NL2010972C2 - Voorbehandelingsinrichting voor een natte gaswasser. - Google Patents

Description

Voorbehandeling sinrichting voor een natte gaswasser BESCHRIJVING:

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een voorbehandelingsinrichting voor een natte gaswasser voor het voorzuiveren van vervuilde dampen, omvattende een buis voorzien van een inlaat voor vervuilde dampen en een uitlaat voor voorgezuiverde dampen, alsmede een in dwarsdoorsnede midden in de buis nabij de inlaat aanwezige sproeier voor het sproeien van een water-luchtmengsel in de dampstroom.

Stand van de techniek

Een dergelijke voorbehandelingsinrichting is algemeen bekend. Nadeel van de bekende voorbehandelingsinrichting is dat de sproeier ervan regelmatig verstopt raakt door vuildeeltjes in het spuitmengsel of losgeraakte kalkdeeltjes..

Samenvatting van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een voorbehandelingsinrichting van de in de aanhef omschreven soort waarbij de kans op het verstopt raken van de sproeier kleiner is dan bij de bekende voorbehandelingsinrichting. Hiertoe is de voorbehandelingsinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de sproeier een sproeikop omvat die twee delen omvat waartussen een sproeispleet is gevormd, van welke delen een eerste deel een vorm heeft van een bolsegment of bolkap of een kegel of afgeknotte kegel, en het andere, tweede deel een daaraan congruente schotelvorm bezit waarvan het schotelvlak op afstand van het kegel- of bolvlak aanwezig is, waarbij het tweede deel is voorzien van één of meer gaten voor het water-luchtmengsel, en waarbij de sproeier is voorzien van instelmiddelen voor het naar elkaar toe en van elkaar af verplaatsen van de delen. Door deze vorm van de sproeier is de kans klein dat vuil of kalkdeeltjes in de sproeispleet vast komen te zitten.

Bij voorkeur is het tweede deel voorzien van een aantal gelijkmatig over het schotelvlak verdeeld aanwezige gaten.

Voorts zijn de vormen van de delen zodanig dat de sproeispleet vanaf het midden naar buiten toe afneemt.

De instelmiddelen omvatten bij voorkeur een draadstang en een daarop aanwezige moer, waarbij de beide delen zijn voorzien van een centraal doorgaand gat waardoorheen de draadstang steekt, en de moer aan een zijde van beide delen aanwezig is en het eerste deel van en naar het tweede deel kan verplaatsen.

Een uitvoeringsvorm van de voorbehandeling sinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de buis hellend is opgesteld waarbij de inlaat zich op een hoger niveau bevindt dan de uitlaat, en dat de buis is voorzien van een afvoeropening voor verontreinigd water welke zich nabij de uitlaat in een onderzijde van de buiswand bevindt. Hierdoor kan het gecondenseerde vervuilde water gemakkelijk afgevoerd worden.

Bij voorkeur is de buis tussen 5 en 30 graden ten opzichte van het horizontale vlak opgesteld.

Voorts is bij voorkeur in de onderzijde van de buiswand een afvoergoot aanwezig ie naar de afvoeropening afloopt.

Beknopte omschrijving van de tekeningen

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de voorbehandelingsinrichting volgens de uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 een gaswassersysteem met een voorbehandelingsinrichting en een natte gaswasser;

Figuur 2 de sproeier van de voorbehandelingsinrichting in detail; en

Figuur 3 de sproeier in perspectief.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen

In figuur 1 is een gaswassersysteem 1 uitgerust met een voorbehandelingsinrichting 3 volgens de uitvinding weergegeven. Het gaswassersysteem heeft een natte gaswasser 5 (scrubber) waarin verontreinigingen uit damp gehaald worden. Om de werkingsgraad van deze gaswasser te verhogen wordt de verontreinigde damp, voordat deze de gaswasser in gaat voorgereinigd. Dit gebeurt in de voorbehandeling sinrichting waarin sproeiers 7 aanwezig zijn waarin circulatievloeistof met perslucht wordt verneveld. Een deel van de circulatievloeistof (ongeveer 20%) wordt door de damp meegevoerd naar een scrubberkolom en zal cumuleren in tank 9. Het resterende deel (ongeveer 80%) wordt via een terugloopleiding naar tank 11 gevoerd. In het geval van vervuiling welke condenseert, kan er een drijflaag van de vervuiling ontstaan in de tank 11. Wanneer er een drijflaag is ontstaan kan deze door opvullen van het grote compartiment 11A overlopen naar het kleine compartiment 11B. Hierdoor kan de vervuiling geconcentreerd afgevoerd worden waardoor er een besparing van afvalwater ontstaat. De circulatie van de circulatievloeistof wordt door pomp 13 onderhouden. De tank 11 is de waterbuffer voor de het circulatiesysteem. Dit water wordt gekoeld door een waterkoeler 15 tot 1 graad Celsius om zoveel mogelijk vervuiling welke in de damp aanwezig is te condenseren.

