NL2008997C2 - Woonhuis met luchtverversingsinstallatie alsmede werkwijze voor het bedrijven daarvan. - Google Patents

Description

Woonhuis met luchtverversingsinstallatie alsmede werkwijze voor het bedrijven daarvan

De uitvinding betreft een woonhuis, omvattende een buitenste begrenzing zoals 5 muren en een dak, tenminste een verdiepingsvloer, verblijfsruimten, een verkeersruimte, zoals een trappenhuis of hal waaromheen de verblijfsruimten zijn gegroepeerd, en een luchtverversingsinstallatie door middel waarvan de lucht in genoemde ruimten toevoerbaar is en/of daaruit afvoerbaar is, welke luchtverversingsinstallatie omvat een actieve ventilator, een toevoer tussen de buitenste 10 begrenzing en de ventilator alsmede een aanvoer die zich uitsluitend uitstrekt tussen de ventilator en de verkeersruimte.

Een dergelijk woonhuis is algemeen bekend. Door middel van de luchtverversingsinstallatie kan buitenlucht actief worden toegevoerd in de verblijfsruimten van het woonhuis. De toevoer geschiedt slechts via de centraal gelegen 15 verkeersruimte, van waaruit de lucht in de betreffende verblijfsruimten kan stromen.

Op zich zijn vele varianten bekend waarmee luchtverversing volgens dit principe in de praktijk wordt gebracht.

De bekende luchtverversingsinstallatie bezit een ventilator die bijvoorbeeld op de zolder is opgehangen. Via een toevoerkanaal door het dak kan de ventilator 20 buitenlucht aanzuigen. Via een aanvoerkanaal is de ventilator vervolgens aangesloten op de verkeersruimte ter verdere verdeling van de lucht over de verblijfsruimten. De lengte van deze kanalen kan variëren, afhankelijk van de positie van de ventilator en de verkeersruimte. In het algemeen kan echter worden gesteld dat de lengte van het aanvoerkanaal aanzienlijk is, gezien de veelal decentrale positie van 25 de ventilator tegen een gevelwand van de zolder en, in contrast daarmee, de centrale positie van een verkeersruimte zoals een trappenhuis.

Een aanvoerkanaal met grote lengte heeft echter nadelen. Niet alleen kunnen daarbij relatief hoge stromingsverliezen optreden, maar ook kan zich vervuiling van de aangevoerde lucht voordoen. In de loop der tijd kunnen zich in het aanvoerkanaal 30 vervuilingen afzetten die niet of lastig te verwijderen zijn. Bedacht moet worden dat dergelijke leidingen veelal plat en breed zijn vanwege de positie daarvan, ingegoten in het beton van de verdiepingsvloer. Dergelijke vervuilingen beïnvloeden het klimaat van 2 de geventileerde ruimte echter aanzienlijk, waardoor klachten en gezondheidsproblemen kunnen optreden.

Doel van de uitvinding is daarom een woonhuis van het hiervoor beschreven type te verschaffen dat deze nadelen mist. Dat doel wordt bereikt doordat de actieve 5 ventilator zich bevindt binnen en/of aan de door de omtrekswanden van de verkeersruimte bepaalde contour. Onder “de door de omtrek van de verkeersruimte bepaalde contour” wordt in eerste instantie verstaan de projectie van de omtrek van de verkeersruimte op een horizontaal vlak. In dat geval bevindt de actieve ventilator zich op een beperkte afstand boven de verkeersruimte, bijvoorbeeld binnen de contour. Dit 10 kan het geval zijn bij een op een zoldervloer opgestelde actieve ventilator. Evenwel kan onder “de door de omtrek van de verkeersruimte bepaalde contour” de projectie ook worden verstaan van de omtrek van de verkeersruimte op een vertikaal vlak. In dat geval bevindt de actieve ventilator zich direct naast de verkeersruimte, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een in een meterkast en dergelijke opgenomen actieve 15 ventilator.

Bij de luchtverversingsinstallatie volgens de uitvinding kan de verse lucht over een zeer kort traject direct in de verkeersruimte worden overgebracht. Dit heeft tot gevolg dat ook bij langdurig gebruik vervuiling zeer beperkt blijft. Er bevindt zich tussen de ventilator en de uitstroom opening in de verkeersruimte nauwelijks een stuk 20 leiding dat vervuild zou kunnen raken. Dit in de eerste plaats vormt de kern van de oplossing, gericht op het tegengaan van cumulatie van vuil. Volgens de uitvinding wordt aldus de kortste route verschaft tussen ventilator en verkeersruimte, die daardoor tegelijk de route is die de grootste zuiverheid oplevert.

