NL2005788C2

NL2005788C2 - Kantelinrichting voor containers.

Info

Publication number: NL2005788C2
Application number: NL2005788A
Authority: NL
Inventors: Pieter Albert Doorenweerd
Original assignee: Omb Nederland B V
Priority date: 2010-11-30
Filing date: 2010-11-30
Publication date: 2012-05-31

Description

Kantelinrichting voor containers

De uitvinding heeft betrekking op een kantelinrichting voor een container, omvattende een langwerpig huis, kantelmiddelen ingericht om het huis te doen kantelen 5 rond een kantelhartlijn evenwijdig aan de langsrichting van het huis, alsmede twee hefarmen die dwars ten opzichte van het huis uitsteken, die in de langsrichting van het huis op afstand van elkaar met het huis samenwerken en die onverdraaibaar zijn ten opzichte van het huis volgens een draairichting rond de langsrichting daarvan, welke hefarmen zijn ingericht om op een container aan te grijpen.

10 Een degelijke kantelinrichting is bekend, en kan bijvoorbeeld aan de zijkant van een verzamelvoertuig worden meegevoerd. In gebruik worden de hefarmen aangebracht aan de tegenoverliggende kopeinden van een container. De container bezit daartoe uitsteeksels waarop de hefarmen kunnen aangrijpen. Vervolgens wordt de container opgenomen door de hefarmen, en gekanteld zodanig dat de inhoud daarvan gestort kan 15 worden in de laadruimte van het voertuig. Op deze wijze is een efficiënte behandeling van de afvalstroom mogelijk.

In de praktijk komen containers voor van verschillende afmetingen. Afhankelijk van de capaciteit van de container bezit deze een meer of minder grote breedte. In dat verband heeft de bekende kantelinrichting het nadeel dat de onderlinge afstand van de 20 uithouders vast is. Het is dan ook niet eenvoudig om met deze bekende kantelinrichting verschillende typen containers te behandelen, in het bijzonder containers met verschillende breedten.

Het doel van de uitvinding is daarom een kantelinrichting van het hiervoor beschreven type te verschaffen dat universeel gebruikt kan worden voor containers met 25 verschillende capaciteiten. Dat doel wordt bereikt doordat tenminste een met het huis samenwerkend schuiflichaam is voorzien dat in de langsrichting van het huis in- en uitschuifbaar is ten opzichte van een eind van het huis, dat een der hefarmen is verbonden met het tenminste ene schuiflichaam, en dat het schuiflichaam onverdraaibaar is ten opzichte van het huis volgens de draairichting rond de 30 langsrichting van het huis.

Bij de kantelinrichting volgens de uitvinding kunnen containers van verschillende breedten worden behandeld doordat de onderling afstand van de hefarmen daaraan kan worden aangepast. Het is niet nodig aparte hulpstukken te gebruiken, waardoor het 2 lossen van verschillende typen containers snel en efficiënt kan geschieden. De verschillende onderdelen van de kantelinrichting kunnen op meerdere verschillende manieren zijn uitgevoerd. Zo kan het huis zijn uitgevoerd als een buis, zodanig dat het schuiflichaam telescopische samenwerkt met de buis. Van belang daarbij is dat het 5 drijflichaam in een stabiele positie kan worden gehouden ten opzichte van de buis, ook in de meest naar buiten geschoven toestand daarvan. Een dergelijke stabiele positie kan worden bereikt door ervoor te zorgen dat steeds een aanzienlijk gedeelte van het schuiforgaan ondersteund blijft in de buis. Daardoor wordt echter het bereik waarover de kantelinrichting instelbaar is, beperkt.

10 De stabiele positie van het lichaam ten opzichte van het huis kan in dat verband worden verbeterd door toepassing van een centrale as die zich uitstrekt in het inwendige van de buis. Deze centrale as is, gezien in de draairichting rond de langsrichting van de buis, onverdraaibaar verbonden met de buis. Daarbij kan het schuiflichaam een bus omvatten die is opgenomen tussen de buis en de centrale as, zodanig dat de bus en de 15 centrale as volgens de draairichting rond de langsrichting van het huis onverdraaibaar met elkaar samenwerken.

