NL2011929C2 - Afvalverzamelsysteem alsmede werkwijze voor het bedrijven daarvan. - Google Patents

Description

Afvalverzamelsysteem alsmede werkwijze voor het bedrijven daarvan

De uitvinding betreft een afvalverzamelsysteem, omvattende tenminste een houder waarin afval opneembaar is, alsmede een wagen met een verrijdbaar onderstel, een afvalverzamelruimte op het onderstel, en een behandelingsinrichting die omvat een arm voor het overbrengen van een afvalhouder vanaf een opstelplaats nabij het onderstel tot nabij de laadopening van de afvalverzamelruimte, alsmede kantelmiddelen voor het kantelen van de houder ten opzichte van de afvalverzamelruimte in verband met het storten van afval uit de houder in de laadopening van de afvalverzamelruimte, welke houder en arm zijn voorzien van een koppelinrichting voor het koppelen van de houder met de arm.

Een dergelijk afvalverzamelsysteem is bekend uit DE-U-20312138. Daarbij is op de wagen een gelede arm aangebracht waarvan het vrije eind de kantelmiddelen draagt. De houder wordt aanvankelijk gegrepen met de kantelmiddelen, waarna de arm de houder overbrengen naar de afvalverzamelruimte. Aldaar kan de houder gekanteld en geleegd worden. Gedurende deze behandeling wordt de houder voortdurend ondersteund door de arm, ook tijdens de kantelbeweging.

Een dergelijk afvalverzamelsysteem is geschikt voor relatief kleine houders, zoals verrijdbare houders die voor individueel gebruik en voor huishoudens zijn bestemd. De totale massa van een dergelijke houder, ook indien deze geheel is gevuld met afval, is beperkt zodanig dat de arm en de kantelmiddelen de vereiste behandeling kunnen uitvoeren zonder dat deze aan overmatig grote belastingen worden blootgesteld.

Voor andere typen houders, zoals ondergronds opgestelde houders, is een dergelijke uitvoering van de arm met kantelmiddelen echter niet geschikt. Dergelijke ondergronds opgetelde houders zijn vele malen groter dan de standaard houders voor huishoudelijk gebruik. De totale massa in beladen toestand is dan ook aanzienlijk groter. Indien een dergelijke zware houder in beladen toestand op de hiervoor beschreven wijze zou worden gekanteld, zouden dermate grote momenten optreden dat de arm en de kantelmiddelen aanzienlijk zwaarder moeten worden uitgevoerd. Dat is echter minder wenselijk omdat het ruimtebeslag van degelijke overbemeten delen aanzienlijk is, hetgeen tot beperkingen leidt in de omvang van de afvalverzamelruimte en in de flexibele inzetbaarheid van de wagen.

Het doel van de uitvinding is daarom een afvalverzamelsysteem te verschaffen dat deze beperkingen niet of minder heeft. Dat doel wordt bereikt doordat de kantelmiddelen direct zijn ondersteund op de wagen en dat de kantelaandrijving direct samenwerkt met de wagen. De momenten die optreden bij het kantelen van de houder worden nu direct overgedragen op de wagen en de zich daarop bevindende constructiedelen, zoals de behuizing van de afvalverzamelruimte en dergelijke. De constructie daarvan is zodanig stijf en sterk dat de betreffende momenten zonder problemen kunnen worden opgenomen. De arm blijft gevrijwaard van deze momenten die voortvloeien uit het kantelen, en behoeft slechts uitgevoerd te zijn voor het hijsen en overbrengen van de houder. Dit betekent dat de arm een relatief lichte en slanke constructie kan bezitten.

In het bij zonder kan de arm zijn uitgevoerd voor het overbrengen van de houder tussen de kantelmiddelen aan de wagen en de opstelplaats, waarbij de koppelinrichting eerste koppelmiddelen omvat voor het koppelen van de houder met de arm alsmede tweede koppelmiddelen voor het koppelen van de houder met de kantelmiddelen.

