NL2010200C2 - Maaimachine. - Google Patents
Maaimachine. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2010200C2 NL2010200C2 NL2010200A NL2010200A NL2010200C2 NL 2010200 C2 NL2010200 C2 NL 2010200C2 NL 2010200 A NL2010200 A NL 2010200A NL 2010200 A NL2010200 A NL 2010200A NL 2010200 C2 NL2010200 C2 NL 2010200C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- mowing
- mowing machine
- vehicle
- mowers
- mower
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01D—HARVESTING; MOWING
- A01D34/00—Mowers; Mowing apparatus of harvesters
- A01D34/835—Mowers; Mowing apparatus of harvesters specially adapted for particular purposes
- A01D34/86—Mowers; Mowing apparatus of harvesters specially adapted for particular purposes for use on sloping ground, e.g. on embankments or in ditches
- A01D34/863—Mowers; Mowing apparatus of harvesters specially adapted for particular purposes for use on sloping ground, e.g. on embankments or in ditches and for mowing around obstacles, e.g. posts, trees, fences or the like
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Harvester Elements (AREA)
Description
Maaimachine
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een maaimachine omvattend een voertuig waaraan een eerste maai-5 inrichting is bevestigd voor het maaien in een maaivlak met een maaibreedte van tenminste 0,75 meter, waarbij de maaimachine is voorzien van een besturings- en bedieningsinrichting.
Dergelijke maaimachines worden ingezet voor het maaien van meestal grote oppervlakken zoals gazons in grote tuinen 10 of parken maar ook voor bermen van wegen. Het te maaien oppervlak kan hoofdzakelijk gras omvatten maar ook gras met daar tussenin meerdere of mindere maten opgeschoten onkruid. Afhankelijk van het te maaien oppervlak zal een type maalinrichting worden gekozen. Omdat dergelijke maaimachines zijn 15 ingericht voor het maaien van grote oppervlakken betekent dit dat deze over het algemeen niet in staat zijn om kanten te maaien zoals bijvoorbeeld zich voordoen op de grens van gazons en perken.
De situatie wordt nog ingewikkelder bij het maaien 20 van bijvoorbeeld bermen langs wegen. Hier geldt niet alleen dat er mogelijk een rand tussen het te maaien oppervlak en perken ongemaaid kan blijven, maar er bevinden zich veelal tal van obstakels in het te maaien oppervlak, zoals hectometer-paaltjes, bermplanken, hekwerken, lantaarnpalen, verkeersbor-25 den, bomen, stroomkasten, vangrails en dergelijke.
Tot heden is het in de meeste gevallen noodzakelijk dat een groot oppervlak wordt gemaaid met een in de inleiding genoemde maaimachine en vervolgens de kanten tussen het gemaaide oppervlakken en randen zoals perken alsmede de gedeel-30 ten die zich dicht bij de genoemde obstakels bevinden met de hand worden nagemaaid met bijvoorbeeld een cirkelmaaier die door afzonderlijke personen met de hand wordt gedragen en bestuurd over de resterende plekken nabij randen dan wel bij opstekende obstakels.
35 US 2010/0223897 Al beschrijft een gazonmaaimachine waaraan een trimmer is gemonteerd. Deze trimmer in de vorm van een draadmaaier als cirkelmaaier is gemonteerd aan de voorzijde van de grasmaaimachine en wel aan het eind van een naar links en naar rechts zwenkbare stang, zodat zowel kanten aan 2 de linker zijde als aan de rechter zijde van de grasmaaier met de trimmer kunnen worden bewerkt. Verder is de zwenkarm halverwege gedeeld en opwaarts scharnierbaar zodat het uiteinde ook verticaal kan functioneren en kan worden voorzien van bij-5 voorbeeld een zaag voor het trimmen van hagen en dergelijke.
De uit US 2010/0223897 Al bekende met een trimmer uitgevoerde maaimachine richt zich hoofdzakelijk op randen tussen gazon en perken, maar is niet of in elk geval onvoldoende geschikt voor het op efficiënte wijze maaien van resterende plukken in de 10 direct nabijheid van obstakels zoals hectometerpaaltjes, lichtmasten, stroomkasten, bomen, hekwerken, bermplanken, verkeersborden op palen, vangrails en dergelijke.
Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een maaimachine te verschaffen die niet alleen terreinen met een 15 te maaien maaiveld van grote oppervlakte kan maaien maar verder behalve naast randen tussen gazons en perken ook restanten op efficiënte wijze kan maaien rond obstakels zoals bomen, paaltjes, masten, kasten en dergelijke. Dit doel wordt bereikt met een maaimachine volgens conclusie 1. Een dergelijke maai-20 machine is naast een maai-inrichting voor het maaien van een brede strook van ten minste een meter verder uitgerust met een tweede maai-inrichting die is voorzien van ten minste een cir-kelmaaier waarbij deze cirkelmaaier bewogen kan worden in een richting loodrecht op de voortbewegingsrichting van het voer-25 tuig. Hierdoor is de cirkelmaaier beweegbaar in twee haaks op elkaar staande richtingen waarbij door een combinatie van deze bewegingen in wezen elke positie door de cirkelmaaier bereikbaar is. Een cirkelmaaier is door zijn cirkelsymmetrische vorm in het bijzonder geschikt om oppervlakken te maaien waarbij de 30 beweging over het maaivlak in richting varieert. Hierdoor wordt het mogelijk om met dezelfde maaimachine ook rond de voornoemde obstakels te maaien, zodat een afzonderlijke maai-handeling met een handcirkelmaaier niet meer noodzakelijk is en dus daarvan kan worden afgezien. Wanneer de cirkelmaaier is 35 bevestigd aan de voorzijde of achterzijde van het voertuig, zorgt een afstandshouder voor het handhaven van een minimale onderlinge afstand tussen de cirkelmaaier en het voertuig. Dit is noodzakelijk omdat er in een dergelijk geval ruimte moet 3 zijn tussen de cirkelmaaier en het voertuig, zodat de cirkel-maaier langs een zijkant van een obstakel kan bewegen en het obstakel dus in elk geval gedeeltelijk tussen de cirkelmaaier en het voertuig moet kunnen komen om met de cirkelmaaier de 5 zijkanten van het obstakel te kunnen maaien. Echter het is in voorkomende gevallen ook wenselijk om de maaimachine te voorzien van een afstandhouder wanneer de tweede maai-inrichting is aangebracht aan een zijkant van het voertuig. In een voor-keursuitvoeringsvorm van de maaimachine volgens de uitvinding 10 is de eerste bewegingsinrichting bevestigd aan het voertuig. Wanneer een cirkelmaaier is bevestigd aan een voorzijde van het voertuig betekent dit dat de beide zijkanten van een obstakel alsmede de naar het voertuig toe gerichte zijde van het obstakel door de maaimachine volgens de uitvinding in ieder 15 geval kunnen worden gemaaid.