Het hulpstuk voor de aanvoer van verse lucht kan op vele verschillende 25 manieren zijn uitgevoerd. In het bijzonder kan de aanvoer een in wezen rechte doorgang omvatten. Een dergelijk recht verloop van de doorgang levert een lage stromingsweerstand op, en biedt ook een goede toegankelijkheid in verband met eventuele reinigingswerkzaamheden. Een dergelijke rechte doorgang kan evenwel een of meer flauwe bochten bezitten, die bijvoorbeeld een lichte Z-vorm opleveren. Verder 30 kan de aanvoer een in wezen verticale doorgang omvatten. De doorgang kan echter ook schuin zijn gericht, zoals in een uitvoering waarbij de actieve ventilator zich buiten aan de omtrek van de verkeersruimte bevindt. In het bijzonder kan de aanvoer verwijderbaar zijn gekoppeld met de ventilator en/of met de verkeersruimte, zoals in 3 verband met reiniging van het hulpstuk. De lengte van de doorgang van de aanvoer kan tenminste een ordegrootte kleiner zijn dan de lengte van het traject waarover de toevoer naar de ventilator plaatsvindt.

Het hulpstuk kan op verschillende manieren zijn uitgevoerd. Als voorbeeld kan 5 de aanvoer een ventiel omvatten. De aanvoer kan permanent zijn verbonden met het huis van de ventilator. Ook kan de aanvoer een kanaalstuk of meerdere elk in omtreksrichting gesloten kanaalstuksecties omvatten die in langsrichting op elkaar aansluiten. Verder kan het kanaalstuk meerdere kanaalstukschalen omvatten die in omtreksrichting op elkaar aansluiten.

10 Bij voorkeur bestaat de aanvoer uitsluitend uit één en slechts één hulpstuk, zoals uitsluitend één en slechts één recht kanaalstuk. Het (rechte) kanaalstuk, bijvoorbeeld een (rechte) buis, vormt derhalve de enige verbinding tussen de ventilator en een rooster. Er zijn daarom dan ook geen andere onderdelen zoals een bochtstuk, kanaalkoppelstuk, of verlengstuk aanwezig. Wel kan zich aan het eind van het pijpstuk 15 bijvoorbeeld een ventiel rooster bevinden, doch dat dient slechts ter afdekking van het onderste eind van het pijpstuk. Dit alles leidt er toe dat de aanvoer gemakkelijk gereinigd en vervangen kan worden, zodra dat nodig is. Volgens een verder alternatief kan de aanvoerleiding doorzichtig zijn, zodanig dat de eventuele verontreiniging daarvan goed kan worden gecontroleerd.

20 Naast de hiervoor genoemde toevoer van verse lucht, kan de luchtverversingsinstallatie een afvoer omvatten voor het onder invloed van de ventilator afvoeren van vervuilde lucht uit tenminste een der ruimten. Verder kan de luchtverversingsinstallatie een warmtewisselaar omvatten welke enerzijds in warmtewisselende samenwerking is met de aanvoer/toevoer en anderzijds met de 25 afvoer. Tevens kan een uitlaatkanaal zijn voorzien dat zich uitstrekt vanaf de warmtewisselaar tot en door de buitenste begrenzing.

De toevoer voor de ventilator kan op verschillende manieren plaatsvinden. Een dergelijke toevoer kan zijn uitgevoerd in de vorm van een toevoerkanaal, dat zich vanuit de omgeving via de buitenste begrenzing van het gebouw uitstrekt tot aan de 30 ventilator. Noodzakelijk is een dergelijk toevoerkanaal echter niet. Volgens een alternatieve uitvoering kan de toevoer een toevoeropening omvatten welke zich bevindt in de ventilatorbehuizing en welke direct in open verbinding staat met de ruimte boven de verdiepingsvloer en via welke lucht vanuit die ruimte aanzuigbaar is. In dat geval 4 wordt de ventilator gevoed met de lucht die zich in het gebouw boven de verdiepingsvloer bevindt. Deze kan op traditionele wijze in het gebouw toestromen, zoals via roosters, natuurlijke spleten en dergelijke. Ook kan de ruimte boven de verdiepingsvloer via een inlaat zijn verbonden met de omgeving buiten de buitenste 5 begrenzing.