Bij het afvalverzamel systeem volgens de uitvinding zijn de functies van het heffen van de houder en het kantelen daarvan gescheiden: de arm voert de heffunctie uit en wordt aldus belast, maar de kantelfunctie en de daaruit voortvloeiende belasting komen voor rekening van de kantelmiddelen. De arm is dus vrij van de belastingen die voortvloeien uit het kantelen van de houder. Dit betekent dat de arm relatief licht kan worden uitgevoerd, waardoor het ruimte beslag daarvan beperkt is. De kantelmiddelen kunnen aan de zijkant van de afvalverzamelruimte zijn opgehangen. In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn aan tegenoverliggende zijden van de afvalverzamelruimte dergelijke kantelmiddelen voorzien, zodanig dat naar keuze aan beide zijden van de wagen houders kunnen worden behandeld.

De arm kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd, bij voorkeur omvat de arm een gestel met twee benen welke koppelbaar zijn met tegenoverliggende zijden van de houder en welke benen een onderlinge afstand bezitten die groter is dan uitwendige afmeting van de houder over die zijden zodanig dat de houder tot tussen de benen van het gestel kantelbaar is. Zodra de houder aangekoppeld is aan de kantelmiddelen, kan de houder dan tussen de benen door worden gekanteld. Het is dan niet nodig om de arm en het gestel los te nemen van de houder, waardoor de totale loscyclus van de houder efficiënt en snel kan worden uitgevoerd.

Bij voorkeur is het gestel draaibaar ten opzichte van de arm volgens een hartlijn die in wezen horizontaal en dwars is gericht ten opzichte van de langsrichting van de arm. In het bijzonder kan daarbij een hefboom zijn voorzien die draaibaar is opgehangen aan de arm, volgens de hartlijn die in wezen horizontaal en dwars is gericht ten opzichte van de langsrichting van de arm, welke hefboom twee hefboomdelen ter weerszijden van de draaias heeft waarvan een is verbonden met het gestel en waarvan de ander is verbonden met een actuator voor het verdraaien van de hefboom ten opzichte van de arm. Door de actuator op geschikte wijze te bedienen kan het gestel als verlenging van de arm fungeren en zo het bereik van de arm vergroten. In dein de actuator vrij wordt gegeven, zal het gestel zich onder invloed van de zwaartekracht verticaal neerwaarts gericht instellen. Verder is het gestel bij voorkeur draaibaar ten opzichte van de arm volgens een in wezen verticaal gerichte draaihartlijn. In dat geval kan het gestel draaibaar volgens die in wezen verticaal gerichte draaihartlijn is opgehangen aan de hefboom. Het manipuleren van de houder wordt vereenvoudigd indien de arm geleed is en de geledingen met elkaar zijn verbonden volgens onderling evenwijdige draaihartlijnen, en welke geledingen onderling in stelbaar zijn door middel van een of meer respectievelijk(e) actuator(en). Verder bij voorkeur is de arm draaibaar ten opzichte van het onderstel volgens een in wezen verticale draaihartlijn en/of volgens een in wezen horizontale draaihartlijn die dwars is gericht en opzichte van de langsrichting van de arm.

Bij voorkeur omvatten de kantelmiddelen een hefboom die draaibaar volgens een in wezen horizontale draaihartlijn is opgehangen ten opzichte van het onderstel, welke hefboom twee hefboomdelen omvat die zich ter weerszijden van de draaias uitstrekken, waarvan een hefboomdeel een koppelstuk draagt en het andere hefboomdeel samenwerkt met een actuator, en waarbij de houder een tegenkoppelstuk draagt dat in samenwerking brengbaar is met het koppelstuk van het ene hefboomdeel.

