NL2006652C2 - Glasvezelkabel in een drukriool. - Google Patents

Glasvezelkabel in een drukriool. Download PDF

Info

Publication number
NL2006652C2
NL2006652C2 NL2006652A NL2006652A NL2006652C2 NL 2006652 C2 NL2006652 C2 NL 2006652C2 NL 2006652 A NL2006652 A NL 2006652A NL 2006652 A NL2006652 A NL 2006652A NL 2006652 C2 NL2006652 C2 NL 2006652C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cable
tube
pressure
point
pressure sewer
Prior art date
Application number
NL2006652A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Gerhardus Spijker
Original Assignee
Jelcer Ip B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Jelcer Ip B V filed Critical Jelcer Ip B V
Priority to NL2006652A priority Critical patent/NL2006652C2/nl
Priority to US14/113,147 priority patent/US9657869B2/en
Priority to PCT/NL2012/050266 priority patent/WO2012144901A1/en
Priority to EP12720668.8A priority patent/EP2699954B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2006652C2 publication Critical patent/NL2006652C2/nl
Priority to US15/495,534 priority patent/US10459186B2/en

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G02OPTICS
    • G02BOPTICAL ELEMENTS, SYSTEMS OR APPARATUS
    • G02B6/00Light guides; Structural details of arrangements comprising light guides and other optical elements, e.g. couplings
    • G02B6/46Processes or apparatus adapted for installing or repairing optical fibres or optical cables
    • G02B6/50Underground or underwater installation; Installation through tubing, conduits or ducts
    • G02B6/502Installation methods in fluid conducts, e.g. pipelines
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L9/00Rigid pipes
    • F16L9/18Double-walled pipes; Multi-channel pipes or pipe assemblies
    • GPHYSICS
    • G02OPTICS
    • G02BOPTICAL ELEMENTS, SYSTEMS OR APPARATUS
    • G02B6/00Light guides; Structural details of arrangements comprising light guides and other optical elements, e.g. couplings
    • G02B6/44Mechanical structures for providing tensile strength and external protection for fibres, e.g. optical transmission cables
    • G02B6/4439Auxiliary devices
    • G02B6/4459Ducts; Conduits; Hollow tubes for air blown fibres
    • GPHYSICS
    • G02OPTICS
    • G02BOPTICAL ELEMENTS, SYSTEMS OR APPARATUS
    • G02B6/00Light guides; Structural details of arrangements comprising light guides and other optical elements, e.g. couplings
    • G02B6/46Processes or apparatus adapted for installing or repairing optical fibres or optical cables
    • G02B6/50Underground or underwater installation; Installation through tubing, conduits or ducts
    • G02B6/52Underground or underwater installation; Installation through tubing, conduits or ducts using fluid, e.g. air
    • GPHYSICS
    • G02OPTICS
    • G02BOPTICAL ELEMENTS, SYSTEMS OR APPARATUS
    • G02B6/00Light guides; Structural details of arrangements comprising light guides and other optical elements, e.g. couplings
    • G02B6/46Processes or apparatus adapted for installing or repairing optical fibres or optical cables
    • G02B6/50Underground or underwater installation; Installation through tubing, conduits or ducts
    • G02B6/54Underground or underwater installation; Installation through tubing, conduits or ducts using mechanical means, e.g. pulling or pushing devices
    • G02B6/545Pulling eyes
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G1/00Methods or apparatus specially adapted for installing, maintaining, repairing or dismantling electric cables or lines
    • H02G1/06Methods or apparatus specially adapted for installing, maintaining, repairing or dismantling electric cables or lines for laying cables, e.g. laying apparatus on vehicle
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G1/00Methods or apparatus specially adapted for installing, maintaining, repairing or dismantling electric cables or lines
    • H02G1/06Methods or apparatus specially adapted for installing, maintaining, repairing or dismantling electric cables or lines for laying cables, e.g. laying apparatus on vehicle
    • H02G1/08Methods or apparatus specially adapted for installing, maintaining, repairing or dismantling electric cables or lines for laying cables, e.g. laying apparatus on vehicle through tubing or conduit, e.g. rod or draw wire for pushing or pulling

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Optics & Photonics (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Laying Of Electric Cables Or Lines Outside (AREA)