De ventilator kan zich direct op of op geringe afstand boven de verdiepingsvloer bevinden, zodanig dat het grootste gedeelte van de aanvoer hoofdzakelijk is bepaald door een door de verdiepingsvloer stekend hulpstuk. Dit hulpstuk is nauwelijks langer dan de dikte van de verdiepingsvloer, en heeft in iedere geval hooguit een lengte die 10 van dezelfde ordegrootte is als de dikte van de verdiepingsvloer.

Zoals reeds genoemd kan de actieve ventilator zich bevinden boven de verdiepingsvloer en binnen de door de omtrekswanden van de verkeersruimte op die verdiepingsvloer geprojecteerde contour. In dat geval kan de aanvoer, zoals een pijpstuk uit doorzichtig materiaal, vanuit de verkeersruimte naar beneden toe worden 15 verwijderd. Ook het inblaasrooster of ventiel wordt dan mede verwijderd. Na reinigen van dat pijp stuk (met inblaasrooster of ventiel) vanuit de verkeersruimte naar boven op zijn plek worden gebracht.

De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het verversen van lucht in een woonhuis, omvattende de stappen van: 20 - het door middel van de actieve ventilator aanzuigen van lucht uit de ruimte boven de verdiepingsvloer, - het inblazen van die lucht in de verkeersruimte onder de verdiepingsvloer via het hulpstuk - het doen stromen van de lucht via de verkeersruimte in de verblijfsruimte, 25 -het afvoeren van de lucht uit de verblijfsruimte.

Als alternatief kan de werkwijze de stappen omvatten van ; - het door middel van de actieve ventilator aanzuigen van lucht via een op de inlaat aangesloten toevoerleiding die zich uitstrekt tot buiten de buitenste begrenzing, - het inblazen van die lucht in de verkeersruimte onder de verdiepingsvloer via 30 het hulpstuk - het doen stromen van de lucht via de verkeersruimte in de verblijfsruimte, -het afvoeren van de lucht uit de verblijfsruimte.

5

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een doorsnede door een woonhuis.

Figuur 2 toont detail II van figuur 1 op grotere schaal.

5 Figuren 3 en 4 tonen details van verdere uitvoeringsvormen.

Het in figuur 1 weergegeven woonhuis bestaat uit de buitenste begrenzing met muren 1 en een dak 2. In het woonhuis zijn verdiepingsvloeren 3, 4 aanwezig. Centraal in het woonhuis bevindt zich het trappenhuis 5, waaromheen op de verschillende verdiepingen kamers 6, 7 liggen. Onder het dak 2 bevindt zich een zolder 8.

10 Op de verdiepingsvloer 3 van de zolder 2 is een actieve ventilator 9 gemonteerd zoals ook op grotere schaal in figuur 2 is weergegeven. Deze ventilator 9 bezit een aanzuigopening 10 die uitmondt in de zolderruimte, en een aanvoer 11 in de vorm van een pijpstuk met aan het eind daarvan een ventiel of rooster 19. De wanden van de zolder 8 bezitten roosters 12 via welke buitenlucht kan toestromen.

15 In bedrijf wordt de lucht uit de zolderruimte 8 aangezogen door de aanzuigopening 10 van de ventilator 9 en afgegeven via het pijpstuk 11 dat door een gat 13 in de verdiepingsvloer 3 steekt. De lengte van de stromingsweg door dit pijpstuk 11 is zeer kort. Dit is mogelijk vanwege het feit dat de ventilator zich bevindt binnen de contour van de omtrekswanden 20 van de verkeersruimte, dat wil zeggen de projectie 20 van de omtrekswanden op een horizontaal vlak. Hoewel in figuur 1 de positie van de ventilator 9 geheel binnen die contour is weergegeven, kan de ventilator 9 zich ook enigszins of geheel buiten die contour bevinden, doch direct grenzend aan die contour. Ook in die gevallen is verzekerd dat de stromingsweg tussen de ventilator en de verkeersruimte zeer kort is.