Nadat de houder is gekoppeld met het betreffende hefboomdeel, kan de actuator worden bekrachtigd zodanig dat de houder wordt gekanteld om de betreffende draaias daarvan. De actuatoren van de arm spelen daarbij geen rol. Bij voorkeur omvatten de kantelmiddelen twee evenwijdige hefbomen die onderling zijn verbonden door een dwarsligger, en de houder twee tegenkoppelstukken draagt die elk koppelbaar zijn met de dwarsligger. De hefboom/hefbomen is/zijn bij voorkeur opgehangen nabij de rand van de laadopening. De houder wordt daarbij over die rand heen gekanteld, zodanig dat de inhoud daarvan op betrouwbare wijze in de afvalverzamelruimte terecht komt. Eventueel kan dit de toevoer zijn van een compacteringsinrichting, die het gecompacteerde afval toevoert aan de eigenlijke verzamelruimte.

De koppelmiddelen kunnen twee aan de arm opgehangen, op zich bekende beslagen omvatten die zijn voorzien van eerste grendels, in welk geval de houder overeenkomstig gevormde ondersneden openingen bezit waarin de grendels opneembaar en verdraaibaar zijn. In een eenvoudige uitvoeringsvorm kunnen deze beslagen tevens tweede grendels omvatten die koppelbaar zijn met de kantelmiddelen.

De opstelplaats voor de houder kan op verschillende bekende manieren zijn uitgevoerd. Volgens een eerste mogelijkheid is de houder geheel in de ondergrond zijn opgenomen, afgedekt door een deksel met inwerpzuil. Volgens een tweede mogelijkheid is de houder gedeeltelijk verzonken in de ondergrond, zodanig dat deze gedeeltelijk boven het maaiveld uit steekt. Volgens een derde mogelijkheid is de houder op het maaiveld geplaatst.

De uitvinding betreft ook een werkwijze voor het bedrijven van het afvalverzam el systeem volgens een der voorgaande conclusies, omvattende de stappen van: - het koppelen van de arm met de houder via de eerste koppelmiddelen, - het activeren van de arm en het daardoor overbrengen van de houder aan de kantelmiddelen, - het koppelen van de houder met de kantelmiddelen via de tweede koppelmiddelen, - het deactiveren van de arm, - het activeren van de kantelmiddelen en het daardoor kantelen van de houder.

Bij voorkeur omvat de werkwijze tevens het handhaven van de koppeling tussen de arm en de houder nadat de houder met de kantelmiddelen is gekoppeld en de arm is gedeactiveerd en terwijl de houder wordt gekanteld. Nadat de houder is geleegd en teruggekanteld, wordt de arm weer geactiveerd en daarna kan de koppeling tussen de houder en de kantelmiddelen worden opgeheven. Tot slot wordt de aldus geledigde houder door de arm teruggeplaatst op de bestemde opstelplek.

De gehele werkwijze kan op automatische wijze worden uitgevoerd, terwijl de bestuurder van de wagen zich in de cabine daarvan bevindt. Dit wordt op bekende wijze mogelijk gemaakt door op geschikte plaatsen camera’s te voorzien en in de cabine de bedieningsorganen voor de afstandsbediening aan te brengen.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuren 1 en 2 tonen vooraanzichten van een wagen met aangekoppelde houder in verschillende posities.

Figuren 3 en 4 tonen bovenaanzichten met verschillende standen van de arm.

Figuur 5 toont een aanzicht in perspectief met de houder aangekoppeld aan de kantelinrichting.

Figuur 6 toont een aanzicht in perspectief met de aangekoppelde, gekantelde houder.

In de in de figuren 1 en 2 weergeven toestand is de wagen 1 opgesteld op verschillende afstanden van de houder 2 die zich nog bevindt in de uitsparing 3 in de ondergrond 4. De wagen 4 heeft een van wielen 34 voorzien onderstel 5 waarop de gelede arm 6 is gemonteerd. Deze gelede arm heeft drie armdelen 7, 8 en 9 die onderling draaibaar zijn verbonden door de scharnierverbindingen 12, 13 en 14. Via de eerste schamierverbinding 11 is het eerste armdeel7 draaibaar ondersteund op de basis 16. Tevens is de arm 6 draaibaar op de basis 16 rond de verticale as 15. De diverse aandelen 7-9 zijn ten opzichte van elkaar verstelbaar door de lineaire actuatoren 18, 19.