In een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de maaimachine volgens de uitvinding, in het geval waarbij de bevesti-gingsinrichting een afstandshouder omvat, is de eerste bewegingsinricht ing bevestigd aan de van het voertuig afgekeerde 20 zijde van de afstandhouder. In het geval dat de cirkelmaaier is bevestigd aan de voorzijde van het voertuig, betekent dit dat eveneens drie zijden van een obstakel kunnen worden gemaaid, maar in dit geval zijn dat de naar het voertuig toegekeerde en de van het voertuig afgekeerde zijde van het obsta-25 kei alsmede een van de zijkanten van het obstakel. In beide genoemde gevallen geldt dat voor het maaien van de andere zijde het voertuig verplaatst zal moeten worden anders dan uitsluitend door voor- of achteruit te rijden.
In een voordelige uitvoeringvorm van de uitvinding is 30 de cirkelmaaier gehoekt bevestigd aan de afstandhouder dan wel aan de eerste bewegingsinrichting door middel van een element dat zich uitstrekt loodrecht op de lengterichting van de af-standhouder dan wel de eerste bewegingsinrichting. Een dergelijke gehoekte bevestiging maakt in mogelijk om op eenvoudige 35 wijze bepaalde obstakels aan alle zijden te maaien.
In weer een andere uitvoeringsvorm van de maaimachine volgens de uitvinding verloopt de verbinding van de cirkelmaaier met het voertuig hoofdzakelijk boven een vooraf bepaal 4 de hoogte. In dat geval kunnen obstakels met een hoogte geringer dan de genoemde vooraf bepaalde hoogte volledig rondom worden gemaaid door de cirkelmaaier.
In weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de 5 maaimachine volgens de uitvinding verloopt de verbinding van een cirkelmaaier met het voertuig hoofdzakelijk onder een vooraf bepaalde hoogte. Deze uitvoeringsvorm is bijzonder geschikt voor het maaien van stukken die zich onder bepaalde obstakels bevinden, bijvoorbeeld onder vangrails.
10 In weer een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de maaimachine volgens de uitvinding is de maaimachine voor elk van de cirkelmaaiers voorzien van een tweede bewegingsin-richting voor het veranderen van de afstand van de cirkelmaaier ten opzichte van het maaivlak. Hierdoor kunnen de cirkel-15 maaiers wanneer zij geen dienst doen omhoog worden geheven of omhoog worden geklapt bijvoorbeeld zodat zij geen risico lopen eventuele onvoorziene obstakels te raken.
In een voordelige uitvoeringsvorm omvat de maaimachine volgens de uitvinding een tweede maai-inrichting die twee 20 cirkelmaaiers omvat en de bewegingsinrichtingen zijn ingericht om elk van de twee cirkelmaaiers onafhankelijk van elkaar te bewegen. Hierdoor wordt het mogelijk om bijvoorbeeld in een enkele gang geheel rond een obstakel te maaien.
In een andere voorkeursuitvoeringsvorm van de maaima-25 chine volgens de uitvinding is de bevestigingsinrichting voor elk van de cirkelmaaiers voorzien van een derde bewegingsin-richting, omvattend een actuator en een langsgeleider voor het bewegen van de cirkelmaaier ten opzichte van het voertuig in een richting hoofdzakelijk evenwijdig aan het maaivlak en 30 evenwijdig aan de voortbewegingsrichting van het voertuig. Met deze derde bewegingsinrichting wordt de beweging van de cirkelmaaier die wordt veroorzaakt door de beweging van het voertuig overgenomen zodat niet tegelijkertijd het voertuig hoeft te worden verreden om de cirkelmaaier in twee richtingen over 35 het maaivlak te bewegen.
In een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm omvat de maaimachine volgens de uitvinding voor elk van de cirkelmaaiers een of meerdere afstandsensors die elk zijn verbonden met 5 de besturing en waarbij de besturing is verbonden met een weergaveorgaan om de door de afstandsensors aan de besturing afgegeven signalen weer te geven zodat voor de bestuurder zichtbaar wordt hoe dicht hij zich bij bepaalde obstakels be-5 vindt met een cirkelmaaier. Ook kan de besturing zijn ingericht om elk van de bewegingsinrichtingen te besturen afhankelijk van de door de afstandsensor aan de besturing afgegeven signalen, zodat de bestuurder nog slechts de besturing van het voertuig hoeft te bedienen en de beweging van de cirkelmaaiers 10 door de bewegingsinrichtingen automatische plaats vindt afhankelijk van positie van de obstakels.
In de voordelige uitvoeringsvorm omvat de maaimachine volgens de uitvinding de afmetingen zoals deze gebruikelijk voorkomen, en wel een maaibreedte van de eerste maai-15 inrichting van l,5m. Voor een cirkelmaaier van de tweede maalinrichting bedraagt de maaibreedte bij voorkeur tussen 30cm en 5 0 cm.
Met name wanneer de obstakels bomen betreffen is het van belang dat de bomen op geen enkele wijze beschadigd raken 20 door de maaiwerkzaamheden. Daarom omvat de maaimachine volgens de uitvinding bij voorkeur bij elk van de cirkelmaaiers bij de cirkelomtrek een beschermkap zodat de maai-inrichting de boom niet kan beschadigen.