Description

Glasvezelkabel in een drukriool GEBIED VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op het aanleggen van een 5 kabel in een mediumleiding
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een aldus verkregen mediumleiding voorzien van een kabel.
De uitvinding heeft voorts betrekking op hulpmiddelen voor gebruik daarbij 10
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
Kabels voor telecommunicatie, zoals in het bijzonder glasvezelkabels, worden gezien als basis voor een communicatienetwerk. Efficiëntie vereist dat voor de aanleg 15 van een dergelijk nieuw kabelnetwerk gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande buizenstelsels in de bodem. Het riool vormt daarbij een zeer geschikt buizenstelsel. Het rioolstelsel omvat in steden een netwerk van hoofdriolen die onder straten lopen, waarop individuele huisriolen of 20 huisrioolaansluitingen zijn aangesloten. Het hoofdriool heeft een doorsnede die voldoende groot is voor een robot, en er zijn rioolputten waardoor een glasvezelkabel in het riool kan worden ingebracht. Een werkwijze voor het aanleggen van een glasvezelkabel in een dergelijk hoofdriool 25 is op zich ook bekend uit EP1868020.
In bijvoorbeeld een buitengebied buiten de stad is het aantal aansluitingen op het riool per kilometer gering. Dat maakt dat in een normaal riool te weinig stroming zou bestaan voor het afvoeren van de rioolinhoud. Zodoende wordt 30 vaak gebruik gemaakt van een drukriool. Dit is een pijp met een geringe diameter die wordt bedreven met een drukpomp, zodanig dat de rioolinhoud actief weggepompt wordt. De huisaansluiting van een huis op een drukriool bestaat 2 effectief uit een verzamelput, die op regelmatige basis wordt leeggepompt naar het drukriool. Ten gevolge hiervan is het niet mogelijk om een robot in te brengen in een bestaand drukriool voor de aanleg van een glasvezelkabel. Evenmin is 5 het mogelijk om het drukriool zonder meer te openen voor het maken van een aansluiting. Voorts is het niet mogelijk om de glasvezelkabel via een huisaansluiting van het riool naar een huis te brengen, maar is een overbrugging nodig tussen een aftapping in het drukriool en een verdere aansluiting 10 naar het huis, zoals bijvoorbeeld een inspectieput.
De Britse octrooiaanvrage GB2312995 toont een oplossing voor het inbrengen van een glasvezelkabel in een mediumleiding voor een medium dat onder druk staat. Het gaat daarbij in het bijzonder om een waterleiding of een 15 gasleiding, met een buis als primair onderdeel van het systeem. Hierbij wordt een kabel ingevoerd in de buis samen met een trekorgaan. Het trekorgaan zal de kabel door de buis heen trekken. Voor een medium onder druk wordt een spreidbaar en inklapbaar trekorgaan gebruikt. Het trekorgaan 20 is daartoe voorzien van geëigende middelen, zoals een inklapbaar scherm. Het scherm vangt de druk op en wordt op die wijze meegevoerd met de stroming in de buis. Op een eerste langspositie waar de kabel uit de mediumleiding gehaald moet worden, bevindt zich een kabeluitlaat. Op een 25 iets verder (i.e. stroomafwaarts) gelegen tweede langspositie bevindt zich een kabelinlaat, waarmee de kabel weer in de buis van de mediumleiding gebracht kan worden.
Het naar buiten brengen van de kabel dient volgens deze Britse octrooiaanvrage met name het doel om langs obstakels 30 in de mediumleiding heen te komen. In het geval van een gasleiding gaat het daarbij bijvoorbeeld om een afsluitbare klep.
3
Het is echter een nadeel van de bekende mediumleiding dat de kabel zich binnen de mediumleiding op een niet nader te bepalen positie bevindt. Wanneer de mediumleiding iets anders vervoert dan gas of vloeistof, zoals in het bijzonder 5 een drukriool, kan dat gemakkelijk leiden tot zeer ongewenste opstoppingen. Niet alleen dient een opstopping zo snel mogelijk opgelost te worden, maar ook is een opstopping moeilijk traceerbaar, daar de leiding zich onder de grond bevindt en optisch niet transparant is.
10
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Het is zodoende een doel van de onderhavige uitvinding om een werkwijze te verschaffen waarmee een gi asvezelkabelnetwerk ook aangebracht en aangesloten kan 15 worden via een drukriool.
Dit doel wordt verwezenlijkt in een werkwijze voor het aanbrengen van een kabel in een buis van een mediumleiding geschikt voor transport van een medium met behulp van druk, welke werkwijze de stappen omvat van 20 - Het toevoeren van vloeistof en/of het aanbrengen van druk in althans een gedeelte van de mediumleiding, dat zich uitstrekt vanaf een eerste punt;
Het leggen van de kabel door de buis van de mediumleiding vanaf het eerste punt stroomafwaarts tot 25 een tweede punt, waarbij de kabel door de vloeistof en/of druk in de mediumleiding wordt meegevoerd;
Het openen van een opening in de buis aan een eerste langspositie tussen het eerste en het tweede punt;
Het naar buiten halen van een stuk van de kabel onder 30 vorming van een lus, en
Het afsluiten van de opening in de buis met een mondstuk voorzien van een eerste kabeldoorlaat, waarbij de kabel door de kabeldoorlaat gelaten wordt.
4
Het doel is verder verwezenlijkt in een mediumleiding geschikt voor transport van een medium met behulp van druk en geschikt voor opname van een kabel, welke mediumleiding een buis omvat en voorzien is van een een eerste 5 kabeldoorlaat op een eerste langspositie aan de buis, welke kabeldoorlaat geschikt is voor het doorlaten van de kabel, zodat een gedeelte van de kabel aan de eerste langspositie buiten de buis kan liggen.
In het bijzonder omvat een dergelijke mediumleiding volgende 10 onderdelen: inspectieputten op een eerste punt en op een tweede punt aan de mediumleiding, welke inspectieputten geschikt zijn voor het inbrengen van de kabel in de mediumleiding en het verwijderen van de kabel uit de mediumleiding, 15 - middel voor het toevoeren van vloeistof of het aanbrengen van druk - in het bijzonder een doorspoelkraan of een pomp - waarmee de kabel door de mediumleiding vervoerd kan worden, zodanig gelegen aan of in de buurt van het eerste punt, dat voldoende vloeistof en/of druk aanwezig is 20 aan het eerste punt voor het voortstuwen en/of meevoeren van de kabel; een opening in de buis aan een eerste langspositie tussen het eerste en het tweede punt, door welke opening een stuk kabel buiten de mediumleiding gebracht kan worden onder 25 vorming van een lus, en een mondstuk voorzien van een eerste kabeldoorlaat, waarbij het mondstuk de opening in de buis afdicht en waarbij de eerste kabeldoorlaat de kabel doorlaat.
30 In een eerste uitvoeringsvorm van de mediumleiding is de eerste kabeldoorlaat deel van een mondstuk dat een opening in de buis afdekt, welk mondstuk een eerste en een tweede onderdeel bevat met een onderling oppervlak dat zich 5 uitstrekt in een lengterichting door de eerste kabeldoorlaat, zodanig dat, om de kabel in de eerste kabeldoorlaat te brengen, de kabel in het eerste onderdeel van het mondstuk wordt geplaatst, waarna het tweede 5 onderdeel aan het eerste onderdeel vastgezet wordt onder sluiting van het oppervlak van de eerste kabeldoorlaat in diens lengterichting.
In een tweede uitvoeringsvorm van de mediumleiding is de eerste kabeldoorlaat roteerbaar zijn ten opzichte van een 10 as door de buis.
In een derde uitvoeringsvorm van de mediumleiding is de eerste kabeldoorlaat voorzien is van een kabelspanner voor het aanspannen van een gedeelte van de kabel, dat zich in de mediumleiding uitstrekt vanaf van de eerste langspositie.
15 Het doel wordt ook verwezenlijkt in vloeistofdrukopbouwer geschikt voor koppeling aan een kabel, in het bijzonder het uiteinde van een kabel, waarmee een kabel in een buis van een mediumleiding gelegd kan worden en de kabel door opbouw van vloeistofdruk achter de vloeistofdrukopbouwer in de buis 20 door de mediumleiding voortgestuwd kan worden.
Voorts is het doel verwezenlijkt in een werkwijze voor het verschaffen van een huisaansluiting op de kabel die zich in de mediumleiding bevindt.
Ook is het doel verwezenlijkt in een huls die aan een eerste 25 langspositie in een lengtesparing in de buis plaatsbaar is en het mondstuk vormt of omvat, welk mondstuk voorzien is van de eerste kabeldoorlaat.
In de werkwijze volgens de uitvinding wordt eerst een kabel in een gedeelte van de mediumleiding gelegd, van een 30 eerste punt tot een tweede punt. Aan het tweede punt wordt een uiteinde van de kabel weer buiten de mediumleiding gebracht. Pas daarna wordt een stuk kabel op de eerste langspositie uit de buis gehaald door een opening erin. Ten 6 slotte wordt de opening gesloten waarbij de kabel door de kabeldoorlaat gaat. Waar in de Britse octrooiaanvrage in wezen de gehele kabel uit de mediumleiding wordt gehaald op de eerste langspositie, wordt volgens de uitvinding slechts 5 een stuk van de kabel uit de buis gehaald, onder vorming van een lus. Dit heeft als groot voordeel dat de kabel tussen de eerste en het tweede punt wordt verdeeld in delen, die onderling bevestigbaar zijn op een positie in de mediumleiding, zonder te leiden tot opstoppingen.
10 De mediumleiding waarin de kabel aangelegd wordt, omvat bij voorkeur een combinatie van twee of drie van de uitvoeringsvormen zoals hierboven aangeduid, i.e. een mondstuk bestaande uit ten minste twee delen of voorzien van een snede in de lengterichting van de kabeldoorlaat, waar de 15 kabel ingelegd kan worden; een kabeldoorlaat met een kabelspanner en een roteerbare kabeldoorlaat. Het is echter niet noodzakelijk dat de combinatie van alledrie de uitvoeringsvormen gebruikt wordt. Zo is het bijvoorbeeld denkbaar dat buizen van mediumleidingen uitgerust gaan 20 worden met een gleuf bedoeld voor de kabel. Een hulpmiddel als een kabelspanner is dan niet noodzakelijk. Overigens lijkt een dergelijke mediumleidingbuis met gleuf met name toepasbaar in riolen, wanneer een kabel reeds aangebracht wordt voorafgaand aan ingebruikname van het riool. De 25 roteerbaarheid van de kabel is zeer handig bij gebruik, maar niet strikt noodzakelijk.
Voorts is er een procesmatig voordeel van de uitvinding bij de aanleg van de kabel in de mediumleiding. Doordat de kabel door middel van druk of vloeistof te leiden slechts 30 van het eerste punt tot het tweede punt geleid wordt, kan de te verschaffen overdruk beperkt kan blijven. Ondanks de lage druk en aanwezigheid van onvoorziene bochten en eventuele vernauwingen zal de kabel het tweede punt bereiken. Daarbij 7 is het risico op breuk geringer wanneer slechts een stuk van de kabel uit de buis gehaald wordt, in plaats van de kabel inclusief uiteinde met daaraan een trekorgaan.
Opgemerkt wordt daarbij dat de werkwijze zoals getoond 5 in Fig 2 van de Britse octrooiaanvrage in het bijzonder geschikt is voor gasleidingen, waarbij enkele kleppen als blokkades aanwezig zijn op relatief grote onderlinge afstanden, bijvoorbeeld in de orde van 5-10 kilometer. In de uitvinding ligt de onderlinge afstand tussen een eerste en 10 een tweede punt bij voorkeur in de orde van 400 meter tot 4 kilometer, waarbij er 5 maar ook 50 huisaansluitingen nodig kunnen zijn. In die context is de aanpak uit de Britse octrooiaanvrage niet meer werkbaar.