De centrale as vormt een stabiele ondersteuning van het als bus uitgevoerde schuiforgaan, zodanig dat de dus ook in hun relatief ver uitgeschoven positie goed is ondersteund. Het voordeel daarvan is dat de kantelinrichting instelbaar is over een groot 20 bereik, geschikt voor containers van vele verschillende afmetingen.

Bij voorkeur is de buis cilindrisch en heeft de bus een zuigergedeelte dat afdichtend samenwerkt met de buis. Tussen de buis en de bus kan aldus een hydraulische kamer worden gevormd die gebruikt kan worden voor het inschuiven en uitschuiven van de bus ten opzichte van de buis. Dat kan in het bijzonder worden 25 bereikt indien het vrije eind van de buis is voorzien van een afdichting die samenwerkt een cilindrisch oppervlak van de bus, en zich tussen het zuigergedeelte van de bus en de afdichting een eerste kamer bevindt voorzien van middelen voor het toevoeren, respectievelijk afvoeren, van een hydraulisch medium in respectievelijk uit die eerste kamer.

30 Door in deze eerste kamer en hydraulisch medium toe te voeren, kan de bus naar buiten worden geschoven ten opzichte van de buis. Andersom moet de bus ook weer naar binnen kunnen worden geschoven, in het huis. In dat verband kan zijn voorzien dat de buis en de as tegenover het vrije eind van de buis via een starre afdichting met elkaar 3 zijn verbonden, en zich tussen die starre afdichting en het zuigergedeelte van de bus een tweede kamer bevindt voorzien van middelen voor het toevoeren, respectievelijk afvoeren, van een hydraulisch medium in respectievelijk uit die tweede kamer. Bijvoorkeur is het vrije eind van de bus afgedicht door middel van een kop, en strekt de 5 tweede kamer zich uit tussen de bus en de as tot aan de kop. In dat geval kan de hefarm zijn bevestigd aan de kop.

Verder kunnen zich in de tweede kamer blokkeermiddelen bevinden, die onderlinge verdraaiing van de bus en de as ten opzichte van elkaar verhinderen, zoals in elkaar grijpende langstanden of -richels en langsgroeven.

10 Zoals hiervoor besproken bezit de kantelinrichting een tweetal hefarmen die aangrijpen aan tegenoverliggende einden van een container. Een der hefarmen is verschuifbaar, doordat deze is gemonteerd op het schuiflichaam. Volgens een eerste mogelijkheid kan de andere hefarm zijn bevestigd aan het huis. Deze andere hefarm heeft dan een vaste positie, hetgeen betekent dat de instelbaar geheel bereikt wordt door 15 middel van de hefarm die is bevestigd aan het schuiflichaam.

Het is echter ook mogelijk om beide hefarmen instelbaar te maken. In dat geval kan aan beide einden van het huis een met het huis samenwerkend schuiflichaam zijn voorzien dat in de langsrichting van het huis in- en uitschuifbaar is ten opzichte van het respectievelijke eind van het huis, waarbij een der hefarmen is verbonden met het ene 20 schuiflichaam en de andere hefarm is verbonden met het andere schuiflichaam, en beide schuiflichamen onverdraaibaar zijn ten opzichte van het huis volgens de draairichting rond de langsrichting van het huis.

De wijze waarop de kantelinrichting met de container gekanteld wordt, kan variëren. Volgens een eerste mogelijkheid kan de kantelas, waarom de kanteling 25 plaatsvindt, ongeveer samenvallen met de hartlijn van het huis respectievelijk de buis. De voorkeur wordt echter gegeven aan een variant waarbij de kantelas excentrisch is ten opzichte van het huis. In dat geval kunnen aan het huis dwars uitstekende uithouders zijn bevestigd die elke zich aan weerszijden van het huis bevindende einden bezitten, welke uithouders aan een eind draaibaar volgens de kantelas samenwerken met een 30 hulpgestel en welke uithouders aan hun tegenoverliggende eind zijn verbonden met een actuator die eveneens samenwerkt met het hulpgestel. Verder kan nog een gestel zijn voorzien waarbij het hulpgestel in hoogterichting verplaatsbaar samenwerkt met het gestel.

4

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur la toont een vooraanzicht van de kantelinrichting met de hefarmen omhoog gekanteld en in naar elkaar toe bewogen toestand.