Aan het vrije eind van de arm 6 bevindt zich het gestel 10, dat verdraaibaar is volgens het horizontale scharnier 14. Zoals weergegeven in de figuren 5 en 6 bezit dit gestel een tweetal armen 16, aan de onderzijde waarvan zich de beslagstukken 17 bevinden. Deze beslagstukken 17 bezitten ook op zich bekende wijze grendels, die steekbaar zijn en vervolgens verdraaibaar zijn in ondersneden uitsparingen nabij de bovenrand van de houder 2. Omdat deze onderdelen op zich bekend zijn, zijn deze verder niet weergegeven. De onderlinge afstand van de benen 16 is groter dan de overeenkomstige breedte van de houder 2, zodat deze verdraaibaar is tot tussen deze benen 16 zoals weergegeven in figuur 6.

Zoals weergegeven in de figuren 1-6 is het gestel 10 door middel van de hefboom 20 aan de arm 6 opgehangen. Deze hefboom 20 bezit twee hefboomdelen 21,22. Het bovenste hefboom deel 21 is door middel van de lineaire actuator 23 gekoppeld met het uiterste armdeel 9, aan het onderste hefboomdeel 22 is via de draaiophanging 24 met verticale draaias het gestel 10 opgehangen.

Op het onderstel 5 van de wagen 1 is in zijn geheel met 26 aangeduide afvalverzamelruimte opgenomen. Deze afvalverzamelruimte 26 bezit een laadopening 27. Nabij de rand van de laatste opening 27 zijn die in hun geheel met 28 aangeduide kantelmiddelen aangebracht. Deze kantelmiddelen 28 bezitten twee hefbomen 29 alsmede de rolopleggingen 30. Door middel van de actuatoren 31 zijn deze hefbomen 29 verstelbaar tussen de in de figuren 5 en 6 weergegeven posities. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn de beslagstukken 17 tevens voorzien van grendels 25 door middel waarvan de houder 2 gekoppeld kan worden met de stang 32 die zich uitstrekt tussen beide hefbomen 29.

Het afvalverzamelsysteem volgens de uitvinding wordt als volgt bedreven. Het onderstel wordt door middel van stempels 33 gestabiliseerd ten opzichte van de ondergrond 4. Vervolgens wordt zoals weergegeven in de figuren 1 en 2 de arm 6, en in het bijzonder het gesteld 10 daarvan, op een opzicht bekende wijze gekoppeld met de bovenzijde van de houder 2 die zich in de ondergrond 4 bevindt. Hoewel in het weergegeven voorbeeld de houder geheel in de ondergrond is opgenomen, kan deze echter ook gedeeltelijk boven het maaiveld uitsteken, of op het maaiveld zijn geplaatst. Door de lineaire actuatoren 7, 8 van de arm 6, alsmede de actuator (niet weergegeven) voor het verdraaien van de arm 6 rond de verticale draaias 15 op geschikte wijze te bekrachtigen, kan de houder 2, zoals weergegeven in de figuren 3 en 4, worden opgetild en overgebracht naar de positie in de nabijheid van de kantelmiddelen 28.

Zodra de houder 2 op een geschikte positie ten opzichte van de kantelmiddelen 28 is gepositioneerd, kunnen de grendels 25 worden bekrachtigd zodanig dat de houder 2 gekoppeld wordt met die kantelmiddelen 28. In die toestand kan de bekrachtiging van de lineaire actuatoren van de arm 6 worden opgeheven. Vervolgens worden de lineaire actuatoren 30 van de kantelmiddelen 28 bekrachtigd, zodanig dat de houder 2 van de hangende positie volgens figuur 5 wordt overgebracht naar de gekantelde positie volgens figuur 6. In de laatste toestand kan de inhoud van de houder 2 onder invloed van de zwaartekracht via de laadopening 27 gestort worden in de afvalverzamelruimte 26.