Het is echter ook mogelijk dat bomen beschadigd raken 25 doordat bijvoorbeeld steentjes of hardere gemaaide stukken onkruid tegen de boom worden geslagen. In dergelijke gevallen is het ook voordelig wanneer het toerental van elk van de cirkelmaaiers regelbaar is, zodat, wanneer in de nabijheid van een boom wordt gemaaid, het toerental omlaag kan worden gebracht 30 om het risico van beschadiging van de bomen te beperken.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden van uitvoeringsvormen mede aan de hand van de bijgevoegde tekeningen, waarbij: - Fig. 1 is een schematisch bovenaanzicht van een 35 maaimachine volgens de uitvinding in een eerste uitvoeringsvorm; 6 - Fig. 2 is een schematisch bovenaanzicht van een obstakel en een maailijn zoals kan worden gevolgd door een maai-machine volgens Fig. 1; - Fig. 3 is een schematisch bovenaanzicht van een 5 maaimachine volgens de uitvinding in een tweede uitvoeringsvorm; - Fig. 4 is een schematisch bovenaanzicht van een obstakel en een maailijn zoals kan worden gevolgd door een maaimachine volgens Fig. 3; 10 - Fig. 5 is een schematisch bovenaanzicht van een derde uitvoeringsvorm van een maaimachine volgens de uitvinding; - Fig. 6 is een schematisch bovenaanzicht van een obstakel met een maailijn zoals kan worden gevolgd door een 15 maaimachine volgens Fig. 5; - Fig. 7 is een schematisch bovenaanzicht van een vierde uitvoeringsvorm van een maaimachine volgens de uitvinding; - Fig. 8 is een schematisch bovenaanzicht van een ob-20 stakel met een maailijn zoals kan worden gevolgd door een maaimachine volgens Fig. 7; - Fig. 9 is een schematisch zijaanzicht van een variant van de uitvoeringsvorm van de maaimachine volgens Fig. 1; - Fig. 10 is een schematisch achteraanzicht van een 25 variant van de uitvoeringsvorm van de maaimachine volgens Fig.
3; - Fig. 11 is een schematische weergave van een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van een maaimachine volgens de uitvinding met de eerste maai-inrichting op afstand van het 30 voertuig; - Fig. 12 is een schematische weergave van een zijaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van een maaimachine volgens fig. 11; - Fig. 13 is een schematische weergave van een voor-35 aanzicht van de uitvoeringsvorm van een maaimachine volgens fig. 12; - Fig. 14 is een schematische weergave van een bovenaanzicht van een draadmaaier volgens de uitvinding 7
Fig. 1 is een schematisch bovenaanzicht van een maai-machine volgens de uitvinding in een eerste voorbeeld van een uitvoeringsvorm. De maaimachine is in zijn algemeen aangeduid met het verwijzingscijfer 1. De pijl aangeduid met verwij-5 zingscijfer 9 geeft de voortbewegingsrichting aan van het voertuig 12 dat de maaimachine 1 voortbeweegt, wanneer dit zich in voorwaartse richting beweegt. Wanneer sprake is van voorzijde, zijzijde of achterzijde heeft is dit gerelateerd aan de bewegingsrichting in voorwaartse richting. In Fig. 1 is 10 derhalve de bovenzijde van de figuur de voorzijde, de onderzijde van de figuur is de achterzijde en dat is de zijde waar de eerste maai-inrichting 2 is aangebracht. Eerste maalinrichting 2 kan een willekeurige voor de betreffende toepassing geschikt uitgevoerde maai-inrichting zijn. Bijvoorbeeld 15 zal voor het maaien langs bermen langs wegen eerste maalinrichting 2 veelal een klepelmaaier zijn, omdat een klepel-maaier in staat is om naast gras ook grovere onkruidsoorten die veelal in bermen groeien te maaien, de eerste maalinrichting 2 is echter niet beperkt tot een klepelmaaier en 20 kan ook andere voor het gebruiksdoel geschikte typen maalinrichtingen omvatten. Aan de voorzijde van het voertuig van de maaimachine 1 is de tweede maai-inrichting 3 geplaatst en wel via afstandhouder 7 die de cirkelmaaier 4 op afstand houdt van het voertuig 12. Verder is in de figuur aangegeven een 25 eerste bewegingsinrichting 6 die in de figuur schematisch is aangegeven met een tweezijdige pijl. De tweezijdige pijl 6 geeft aan de afstand waarover de eerste bewegingsinrichting cirkelmaaier 4 en afstandhouder 7 in translatie kan bewegen ten opzichte van het voertuig 12 van de maaimachine 1. Deze 30 beweging staat hoofdzakelijk loodrecht op de voortbewegings-richting 9 van maaimachine 1. Door nu de voortbeweging van voertuig 12 gelijktijdig te besturen met de translatiebeweging door eerste bewegingsinrichting 6 kan in wezen cirkelmaaier 4 in twee coördinaten worden bewogen over een maaiveld dat hier 35 weergegeven wordt door het papier in het vlak in de tekening.