De uitvinding maakt bij voorkeur gebruik van een 15 trekorgaan aan het uiteinde van de kabel, dat zorgt voor opbouw van vloeistofdruk indien nodig. Naar dit trekorgaan wordt ook verwezen als een vloeistofdrukopbouwer. Deze vloeistofdrukopbouwer is er in het bijzonder op gericht om vloeistofdruk op te bouwen om eventuele obstakels weg te 20 stuwen danwel er langsheen te komen. Het maakt het echter ook mogelijk dat de kabel in hoofdzaak door vloeistof wordt meegevoerd zonder noodzaak om bij voorbaat extra druk aan te brengen.
In een gunstige uitvoeringsvorm volgens de uitvinding 25 is de vloeistofdrukopbouwer voorzien van een een elastische ring. Op deze wijze kan de wijdte van de vloeistofdrukopbouwer automatisch aangepast worden aan een diameter van de buis van de mediumleiding. Onder een elastische ring wordt hierin eveneens een elastisch 30 cylindervormig lichaam begrepen. De ring zorgt voor een fysieke belemmering voor stroming van het medium langs de vloeistofdrukopbouwer, zonder dat dit het orgaan stijf maakt. Stijfheid dient namelijk vermeden te worden, zodat 8 het trekorgaan door bochten heen kan glijden. Het aanpassen aan de diameter van de buis heeft in de praktijk nut in twee richtingen: allereerst kan het voorkomen dat een enkele mediumleiding buizen van verschillende diameters omvat. Met 5 een elastische ring kan ervoor gezorgd worden dat er in alle buizen voldoende druk wordt opgebouwd. Vervolgens geldt dat een verstopping in een riool vaak leidt tot een locale vernauwing van de buis. Met de elastisch ring kan dus de vernauwing gepasseerd worden.
10 Opgemerkt wordt dat voorzien is dat een vloeistofdrukopbouwer een hulpmiddel is dat in wezen eenmalig wordt toegepast. Indien noodzakelijk kan dit hulpmiddel reeds vervangen worden wanneer de kabel op het tweede punt uit de mediumleiding gehaald wordt, m.a.w. al 15 tijdens de aanleg van een enkele kabel in een enkele mediumleiding. De elasticiteit hoeft zodoende slechts gedurende korte gebruikstijd gewaarborgd te worden; slijtage is dus evenmin een wezenlijk probleem. In een geschikte implementatie wordt gebruikt gemaakt van schuimrubber.
20 Volgens een verdere implementatie is de elastische ring van de vloeistofdrukopbouwer vervangbaar. Dit is met name dan gunstig, wanneer het hulpmiddel voorzien wordt van een of meer sensoren, een zender voor draadloze communicatie en optioneel een ontvanger. Voorbeelden van sensoren zijn 25 camera's, plaatsbepalingsinstrumenten (bijv op basis van GPS), akoestische en ultrasone instrumenten, temperatuursensoren, chemische sensoren (bijv voor het meten van concentraties van bepaalde gassen). Bij verdere voorkeur worden dergelijke instrumenten zoveel mogelijk binnen in de 30 elastische ring geplaatst, zodat de elastische ring tevens fungeert als een bescherming van de een of meer sensoren.
In een verdere uitvoeringsvorm bevat de vloeistofdrukopbouwer een laag van waterafstotend materiaal.
9
Een dergelijke laag kan in principe aan de voorzijde, de achterzijde en binnenin de vloeistofdrukopbouwer aanwezig zijn. Een plaatsing aan de achterzijde lijkt gunstig, zowel voor een eenvoudige vervaardiging, als om ervoor te zorgen 5 dat de drukopbouwer door de drukopbouw van achteren door een vernauwing wordt geduwd. Het is niet uitgesloten dat er méér dan een waterafstotende laag wordt toegepast.
Zoals hierboven aangegeven is de uitvinding is er mede op gebaseerd dat een kabeldoorlaat niet slechts fungeert als 10 doorlaat voor de kabel van binnen naar buiten en vice versa, maar ook dat dankzij de kabeldoorlaten tussen het eerste en tweede punt de ligging van de kabel binnen de buis beter gecontroleerd kan worden. De uitvoeringsvormen van de mediumleiding volgens de uitvinding zijn zeer geschikt voor 15 de controle en het aanpassen van de ligging van de kabel in de buis.
Het is daarbij allereerst gunstig dat het mondstuk met de kabeldoorlaat volgens de uitvinding zijn ingevoegd in een buisdeel of huls dat plaatsbaar is in een lengtesparing in 20 de mediumleiding, in het bijzonder na verwijdering van een deel van de oorspronkelijke buis. Het plaatsen van een huls die reeds voorzien is van de gewenste functionaliteit is immers veel efficiënter dan het maken van een opening van een zekere vorm ter plekke. Bovendien vergroot dit de 25 uniformiteit en verlaagt het de kans op fouten.
Het gebruik van een mondstuk met twee delen die van elkaar scheidbaar zijn in de lengterichting van de kabeldoorlaat is zeer gunstig, wanneer de kabel een fragiele glasvezelkabel is. Op deze wijze kan de kabel eenvoudig in 30 de kabeldoorlaat gelegd worden. In het bijzonder is het daarbij gewenst dat naast een eerste kabeldoorlaat een tweede kabeldoorlaat wordt toegepast, waarbij in elke kabeldoorlaat een enkel stuk kabel ligt. Wanneer slechts één 10 kabeldoorlaat beschikbaar is, komen twee stukken kabel -twee uiteinden van de lus - in de ene kabeldoorlaat te liggen. Het gebruik van een eerste en een tweede kabeldoorlaat zorgt ervoor dat de kabel beter geleid wordt, 5 waardoor er minder kans is op breuk. Bovendien wordt hierdoor het open oppervlakte verminderd, waardoor er minder kans is op doorlekken van medium naar buiten toe. Voorts wordt de vorming van een holte voorkomen, waarin ophoping van medium in een zou kunnen optreden.
10 Het gebruik van een roteerbare kabeldoorlaat, typisch in de vorm van een roteerbaar mondstuk, is in het bijzonder gunstig, wanneer de mediumleiding, zoals gebruikelijk, in de bodem is neergelegd. Het is dan voordelig dat er een werkpositie is, waarin de opening en de doorlaat, bij 15 voorkeur, aan de bovenzijde zitten, en een beschermde positie, waarin de doorlaat aan de onderzijde zit. Wanneer de buis met de kabel en de kabeldoorlaten eenmaal verborgen is in de bodem, bestaat het risico dat bij graafwerkzaamheden de kabeldoorlaat en/of de kabel 20 beschadigd wordt. Dit risico is aanzienlijk, daar graafwerkzaamheden veelal uitgevoerd worden door mensen die niet op de hoogte zijn van de aanwezigheid van de kabeldoorlaat en/of de kabel. Daarbij worden bij graafwerkzaamheden fouten begaan bij de positionering en 25 wordt gebruik gemaakt van hulpmiddelen die niet berekend zijn op de kwetsbaarheid van een kabel, in het bijzonder een glasvezelkabel.
Als alternatief op een roteerbare doorlaat, kan een buis toegepast worden waarbij de opening zich bevindt aan de 30 zijkant van de buis, en voorzien wordt van een niet roteerbaar mondstuk. Dat is goed toepasbaar wanneer de mediumleiding niet in de bodem ligt, maar evenmin onmogelijk wanneer de mediumleiding wel in de bodem ligt: er zou 11 bijvoorbeeld een gat in de bodem gegraven moeten worden naast de mediumleiding, waar een huisaansluiting gewenst is. Daarbij kan het mondstuk vormgegeven worden als een grofstoffelijk onderdeel, dat aansluit op de opening. Om de 5 kabel zonder gevaar van knikken door het mondstuk te leiden, is het mondstuk dan bij voorkeur voorzien van wanden die geleidelijk toelopen. Op een zekere afstand van de buis kan het mondstuk dan afgesloten worden met een kabeldoorlaat.
De roteerbare kabeldoorlaat is in het bijzonder 10 onderdeel van een roteerbaar mondstuk. Zo'n mondstuk is wezenlijk anders dan het zadelstuk dat in de genoemde Britse octrooiaanvrage geopenbaard wordt. Het zadelstuk zit immers aan de bovenzijde van de buis en dekt een onderliggend beperkt gat af. Een scharnier is voorzien om het zadelstuk 15 rondom de buis te plaatsen en vast te zetten. In deze gunstige uitvoeringsvorm volgens de uitvinding wordt een lengtesparing gemaakt in de buis tussen een aldus onderscheiden eerste buisdeel en een tweede buisdeel. Het mondstuk is daarbij een huls die tussen het eerste en het 20 tweede buisdeel geplaatst wordt, danwel een onderdeel dat aan de huls bevestigd wordt. Vereenvoudigde montage is een bijkomend voordeel van het gebruik van een huls; de huls met roteerbaar mondstuk kan zo immers geprefabriceerd worden.
Bij montage hoeft men slechts een gedeelte van de buis te 25 vervangen. Dit is eenvoudiger dan het maken van een opening van een gewenste vorm, die bovendien op zodanige wijze afgewerkt moet zijn dat geen lek gaat optreden.
Een enkele huls bevat bij voorkeur zowel de eerste als de tweede kabeldoorlaat. Binnen een huls kunnen de 30 kabeldoorlaten gevormd worden in verschillende mondstukken, maar alternatief onderdeel zijn van hetzelfde mondstuk. Waar de Britse octrooiaanvrage de kabeldoorlaten gebruikt om een hindernis te omzeilen, is in de uitvinding de primaire 12 functie het mogelijk maken van een of meer huisaansluitingen. De afstand tussen de eerste en de tweede langspositie kan zodoende tot een minimum beperkt worden.
Het is zelfs mogelijk dat de afstand in wezen nihil is, maar 5 dat de eerste en tweede kabeldoorlaat een verschillende hoekpositie innemen. Dit heeft echter niet de voorkeur.
Ter vermijding van onduidelijkheid wordt opgemerkt dat de term 'mondstuk' in de context van de huidige aanvrage functioneel bedoeld is als het systeem dat zich in de buis 10 of ter vervanging van een gedeelte van de buis uitstrekt en waarin de kabeldoorlaat geïntegreerd is. Het mondstuk hoeft dus niet een enkel onderdeel te zijn, maar kan meerdere onderdelen van hetzelfde of verschillend materiaal omvatten. De term 'huls' wordt gebruikt voor een in wezen buisvormig 15 middel dat zich uitstrekt tussen buisdelen, ter afdichting van een lengte-uitsparing. Het kan daarbij overigens niet uitgesloten worden dat de huls zich ook gedeeltelijk zou uitstrekken langs een of meer van de buisdelen. Wanneer de huls bedoeld is om in zijn geheel met de kabeldoorlaat te 20 roteren, heeft dit echter niet de voorkeur.
Het gebruik van een mondstuk dat in beperkte opening direct in de buis wordt aangebracht, is overigens niet uitgesloten. In het bijzonder gaat het daarbij om een mondstuk in de vorm van een segment zoals hierna te 25 bespreken. Een dergelijk gebruik is in het bijzonder gewenst wanneer een aanvullende kabeldoorlaat gewenst is in een mediumleiding waarin reeds een kabel is aangelegd. Het is dan ongewenst om de mediumleiding in zijn geheel door te zagen, aangezien daarbij ook de kabel in tweeën geknipt zou 30 worden.
In een eerste uitvoeringsvorm is het mondstuk uitgevoerd als een segment dat zich in de buis danwel een huls bevindt. Het segment wordt bijvoorbeeld aangebracht in 13 een opening die zich op de eerste langspositie uitstrekt in de huls over een zekere hoek. De kabeldoorlaat kan dan gedraaid worden binnen de opening. Het segment kan daarbij voorzien zijn van een schuif, die in een van de posities 5 gedeeltelijk verborgen is in de buis. Het segment wordt hierin bijvoorbeeld uitgevoerd in rubber of een combinatie van rubber en plastic materiaal. Het segment kan ook ringvormig zijn en rondom roteerbaar. Daarbij kan de rotatie tot één richting beperkt worden (i.e. linksom of rechtsom), 10 indien dit de betrouwbaarheid en levensduur ten goede komt. Het spreekt voor zich dat er ook uitvoeringen mogelijk zijn waarbij met het segment in twee richtingen kan draaien, bijvoorbeeld door gebruik te maken van schuifmoffen. Andere constructies voor het maken van een roteerbare ring zijn de 15 vakman bekend.