5 Figuur lb toont het aanzicht volgens figuur la met de hefarmen in de uit elkaar bewogen toestand.

Figuur 2a toont een aanzicht in perspectief van de kantelinrichting met de hefarmen omhoog kantelt en in elkaar toe bewogen toestand.

Figuur 2b toont het aanzicht volgens figuur 2a met de hefarmen neerwaarts 10 gekanteld en in de uit elkaar bewogen toestand.

Figuur 3a toont een aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van onder andere het huis van de kantelinrichting.

Figuur 3b toont het aanzicht volgens Illb van figuur 3a.

Figuur 3c toont het aanzicht volgens IIIc van figuur 3a.

15 Figuur 4 toont het detail volgens IV-IV van figuur 3b.

Figuur 5 toont een voertuig met de kantelinrichting volgens figuren 1-3.

Figuur 6 toont een aanzicht op een container.

De figuren la en lb tonen een vooraanzicht van de kantelinrichting 10. Deze kantelinrichting 10 bezit een huis 11, ten opzichte waarvan een tweetal hefarmen 13 20 dwars uitsteekt. De hefarmen 13 zijn onverdraaibaar verbonden met het huis 11 op de hieronder toe te lichten wijze. Het huis 11 is opgehangen aan een hulpgestel 19, en wel zodanig dat het huis 11 op hieronder toe te lichten wijze kan kantelen. Het hulpgestel 19 op zijn beurt is op en neer beweegbaar opgehangen aan het in zijn geheel met 30 aangeduide hoofdgestel. Aldus kunnen containers, zoals de container 26, weergegeven 25 in figuur 6, in de naar beneden gescharnierde toestand van de hefarmen 13, worden opgenomen op de uitsteeksels 38 daarvan, omhoog worden getransporteerd en vervolgens worden gekanteld in verband met het legen van de container via het geopende deksel 39 in de vrachtruimte 41 van het voertuig 40 zoals weergegeven in figuur 5.

30 Het aldus behandelen van containers 26 is op zich bekend. Evenwel bestaan verschillende typen van dergelijke containers, met verschillende capaciteiten en derhalve verschillende breedte-afmetingen. Het behandelen van verschillende typen containers door elkaar heen is lastig, omdat de onderlinge afstand van de hefarmen 13 5 een bepaalde grootte heeft. Volgens de uitvinding is nu voorzien dat de onderlinge afstand van de hefarmen 13 gevarieerd kan worden. Dit is ook te zien in de figuren la en lb, waarin de eerste de minimale onderlinge afstand van de hefarmen 13 toont, en de laatste de maximale onderlinge afstand. Ook figuur 2a toont de minimale onderlinge 5 afstand, en figuur 2b de maximale onderlinge afstand waarbij tevens de hefarmen 13 naar beneden gekanteld zijn.

In verband met het kantelen van het huis 11 en de daaraan verbonden hefarmen 13, (zie figuren 2a en 2b) zijn aan het huis 11 uithouders 17 voorzien, waarvan een eind 16 draaibaar is opgehangen aan het hulpgestel 19, in het bijzonder aan de armen 15 10 daarvan. Genoemd eind 16 is excentrisch ten opzichte van draaihartlijn van het huis 11. Aan de andere kant van het huis bezitten de uithouders 17 een draaiverbinding 32 met de in hun geheel met 25 aangeduide actuatoren, waarvan het andere eind door middel van een draaiverbinding 28 is bevestigd aan de verbindingsstukken 33 die onderdeel uitmaken van het hulpgestel 19. Door de actuatoren 25 te bedienen, kan aldus het huis 15 11 met de hefarmen 13 gekanteld worden rond de kantelas k, die is bepaald door de ophangschamieren 16. Deze kantelas k is excentrisch ten opzichte van de langsas h van het huis 11.

Zoals weergegeven in figuur 3 a, bestaat het huis 11 in feite uit de cilindrische buis 36. In deze cilindrische buis 36 is een vaste, centrale as 21 opgenomen. Deze 20 centrale as 21 is door middel van de afdichting 20 aan een eind afdichtend bevestigd aan de cilindrische buis 36. In de ruimte die gevormd wordt tussen de cilindrische buis 36 en de centrale as 21, bevindt zich de cilindrische bus 37. Deze cilindrische bus 37 bezit aan het binnenste eind een zuiger 18, die afdichtend samenwerkt met het inwendig oppervlak van de cilindrische buis 36. Aan het andere eind draagt de cilindrische bus 37 25 een kop 22, die de cilindrische bus 37 afsluit.