Fig. 2 is een bovenaanzicht weergegeven van een rechthoekig obstakel 8 alsmede een maailijn 10 die rond het obstakel 8 kan worden uitgevoerd door de cirkelmaaier 4 van 8 maai-inrichting 1 in de uitvoeringsvorm zoals weergegeven in Fig. 1. Aangenomen wordt dat obstakel 8 zich bevindt voor de maai-inrichting 1. Door nu naar voren dan wel naar achteren te rijden met het voertuig 12 van maaimachine 1 kunnen de beide 5 zijkanten van obstakel 8 worden gemaaid door cirkelmaaier 4. Tijdens het maaien van deze zijkanten wordt de eerste bewe-gingsinrichting stil gehouden zodat cirkelmaaier 4 maait in een lijn die evenwijdig loopt aan de voortbewegingsrichting 9. Om van de ene zijkant naar de andere zijkant van obstakel 8 te 10 geraken wordt de maai-inrichting 1 achterwaarts bewogen, de eerste bewegingsinrichting versteld totdat de cirkelmaaier 4 uitgelijnd staat met de volgende zijkant. Tijdens het verstellen, indien het voertuig stilstaat op de positie waarbij de cirkelmaaier juist langs de in het bovenaanzicht getekende on-15 derzijde van obstakel 8 komt, wordt ook deze zijde gemaaid. De in figuur 2 aangegeven bovenzijde van obstakel 8 kan niet worden gemaaid zonder de maaimachine in een richting loodrecht op de eerste richting te verplaatsen dan wel dat het voertuig 12 van de maaimachine 1 obstakel 8 van de andere zijde benadert. 20 Dit vanwege het feit dat obstakel 8 in de weg zit voor een beweging van afstandhouder 7 van het obstakel, aannemend dat obstakel 8 zich hoger uitstrekt boven het maaivlak dan afstand-houder 7. Een uitvoeringsvorm waarin dit niet het geval is zal hieronder nog nader worden toegelicht met verwijzing naar Fig. 25 9.
Fig. 3 is een bovenaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van maaimachine 1 volgens de uitvinding, waarbij de tweede maai-inrichting 3 zich aan een zijkant van maaimachinel bevindt en in dit geval de linker zijkant. Hier is een cirkel-30 maaier 4 verbonden met eerste bewegingsinrichting 6 die cirkelmaaier 4 over de afstand van de aangegeven pijl in translatie kan bewegen in een richting loodrecht op de bewegingsinrichting van maaimachine 1.
In Fig. 4 is op schematische wijze weergegeven in bo-35 venaanzicht een wederom rechthoekig obstakel 8 met daarbij de maailijnen 10 in de directe nabijheid van maaimachine 8 die met behulp van de uitvoeringsvormen van de maaimachine 1 volgens de uitvinding van Fig. 3 rond dit obstakel kan worden 9 uitgevoerd wanneer het obstakel zich aan de linker zijkant van de maaimachine 1 bevindt. De in de tekening geziene onderzijde van het obstakel en de bovenzijde kunnen door cirkelmaaier 4 worden gemaaid door bij stilstaand voertuig van de maaimachine 5 1 de cirkelmaaier 4 met behulp van de eerste bewegingsin- richting daar langs te bewegen. Om van de onderzijde naar de bovenzijde te geraken zal het voertuig 12 van de maaimachine 1 over deze afstand naar voren moeten worden gereden waarbij tijdens dit naar voren rijden de rechterkant van het obstakel 10 8 bij correct ingestelde positie van de cirkelmaaier 4 door de bewegingsinrichting 6 de rechter zijde van obstakel 8 kan worden gemaaid. Om de linker zijde van obstakel 8 te kunnen maaien moet of het voertuig 12 van de maaimachine 1 in een positie worden gemanoeuvreerd dat het voertuig 12 over 90° wordt ge-15 draaid dan wel dat het voertuig 12 obstakel 8 van de andere kant benadert.
Fig. 5 toont in bovenaanzicht een derde uitvoeringsvorm van een maaimachine 1 volgens de uitvinding. Deze uitvoeringsvorm is vergelijkbaar met die van Fig.1 maar in deze uit- 20 voeringsvorm zijn aan de voorzijde van maaimachine 1 twee cir- kelmaaiers 4 aangebracht die elk met een afstandhouder 7 zijn verbonden aan een eerste bewegingsinrichting 6. Beide bewe-gingsinrichtingen 6 kunnen onafhankelijk van elkaar worden bewogen zodat beide cirkelmaaiers 4 onafhankelijk van elkaar 25 kunnen worden bewogen in de richting loodrecht op de rijrichting. In deze uitvoeringsvorm is er echter een verschil in af-standhouder 7 van de twee cirkelmaaiers 4. Een van beide af-standhouders 7, in de tekening gezien de rechter, is voorzien van een gehoekt element 5 waardoor de cirkelmaaier 4 op een 30 afstand wordt gehouden in de richting loodrecht op de rijrich ting 9 van maaimachine 1 door de gehoekt uitgevoerde afstand-houder 7. Hierdoor wordt het mogelijk om in een werkgang alle vier zijden van een obstakel 8, zoals is weergegeven in Fig. 6 te maaien. De gehoekte bevestiging van de in tekening van Fig. 35 5 rechtse cirkelmaaier 4 stelt de maaimachine 1 van deze uit voeringsvorm in staat om ook de bovenzijde van obstakel 8 zoals in Fig. 6 is weergegeven te maaien. Er zij opgemerkt dat ook een uitvoeringsvorm waarin beide afstandhouders 7 van de 10 beide cirkelmaaiers 4 zijn voorzien van een gehoekt element 5 zoals boven besproken, mogelijk is en in bepaalde omstandigheden voordelig kan zijn.
Fig. 7 is een bovenaanzicht van een vierde uitvoe-5 ringsvorm van een maaimachine 1 volgens de uitvinding. Deze vierde uitvoeringsvorm is in belangrijke mate overeenkomstig de uitvoeringsvorm van Fig. 3, met dien verstande dat in de uitvoeringsvorm volgens Fig. 7 er aan de linker zijde twee cirkelmaaiers 4 zijn aangebracht die elk met hun eerste bewe-10 gingsinrichting 6 onafhankelijk van elkaar kunnen worden verplaatst in een richting loodrecht op de voortbewegingsrichting van het voertuig van maaimachine 1. Verder zijn beide cirkelmaaiers 4 elk door middel van een gehoekt element bevestigd aan hun bewegingsinrichting 6 om de betreffende cirkelmaaiers 15 4 op een vaste afstand te houden ten opzichte van hun betref fende eerste bewegingsinrichting 6. Hierdoor wordt het mogelijk dat ook de in de tekening geziene linker zijde van een zich links naast maaimachine 1 bevindend obstakel 8 kan worden gemaaid, zoals is weergegeven in Fig. 8. Ook is het mogelijk 20 dat slechts een van beide cirkelmaaiers 4 door middel van een gehoekt langwerpig element is bevestigd aan zijn bewegingsinrichting 6, zoals is besproken.