In een tweede uitvoeringsvorm wordt het mondstuk gevormd door de huls, hetgeen leidt tot een eenvoudige constructie. In het bijzonder omvat de huls daarbij twee helften van een zodanige vorm dat bij assemblage van de twee 20 helften de kabeldoorlaat ontstaat. De kabeldoorlaat is dan uitgevoerd als een profiel. De twee helften kunnen daarbij op geëigende wijze met elkaar verbonden worden, zowel op een losneembare als een niet-losneembare wijze. Opgemerkt wordt dat het daarbij geenszins noodzakelijk is dat de twee 25 helften ieder even groot zijn. Een eerste helft kan bijvoorbeeld een boog van 200 graden omspannen en de andere helft de complementaire boog van 160 graden.
In een verdere, zeer gunstige uitvoeringsvorm, is aan de eerste kabeldoorlaat een kabelspanner verbonden. Daarmee 30 kan een gedeelte van de kabel aangespannen worden. Een dergelijk gedeelte strekt zich bijvoorbeeld uit over een afstand van 50 meter tot 1 kilometer. Het is niet ondenkbaar dat bij het trekken van de kabel in de buis over het 14 genoemde gedeelte lussen optreden, of dat er speling optreedt, bijvoorbeeld in bochten. Door het aanspannen van de kabel worden die lussen verwijderd, wat het risico van opstoppingen sterk vermindert. In het bijzonder strekt het 5 aan te spannen gedeelte van de kabel zich uit van een eerste huisaansluiting tot een vorige of volgende huisaansluiting, danwel het eerste of tweede punt. Het aan te spannen gedeelte van de kabel kan zowel stroomopwaarts als stroomafwaarts ten opzichte van de eerste langspositie 10 liggen. Typisch wordt bij het aanspannen van een gedeelte van de kabel tussen een eerste en een tweede huisaansluiting de kabel eerst vastgezet op de eerste huisaansluiting, daarna aantrokken en vervolgens vastgezet op de tweede huisaansluiting.
15 De kabelspanner omvat in het bijzonder een middel waarmee de ligging van de kabel wordt vastgelegd en wordt bij voorkeur gebruikt in combinatie met een middel waarmee de kabel wordt aangetrokken. Het middel voor het vastleggen van de kabel is bijvoorbeeld een draadwartel. Voor het 20 aantrekken van de kabel kan gebruik gemaakt worden van een motor, maar ook van een katrol of dergelijk hulpmiddel. Dit middel voor het aantrekken van de kabel hoeft niet verbonden te zijn met de eerste kabeldoorlaat.
Het heeft de voorkeur wanneer de kabeldoorlaat een hoek 25 met de as van de buis insluit van ten hoogste 60 graden. Gunstig is een hoek van 45 graden of minder, bijzonder gunstig is een hoek van omstreeks 30 graden, bijvoorbeeld tussen 20 en 35 graden. Wanneer de hoek te groot wordt, neemt het risico toe, dat er een knik in de kabel optreedt. 30 Dit geldt in het bijzonder wanneer de kabel vanuit de kabeldoorlaat wordt aangespannen. Wanneer de hoek echter te klein wordt, neemt het risico toe van lek langs de kabeldoorlaat. Dit geldt in het bijzonder wanneer gebruik 15 gemaakt wordt van een huls die twee helften bevat die ten opzichte van elkaar worden vastgeklemd.
In een verdere uitvoeringsvorm is een inspectieput aangebracht in de mediumleiding op een verdere langspositie.
5 Tot dusver is het gebruik om een drukriool door te zagen, wanneer zich een opstopping voordoet. Het doorzagen van het drukriool waarin een kabel is aangebracht, leidt er echter toe dat ook de kabel wordt doorgezaagd. Dat dient niet te gebeuren. Door de aanwezigheid van een of meer 10 inspectieputten valt de noodzaak van het doorzagen van de mediumleiding weg. Het is nadrukkelijk eenvoudiger om een dergelijke inspectieput te installeren voorafgaand aan het trekken van de kabel door de mediumleiding; een dergelijke inspectieput wordt bij voorkeur geplaatst door een lengte-15 uitsparing te maken in de buis en dan de inspectieput te plaatsen.
In een nog verdere uitvoeringsvorm een doorspoelkraan aanwezig is op een verdere langspositie aan de mediumleiding. Een doorspoelkraan is bedoeld voor het 20 schoonspoelen van een gedeelte van het drukriool. De doorspoelkraan kan tevens gebruikt worden als inspectieput, en is voorzien of kan voorzien worden van hulpmiddelen waarmee een kabel in de mediumleiding wordt ingebracht, in het bijzonder voorzien van een trekorgaan dat door de druk 25 in de mediumleiding wordt voortgestuwd, zoals de vloeistofdrukopbouwer. Met name is het gunstig wanneer de doorspoelkraan aanwezig is aan het eerste punt en gebruikt wordt om vloeistof, in het bijzonder water, in te voeren in de mediumleiding waarmee het genoemde trekorgaan en de kabel 30 worden voortgestuwd. In plaats van een expliciete koppeling van de doorspoelkraan aan een waterleidingnet, kan de doorspoelkraan gekoppeld worden aan een losneembare leiding, zoals bijvoorbeeld door de brandweer wordt toegepast.
16
Het moge duidelijk zijn dat de huisaansluitingen i.e. de eerste doorlaten, op een gewenst aantal posities aan de mediumleiding worden aangebracht, bijvoorbeeld in een dichtheid van 2 tot 40 per strekkende kilometer. Het is 5 gunstig wanneer ook de inspectieput op regelmatige afstand in de mediumleiding wordt aangebracht, bijvoorbeeld in een dichtheid van 0,3 tot 3 per strekkende kilometer. Dit is niet alleen gunstig met het oog op inspectie, maar ook geschikt voor een adequate doorvoer van de kabel tijdens het 10 trekken door de mediumleiding.
Wanneer de mediumleiding een langere lengte heeft dan de bedoelde afstand (van bijvoorbeeld 400 meter tot 2,5 kilometer) tussen het eerste en het tweede punt overbrugd wordt, is het gunstig gebleken om de kabel toch op het 15 tweede punt uit de mediumleiding te halen. De hoeveelheid kabel nodig voor de afstand tot een derde of verde punt wordt dan tijdelijk opgeslagen op een "reuzehaspel". Daarna wordt de kabel weer in de mediumleiding gevoerd op het tweede punt en met het trekorgaan tot het derde punt 20 geloodst. Bij voorkeur wordt er daarbij vanaf of in de buurt van het tweede punt vloeistof toegevoegd aan de mediumleiding. Met deze methodiek is er voldoende drukopbouw voor het voortstuwen van de kabel.
Opgemerkt wordt dat het niet uitgesloten is dat de 25 kabel vanaf het genoemde tweede punt verder geleid wordt buiten de mediumleiding, en pas weer op een verder punt in de mediumleiding gebracht wordt.
KORTE INTRODUCTIE VAN DE FIGUREN 30 Deze en andere aspecten van de uitvinding zullen nader worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren, waarin:
Fig. 1 een schematische weergave is van een huisaansluiting aan de mediumleiding volgens de uitvinding; 17
Fig. 2 een schematische weergave is van de mediumleiding;
Fig.3 een schematisch zij-aanzicht van de 5 vloeistofdrukopbouwer volgens de uitvinding toont;
Fig. 4 een weergave in vogelvluchtperspectief van de huls met kabeldoorlaten is;
Fig. 5 een onderdeel toont van de huls;
Fig. 6 een schematische doorsnede toont van een 10 kabeldoorlaat;
Fig. 7 een eerste onderdeel van de kabeldoorlaat toont;
Fig. 8 een tweede onderdeel van de kabeldoorlaat toont;
Fig. 9 een buisdeel toont dat door de huls omhuld wordt, en; 15 Fig. 10 een schematisch zij-aanzicht van de huls en mediumleiding toont.
GEDETAILLEERDE BESPREKING VAN ILLUSTRATIEVE VOORBEELDEN 20 De figuren zijn schematisch van aard. Onderdelen zijn niet op schaal weergeven. Gelijke of vergelijkbare elementen in verschillende figuren zijn met overeenkomstige referentiecijfers aangeduid.
Fig. 1 is een schematische weergave van een 25 huisaansluiting 190 aan de mediumleiding 100 volgens de uitvinding. De mediumleiding 100 is in dit voorbeeld een drukriool. Het is overigens niet uitgesloten dat de uitvinding toegepast wordt op een ander type mediumleiding, zoals een waterleiding, een systeem voor stadsverwarming op 30 basis van leidingen met heet water of hete lucht, een gasleiding. De mediumleiding is geschikt voor transport van een medium met behulp van druk, waarbij het niet noodzakelijk is dat de druk voortdurend aanwezig is; zo 18 worden drukriolen veelal met een aantal pompen bedreven die slechts op regelmatige of onregelmatige tijdstippen aangezet worden. De termen 'drukriool' en 'mediumleiding' zullen door elkaar heen gebruikt worden. In de mediumleiding stroomt het 5 medium volgens de door de pijl aangegeven richting. Het oorspronkelijke doel van een drukriool is het wegspoelen van uitwerpselen, overtollig water en dergelijke met behulp van druk. Daartoe wordt de weg te spoelen massa vanuit een huis 151 via een huisaansluitingsbuis 150 overgebracht naar een 10 verzamelput 160. Wanneer de verzamelput 160 tot een zeker niveau gevuld is, wordt deze geleegd via het kanaal 161 in de mediumleiding 100, waarin de massa door middel van druk verplaatst wordt.
Een communicatiekabel 80, in het bijzonder een 15 glasvezelkabel, wordt aangebracht in de mediumleiding 100, zodat voor die glasvezelkabel geen aparte gleuven gegraven hoeven te worden. Hierna zal de communicatiekabel 80 kortweg met kabel worden aangeduid. Overigens is het niet uitgesloten dat hetzelfde systeem ook voor andere kabels 20 zoals elektriciteitskabels toegepast wordt. Hoewel hier in algemene zin naar de kabel 80 verwezen wordt, heeft het de voorkeur dat de kabel 80 een verzameling van individuele kabeltjes bevat, die elk voor een individuele aansluiting bestemd zijn. De signalen van de individuele kabeltjes 25 worden op een verzamelpunt vervolgens op bekende wijze overgezet, i.e. middels modulatie, op een of een beperkt aantal optische leidingen en aldus verder geleid. Overigens is het niet uitgesloten dat een dergelijke modulatiestap reeds dichter bij het huis 151 plaatsvindt, bijvoorbeeld aan 30 de huisaansluiting 190. Dit is specifiek effectief, wanneer het aantal aansluitingen zeer hoog wordt, zodat een enkele kabel 80 in de mediumleiding niet meer de individuele kabeltjes kan omvatten.
19
Om het huis 151 aan te sluiten op de kabel 80 in de mediumleiding 100, is een huisaansluiting 190 vereist.
Daarin is een gedeelte 81 van de kabel 80 op een eerste langspositie 98 buiten de mediumleiding blootgesteld via een 5 eerste kabeldoorlaat, zoals aan de hand van Fig. 3 en verder nader besproken zal worden. Via een tweede kabeldoorlaat op een tweede langspositie 99 is de kabel weer binnen de mediumleiding 100 gebracht. De onderlinge afstand tussen de eerste en de tweede langspositie 98, 99 is zeer gering.
10 Typisch is de afstand minder dan 1 meter, terwijl de mediumleiding 100 in zijn geheel kilometers lang is. Aan het blootgestelde gedeelte 81 van de kabel 80 wordt een aansluitingskabel 90 verbonden via een las 85. De huisaansluitingskabel 90 is in dit voorbeeld verder geleid 15 naar het huis 151 via de huisaansluitingsbuis 150. Dit is vanzelfsprekend niet noodzakelijk, maar wordt wel gunstig geacht. Op een verdere langspositie 199, die stroomafwaarts van de eerste en de tweede langspositie 98, 99 gelegen is, bevindt zich een inspectieput 400. Deze inspectieput kan 20 worden gebruikt voor verschillende functies, namelijk als kabelinlaat, als doorspoelkraan en als inspectieput voor de toestand van het riool zelf.