25 Verder kan de ventilator door middel van de steunen 14 direct op de verdiepingsvloer rusten. Vanwege het zeer korte karakter van het pijpstuk 11, blijft de vervuiling daarvan ook na langdurig gebruik nihil. Eventueel kan het pijpstuk, dat vanaf de verdieping 7 die juist onder de zolder 8 is gelegen goed toegankelijk is, worden verwijderd in verband met reinigen.

30 De aldus in het trappenhuis 5 geblazen lucht kan vervolgens via roosters, kieren en dergelijke in de kamers 6, 7 stromen. Verbruikte lucht kan uit de kamers verwijderd worden door de afvoerkanalen 15 die eveneens zijn verbonden met de ventilator 9.

Door het uitlaatkanaal 17 kan deze vervuilde lucht buiten het woongebouw gebracht 6 worden. Via de warmtewisselaar 16 kan de warmte van de afgevoerde lucht ten goede komen aan de toevoer.

Als alternatief voor de toevoer van lucht via de roosters 12 in de wanden van de zolder 2, of in aanvulling daarop, kan de verse lucht worden toegevoerd via een 5 toevoerleiding 18 die is aangesloten op de aanzuigopening 10 van de ventilator 9.

De variant van figuur 3 toont dat de actieve ventilator zich op enige afstand boven de verdiepingsvloer kan bevinden, ondersteund door relatief lange steunen 14. In dit geval is een kort, recht tussenstuk 21 aangebracht tussen de actieve ventilator 9 en het ventiel 11. Bij voorkeur is dit tussenstuk gemakkelijk verwijderbaar in verband met 10 reiniging.

Figuur 4 toont de variant waarbij de actieve ventilator zich naast de omtrekswand 20 van de verkeersruimte 5 bevindt, zoals in een meterkast 22 die anderzijds is begrensd door een buitenmuur 23. De actieve ventilator 9 is ondersteund door de steunen 14, en is door het verwijderbare tussenstuk aangesloten op het ventiel 15 11 dat in dit geval door de omtrekswand 20 van de verkeersruimte 5 steekt. Bij een plaatsing vlak naast die tussenwand 20 kan het tussenstuk vervallen. Door de externe toevoer 24 die door de buitenmuur 23 steekt, kan de verse lucht worden aangezogen.

20 7

Lijst van verwijzingstekens 1. Muur 2. Dak 5 3., 4. Verdiepingsvloer 5. Trappenhuis 6., 7. Kamer 8. Zolder 9. Actieve ventilator 10 10. Aanzuigopening ventilator 11. Aanvoer 12. Rooster 13. Gat 14. Steun 15 15. Afvoerkanaal 16. Warmtewisselaar 17. Uitlaatkanaal 18. Toevoerleiding 19. Ventiel of rooster 20 20. Omtrekswanden verkeersruimte 21. Pijpstuk 22. Meterkast 23. Buitenmuur 24. Externe toevoer verse lucht 25

Claims (21)

1. Woonhuis, omvattende een buitenste begrenzing zoals muren (1) en een dak (2), tenminste een verdiepingsvloer (3, 4), verblijfsruimten (6, 7), een verkeersruimte 5 (5), zoals een trappenhuis of hal waaromheen de verblijfsruimten zijn gegroepeerd, en een luchtverversingsinstallatie (9-17) door middel waarvan de lucht in genoemde ruimten toevoerbaar is en/of daaruit afvoerbaar is, welke luchtverversingsinstallatie omvat een actieve ventilator (9) die zich buiten de verkeersruimte bevindt, een toevoer (10, 12) tussen de buitenste begrenzing en de ventilator alsmede aan aanvoer (11) die 10 zich uitsluitend uitstrekt tussen de ventilator en de verkeersruimte (5), met het kenmerk dat de actieve ventilator (9) zich bevindt binnen en/of aan de door de omtrekswanden (20) van de verkeersruimte (5) bepaalde contour.

2. Woonhuis volgens conclusie 1, waarbij de aanvoer (11) een in wezen rechte 15 doorgang omvat.

3. Woonhuis volgens conclusie 1 of 2, waarbij de aanvoer (11) een in wezen verticale doorgang omvat.

4. Woonhuis volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de aanvoer (11) verwijderbaar is gekoppeld met de ventilator (9) en/of met de verkeersruimte (5), zoals in verband met reiniging van het hulpstuk.

5. Woonhuis volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de lengte van de 25 doorgang van de aanvoer (11) tenminste een ordegrootte kleiner is dan de lengte van het traject waarover de toevoer naar de ventilator (9) van buiten de buitenste begrenzing plaatsvindt.