Fig. 9 toont een vijfde uitvoeringsvorm van een maaimachine volgens de uitvinding, in zijaanzicht. Deze vijfde 25 uitvoeringsvorm komt hoofdzakelijk overeen met de uitvoeringsvorm die is weergegeven in Fig. 1, met dien verstande dat af-standhouder 7, voor zover deze zich bevindt tussen de voorzijde van het voertuig van maaimachine 1 en de cirkelmaaier 4 verloopt boven een vooraf bepaalde hoogte boven het maaivlak. 30 Voor obstakels die kleiner zijn dan deze vooraf bepaalde hoogte kan ook de voorzijde van een zich voor het voertuig van maaimachine 1 bevindend obstakel worden gemaaid, indien dit obstakel een hoogte heeft die geringer is dan de hoogte waarmee afstandhouder 7 uitsteekt boven het maaivlak. Eveneens 35 schematisch weergegeven in Fig. 9 is tweede bewegingsinrichting 11 die ervoor dient om de hoogte van cirkelmaaier 4 boven het maaivlak in te stellen. Een dergelijke instelling is niet alleen nuttig voor het korter of langer (in na het maaien 11 resterende lengte) maaien van het maaivlak maar kan bijvoorbeeld ook wanneer de tweede maai-inrichting buiten bedrijf is en uitsluitend de eerste maai-inrichting wordt gebruikt voldoende hoog boven het maaivlak worden gegeven zodat er geen 5 kans bestaat op beschadiging van de cirkelmaaier 4 door oneffenheden in het maaivlak.
In Fig. 10 is een achteraanzicht weergegeven van een zesde uitvoeringsvorm van een maaimachine 1 volgens de uitvinding. Deze uitvoeringsvorm komt overeen met eerdergenoemde 10 tweede uitvoeringsvorm volgens Fig. 3, met dien verstande dat de totale hoogte van de tweede maai-inrichting 3 niet uitgaat boven een vooraf bepaalde waarde. Wanneer bijvoorbeeld deze hoogte geringer is dan de onderzijde van een vangrail, kan een dergelijke inrichting worden gebruikt om ook onder een vang-15 rail te maaien. Vanzelfsprekend geldt dit ook voor andere obstakels met een soortgelijke vorm.
Fig. 11 toont een schematische weergave van een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van een maaimachine 1 volgens de uitvinding met de eerste maai-inrichting 2 op afstand 20 van het voertuig 12. Eerste maai-inrichting 2 is door middel van giek 13 zwenkbaar bevestigd aan het voertuig 12. Deze bevestiging is zowel horizontaal als verticaal zwenkbaar. Aan het van het voertuig 12 afgekeerde uiteinde van giek 13 is de eerste maai-inrichting 2 eveneens zwenkbaar bevestigd. Hiermee 25 is het mogelijk om de afstand van eerste 2 en tweede 3 maai-inrichting tot het voertuig 12 in dwarsrichting ten opzichte van het voertuig te verkleinen door de eerste 2 en tweede 3 maai-inrichting naar voren te draaien, en tegelijkertijd de eerste maai-inrichting 2 dwars te houden op de bewegingsrich-30 ting van voertuig 12. Ook kunnen hierdoor de eerste 2 en tweede 3 maai-inrichting worden opgetild. Eerste maai-inrichting 2 is hier uitgevoerd als klepelmaaier. De tweede maai-inrichting 3 omvat in deze uitvoeringsvorm in totaal vier cirkelmaaiers 4, en is bevestigd aan de eerste maai-inrichting 2. Van de 35 vier cirkelmaaiers 4 van de tweede maai-inrichting 3 zijn er twee bevestigd aan een voorzijde en twee aan een achterzijde van de klepelbak van de eerste maai-inrichting 2. Elk van de vier cirkelmaaiers 4 is via een afstandhouder 7 verbonden met 12 een eerste bewegingsinrichting 6 waardoor elk van deze 4 cir-kelmaaiers beweegbaar is langs de voor- dan wel langs de achterzijde van de klepelbak van de eerste maai-inrichting 2. Verder is elke cirkelmaaier 4 van de tweede maai-inrichting 3 5 uitgevoerd als draadmaaier. Hierbij steken de snij- of maai-draden 15 met een lengte Dex radiaal uit buiten de contouren, met name buiten beschermkap 14 van cirkelmaaier 4. De maaidra-den kunnen nu ongehinderd in alle richtingen over een afstand Dex tussen beschermkap 14 en obstakel 8 maaien. In fig. 14 is 10 een bovenaanzicht van deze uitvoeringsvorm van cirkelmaaier 4 weergegeven.
Met de maaimachine van deze configuratie is het nu op tal van verschillende wijzen mogelijk om met de cirkelmaaiers 4 langs obstakels te maaien. In fig. 11 is een obstakel 8 15 weergegeven tussen twee cirkelmaaiers 4 aan de voorzijde van de eerste maai-inrichting 2. Voor de eenvoud wordt ervan uitgegaan dat obstakel 8 een cirkelvormige doorsnede heeft. Indien de doorsnede van obstakel 8 niet cirkelvormig is, kan door kleine aanpassingen op soortgelijke wijze rond obstakel 8 20 worden gemaaid. Er zijn nu verschillende mogelijkheden om met behulp van de tweede maai-inrichting 3 de strook direct grenzend aan obstakel 8 te maaien:
Indien een diameter van obstakel 8 kleiner is dan twee maal Dex, dan is een beweging in voorwaartse richting 25 van maaimachine 1 voldoende. Dan kunnen de maaidraden de strook rondom obstakel 8 maaien.