Fig. 2 toont een schematische weergave van de mediumleiding 100 in een meer abstracte vorm. Opnieuw is de 25 stroomrichting hier weergegeven met de pijl. Deze Fig. 2 toont een veelheid aan huisaansluitingen 190 en een aantal inspectieputten 400. Voorts is het eindpunt van het drukriool 100 getoond, in dit voorbeeld de overgang naar een conventioneel riool 300 dat zonder druk werkt. Een 30 inspectieput 350 is gekoppeld aan deze overgang. De locatie van de huisaansluitingen 190 wordt normaliter in hoofdzaak bepaald door de locatie van de aan te sluiten huizen, zodat de afstand tussen de huisaansluitingen 190 niet constant is 20 of hoeft te zijn. Opgemerkt wordt dat bij aanleg of aanpassing van deze voor kabels geschikte mediumleiding 100 additionele huisaansluitingen 190 neergelegd kunnen worden, die niet corresponderen met bestaande huizen. Gevonden is 5 dat het gunstig is wanneer de inspectieputten 200 op regelmatige afstand van elkaar worden aangebracht. De kabel 80 wordt namelijk door de mediumleiding 100 geleid door middel van een parachute 200 op basis van de daarin aanwezige druk. Wanneer de afstand tussen inspectieputten 10 400 te groot wordt, blijkt het moeilijker om de kabel 80 met voldoende vaart door de mediumleiding te loodsen. Bovendien dient inspectie uitgevoerd te worden door een camera in de mediumleiding 100 te brengen via deze inspectieput 400. Ook daarbij geldt dat een te grote onderlinge afstand de 15 betrouwbaarheid beperkt. Aan de inspectieput is een doorspoelkraan 401 gekoppeld, die gebruikt kan worden voor het doorspoelen van de mediumleiding, maar ook voor verschaffen van vloeistof waarmee de kabel door de mediumleiding getrokken kan worden. Overigens is het niet 20 uitgesloten dat er verschillende putten aangebracht worden voor de uiteenlopende doeleinden, maar dat is geen toonbeeld van efficiency. Het is niet uitgesloten dat het aantal doorspoelkranen 401 kleiner is dan het aantal inspectieputten 400. De doorspoelkraan 401 kan direct 25 aangesloten zijn op een waterleidingnetwerk, maar kan anderszins verbonden worden met een locale watertank, bijvoorbeeld een verrijdbare watertank, zoals een vrachtwagen voorzien van een waterreservoir. In plaats van zuiver water kan gebruik gemaakt worden van regenwater of 30 een andere vloeistof. Eventueel kunnen aan het water bepaalde ingrediënten toegevoegd worden, zodat met het inbrengen van de kabel 80 meteen een reiniging van de mediumleiding, in het bijzonder riool, plaats heeft. De 21 doorspoelkraan 401 kan vloeistof onder druk toevoeren. Anderszins is het mogelijk dat een of meer van de pompen die mogelijk aanwezig zijn in of aan de mediumleiding (in het bijzonder pompen van het drukriool) toegepast worden om de 5 druk te verschaffen.
Bij aanleg van de kabel 80 wordt deze van een haspel 70 afgenomen. De kabel 80 wordt vervolgens aan de eerste inspectieput 400 uit de mediumleiding 100 en gewikkeld op een haspel 75. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een of meer 10 specifieke haspels die geschikt zijn om kilometers kabel te dragen. Vervolgens wordt de kabel 80 weer in de mediumleiding 100 gebracht en verder geleid. Opgemerkt wordt de huisaansluitingen 190 en de inspectieputten 400 reeds vóór het inbrengen van de kabel 80 aanwezig zijn. De kabel 15 80 wordt aan een huisaansluiting 190 buiten de mediumleiding 100 gebracht na het doorvoeren van de kabel 80 van een eerste punt tot een tweede punt. De kabel 80 dient namelijk op een geëigende plaats binnen de mediumleiding 100 gelegd te worden, wat volgens de uitvinding geschiedt met behulp 20 van de kabeldoorlaten. Om de kabel 80 uit het drukriool 100 in de kabeldoorlaten te leiden, kan gebruik gemaakt worden van haken of andere gereedschappen. Dit kan gebeuren, ondanks dat er druk op het systeem staan en een open verbinding er dus toe leidt dat massa uit de mediumleiding 25 100 zal spuiten. Allereerst maakt de aanwezigheid van de doorspoelkraan 401 het mogelijk om bij het leggen van de kabel 80 met water te spoelen. Daardoor wordt de smerigheid van enige spuitende massa al enigszins beperkt. Vervolgens kan na het leggen van de kabel van een eerste naar een 30 volgende inspectieput 400 de druk tijdelijk uitgeschakeld worden. Het is dan mogelijk om de kabel 80 op te vissen uit het drukriool 100. Opgemerkt wordt dat er binnen de 22 uitvinding variaties mogelijk zijn op deze specifieke wijze van aanleg.
Voor het trekken van de kabel 80 wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een trekorgaan 200. Specifieke 5 voorbeelden van trekorganen 200 zijn bekend uit de Britse octrooiaanvrage GB2312995A. Een eerste voorbeeld is uitklapbaar en heeft de vorm van een paraplu. De werking is eerder analoog aan een zeil van een zeilschip: druk van achteren, in het bijzonder in de vorm van een gas of damp, 10 wordt in de paraplu geblazen, waardoor die naar voren beweegt. Bij een vernauwing zal de paraplu eerst botsen tegen het element dat de vernauwing veroorzaakt. Het is onduidelijk of de paraplu dan nog ingeklapt kan worden. Of het trekorgaan de vernauwing passeren kan, kan niet afgeleid 15 worden uit het voorbeeld. De stijfheid die gewenst lijkt voor een goede werking van de paraplu, lijkt een dergelijke wendbaarheid te bijten; het is denkbaar dat de paraplu in een hoek voor de vernauwing ligt, maar niet door de vernauwing heen geraakt. Een tweede voorbeeld is een 20 opblaasbare ballon. GB2312995 geeft aan dat de ballon met behulp van een snoer vanuit de doorlaat opgeblazen en geopend kan worden. Hiervoor lijkt een ingenieus systeem vereist, dat echter niet beschreven wordt. Bovendien lijkt een ballon veel minder druk op te vangen dan de paraplu.
25 Niet duidelijk is of de kabel met een ballon als trekorgaan voldoende wordt voortgestuwd.
Fig. 3 toont in schematische doorsnede een trekorgaan 200 volgens de uitvinding. Dit trekorgaan 200 is een vloeistofdrukopbouwer; het is geschikt voor het voortstuwen 30 van de kabel in water of een waterig medium, waarbij de overdruk normaliter veel minder groot is dan de overdruk in een gasleiding. Voorts is het trekorgaan 200 ontworpen voor het passeren van vernauwingen en bochten in de 23 mediumleiding. Het trekorgaan omvat een centrale as 211, gevormd uit flexibel materiaal, waaraan een oog 210 is verbonden om de kabel aan te koppelen. Dit oog bevindt zich aan een achterzijde 202 van het trekorgaan 200. De voorzijde 5 201 van het trekorgaan kan een kop 230 bevatten, waarin bijvoorbeeld een camera verstopt is. Voorts is in dit voorbeeld een drukverdeelring 223 aanwezig. Rondom de centrale as 211 is een elastische ring 221 aangebracht, met aan de achterzijde 202 een laag van waterafstotend materiaal 10 222. De elastische ring 221 is bijvoorbeeld ontworpen dat deze geschikt is voor mediumleiding met een diameter van 2-20 cm, in het bijzonder 4-12 cm. In het bijzonder is daarbij de elasticiteit zodanig, dat het trekorgaan 200 ook door een vernauwing of bocht in een smalle buis heen kan.
15 Tussen de centrale as 211 en de elastische ring 221 is een tussenlichaam 224 van elastisch materiaal aanwezig. Het tussenlichaam 224 is effectief minder elastisch dan de elastische ring 221. De elastische ring 221 in het bijzonder en bij voorkeur ook het tussenlichaam 224 zijn poreus, om de 20 samendrukbaarheid te vergroten. Hierbij is het gewenst dat de porositeit van het tussenlichaam 224 lager is dan de porositeit van de elastische ring 221. Voorts is het tussenlichaam 224 bedoeld ter verbetering van de hechting van de centrale as 211 aan de elastische ring 221. Die 25 hechting is in het bijzonder gewenst om te voorkomen dat de elastische ring 221 vast blijft zitten aan de buiswand, terwijl de centrale as 211 losschiet en doorschiet. Het risico op een dergelijke lossing treedt met name op bij vernauwing of scherpe bochten. Het tussenlichaam strekt zich 30 daartoe bij voorkeur uit over een aanzienlijk gedeelte van de lengte van het trekorgaan, bijvoorbeeld ten minste 30% en bij verdere voorkeur ten minste 50%. Het aanzienlijke gedeelte bevindt zich daarbij in het bijzonder aan de 24 voorzijde van het trekorgaan, zoals getoond in Fig. 3. Het tussenlichaam is bij voorkeur voorzien van een ruwe buitenkant. Ruw is hier bedoeld als niet-glad, in het bijzonder dat het tussenlichaam geen louter cylindrische 5 vorm heeft. In het bijzonder is het tussenlichaam verankerd in de centrale as 211 en/of in de elastische ring 221. Een dergelijke verankering in bijvoorbeeld de centrale as 211 kan worden bereikt door de centrale as te maken met een spuitgiettechniek in een bepaalde vorm, waarna het 10 tussenlichaam wordt aangebracht met een geschikte vervaardigingstechniek, zoals spuitgieten, coaten, het aanbrengen als folie dat verhit waarbij het smelt, enzovoorts. Het tussenlichaam kan hierbij vanzelfsprekend ook als een sequentie van lagen worden aangebracht, waarbij 15 variatie in de samenstelling van de lagen niet is uitgesloten. Een zeer gunstige wijze voor hechtingsverbetering tussen het tussenlichaam 224 en de elastische ring 221 is verder het aanbrengen van een specifieke hechtingslaag, die in het bijzonder zorgt voor 20 vernetting (i.e. cross-linking) van althans een gedeelte van het tussenlichaam 224 (de "buitenkant") met althans een gedeelte van de elastische ring (de "binnenkant"). Geschikte materialen voor een dergelijke hechtingslaag en processen voor het hechten zijn de vakman op het gebied van polymere 25 materialen op zich bekend. Te denken valt aan polyacrylaatharsen. De centrale as 211 strekt zich bij voorkeur uit over de gehele lengte van de vloeistofdrukopbouwer, maar dit is niet strikt noodzakelijk. Wanneer de mediumleiding zeer schoon en betrouwbaar is 30 (zoals bijvoorbeeld een waterleiding of een riool dat nog niet in gebruik genomen is) kan worden volstaan met een simpeler variant, waarbij bijvoorbeeld het tussenlichaam 224 ontbreekt en/of de centrale as 211 niet geheel doorloopt 25 door het trekorgaan 200. Voorts kan de vloeistofdrukopbouwer zodanig ontworpen worden dat de elastische ring 221 zich uitstrekt tot achter de centrale as 211, en bijvoorbeeld zorgt voor een gedeeltelijke of gehele omhulling van het oog 5 210 (of een op andere wijze uitgevoerd middel voor het vastkoppelen van de kabel). Dit kan bijvoorbeeld gunstig zijn, wanneer de waterafstotende laag 222 wordt uitgevoerd als een lichaam, bijvoorbeeld een dopvorming lichaam. Een dergelijke vorm kan gunstig zijn om ervoor te zorgen dat 10 druk wordt uitgeoefend op zowel de flexibele centrale as 211 als de elastische ring 221, wanneer het trekorgaan 200 zich bevindt voor een vernauwing in de buis. Zelfs is het niet uitgesloten dat de kabel en het oog 210 verbonden zijn aan een dergelijk waterafstotend lichaam 222, dat op zich weer 15 verbonden is aan de centrale as 211 en de elastische ring 221. Eveneens kan het zijn dat een dergelijk waterafstotend lichaam 222 geïntegreerd is met de centrale as 211, in het bijzonder dat het gevormd is als een enkel onderdeel in een gecombineerde vervaardiging (zoals bijv spuitgieten). Bij 20 dergelijke uitvoeringsvormen is het wel gewenst dat het waterafstotend lichaam 222 met toenemende afstand tot de centrale as 211 voldoende flexibiliteit heeft en een in hoofdzaak ovale vorm heeft of kan aannemen zodanig, dat bij uitzetting van de elastische ring 221 het waterafstotend 25 lichaam 222 een grotere diameter aanneemt en ervoor kan zorgen dat voldoende water wordt tegengehouden voor het opbouwen van voldoende vloeistofdruk.
Het trekorgaan 200 getoond in Fig. 3 heeft een kop 230, bij voorkeur voorzien van een camera en eventueel een zender.
