin de komkommers (2) worden geselecteerd op gewicht, - een transportband (3) voor de komkommers, - een uitrichtstation (5), dat wordt gevormd door tenminste één opnemer (8), die bestaat uit een tweetal armen (9,9'), die elk aan het vrije uiteinde een komvormige houder (14, 14') dragen, tussen welke houders een op de transportband gelegen komkommer kan worden ingesloten, waarbij de beide uiteinden van de komkommer los in de houders zijn opgenomen; - een vastgrijpstation (6) voor het vastgrijpen van de in het uitrichtstation tussen de houders ingesloten komkommers en het overbrengen hiervan in de doos (7), welk vastgri jpstation een met het aantal opnemers overeenkomend aantal zuigmonden (24) heeft.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de transportband is ingericht om de komkommers op te nemen in een vooraf bepaalde onderlinge afstand, waarbij de komkommers met hun lengte-as in hoofdzaak loodrecht staan op de bewegingsrichting van de transportband, waarbij de transportband een breedte heeft, die duidelijk kleiner is dan de lengte van de komkommers; - het uitrichtstation een aantal achter elkaar langs de transportband opgestelde opnemers heeft en de twee armen van elke opnemer de transportband tussen zich insluiten en in een vlak, dat loodrecht op de bewegingsrichting van de transportband staat, symmetrisch ten opzichte van een verticaal middenvlak naar elkaar toe en van elkaar af beweegbaar zijn en waarbij alle opnemers gezamenlijk verticaal omhoog en omlaag verplaatsbaar zijn; - de zuigmonden van het vastgri jpstation in een rij achter elkaar zijn opgesteld evenwijdig aan de transportband, en elke zuigmond is aangebracht aan het onderste einde van een arm, die met het bovenste einde scharnierend is verbonden met een langwerpige balk, zodanig dat de zuigmonden in de bewegingsrichting van de transportband naar elkaar toe en van elkaar af kunnen bewegen vanuit een stand, waarin de zuigmonden een onderlinge afstand hebben die overeenkomt met de onderlinge afstand van de komkommers op de transportband tot een stand waarbij de zuigmonden nagenoeg tegen elkaar aan liggen, en de langwerpige balk (20) is verbonden met een freem (22), dat in de bewegingsrichting van de transportband verplaatsbaar is om de komkommers in een gereedstaande doos te plaatsen.

6. Inrichting volgens de voorafgaande conclusies 4 of 5, met het kenmerk, dat de beide armen (9,9') van de opnemer elk worden gevormd door een stangenparallellogram (10,10',12,13; 11,11',12,13') en de komvormige houders (14,14') vrij draaibaar aan de vrije uiteinden van de armen zijn aangebracht.

7. Inrichting volgens de voorafgaande conclusie 4-6, met het kenmerk, dat de armen (23) van het vastgrijpstation onderling zijn verbonden door een koord of draad (25) en de beide buitenste armen met elkaar in verbinding staan door middel van een verbindingsstang (26).

8. Inrichting volgens de voorafgaande conclusies 4-7, met het kenmerk, dat de langwerpige balk (20) om een verticale as (21) draaibaar is verbonden met het machinefreem (22).

9. Inrichting volgens de voorafgaande conclusies 4-8, met het kenmerk, dat het machinefreem (22) bestaat uit een rechthoekig raamwerk (27), dat bij de vier hoekpunten is voorzien van scharnierend hiermee verbonden stangen (28), die met hun andere uiteinden scharnierend zijn verbonden met een vast freem (30).

10. Inrichting volgend de voorafgaande conclusies 4-9, met het kenmerk, dat de doos (7) is opgesteld op een plateau (31), dat in verticale richting verend is ondersteund door middel van een veer (32).