Indien een diameter van obstakel 8 groter is dan twee maal Dex, dan kan er als volgt worden gemaaid, o Ten eerste is het mogelijk om door middel van de eer-30 ste bewegingsinrichting een beweging van elkaar af uit te voeren van de twee cirkelmaaiers 4 aan de voorzijde van de eerste maai-inrichting 2, gecombineerd met een voortgaande beweging van voertuig 12, zodanig dat een halve omtrek van obstakel 8 wordt ge-35 maaid. Vervolgens wordt door de giek de gecombineerde eerste 2 en tweede 3 maai-inrichting opgeheven en over obstakel 8 getransporteerd zodat de twee cirkelmaaiers 4 die aan de achterzijde van de eerste maai- 13 inrichting twee zijn gemonteerd op soortgelijke wijze als hierboven is beschreven, de andere zijde van obstakel 8 kunnen maaien.
o Ten tweede is het ook mogelijk om de eerste maai-5 inrichting 2 heen en weer te roteren rond het uitein de van giek 13 zodat de twee cirkelmaaiers van de tweede maai-inrichting 3 rond obstakel 8 draaien en maaien. Eventueel wordt gelijktijdig een beweging met het voertuig 12 uitgevoerd om de juiste afstand tot 10 obstakel 8 te handhaven.
Een verdere mogelijkheid is er in gelegen om afstandhou-ders 7 gehoekt uit te voeren en hiermee op een reeds eerder beschreven wijze rond obstakel 8 te maaien.
Fig. 12 toont is een schematische weergave van een 15 zijaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van een maaimachine volgens de uitvinding met de eerste maai-inrichting op afstand van het voertuig. Fig. 13 toont een vooraanzicht van de maaimachine van fig. 12. Het betreft hier een toepassing van de onderhavige uitvinding op een zogenoemde vangrailmaaier. Hier 20 is eveneens een giek 13 bij een uiteinde zwenkbaar in zowel horizontale als verticale richting bevestigd aan voertuig 12. Bij het van het voertuig afgekeerde uiteinde is aan de giek eveneens zwenkbaar een juk 16 bevestigd met aan het juk 16 hangend een uitvoeringsvorm van een eerste maai-inrichting 2 25 die twee (relatief grote, ten opzichte van cirkelmaaiers 4) cirkelmaaiers 17 omvat. Elk van deze cirkelmaaiers 17 is excentrisch, verend zwenkbaar opgehangen aan een afhangende poot van het juk 16. Cirkelmaaiers 17 zijn uitgerust met maaimessen die geheel worden afgedekt door beschermkappen 18. Deze be-30 schermkappen hebben een diameter die ruimschoots groter is dan de maaidiameter van de maaimessen van cirkelmaaiers 17.
Met een maaimachine 1 volgens de figuren 12 en 13 wordt als volgt gemaaid onder een vangrailconstructie van een weg. Het juk 16 wordt opgetild tot boven de vangrail en ten 35 opzichte van de giek 13 gedraaid zodat de eerste maalinrichting 1 met beide cirkelmaaiers 17 over de vangrail op het maaiveld kunnen worden neergelaten. Vervolgens wordt het juk 16 zo gezwenkt ten opzichte van giek 13, dat beide cirkel- 14 maaiers 17 van de eerste maai-inrichting 2 gedeeltelijk onder de vangrail geraken en wel zodanig dat hun maaipaden in de lengterichting van de vangrail elkaar overlappen, zodat de gehele strook onder de vangrails wordt gemaaid door eerste maai-5 inrichting 1. De vangrails wordt gedragen door verticale palen die in de lengterichting op onderlinge afstand in de bodem zijn verankerd. Wanneer nu tijdens het maaien een van de cir-kelmaaiers 17 van de eerste maai-inrichting tegen een draag-paal 8 (is immers een obstakel voor het maaien) van de vang-10 rail aankomt, wordt de cirkelmaaier naar buiten gezwenkt maar wel door de veerwerking met de beschermkap tegen de draagpaal gehouden. Na passeren van de draagpaal veert de betreffende cirkelmaaier 17 weer terug naar zijn oude maaipad. Bij maaima-chines volgens de stand van de techniek zou er nu rond de 15 draagpaal een ongemaaide rand achterblijven die wordt veroorzaakt doordat de maaimessen van de cirkelmaaier 17 een zekere afstand hebben tot de beschermkap 18. Echter volgens de uitvinding is aan de eerste maai-inrichting de tweede maai-inrichting bevestigd, die in deze uitvoeringsvorm voor elk van 20 de cirkelmaaiers 17 is uitgevoerd als een daaraan bevestigde cirkelmaaier 4 van het type draadmaaier met een beschermkap 14 en daarvan radiaal naar buiten uitstekende maaidraden. Elk van de draadmaaiers is zover achter de bijbehorende cirkelmaaier 17 van de eerste maai-inrichting geplaatst dat de cirkelmaaier 25 17 van de eerste maai-inrichting bij een draagpaal 8 deze weer is gepasseerd en terug is gekeerd op het maaipad, voordat de draadmaaier 4 bij de betreffende draagpaal arriveert. De betreffende draadmaaier 4 is nu door de eerste bewegingsin-richting zo ingesteld dat de beschermkap 4 van de draadmaaier 30 4 juist langs de draagpaal beweegt. De maaidraden van de draadmaaier steken zover uit dat geldt Dex > halve breedte van de draagpaal. De positie van de draadmaaiers 4 is met behulp van de eerste bewegingsinrichting 6 van de tweede maai-inrichting 3 zodanig ingesteld dat beschermkappen 14 juist 35 langs de draagpalen van de vangrails bewegen. In deze uitvoeringsvorm kan de actuator van de eerste bewegingsinrichting worden gevormd door een bijvoorbeeld handmatig bediende ver-stelinrichting. Hierdoor zullen beide draadmaaiers volledig 15 het resterende gedeelte rond de draagpaal wegmaaien. Zo worden ook in deze uitvoeringsvorm van een maaimachine 1 volgens de uitvinding restanten rond obstakels 8 gemaaid.