6. Woonhuis volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de aanvoer een 30 ventiel (11) omvat.

7. Woonhuis volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de aanvoer (11) een kanaalstuk of meerdere elk in omtreksrichting gesloten kanaalstuksecties omvat die in langsrichting op elkaar aansluiten.

8. Woonhuis volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het kanaalstuk meerdere kanaalstukschalen omvat die in omtreksrichting op elkaar aansluiten.

9. Woonhuis volgens een der conclusies 1-6, waarbij de aanvoer (11) uitsluitend bestaat uit één en slechts één hulpstuk (11), zoals uitsluitend uit één en slechts één recht kanaalstuk.

10. Woonhuis volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 10 luchtverversingsinstallatie een afvoer (15) omvat die zich uitstrekt tussen een verblijfsruimte (6, 7) en de ventilator (9) voor het onder invloed van de ventilator afvoeren van lucht uit tenminste een der verblijfsruimten (6, 7).

11. Woonhuis volgens conclusie 10, waarbij de luchtverversingsinstallatie een 15 warmtewisselaar (16) omvat welke enerzijds in warmtewisselende samenwerking is met de via de aanvoer (11) aan een verkeersruimte (5) geleverde lucht en anderzijds met de via de afvoer (15) uit een verblijfsruimte (6, 7) afgenomen lucht.

12. Woonhuis volgens conclusie 10 of 11, waarbij een uitlaatkanaal (17) is 20 voorzien dat zich uitstrekt vanaf de warmtewisselaar (16) tot en door de buitenste begrenzing.

13. Woonhuis volgens een der voorgaande conclusies, waarbij tenminste een der verblijfsruimten (6, 7) een passieve ventilatie-inrichting omvat via welke 25 buitenlucht in die ruimte kan treden als gevolg van een drukverschil over die ventilatie-inrichting.

14. Woonhuis volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de toevoer een toevoeropening (10) omvat welke zich bevindt in de ventilatorbehuizing en welke 30 direct in open verbinding staat met de ruimte (8) boven de verdiepingsvloer (3) en via welke lucht vanuit die ruimte aanzuigbaar is.

15. Woonhuis volgens een der conclusies 1-13, waarbij de ruimte (8) boven de verdiepingsvloer (3) via een inlaat (12) is verbonden met de omgeving buiten de buitenste begrenzing.

16. Woonhuis volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ventilator (9) zich bevindt direct op of op geringe afstand boven de verdiepingsvloer (3) en de aanvoer (11) steekt door de verdiepingsvloer.

17. Woonhuis volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de actieve 10 ventilator (9) zich bevindt direct naast of op geringe afstand van de omtrekswand (20) van de verkeersruimte (5), en de aanvoer (11) steekt door de omtrekswand (20).

18. Woonhuis volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de aanvoerleiding een doorzichtig materiaal omvat. 15

19. Woonhuis volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de actieve ventilator (9) zich bevindt boven de verdiepingsvloer (3) en binnen de door de omtrekswanden (20) van de verkeersruimte op die verdiepingsvloer geprojecteerde contour. 20

20. Werkwijze voor het verversen van lucht in een woonhuis volgens conclusie 14 of 15, omvattende de stappen van: - het door middel van de actieve ventilator (9) aanzuigen van lucht uit de ruimte boven de verdiepingsvloer (3), 25. het inblazen van die lucht in de verkeersruimte (5) onder de verdiepingsvloer (3) via de aanvoer (11), - het doen stromen van de lucht via de verkeersruimte (5) in de verblijfsruimte (6, 7), -het afvoeren van de lucht uit de verblijfsruimte (6, 7). 30

21. Werkwijze voor het verversen van lucht in een woonhuis volgens conclusies 15, omvattende de stap van: - het door middel van de actieve ventilator (9) aanzuigen van lucht via een op de inlaat (12) aangesloten toevoerleiding (18) die zich uitstrekt tot buiten de buitenste begrenzing, - het inblazen van die lucht in de verkeersruimte (5) onder de verdiepingsvloer 5 (3) via de aanvoer (11) - het doen stromen van de lucht via de verkeersruimte (5) in de verblijfsruimte (6, 7), -het afvoeren van de lucht uit de verblijfsruimte (6, 7). 10