30 Het is niet uitgesloten dat dergelijke electronische inrichtingen opgenomen worden in de centrale as 211, de elastische ring 221 en/of het tussenlichaam 224. Met name het tussenlichaam 224 lijkt zeer geschikt als een omhulling 26 van elektronische componenten en/of inrichtingen, omdat de elektrische inrichtingen dan pas aangebracht hoeven te worden na vorming van de centrale as 211 en omdat het materiaal van het tussenlichaam gekozen kan worden zodanig 5 dat een voldoende dichte omhulling en bescherming verzekerd wordt. Indien gewenst, kan de centrale as 211 voorzien worden van een holte geschikt voor de plaatsing van een of meer elektronische inrichtingen. De kop 230 kan opgenomen worden in de centrale as (i.e. als een enkel onderdeel 10 vervaardigd worden). De kop 230 kan eventueel ook verwijderd worden, hoewel het voor de vloeistofdynamica gunstig is als de voorzijde een in doorsnede grofweg parabole vorm danwel een puntvorm heeft. Voorbeelden van elektronische inrichtingen zijn camera's, draadloze zender, draadloze 15 ontvangers, inrichtingen voor plaatsbepaling (bijv volgens het GPS systeem), sensoren, zoals temperatuursensoren, sensoren voor het meten van gassen en/of concentraties van gassen of bestanddelen in oplossing, akoestische sensoren, enzovoort. Het zal de vakman duidelijk zijn dat het 20 tussenlichaam 224, de centrale as 211 en/of de elastische ring 221 aangepast kunnen worden voor een optimaal ontwerp van de elektronische inrichtingen, bijvoorbeeld door ontwerp van kanalen en/of holte. Een antenne voor een draadloze zender en/of ontvanger kan bovendien aangebracht worden op 25 of in de centrale as 211, zodat de antenne voldoende grootte heeft om een adequate draadloze ontvangst door de bodem (en buiswand van de mediumleiding) heen mogelijk te maken. Opgemerkt wordt dat het systeem getoond in Fig 1-5 van de Britse octrooiaanvrage GB2312995 in wezen aanmerkelijk 30 verschilt van dat volgens de uitvinding. Het toont een leiding met een klep, waar een kabel omheen geleid wordt. De trekorganen van de Britse octrooiaanvrage zijn inklapbaar zodat ze door een kabeldoorlaat heen kunnen. De kabel blijkt 27 los te liggen in de buis en wordt op geen enkele wijze gepositioneerd in de buis en wordt bij een kabeldoorlaat opgetild waarbij het de buis in verticale richting doorkruist. De opening in de buis wordt afgesloten met een 5 zadelstuk. Dit los liggen van de kabel hoeft geen probleem te zijn bij gasleidingen, maar in mediumleidingen voor vloeistof en eventueel vaste bestanddelen leidt dit snel tot problemen: er kunnen verstoppingen ontstaan, of alternatief kan druk op de vaste bestanddelen de losliggende kabel 10 meesleuren, met breuk als waarschijnlijk resultaat. Breuk is eveneens niet onwaarschijnlijk, wanneer het trekorgaan door de kabeldoorlaat omhoog getakeld wordt, zoals getoond in Fig. 4 van de Britse octrooiaanvrage, waarbij de kabel effectief een zeer krappe lus vormt in de kabeldoorlaat.
15 Breuk is in de context van de toepassing van glasvezelkabel niet alleen ongewenst vanwege de complicatie dat individuele kabeltjes in de kabel handmatig aan elkaar verbonden moeten worden, nadat eerst gevonden is waar de breuk zich bevindt. Een dergelijke breuk is voorts ongewenst, omdat een 20 koppeling de interne weerstand van de glasvezelkabel verhoogt en daarmee de kwaliteit van doorgifte van communicatiesignalen (vaak uitgedrukt als de signaal-ruis-verhouding) vermindert.
Fig. 4 toont een gedeelte van de mediumleiding 100, dat 25 fungeert als mondstuk met zowel de de eerste als de tweede kabeldoorlaat 31, 32. Fig. 10 toont een schematisch zijaanzicht. De mediumleiding 100 bevat in dit voorbeeld een buis 110. Uit de buis 110 is een gedeelte verwijderd, waardoor een lengtesparing ontstaat tussen een eerste 30 buisdeel 111 en een tweede buisdeel 112. Een huls 40 wordt geplaatst in de lengtesparing aan de buis 110 (c.q.
buisdelen 111, 112). De huls 40 wordt aan de buisdelen 111, 112 bevestigd met schuifmoffen 115. Een lus 81 in de kabel 28 80 bevindt zich buiten de buis. Een eerste en tweede kabeldoorlaat maken het mogelijk dat de kabel 80 de huls 40 verlaat, zonder dat vloeistof gaat lekken of zelfs uit de buis gaat spuiten.
5 Zoals in meer detail getoond in Fig. 4 bevat de huls 40 een eerste helft 41 en een tweede helft 42, die in dit voorbeeld beide 180 graden afdekken. Dat is echter geenszins noodzakelijk. De twee helften 41, 42 van de huls 40 zijn aan elkaar bevestigd met een gebruikelijk en solide 10 bevestigingsmiddel 44. Een afdichtingsmiddel 46 is aanwezig om lek te voorkomen. In dit voorbeeld wordt gebruik gemaakt van een verbinding met bouten en moeren. De huls bedekt in dit voorbeeld een buisdeel 140, dat voorzien is van een opening (zie Fig. 9). Een afsluitring 45, bijvoorbeeld van 15 rubber, zorgt voor een geschikte afdichting tussen het buisdeel 140 en de huls 40. De kabeldoorlaten 31, 32 staan onder een hoek met de as van de buis 110, welke hoek bij voorkeur kleiner dan 60 graden is, bij verdere voorkeur kleiner dan 45 graden. De kabeldoorlaten 31, 32 zijn 20 voorzien van een vloeistofafsluiter 39. Het gebruik van een huls die twee helften 41, 42 bevat, is gunstig, aangezien ten minste een gedeelte van de kabeldoorlaten 31, 32 zodoende als profiel in de helften vormgegeven kunnen worden. De buis 110 en de huls 40 kunnen gevormd zijn van 25 conventioneel constructiemateriaal geschikt voor gebruik in de mediumleidingen. Bekende materialen zijn beton, constructieplastic zoals polyethyleen, polyvinylchloride, roestvrij staal enzovoorts. De huls 40 kan roteerbaar bevestigd worden aan de buis 110, bijvoorbeeld door het 30 gebruik van schuifmoffen, zoals de vakman bekend. Een dergelijke constructie heeft als bijkomend voordeel dat het mondstuk eenvoudig geplaatst kan worden tussen een eerste en een tweede buisdeel van de buis 110, i.e. de huls 40 kan 29 onder of over een buisdeel geschoven worden en daarna weer terug in de andere richting.
Fig. 5 toont in een schematisch zijaanzicht een eerste helft 41 van de huls, met daarbij de kabeldoorlaten 31, 32.
5 Getoond wordt hierin dat de kabeldoorlaten 31, 32 opgebouwd zijn uit twee delen, elk gekoppeld aan een helft 41 van de huls. Deze constructie vormt een specifieke implementatie van een gunstige uitvoeringsvorm volgens de uitvinding. Volgens die uitvoeringsvorm is de eerste kabeldoorlaat deel 10 is van een mondstuk dat een opening in de buis afdekt. Het mondstuk bevat een eerste en een tweede onderdeel met een onderling oppervlak dat zich uitstrekt in een lengterichting door de eerste kabeldoorlaat. Het ontwerp is zodanig dat, om de kabel in de eerste kabeldoorlaat te brengen, de kabel in 15 het eerste onderdeel van het mondstuk wordt geplaatst, waarna het tweede onderdeel aan het eerste onderdeel vastgezet wordt onder sluiting van het oppervlak van de eerste kabeldoorlaat in diens lengterichting. In de implementatie volgens Fig. 5 vormt de huls het mondstuk. De 20 eerste helft 41 van de huls is daarbij het eerste onderdeel en de tweede helft van de huls het tweede onderdeel van het mondstuk. De kabel 80 wordt in de eerste helft 41 gelegd, waarna de tweede helft van de huls 40 geplaatst wordt op een zodanige wijze dat het oppervlak tussen de eerste en de 25 tweede helft gesloten wordt. Aldus ontstaat een kabeldoorlaat, die in dit voorbeeld als een ring de kabel omsluit. Het vastzetten van de eerste helft aan de tweede helft gebeurt in dit voorbeeld met bouten en moeren. De verdere onderdelen van de kabeldoorlaat, zoals getoond in 30 Fig. 6-8 hebben eveneens een blootliggend oppervlak in de lengterichting (i.e. een gleuf), door welke de kabel neergelegd kan worden. Waar hier het eerste en het tweede onderdeel elk een helft vormen, kan het tweede onderdeel ook 30 eenvoudigweg een rubberen element zijn, dat een gleuf of snede in een kabeldoorlaat afsluit. Het is evenmin uitgesloten dat het tweede onderdeel een lijmlaag is die wordt aangebracht op het eerste onderdeel, nadat de kabel in 5 de kabeldoorlaat gelegd is.
Fig. 6 toont in een schematische doorsnede de eerste kabeldoorlaat 31 die verbonden is aan de huls 40. Fig. 7 en 8 tonen in meer detail onderdelen ervan. De huls 40 bevindt zich daarbij tussen een eerste buisdeel 111 en een tweede 10 buisdeel 112 en is met schuifmoffen 115 roteerbaar aan die buisdelen 111, 112 bevestigd. De kabeldoorlaat 31 sluit een hoek a met de as door de buis. De kabeldoorlaat 31 is voorzien van een kabelspanner, waarmee de kabel 80 langs een wand van de buis aangespannen wordt. Daarmee wordt voorkomen 15 dat de kabel zorgt voor verstoppingen. De kabelspanner bevat een middel 38 voor het vastzetten van de kabel 80, en een middel 37 voor het aanspannen van de kabel 80. Opgemerkt wordt dat het middel 37 voor het aanspannen ook een motor kan zijn, of een katrol en niet noodzakelijk vast hoeft te 20 zitten aan de kabeldoorlaat 31. In dit voorbeeld bevatten beide middelen 37, 38 spleten 37A, 38A, waarmee de middelen rond de ononderbroken kabel 80 gebracht kunnen worden. Voor het middel 37 wordt in dit voorbeeld een draadwartel toegepast, voor het middel 38 wordt een klembus fitting 25 toegepast. Fig. 8 toont voorts een ring 39, waarvan een aantal toegepast worden in de vloeistofafsluiter. Ook deze ring 39 is voorzien van een spleet 39A. De ringen worden geplaatst binnen de draadwartel 38 en achter de klembus fitting 37.
30 Fig.9 toont in meer detail het buisdeel 140 dat door de huls 40 (niet getoond in Fig. 8) wordt afgedekt. Gebruik van een dergelijk verborgen buisdeel 140 heeft als eerste voordeel, dat de mechanische en thermo-mechanische 31 eigenschappen van huls plus buisdeel zeer vergelijkbaar zijn met de rest van de buis 110. Dat sluit aan bij de bestaande praktijk, ervaring en verwachtingspatroon in het vakgebied. Een tweede voordeel is dat er een dubbele afsluiting 5 ontstaat, wat risico van lek vermindert. Daarbij kan de huls uitgevoerd worden in een relatief fijn materiaal, waardoor de twee helften van de huls goed op elkaar kunnen aansluiten. Een derde voordeel is dat er slechts een opening 141 van beperkt formaat is. Wanneer de huls tijdelijk 10 verwijderd of geopend wordt voor het naar buiten brengen van de kabel 80, en er bevindt zich nog vloeistof in de mediumleiding, zal deze vloeistof niet onmiddelijk de bodem in stromen, c.q. een kleine overstroming of modderpoel veroorzaken, maar slechts via de opening naar buiten kunnen 15 komen. Aangezien de opening 141 voor het naar buiten halen van de kabel bij voorkeur gedraaid is naar een werkpositie aan de bovenzijde, zal de vloeistof in dit geval binnen de buis blijven. De opening 141 strekt zich in het bijzonder in de axiale richting uit. De lengte van de opening bepaalt de 20 ruimte voor de vorming van de lus; een te geringe lengte leidt tot een risico dat de kabel gaat knikken en kan breken; een te grote lengte maakt het moeilijker lek geheel te voorkomen. In een specifieke uitvoeringsvorm is in het buisdeel een kanaal aangebracht, dat geschikt is voor het 25 leiden van de kabel. Het kanaal vormt in het bijzonder een holte, die uitmondt in de opening 141. Een dergelijk kanaal is een extra hulpmiddel om de kabel in de gewenste radiële positie in de buis te positioneren.