Aan het vrije eind draagt de cilindrische buis 36 een afdichting 29, die afdichtend samenwerkt met het uitwendig oppervlak van de cilindrische bus 37. De cilindrische bus 37 is in langsrichting schuifbaar, doch onverdraaibaar ten opzichte van de centrale as 21 en daarmee ten opzichte van de cilindrische buis 36. Deze onverdraaibaarheid 30 wordt verkregen door de groef/richel verbinding 14. Deze groef/richel verbinding bevindt zich nabij het binnenste eind van de cilindrische bus 37, en over vrijwel de gehele lengte van de centrale as 21. In de dwarsdoorsnede van figuur 4 is deze groef/richel verbinding 14 weergegeven.

6

Tussen de cilindrische bus 37, de cilindrische buis 36, de zuiger 18 en de afdichting 29 is een eerste kamer 23 gevormd waaraan hydraulische vloeistof kan worden toegevoerd via toevoer- en afvoermiddel 42. Bij het toevoeren van hydraulische vloeistof in de kamer 23, wordt de centrale bus 37 met daaraan de kop 22 en de 5 betreffende hefarm 13 naar binnen bewogen, dat wil zeggen naar de stand waarin de hefarmen een minimale onderlinge afstanden zitten. Verder is tussen de afdichting 20, de zuiger 18, de centrale as 21, de cilindrische bus 37, en de cilindrische buis 36 een tweede kamer 24 gevormd. In deze tweede kamer 24 kan hydraulische vloeistof worden toegevoerd via toevoer- en afvoermiddel 43, waarbij dan de cilindrische bus 37 met de 10 kop 22 en de daaraan bevestigde hefarm 13 naar buiten wordt bewogen, naar de stand waarin de onderlinge afstand van de hefarmen maximaal is. Dankzij de groehrichel verbinding 14 tussen de cilindrische bus 37 en de centrale as 21, alsmede de afdichtende onverdraaibare verbinding 20 tussen de centrale as 21 en de cilindrische buis 36, zijn de hefarmen 13 niettemin onverdraaibaar ten opzichte van de cilindrische buis 36 zodat zij 15 onder invloed van de werking van de actuatoren 25 omhoog en omlaag gedraaid kunnen worden.

Hoewel in dit uitvoeringsvoorbeeld het inschuiven respectievelijk uitschuiven van de hefarmen 13 op hydraulische wijze geschiedt, zodat ook op pneumatische wijze kunnen worden bereikt. Verder zijn alternatieve aandrijvingen van de cilindrische bus 20 37 mogelijk, zoals door middel van elektrische actuatoren.

7

Lijst van verwijzingstekens 10. Kantelinrichting 11. Huis 5 12. Schuiflichaam 13. Hefarm 14. Groef/richel verbinding 15. Arm 16. Ophangschamier uithouder 10 17. Uithouder 18. Zuiger 19. Hulpgestel 20. Bevestiging tussen as en huis 21. As 15 22. Kop 23. Eerste hydraulische kamer 24. Tweede hydraulische kamer 25. Kantelactuator 26. Container 20 27. Hefïnrichting 28. Draagas hefïnrichting 29. Afdichting 30. Gestel 31. Horizontale balk gestel 25 32. Draaiverbinding uithouder en kantelactuator 33. V erbindingsstuk hefïnrichting 36. Cilindrische buis 37. Cilindrische bus 38. Uitsteeksel container 30 39. Deksel container 40. Vrachtwagen 41. Vrachtruimte 42. Toevoer- en afVoermiddelen eerste kamer 43. Toevoer- en afVoermiddelen tweede kamer

Claims

1. Kantelinrichting voor een container (26), omvattende een langwerpig huis (11), 5 kantelmiddelen (15, 16, 17, 25, 32) ingericht om het huis (11) te doen kantelen rond een kantelhartlijn k evenwijdig aan de langsrichting van het huis, alsmede twee hefarmen (13) die dwars ten opzichte van het huis (11) uitsteken, die in de langsrichting van het huis (11) op afstand van elkaar met het huis samenwerken en die onverdraaibaar zijn ten opzichte van het huis volgens een draairichting rond de langsrichting daarvan, welke 10 hefarmen (13) zijn ingericht om op een container aan te grijpen, met het kenmerk dat tenminste een met het huis (11) samenwerkend schuiflichaam (12) is voorzien dat in de langsrichting van het huis in- en uitschuifbaar is ten opzichte van een eind van het huis, dat een der hefarmen (13) is verbonden met het tenminste ene schuiflichaam (12), en dat het schuiflichaam (12) onverdraaibaar is ten opzichte van het huis (11) volgens de 15 draairichting rond de langsrichting van het huis.