In het voorgaande zijn een aantal voorbeelden bespro-5 ken van uitvoeringsvormen volgens de uitvinding. Het zal duidelijk zijn dat vele combinaties van deze voorbeelden mogelijk zijn. Ook uitvoeringsvormen waarbij onderdelen op specifieke wijze zijn ingevuld die voldoen aan de uitvinding zoals bepaald in de conclusies, vallen onder beschermingsomvang van 10 deze conclusies. Voor uitvoeringsvormen van de eerste bewe- gingsinrichting, de tweede bewegingsinrichting en de derde be-wegingsinrichting staan tal van praktische mogelijkheden ter beschikking van de vakman. Uitvoeringsvormen die een voorkeur genieten zijn bijvoorbeeld bewegingsinrichtingen die werken 15 met een hydraulische dan wel pneumatische cilinder en een zuiger waarbij bijvoorbeeld de zuigerstang is verbonden met de cirkelmaaier en de cilinder is bevestigd aan het voertuig 12 en is verbonden met een hydraulisch dan wel pneumatisch systeem. Echter, ook uitvoeringen met een rondsel en tandheugel, 20 waarbij het rondsel wordt aangedreven door een elektromotor, zijn mogelijk evenals andere in de stand van de techniek gebruikelijke lineaire bewegingsinrichtingen.
Lijst van verwijzingscijfers 25 1 maaimachine 2 eerste maai-inrichting 3 tweede maai-inrichting 4 cirkelmaaier 5 gehoekt element 30 6 eerste bewegingsinrichting 7 afstandshouder 8 obstakel 9 richtingspij1 voorwaartse bewegingsrichting voertuig 10 maailijn van 4 35 11 tweede bewegingsinrichting 12 voertuig 13 giek 14 beschermkap van 4 16 15 maaidraden van 4 16 juk 17 cirkelmaaiers van 2 18 beschermkap van 17 5 D maaidiameter draadmaaier
Dex deel van D dat uitsteekt buiten 14
Claims (19)
1. Maaimachine (1) omvattend een voertuig (12) waaraan een eerste maai-inrichting (2) is bevestigd voor het maaien in een maaivlak met een maaibreedte van tenminste 0,75 meter, waarbij de maaimachine (1) is voorzien van een bestu- 5 rings- en bedieningsinrichting, met het kenmerk, dat de maaimachine (1) verder is uitgerust met tweede maai-inrichting (3) die ten minste omvat: - tenminste een cirkelmaaier (4), die aan een voorzijde, achterzijde of een zijzijde van het voertuig (12) is 10 bevestigd, - een eerste met de besturings- en bedieningsinrichting verbonden bewegingsinrichting (6), omvattend een actuator en een langsgeleider, voor het bewegen van de tenminste een cirkelmaaier (4) ten opzichte van het voertuig (12) in een 15 richting hoofdzakelijk evenwijdig aan het maaivlak en hoofdzakelijk loodrecht op de voortbewegingsrichting (9) van het voertuig (12) .
2. Maaimachine (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tweede maai-inrichting (3) een afstandshouder (7) 20 omvat voor het handhaven van een minimale onderlinge afstand tussen de cirkelmaaier (4) en het voertuig (12).
3. Maaimachine (1) volgens een van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de eerste bewegingsinrichting (6) is bevestigd aan het voertuig (12).
4. Maaimachine (1) volgens een van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat de eerste bewegingsinrichting (6) is bevestigd aan de cirkelmaaier (4).
5. Maaimachine (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de cirkelmaaier (4) gehoekt is 30 bevestigd aan de afstandhouder (7) dan wel aan de eerste bewegingsinrichting (6) door middel van een element (5) dat zich uitstrekt loodrecht op de lengterichting van de afstandhouder (7) dan wel de eerste bewegingsinrichting (6).
6. Maaimachine (1) volgens een van de conclusies 1 35 tot 5, met het kenmerk, dat de verbinding van een cirkelmaaier (4) met het voertuig (12) hoofdzakelijk boven een vooraf bepaalde hoogte verloopt.
7. Maaimachine (1) volgens een van de conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat de verbinding van een cirkelmaaier 5 (4) met het voertuig (12) hoofdzakelijk onder een vooraf be paalde hoogte verloopt.
8. Maaimachine (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maaimachine (1) voor elk van de tenminste een cirkelmaaiers (4) is voorzien van een met de 10 besturings- en bedieningsinrichting verbonden tweede bewe- gingsinrichting (11) voor het veranderen van de afstand van de cirkelmaaier (4) ten opzichte van het maaivlak.
9. Maaimachine (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de maaimachine (1) is voorzien van een giek 15 (13), die bij een uiteinde al dan niet zwenkbaar is verbonden met het voertuig (12) en waar aan het andere uiteinde de eerste maalinrichting (2) al dan niet zwenkbaar is bevestigd, met het kenmerk, dat de tweede maai-inrichting (3) is bevestigd aan de eerste maai-inrichting (2).
10. Maaimachine (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede maai-inrichting (3) tenminste twee cirkelmaaiers (4) omvat.
11. Maaimachine (1) volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de bewegingsinrichtingen (6, 11) zijn ingericht 25 om elk van de tenminste twee cirkelmaaiers (4) onafhankelijk van elkaar te bewegen.
12. Maaimachine (1)volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tweede maai-inrichting (3) voor elk van de tenminste een cirkelmaaiers (4) is voorzien 30 van een met de besturings- en bedieningsinrichting verbonden derde bewegingsinrichting, omvattend een actuator en een lansgeleider, voor het bewegen van de cirkelmaaier (4) ten opzichte van het voertuig (12) in een richting hoofdzakelijk evenwijdig aan het maaivlak en de voortbewegingsrichting (11) van 35 het voertuig (12).