Claims (26)

1. Werkwijze voor het aanbrengen van een kabel in een buis van een drukriool geschikt voor transport van een medium 5 met behulp van druk, welke werkwijze de stappen omvat van: Het toevoeren van vloeistof en/of het aanbrengen van druk in althans een gedeelte van het drukriool, dat zich uitstrekt vanaf een eerste punt;
2. Werkwijze volgens Conclusie 1, met het kenmerk dat een deel van de kabel gelegen in de buis vanaf de eerste langspositie op een gewenste radiële positie in de buis 30 geleid wordt na vorming van de lus.
3. Werkwijze volgens Conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de kabel verder gelegd wordt in de buis van het drukriool tussen het tweede punt en een derde punt, waarbij het derde punt zich op een afstand stroomafwaarts van het tweede punt bevindt, omvattend de stappen van:
4. Werkwijze volgens één van de Conclusies 1 tot 3, waarbij 20 stukken van de kabel op verscheidene langsposities tussen het eerste en het tweede of derde punt buiten het drukriool gebracht worden door: het maken van een lengtesparing in de buis aan een eerste langspositie tussen het eerste en het tweede 25 punt; het naar buiten halen van het stuk van de kabel onder vorming van een lus, en het afsluiten van de lengtesparing in de buis met een systeem dat voorzien is van een huls ter vervanging van 30 een gedeelte van de buis uitstrekt en dat voorzien is van een eerste kabeldoorlaat, waarbij de kabel door de kabeldoorlaat gelaten wordt.
5. Werkwijze volgens Conclusie 1 of 3, waarbij de kabel voorzien is van een vloeistofdrukopbouwer, zodanig dat drukvorming achter de vloeistofdrukopbouwer plaatsheeft, waardoor de kabel door het drukriool voortgestuwd kan 5 worden.
5. Het naar buiten brengen van de kabel aan het tweede punt aan het drukriool, zodanig dat een uiteinde van de kabel en een gedeelte van de kabel met een lengte voldoende voor het overbruggen van de afstand tussen het tweede en het derde punt;
6. Werkwijze volgens Conclusie 5, waarbij de vloeistofdrukopbouwer deel is van een trekorgaan dat zich aan een uiteinde van de kabel bevindt. 10
7. Werkwijze volgens Conclusie 5 of 6, waarbij de vloeistofdrukopbouwer een elastische ring bevat waarmee een diameter van de vloeistofdrukopbouwer aangepast wordt aan een diameter van de buis van het drukriool. 15
8. Werkwijze volgens Conclusie 1 of 2, waarbij een gedeelte van kabel dat zich uitstrekt in de buis vanaf de eerste langspositie gespannen wordt, in het bijzonder door gebruik van een kabelspanner aan de eerste 20 kabeldoorlaat.
9. Werkwijze volgens conclusie 1, 2 of 8, waarbij een mondstuk van het systeem gedraaid wordt tot een beschermde positie waarin de kabeldoorlaat en de naar 25 buiten gebrachte kabel beschermd zijn tegen beschadiging door graafwerk door middel van de huls of de buis.
10. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het afsluiten van de opening met het systeem assemblage van twee helften 30 van de huls omvat, waarbij de kabeldoorlaat uitgevoerd is als een profiel.
10. Het toevoeren van vloeistof en/of aanbrengen van druk op een gedeelte van het drukriool vanaf het tweede punt stroomafwaarts; Het invoeren van de kabel op het tweede punt in het drukriool en het leggen van de kabel door de buis van de 15 mediumleiding vanaf het tweede punt stroomafwaarts tot het derde punt, waarbij de kabel door de druk en/of vloeistof in het drukriool wordt meegevoerd;
10. Het leggen van de kabel door de buis van het drukriool vanaf het eerste punt stroomafwaarts tot een tweede punt, waarbij de kabel door de vloeistof en/of de druk in het drukriool wordt meegevoerd; Het maken van een lengtesparing in de buis tussen een 15 aldus onderscheiden eerste buisdeel en een tweede buisdeel aan een eerste langspositie tussen het eerste en het tweede punt; Het naar buiten halen van een stuk van de kabel aan de eerste langspositie onder vorming van een lus, nadat de 20 kabel gelegd is tot aan het tweede punt en Het afsluiten van de lengtesparing in de buis met een systeem waarin een eerste kabeldoorlaat geïntegreerd is en dat voorzien is van een huls ter vervanging van een gedeelte van de buis, waarbij de kabel door de 25 kabeldoorlaat gelaten wordt.
11. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies 1-9, waarbij het systeem een roteerbaar mondstuk met de eerste kabeldoorlaat bevat.
12. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat naast een eerste een tweede 5 kabeldoorlaat wordt toegepast, waarbij in elke kabeldoorlaat een stuk kabel gelegd wordt.
13. Werkwijze volgens conclusie 12, waarbij een huls gebruikt wordt die verschillende mondstukken bevat, elk 10 met een kabeldoorlaat.
14. Drukriool geschikt voor transport van een medium met behulp van druk waarin een kabel is opgenomen, welk drukriool een buis omvat en voorzien is van: 15. inspectieputten op een eerste punt en op een tweede punt aan het drukriool, welke inspectieputten geschikt zijn voor het inbrengen van de kabel in het drukriool en het verwijderen van de kabel uit het drukriool,
15. Drukriool volgens Conclusie 14, waarbij het systeem een 5 eerste en een tweede kabeldoorlaat omvat.
16. Drukriool volgens Conclusie 14 of 15, met het kenmerk dat de eerste kabeldoorlaat roteerbaar is ten opzichte van een as door de buis. 10
17. Drukriool volgens een van de conclusies 14-16, met het kenmerk dat het systeem een mondstuk is dat een eerste en een tweede onderdeel bevat met een onderling oppervlak dat zich uitstrekt in een lengterichting door 15 de eerste kabeldoorlaat, zodanig dat, om de kabel in de eerste kabeldoorlaat te brengen, de kabel in het eerste onderdeel van het mondstuk wordt geplaatst, waarna het tweede onderdeel aan het eerste onderdeel vastgezet wordt onder sluiting van het oppervlak van de eerste 20 kabeldoorlaat in diens lengterichting.
18. Drukriool volgens een van de Conclusies 14-17, met het kenmerk dat de eerste kabeldoorlaat voorzien is van een kabelspanner voor het aanspannen van een gedeelte van de 25 kabel, dat zich in de buis uitstrekt vanaf de eerste langspositie.
19. Drukriool volgens conclusie 15, met het kenmerk dat de eerste en de tweede kabeldoorlaat elk deel uit maken van 30 een roteerbaar mondstuk.
20. Drukriool volgens conclusie 19, met het kenmerk dat het roteerbare mondstuk gevormd wordt door een roteerbaar segment dat zich langs tenminste een gedeelte van een omtrek van de buis uitstrekt en geplaatst is in de buis of in een huls die in een lengtesparing tussen een eerste en een tweede buisdeel van de buis is 5 aangebracht.
20. Een middel gelegen aan of in de buurt van het eerste punt voor het toevoeren van vloeistof waarmee de kabel door het drukriool vervoerd kan worden; Een lengtesparing tussen een aldus onderscheiden eerste buisdeel en een tweede buisdeel in de buis aan 25 een eerste langspositie tussen het eerste en het tweede punt, door welke lengtesparing een stuk kabel buiten het drukriool gebracht kan worden onder vorming van een lus; Een systeem voor de afdichting van de lengtesparing 30 waarin een eerste kabeldoorlaat geïntegreerd is en dat voorzien is van een huls ter vervanging van een gedeelte van de buis, , waarbij de eerste kabeldoorlaat de kabel doorlaat, zodat een gedeelte van de kabel aan de eerste langspositie buiten de buis ligt.
21. Drukriool volgens conclusie 14, met het kenmerk dat de huls twee zodanig gevormde helften bevat, dat bij assemblage van de helften de kabeldoorlaat gevormd 10 wordt.
22. Drukriool volgens conclusie 14, met het kenmerk dat de huls een buisdeel met een opening afdekt, welk buisdeel in het bijzonder met de huls roteerbaar is. 15
23. Drukriool volgens één van de conclusies 14, 21 of 22, met het kenmerk dat de huls met behulp van schuifmoffen aan het eerste en aan het tweede buisdeel verbonden is.
24. Drukriool volgens conclusie 14 tot 23, met het kenmerk dat de kabeldoorlaat ten opzichte van de as van de buis een hoek insluit van ten hoogste 60 graden, bij voorkeur 45 graden of minder.
25. Drukriool volgens conclusie 14, met het kenmerk dat het middel voor invoeren van vloeistof een doorspoelkraan is.
26. Werkwijze voor het verschaffen van een huisaansluiting 30 aan een kabel die onderdeel is van een voor communicatie-doeleinden bedoeld kabelnetwerk, ter hoogte van de eerste langspositie, omvattend de stappen van: Het verschaffen van een drukriool voorzien van de kabel volgens conclusie 14 tot 25; Het roteren van de eerste kabeldoorlaat vanuit de beschermde positie naar een werkpositie, indien gewenst 5 of vereist Het verbinden van een huisaansluitingskabel aan de kabel, en Het roteren van de eerste kabeldoorlaat vanuit de werkpositie naar de beschermde positie, indien gewenst 10 of vereist.
NL2006652A 2011-04-21 2011-04-21 Glasvezelkabel in een drukriool. NL2006652C2 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2006652A NL2006652C2 (nl) 2011-04-21 2011-04-21 Glasvezelkabel in een drukriool.
US14/113,147 US9657869B2 (en) 2011-04-21 2012-04-19 Optical fiber cable installation in a pressure sewerage
PCT/NL2012/050266 WO2012144901A1 (en) 2011-04-21 2012-04-19 Optical fiber cable installation in a pressure sewerage
EP12720668.8A EP2699954B1 (en) 2011-04-21 2012-04-19 Optical fiber cable installation in a pressure sewerage
US15/495,534 US10459186B2 (en) 2011-04-21 2017-04-24 Optical fiber cable installation in a pressure sewerage