Gedurende deze behandeling blijft het gestel 10 zijn in wezen verticale positie behouden, met de benen 16 daarvan naar beneden gericht. Het gestel zwenkt op passieve wijze ten opzichte van de arm 6 rond de draai ophanging 24 en de scharnieren als 14 van de hefboom 20.

Lijst van verwijzingstekens 1. Wagen 2. Houder 3. Uitsparing 4. Ondergrond 5. Onderstel 6. Arm 7. -9. Armdeel 10. Gestel 11. -14. Scharnier 15. Draaias 16. Been van gestel 17. Beslagstuk 18.. 19. Lineaire actuator 20. Hefboom 21.. 22. Hefboomdeel 23. Lineaire actuator 24. Draaiophanging met verticale as 25. Grendel 26. Afvalverzamelruimte 27. Laadopening 28. Kantelmiddelen 29. Hefboom 30. Roloplegging 31. Actuator 32. Stang 33. Stempel 34. Wiel

Claims (18)

1. Afvalverzamelsysteem, omvattende tenminste een houder (2) waarin afval opneembaar is, alsmede een wagen (1) met een verrijdbaar onderstel (5), een afvalverzamelruimte (26) op het onderstel, en een behandelingsinrichting die omvat een arm (6) voor het overbrengen van een afvalhouder (2) vanaf een opstelplaats (3) nabij het onderstel tot nabij de laadopening (27) van de afvalverzamelruimte (26), alsmede kantelmiddelen (28) met een kantel aandrijving (31) voor het kantelen van de houder (2) ten opzichte van de afvalverzamelruimte (26) in verband met het storten van afval uit de houder in de laadopening van de afvalverzamelruimte, welke houder (2) en arm (6) zijn voorzien van een koppelinrichting (17; 25,32) voor het koppelen van de houder met de arm, met het kenmerk dat de kantelmiddelen (28) direct zijn ondersteund op de wagen (1) en dat de kantel aandrijving (31) direct samenwerkt met de wagen (1).

2. Afvalverzamelsysteem volgens conclusie 1, waarbij de arm (6) is uitgevoerd voor het overbrengen van de houder (2) tussen de opstelplaats (3) en de kantelmiddelen (28) op de wagen (1), en dat de koppelinrichting eerste koppelmiddelen (17) omvat voor het koppelen van de houder (2) met de arm (6) alsmede tweede koppelmiddelen (25, 32) voor het koppelen van de houder (2) met de kantelmiddelen (28).

3. Afvalverzamelsysteem volgens conclusie 1 of 2, waarbij de arm (2) een gestel (10) omvat met twee benen (16), welke benen koppelbaar zijn met tegenoverliggende zijden van de houder en welke benen een onderlinge afstand bezitten die groter is dan uitwendige afmeting van de houder (2) over die zijden zodanig dat de houder tot tussen de benen van het gestel kantelbaar is.

4. Afvalverzamelsysteem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het gestel (10) draaibaar is ten opzichte van de arm (2) volgens een draaihartlijn (14) die in wezen horizontaal en dwars is gericht ten opzichte van de langsrichting van de arm.

5. Afvalverzamelsysteem volgens conclusie 4, waarbij een hefboom (20) is voorzien die draaibaar volgens de draaihartlijn (14) die in wezen horizontaal en dwars is gericht ten opzichte van de langsrichting van de arm (2), is opgehangen aan de arm, welke hefboom twee hefboomdelen (21, 22) ter weerszijden van de draaihartlijn (14) heeft waarvan een is verbonden met het gestel (10) en waarvan de ander is verbonden met een actuator (23) voor het verdraaien van de hefboom ten opzichte van de arm.

6. Afvalverzamelsysteem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het gestel (10) draaibaar is ten opzichte van de arm (2) volgens een in wezen verticaal gerichte draaihartlijn (24).