13. Maaimachine (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk van de tenminste een cirkelmaaiers (4) vast zijn verbonden met een of meerdere af- standssensors die elk zijn verbonden met de besturing en waarbij de besturing is verbonden met een weergaveorgaan voor het weergeven van een weergave die representatief is voor door de afstandssensors aan de besturing afgegeven signalen, dan wel 5 waarbij de besturing is ingericht om elk van de bewegingsin-richtingen (6, 11) te besturen afhankelijk van de door de af- standssensors aan de besturing afgegeven signalen.
14. Maaimachine (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maaibreedte van de eerste 10 maai-inrichting (2) ligt tussen de 0,75 en zes meter, bij voorkeur bij anderhalve meter.
15. Maaimachine (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maaibreedte D van elk van de tenminste een cirkelmaaiers (4) ongeveer tussen 15 en 60 cm 15 bedraagt.
16. Maaimachine (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk van de tenminste een cirkelmaaiers (4) bij een cirkelomtrek is voorzien van een be-schermkap (14).
17. Maaimachine (1) volgens conclusie 16, waarbij elk van de tenminste een cirkelmaaiers (4) is uitgevoerd als draadmaaier, met het kenmerk, dat de beschermkap (14) is ingericht zodat een maaidraad (15) van de tenminste een draadmaaier (4) zich met een vooraf bepaalde lengte Dex in radiale 25 richting uitstrekt tot buiten de beschermkap (14).
18. Maaimachine (1) volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het toerental van elk van de tenminste een cirkelmaaiers (4) regelbaar is.
19. Maaimachine volgens een van de conclusies 9 tot 30 18, met het kenmerk, dat de actuator van de eerste bewegings- inrichting (6) is uitgevoerd als een handmatig bediende verst el inricht ing .
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2010200A NL2010200C2 (nl) | 2013-01-30 | 2013-01-30 | Maaimachine. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2010200 | 2013-01-30 | ||
NL2010200A NL2010200C2 (nl) | 2013-01-30 | 2013-01-30 | Maaimachine. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2010200C2 true NL2010200C2 (nl) | 2014-08-04 |
Family
ID=47790478
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2010200A NL2010200C2 (nl) | 2013-01-30 | 2013-01-30 | Maaimachine. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL2010200C2 (nl) |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3462925A (en) * | 1967-05-18 | 1969-08-26 | Best Equipment Co | Mowing apparatus |
US20020100266A1 (en) * | 2000-06-30 | 2002-08-01 | Greenwell Owen Patrick | Mobile power driven vegetation trimmer and line feed control |
EP1709857A1 (de) * | 2005-04-05 | 2006-10-11 | MULAG Fahrzeugwerk Heinz Wössner GmbH & Co. KG | Randstreifen-Mähgerät |
DE102005035636A1 (de) * | 2005-07-29 | 2007-02-22 | Fiedler Maschinenbau Und Technikvertrieb Gmbh | Verfahren zum handgeführten Steuern eines Werkzeuges |
DE202012004372U1 (de) * | 2012-05-04 | 2012-06-15 | Gerhard Dücker GmbH & Co. KG Landmaschinenfabrik | Mäh- und/oder Schneidgerät |
-
2013
- 2013-01-30 NL NL2010200A patent/NL2010200C2/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US3462925A (en) * | 1967-05-18 | 1969-08-26 | Best Equipment Co | Mowing apparatus |
US20020100266A1 (en) * | 2000-06-30 | 2002-08-01 | Greenwell Owen Patrick | Mobile power driven vegetation trimmer and line feed control |
EP1709857A1 (de) * | 2005-04-05 | 2006-10-11 | MULAG Fahrzeugwerk Heinz Wössner GmbH & Co. KG | Randstreifen-Mähgerät |
DE102005035636A1 (de) * | 2005-07-29 | 2007-02-22 | Fiedler Maschinenbau Und Technikvertrieb Gmbh | Verfahren zum handgeführten Steuern eines Werkzeuges |
DE202012004372U1 (de) * | 2012-05-04 | 2012-06-15 | Gerhard Dücker GmbH & Co. KG Landmaschinenfabrik | Mäh- und/oder Schneidgerät |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
JP7078262B2 (ja) | 草刈り機 | |
US6523337B2 (en) | SG pruning machine | |
CA3099064C (en) | Turftrimmer rotary mowing attachment | |
DK179365B1 (en) | Saftey system for mowers and mower with such a safety system | |
EP2687074A1 (en) | Support carriage for an agricultural machine | |
EP3657929B1 (en) | Electric powered disc mower | |
NL2010200C2 (nl) | Maaimachine. | |
EP2189054B1 (de) | Mähvorrichtung | |
NL1030566C2 (nl) | Maai/inrichting, in het bijzonder voor het maaien rond bomen en wegmeubilair in wegbermen. | |
AU2006100356A4 (en) | SG pruning machine | |
JP3168171U (ja) | 車載用植栽刈取機 | |
JP3148096U (ja) | 道路植栽植物剪定用アタッチメント | |
GB2482467A (en) | Mowing apparatus with resiliently mounted secondary mower | |
US3058285A (en) | Mower attachment | |
DK176811B1 (da) | Aggregat for klipning af bevoksning omkring vejkantpæle | |
NL2004859C2 (nl) | Werkvoertuig. | |
NL1033890C2 (nl) | Maai-inrichting, in het bijzonder voor het maaien rond bomen en wegmeubilair in wegbermen. | |
BE1023854B1 (nl) | Mobiele inrichting voor het van een ondergrond verwijderen van vuil en/of begroeiingen | |
BE1017938A3 (nl) | Maai-inrichting, in het bijzonder voor het maaien rond bomen en wegmeubilair in wegbermen. | |
CN211020038U (zh) | 一种园林草坪用的修剪装置 | |
NZ565725A (en) | Stump grinder | |
NL1030565C1 (nl) | Maai-inrichting, in het bijzonder voor het maaien rond bomen en wegmeubilair in wegbermen. | |
CA2703392C (en) | Brush cutter mounted as a wing plow | |
RU2773946C2 (ru) | Электроприводная дисковая косилка | |
ITBO20110366A1 (it) | Trinciatrice a testata multipla |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20160201 |