De voorbehandeling sinrichting 3 heeft twee buizen 17, die elk voorzien zijn van een inlaat 19 voor vervuilde dampen en een uitlaat 21 voor voorgezuiverde dampen. Nabij de inlaat bevindt zich de sproeier 7 in de buis, die gezien in dwarsdoorsnede midden in de buis aanwezig is. Deze sproeier spuit tijdens bedrijf een water-luchtmengsel 23 in de dampstroom. De diameter van de buizen is zodanig gekozen dat er een juiste verhouding is van de nevel en de hoeveelheid damp die door de buizen wordt geperst. Hierdoor ontstaat er een optimaal contact tussen damp en de circulatievloeistof.

De buizen 17 zijn hellend opgesteld waarbij de inlaat zich op een hoger niveau bevindt dan de uitlaat. De buizen bevinden zich tussen 5 en 30 graden ten opzichte van het horizontale vlak. Elke buis is voorts voorzien van een afvoeropening 25 voor verontreinigd water welke zich nabij de uitlaat in een onderzijde van de buiswand bevindt. In de onderzijde van de buiswand is een afvoergoot 27 aanwezig die naar de afvoeropening afloopt.

In figuur 2 is de sproeier 7 in detail weergegeven. De sproeier heeft een behuizing 29 die is gevormd door een aan één uiteinde open pijp. Dit open uiteinde is afgesloten door een sproeikop 31 die twee delen heeft waartussen een sproeispleet 33 aanwezig is. Een eerste van deze delen 3IA heeft een vorm van een bolkap en het andere, tweede deel 31B heeft een daaraan congruente schotelvorm, waarvan het schotelvlak op afstand van het bolvlak aanwezig is. De delen zijn zodanig gevormd dat de sproeispleet vanaf het midden naar buiten toe afneemt. Het tweede deel is voorzien van een aantal gelijkmatig over het schotelvlak verdeeld aanwezige gaten 35 voor het water-luchtmengsel. In figuur 3 is de sproeier 7 in perspectief weergegeven. Hierin zijn de gaten 35 in het schotelvlak duidelijk zichtbaar.

De sproeier 7 is voorzien van instelmiddelen voor het naar elkaar toe en van elkaar af verplaatsen van de delen. Deze instelmiddelen zijn gevormd door een draadstang 37 met een daarop aanwezige vleugelmoer 39. De draadstang steekt door in de beide delen aanwezige centraal doorgaande gaten 41. De vleugelmoer is aan een zijde van beide delen aanwezig en zal bij verdraaiing het eerste deel 3 IA van of naar het tweede deel 31B toe verplaatsen. De afstand tussen de delen dient bij voorkeur regelmatig bijgesteld te worden.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims (7)

1. Voorbehandelingsinrichting (3) voor een natte gaswasser (5) voor het voorzuiveren van vervuilde dampen, omvattende een buis (17) voorzien van een inlaat (19) voor vervuilde dampen en een uitlaat (21) voor voorgezuiverde dampen, alsmede een in dwarsdoorsnede midden in de buis nabij de inlaat aanwezige sproeier (7) voor het sproeien van een water-luchtmengsel (23) in de dampstroom, met het kenmerk, dat de sproeier (7) een sproeikop (31) omvat die twee delen omvat waartussen een sproeispleet (33) is gevormd, van welke delen een eerste deel (3 IA) een vorm heeft van een bolsegment of bolkap of een kegel of afgeknotte kegel, en het andere, tweede deel (31B) een daaraan congruente schotelvorm bezit waarvan het schotelvlak op afstand van het kegel- of bolvlak aanwezig is, waarbij het tweede deel is voorzien van één of meer gaten (35) voor het water-luchtmengsel (23), en waarbij de sproeier (7) is voorzien van instelmiddelen (37, 39) voor het naar elkaar toe en van elkaar af verplaatsen van de delen.

2. Voorbehandelingsinrichting (3) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tweede deel (31B) is voorzien van een aantal gelijkmatig over het schotelvlak verdeeld aanwezige gaten (35).

3. Voorbehandelingsinrichting (3) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de vormen van de delen (3IA, 31B) zodanig zijn dat de sproeispleet (33) vanaf het midden naar buiten toe afneemt.

4. Voorbehandelingsinrichting (3) volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de instelmiddelen een draadstang (37) en een daarop aanwezige moer (39) omvatten, waarbij de beide delen zijn voorzien van een centraal doorgaand gat waardoorheen de draadstang steekt, en de moer (39) aan een zijde van beide delen aanwezig is en het eerste deel van en naar het tweede deel kan verplaatsen.

5. Voorbehandelingsinrichting (3) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buis (17) hellend is opgesteld waarbij de inlaat (19) zich op een hoger niveau bevindt dan de uitlaat (21), en dat de buis is voorzien van een afvoeropening (25) voor verontreinigd water welke zich nabij de uitlaat in een onderzijde van de buiswand bevindt.

6. Voorbehandelingsinrichting (3) volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de buis (17) tussen 5 en 30 graden ten opzichte van het horizontale vlak is opgesteld.

7. Voorbehandelingsinrichting (3) volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat in de onderzijde van de buiswand een afvoergoot (27) aanwezig is die naar de afvoeropening (25) afloopt.