7. Afvalverzamelsysteem volgens conclusie 5 en 6, waarbij het gestel (10) draaibaar volgens de in wezen verticaal gerichte draaihartlijn (24) is opgehangen aan de hefboom (20).

8. Afvalverzamelsysteem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de arm (6) geleed is en de geledingen (7-8) met elkaar zijn verbonden volgens onderling evenwijdige draaihartlijnen (11-13), en welke geledingen onderling in stelbaar zijn door middel van een of meer respectievelijk(e) actuator(en) (18, 19).

9. Afvalverzamelsysteem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de arm (6) draaibaar is ten opzichte van het onderstel (5) volgens een in wezen verticale draaihartlijn (15) en/of volgens een in wezen horizontale draaihartlijn (16) die dwars is gericht en opzichte van de langsrichting van de arm.

10. Afvalverzamelsysteem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de kantelmiddelen (28) een hefboom (29) omvatten die draaibaar volgens een in wezen horizontale draaihartlijn is opgehangen ten opzichte van het onderstel (5), welke hefboom twee hefboomdelen omvat die zich ter weerszijden van de draaias uitstrekken, waarvan een hefboomdeel een koppelstuk (32) draagt en het andere hefboomdeel samenwerkt met een actuator (31), waarbij de houder (2) een tegenkoppelstuk (25) draagt dat in samenwerking brengbaar is met het koppelstuk van het ene hefboomdeel en waarbij de hefboom op afstand van het koppelstuk een aanslag draagt waartegen de houder (2) afsteunbaar is.

11. Afvalverzamelsysteem volgens conclusie 10, waarbij de kantelmiddelen (28) twee evenwijdige hefbomen (29) omvatten die onderling zijn verbonden door een dwarsligger (32), en de houder (2) twee tegenkoppelstukken (25) draagt die elk koppelbaar zijn met de dwarsligger.

12. Afvalverzamelsysteem volgens conclusie 10 of 11, waarbij de hefboom/hefbomen (29) is/zijn opgehangen nabij de rand van de laadopening (27).

13. Afvalverzamelsysteem volgens een der voorgaan de conclusies, waarbij de koppelinrichting twee aan de arm opgehangen beslagen (17) omvat voorzien van eerste grendels en de houder (2) overeenkomstig gevormde ondersneden openingen bezit waarin de grendels opneembaar en verdraaibaar zijn.

14. Afvalverzamelsysteem volgens conclusie 13, waarbij de beslagen (17) tweede grendels (25) omvatten die koppelbaar zijn met de kantelmiddelen (28).

15. Afvalverzamelsysteem volgens een der voorgaande conclusies, waarbij aan tegenoverliggende zijden van de laadopening (27) kantelmiddelen (28) zijn voorzien, en de arm (6) in wezen centraal ten opzichte van beide kantelmiddelen is opgesteld.

16. Opstelling, omvattende een afvalverzamelsysteem volgens een der voorgaande conclusies, een van een uitsparing (3) voorziene ondergrond (4) waarin de houder (2) is opgenomen alsmede een zich nabij de uitsparing voorziene opstelplaats voor de wagen (1).

17. Werkwijze voor het bedrijven van het afvalverzamelsysteem volgens een der voorgaande conclusies, omvattende de stappen van: - het koppelen van de arm (6) met de houder (2) via de eerste koppel middel en (17), - het activeren van de arm (2) en het daardoor overbrengen van de houder (6) aan de kantelmiddelen (28), - het koppelen van de houder (2) met de kantelmiddelen (28) via de tweede koppelmiddelen (25, 32), - het deactiveren van de arm (6), - het activeren van de kantelmiddelen (28) en het daardoor kantelen van de houder (2).

18. Werkwijze volgens conclusie 17, omvattende het handhaven van de koppeling tussen de arm (6) en de houder (2) nadat de houder met de kantelmiddelen is gekoppeld en de arm is gedeactiveerd en terwijl de houder wordt gekanteld.