2. Kantelinrichting volgens conclusie 1, waarbij het huis (11) een buis (36) omvat en het schuiflichaam (12) telescopisch in de buis is opgenomen.

3. Kantelinrichting volgens conclusie 2, waarbij zich in de buis (36) een centrale as (21) uitstrekt die volgens de draairichting rond de langsrichting van de buis onverdraaibaar is ten opzichte van de buis, het schuiflichaam (12) een bus (37) omvat die is opgenomen tussen de buis (36) en de centrale as (21), en de bus (37) en de centrale as (21) volgens de draairichting rond de langsrichting van het huis (11) 25 onverdraaibaar met elkaar samenwerken.

4. Kantelinrichting volgens conclusie 3, waarbij de buis (11) cilindrisch is en de bus (37) een zuigergedeelte (18) heeft dat afdichtend samenwerkt met de buis (11).

5. Kantelinrichting volgens conclusie 4, waarbij het vrije eind van de buis (36) is voorzien van een afdichting (29) die samenwerkt een cilindrisch oppervlak van de bus (37), en zich tussen het zuigergedeelte (18) van de bus en de afdichting een eerste kamer (23) bevindt voorzien van middelen (42) voor het toevoeren, respectievelijk afvoeren, van een hydraulisch medium in respectievelijk uit die eerste kamer.

6. Kantelinrichting volgens conclusie 4 of 5, waarbij de buis (36) en de as (21) 5 tegenover het vrije eind van de buis via een starre afdichting (20) met elkaar zijn verbonden, en zich tussen die starre afdichting (20) en het zuigergedeelte (18) van de bus (37) een tweede kamer (24) bevindt voorzien van middelen (43) voor het toevoeren, respectievelijk afvoeren, van een hydraulisch medium in respectievelijk uit die tweede kamer. 10

7. Kantelinrichting volgens conclusie 6, waarbij het vrije eind van de bus (37) is afgedicht door middel van een kop (22), en de tweede kamer (24) zich uitstrekt tussen de bus (37) en de centrale as (21) tot aan de kop (22).

8. Kantelinrichting volgens conclusies 7, waarbij zich in de tweede kamer (24) onderlinge verdraaiing van de bus (37) en de as (21) ten opzichte van elkaar verhinderende blokkeermiddelen (14) bevinden, zoals in elkaar grijpende langstanden en langsgroeven.

9. Kantelinrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij een hefarm (13) is bevestigd aan de kop (22).

10. Kantelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij aan beide einden van het huis (11) een met het huis (11) samenwerkend schuiflichaam (12) is 25 voorzien dat in de langsrichting van het huis in- en uitschuifbaar is ten opzichte van het respectievelijke eind van het huis, dat een der hefarmen (13) is verbonden met het ene schuiflichaam (12) en de andere hefarm (13) is verbonden met het andere schuiflichaam (12), en dat beide schuiflichamen (12) onverdraaibaar zijn ten opzichte van het huis (11) volgens de draairichting rond de langsrichting van het huis.

12. Kantelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de kantelas k excentrisch is ten opzichte van het huis (11). 30

13. Kantelinrichting volgens conclusie 12, waarbij aan het huis (11) dwars uitstekende uithouders (17) zijn bevestigd die elk zich aan weerszijden van het huis bevindende einden bezitten, welke uithouders aan een eind draaibaar volgens de kantelas k samenwerken met een hulpgestel (19 ) en welke uithouders (17) aan hun 5 tegenoverliggende eind zijn verbonden met een actuator (25) die eveneens samenwerkt met het hulpgestel (19).

14. Kantelinrichting volgens conclusie 13, waarbij een gestel (30) is voorzien en het hulpgestel (19) in hoogterichting verplaatsbaar samenwerkt met het gestel.