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2006652A NL2006652C2 (nl) 2011-04-21 2011-04-21 Glasvezelkabel in een drukriool.
NL2006652 2011-04-21

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2006652C2 true NL2006652C2 (nl) 2012-10-23

Family

ID=46062692

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2006652A NL2006652C2 (nl) 2011-04-21 2011-04-21 Glasvezelkabel in een drukriool.

Country Status (4)

Country Link
US (2) US9657869B2 (nl)
EP (1) EP2699954B1 (nl)
NL (1) NL2006652C2 (nl)
WO (1) WO2012144901A1 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ITMI20121814A1 (it) * 2012-10-25 2014-04-26 Sb Lab Sa Navetta per percorrere condotti e kit per la posa di un filo guida in condotti di elevata lunghezza
CN113353720A (zh) * 2021-05-02 2021-09-07 衢州学院 一种电缆铺设供线辅助机构

Families Citing this family (23)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US9531174B2 (en) 2012-02-28 2016-12-27 Centurylink Intellectual Property Llc Apical conduit and methods of using same
US9062423B2 (en) 2013-03-15 2015-06-23 Centurylink Intellectual Property Llc Cast-in-place fiber technology
US9786997B2 (en) 2013-08-01 2017-10-10 Centurylink Intellectual Property Llc Wireless access point in pedestal or hand hole
US10276921B2 (en) 2013-09-06 2019-04-30 Centurylink Intellectual Property Llc Radiating closures
US10154325B2 (en) 2014-02-12 2018-12-11 Centurylink Intellectual Property Llc Point-to-point fiber insertion
US9780433B2 (en) 2013-09-06 2017-10-03 Centurylink Intellectual Property Llc Wireless distribution using cabinets, pedestals, and hand holes
US10578825B2 (en) 2013-09-06 2020-03-03 Centurylink Intellectual Property Llc Apical radiator
US10613284B2 (en) * 2013-10-18 2020-04-07 Centurylink Intellectual Property Llc Fiber-to-the-Premises (FTTP) methods and systems
US10330882B2 (en) 2013-09-06 2019-06-25 Centurylink Intellectual Property Llc Apical radiator
US10774948B2 (en) 2013-10-18 2020-09-15 Centurylink Intellectual Property Llc Apical filler layers
US10015570B2 (en) 2014-02-12 2018-07-03 Centurylink Intellectual Property Llc Touchless fiber network
US9742172B2 (en) 2015-01-30 2017-08-22 Centurylink Intellectual Property Llc MediaLink interconnection box
US10249103B2 (en) 2016-08-02 2019-04-02 Centurylink Intellectual Property Llc System and method for implementing added services for OBD2 smart vehicle connection
US10110272B2 (en) 2016-08-24 2018-10-23 Centurylink Intellectual Property Llc Wearable gesture control device and method
US10687377B2 (en) 2016-09-20 2020-06-16 Centurylink Intellectual Property Llc Universal wireless station for multiple simultaneous wireless services
US10193981B2 (en) 2016-12-23 2019-01-29 Centurylink Intellectual Property Llc Internet of things (IoT) self-organizing network
US10222773B2 (en) 2016-12-23 2019-03-05 Centurylink Intellectual Property Llc System, apparatus, and method for implementing one or more internet of things (IoT) capable devices embedded within a roadway structure for performing various tasks
US10150471B2 (en) 2016-12-23 2018-12-11 Centurylink Intellectual Property Llc Smart vehicle apparatus, system, and method
US10146024B2 (en) 2017-01-10 2018-12-04 Centurylink Intellectual Property Llc Apical conduit method and system
JP7166077B2 (ja) * 2018-06-06 2022-11-07 矢崎総業株式会社 屈曲プロテクタ
CN111880270B (zh) * 2020-07-09 2022-08-16 中油奥博(成都)科技有限公司 垂直地震剖面光缆下井装置、油气勘探系统以及下井方法
US12105340B1 (en) * 2021-09-13 2024-10-01 Amazon Technologies, Inc. Cable installation using parachute
CN114218734B (zh) * 2022-02-23 2022-06-17 浙江华东工程数字技术有限公司 一种电缆最佳路径规划及计算方法

Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4648744A (en) * 1985-05-03 1987-03-10 Knapp Kenneth M Method and apparatus for positioning optical fibers in a buried conduit
EP0294243A2 (en) * 1987-06-04 1988-12-07 Nortel Networks Corporation Pipeline system
US4917539A (en) * 1987-06-04 1990-04-17 Saunders & Dolleymore Pipeline systems
EP0450814A1 (en) * 1990-03-31 1991-10-09 Nortel Networks Corporation Pipe inspection system
GB2312995A (en) * 1996-05-08 1997-11-12 Heidemij Advies Bv System for drawing a cable through a conduit
EP1011001A1 (de) * 1998-12-18 2000-06-21 Alcatel Vorrichtung zum Einführen und/oder Herausführen eines Kabels in eine bzw. aus einer rohrförmigen Leitung
WO2003060585A1 (de) * 2002-01-18 2003-07-24 Ccs Technology, Inc. Verfahren zum verlegen eines lichtwellenleiterkabels in einer gasleitung sowie kabelverlegeanordnung
US20040118454A1 (en) * 2002-11-25 2004-06-24 Alcatel Method of fitting a cable into a pipe
US20040247264A1 (en) * 2003-06-04 2004-12-09 Sempra Fiber Links Methods for installing fiber optic cable in a building having a gas riser

Family Cites Families (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1908821A (en) * 1930-04-29 1933-05-16 Chase Companies Inc Branch-fitting for pipes
US4067353A (en) * 1976-09-28 1978-01-10 Amp Incorporated Pipeline tap and connecting device
US4491349A (en) * 1981-02-09 1985-01-01 Robert Rice Y-Connection for flexible conduit
US4411459A (en) * 1981-06-29 1983-10-25 T. D. Williamson, Inc. Branch fitting for providing access to the interior of a pipe
US4580427A (en) * 1984-12-13 1986-04-08 Eisho Seisakusho Co., Ltd. Method for manufacturing ornamented head lug pipes
NL1001961C2 (nl) * 1995-12-21 1997-06-24 Nederland Ptt Werkwijze voor het installeren van een buizenstelsel met aftakkingen voor telecommunicatiekabels, alsmede een aftakelement voor toepassing bij die werkwijze.
US6564823B1 (en) * 1996-12-30 2003-05-20 John M. Mankins Method and apparatus for testing plumbing installations
DE29722107U1 (de) * 1997-12-17 1998-02-05 Alcatel Alsthom Compagnie Générale d'Electricité, Paris Vorrichtung zum Einführen und/oder Herausführen eines Kabels in eine bzw. aus einer rohrförmigen Leitung
US6019351A (en) * 1998-01-15 2000-02-01 Vikimatic Sales, Inc. Method and apparatus for introducing a cable into a conduit
DE10105735A1 (de) * 2001-02-08 2002-08-14 Alcatel Sa Verfahren zur Verlegung eines Kabels oder eines Rohres
US20040130146A1 (en) * 2002-09-13 2004-07-08 Mays Todd A. Wine must tee
US20060207656A1 (en) * 2005-03-15 2006-09-21 Akihiko Takahashi Air bleeding pipe joint
EP1843181A1 (en) * 2006-04-03 2007-10-10 British Telecommunications Public Limited Company Cable installation
FR2902484B1 (fr) 2006-06-15 2010-11-05 Sogetrel "procede d'installation de cables, gaines et analogues dans une canalisation non visitable et dispositif pour sa mise en oeuvre"
US8459611B2 (en) * 2007-08-30 2013-06-11 Wesco Distribution, Inc. System for the simultaneous introduction of two items into a conduit

Patent Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4648744A (en) * 1985-05-03 1987-03-10 Knapp Kenneth M Method and apparatus for positioning optical fibers in a buried conduit
EP0294243A2 (en) * 1987-06-04 1988-12-07 Nortel Networks Corporation Pipeline system
US4917539A (en) * 1987-06-04 1990-04-17 Saunders & Dolleymore Pipeline systems
EP0450814A1 (en) * 1990-03-31 1991-10-09 Nortel Networks Corporation Pipe inspection system
GB2312995A (en) * 1996-05-08 1997-11-12 Heidemij Advies Bv System for drawing a cable through a conduit
EP1011001A1 (de) * 1998-12-18 2000-06-21 Alcatel Vorrichtung zum Einführen und/oder Herausführen eines Kabels in eine bzw. aus einer rohrförmigen Leitung
WO2003060585A1 (de) * 2002-01-18 2003-07-24 Ccs Technology, Inc. Verfahren zum verlegen eines lichtwellenleiterkabels in einer gasleitung sowie kabelverlegeanordnung
US20040118454A1 (en) * 2002-11-25 2004-06-24 Alcatel Method of fitting a cable into a pipe
US20040247264A1 (en) * 2003-06-04 2004-12-09 Sempra Fiber Links Methods for installing fiber optic cable in a building having a gas riser

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ITMI20121814A1 (it) * 2012-10-25 2014-04-26 Sb Lab Sa Navetta per percorrere condotti e kit per la posa di un filo guida in condotti di elevata lunghezza
EP2725668A1 (en) * 2012-10-25 2014-04-30 Sb-Lab S.A. Shuttle for treading ducts and kit for laying a dragging wire into high length conduit
CN113353720A (zh) * 2021-05-02 2021-09-07 衢州学院 一种电缆铺设供线辅助机构
CN113353720B (zh) * 2021-05-02 2023-01-31 衢州学院 一种电缆铺设供线辅助机构

Also Published As

Publication number Publication date
EP2699954B1 (en) 2019-12-11
US9657869B2 (en) 2017-05-23
US20170299837A1 (en) 2017-10-19
EP2699954A1 (en) 2014-02-26
US10459186B2 (en) 2019-10-29
US20140202571A1 (en) 2014-07-24
WO2012144901A1 (en) 2012-10-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2006652C2 (nl) Glasvezelkabel in een drukriool.
CZ301642B6 (cs) Zpusob pokládání datových vedení
KR101066648B1 (ko) 터널용 집수장치
NL2009654C2 (en) Glass fibre cable in a pressure sewer.
US9732506B2 (en) Anti-overflow toilet with detachable primary and secondary drain tubes
US20180163358A1 (en) Water diversion system, method and apparatus
KR100939378B1 (ko) 흡입펌프를 이용한 자동 채수 및 역세장치
JP2013253444A (ja) 多層式下水道管
JP2004504793A (ja) 地中へのダクトの設置方法及び装置
FR2720873A1 (fr) Procédé et dispositif de pose d'un câble souterrain de télécommunications.
RU2122076C1 (ru) Способ обкладки канализационного трубопровода и устройство для его осуществления
CN207974976U (zh) 便携式漂浮潜水泵
JP6382053B2 (ja) 取水システム
US20090297280A1 (en) Shiftable Fluid Diversion Conduit
KR200266201Y1 (ko) 도로의 조경 가로수 물 공급시설
JP2007308961A (ja) 横配管継手およびそれを用いた排水管路構造
JP2004270395A (ja) 雨水貯留システム
KR102619187B1 (ko) 미세 버블 발생 장치를 갖는 상수도관 세척 시스템 및 이를 이용한 상수도관 세척 공법
JP3162563B2 (ja) 流路可変式排水桝および排水桝の流路切換方法
KR101668220B1 (ko) 하수,오수,폐수관용 세정장치
JP4235737B2 (ja) 内面螺旋案内路付き管
KR101814880B1 (ko) 하수관로 물 돌리기 시스템
CN205134296U (zh) 一种水利灌溉玻璃钢水渠
SU1085567A1 (ru) Поливной трубопровод
NL1026115C2 (nl) Inrichting en werkwijze voor het door de grond duwen/trekken van kabels en/of kabelbuizen.

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20200501